iel Land van Heusden en Alleoa, de Langstraat en de iionimeierwaard.
Een Rechterlijke Dwaling.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
FEUILLETON.
De Oorlog.
No3393ff7oensdag 9 September
1914.
Het Duitsche zware vesting-
geschut.
Nieuwe oorlogsverklaringen.
De Duitschers in Frankrijk.
1 UUB^AN
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/* ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
De geheele Oogstmaand van dit jaar
is te midden van brandende oorlogs
fakkels voorbijgegaan, en de wereld
heeft al de dagen, ja al de uren die
de maand Augustus telde, in angst en
vreezen doorgebracht. De eene oorlogs
verklaring volgde op de andere, zoo
dat binnen het tijdsverloop van nog
geen 4 weken, dertien oorlogsverkla
ringen van mogendheid tot mogend
heid werden gericht; en Augustus ging
niet heen, voordat nog de veertiende
oorlogsverklaring geschiedde, die van
Oostenrijk aan Belgie. En mag men
aan sommige berichten geloof schen
ken, dan laat het zich aanzien, dat
het zelfs bij deze veertien oorlogen
niet blijven zal, en dat een der wei
nige groote rijken, die tot dusverre
neutraal bleef, binnenkort partij zal
moeten kiezen. Bovendien schijnen de
verwikkelingen in het naburige Oosten
een keer te zullen nemen, die ook nog
ddér ons verrassingen zal kunnen be
reiden. Indien men, de kaart van
Europa aanschouwend, de landen die
met elkander in oorlog zijn, met
zwarte verf zou willen merken, er
bleef maar een luttel stukje over, dat
niet den stempel van den rouw zou
dragen.
En reeds een volle maand is het
vreeselijk drama van geweld en ver
nieling aan den gang, en niemand
die voorspellen kan, wanneer het einde
daar zal zijn. ^Integendeel, hoe verder
wij vorderen, hoe meer de horizont
zich van ons schijnt te verwijderen,
en wat men gemeend heeft, dat on
mogelijk een aantal weken zou duren,
die brand van Europa, men komt
thans tot de overtuiging, dat er allicht
maanden en maanden, zoo niet langer,
mede gemoeid zullen zijn. En al dien
tijd zal het kanon over de velden in
en boven de steden van het oude
Europa blijven donderen, zullen dui
zenden en duizenden elkander op dood
en leven bekampen, zal de lucht ver
vuld blijven van het erbarmelijk wee-
geklaag van gewonden en stervenden.
Want wat niemand, ook de ervaren
krijgskundige niet heeft durven voor
spellen, staat bewaarheid te worden
deze wereldbrand zal er een van geens
zins korten duur zijn. En de gebeur-
21)
XXI.
Zoo als de algemeene meening den rechter
Menessier beschreef, zoo was hij in waar
heid. Eij was op-en-de-op sceptisch, hij
zag in iedereen een boosdoener. Hij had
vijf arrestanten en de moord was zoogoed
als zeker door vijf personen bedreven, dus
ontbrak er niets aan de instructie, maar
hij wilde altijd nog meer getuigen ver
zamelen voor zijn aanklacht om de advo-
katen die de beschuldigden zouden ver
dedigen, geheel uit het veld te slaan.
Hij schreef dus een nieuw getuigenver
hoor uit, tegen den vijf en twintigsten
Floreal.
De eerste getuige dien hij liet voorkomen
was Adrien Roger, in dienst van een zekere
Delorme in Lieusaint woonachtig.
„Bij de eerste enquete, burger Roger,
hebt gij reeds aan de brigadiers der gen
darmes verklaard, dat gij den achtsten
Floreal in Lieusaint de vier personen hebt
ontmoet, die beschuldigd worden de post-
kar naar Lyon te hebben aangevallen en
geplunderd."
„Zeker, burger-rechter, ik heb dat ver
klaard omdat het de waarheid is."
„Kunt gij niet nog nadere bizonderheden
aan de justitie meedeelen?"
„Ik zoude niet weten welke."
„Hoe laat hebt ge die personen gezien
„Ongeveer zeven uur 's avonds."
„Goed, ga voort."
„Ik was op den weg naar Montgeron,
ik hadj in Maisons-Alfort mest gehaald, toen
ik die vier ruiters tegenkwam."
tenissen op het slagveld in de maand
Augustus zijn daar om te bewijzen
hoe inderdaad deze oorlog er een van
langen duur dreigt te worden. In den
grooten Europeeschen oorlog van nu
44 jaar geleden, was na een volle
maand strijdens, reeds veel meer en
veel bepaalder resultaat bereikt. Yan
de beide kampioenen was alreeds één
zieltogend ter aarde geworpen, na
luttel weken van strijd. Thans echter
heeft zoo min aan het westelijk front
waar de Duitschers tegenover Fran-
schen, Engelschen en Belgen staan,
heeft zoo min aan het oostelijk front,
waar Russen en Duitschers elkander
bevechten, heeft zoo min aan het Ga-
licische front waar de Oostenrykers
zich tegenover de Russen en Serviers
bevinden, een krijgsgebeurtenis plaats
gehad, die de oorlogskans een defini
tieve richting doet uitgaan.
Wel kan men ongeveer vaststellen,
dat, alles te samengevat, de mogelijk
heid bestaat, dat de Duitsche strategie
ook nu weder ten slotte zal blijken
opgewassen te zijn tegen „een wereld
van vyanden" gelijk de Duitsche kei
zer het uitdrukte, doch een absoluut
afdoend resultaat is nog geenszins be
reikt.
Uitgezonderd het rampzalig Belgie,
door een overmachtigen vijand voor
eeD groot deel bezet, kunnen op dit
oogenblik noch Duitschers of Oosten
rijkers, noch Franschen, Engelschen
of Russen op eenig resultaat wijzen,
dat onbetwistbaar op een eindoverwin
ning of eind-nederlang aanstuurt. Dit
heeft althans deze volle maand van
wereldstrijd uitgemaakt, dat zij niet
gebracht heeft, wat velen bij den aan
vang vast overtuigd waren, dat zij
spoedig brengen moesteen beslissen
de slag, verplettering of overwinning,
maar in elk geval een afdoenden uit
slag, en tevens dus het uitzicht ope
nend op een naderend eind. Integen
deel, wij staan thans in begin Sep
tember feitelijk nog even ver, zooniet
nog verder van het einde van den
oorlog af. De oorzaak daarvan is on
getwijfeld, eendeels de niet te vermoe
den groote uitbreiding die deze krijg
gekregen heeft, waardoor hij thans
feitelijk een geheel werelddeel omspant,
anderdeels doordien globaal genomen,
de wederzijdsche krachten, niet zooveel
uiteenloopen, dat het feit spoedig kan
worden beslecht. Integendeel, de taaie
J|„Heb je die ruiters goed genoeg gezien
om ze te kunnen herkennen?"
„Daar wil ik niet voor instaan, maar
als ik hen zie, herken ik er misschien
één."
„Rechter Menessier meende nu reeds een
nieuwe getuige èt charge te hebben ge
vonden en gaf order dat de gevangenen
binnen gebracht werden. Hij wees het eerst
op Lesurgues en vroeg aan Roger
„Dezen herkent ge zeker wel?"
„Pardon, ik weet zeker dat ik dezen
niet heb gezien."
„Dat is vreemd, want het is bewezen
dat hij" een van de vier ruiters was."
„Als u het zegt zal het wel zoo wezen,
maar ik heb dat gezicht niet gezien."
„En de volgende dan?"
„Ik herinner mij die persoon volstrekt
niet."
„Dat is kras," viel de rechter uit, die
erg teleurgesteld was, „waar had je dan
je oogen op dat oogenblik?"
„O heel goed tot mijn dienst, want deze
bijvoorbeeld, daar wil ik op zweren, dat
die één van de vier ruiters was."
Hij wees daarbij op Courriot.
Conrriot bleef zeer kalm en zeide
„Kijk me goed aan, burger en je zult
je dwaling inzien."
„Volstrekt niet," antwoordde Roger, „ik
herken nu zelfs je stem."
Courriot haalde zijn schouders op.
Sprak hij dan, toen hij je voorbij reed?
Wat zeide hij wel?"
Hij vertelde allerlei, waar de anderen
om lachten. Ik kon hem heel goed ver
staan, het waren geschiedenisjes omtrent
vrouwen, en juist omdat ik luisterde zag
ik hem des te beter aan."
„Die aanwijzing is dunkt mij, heel nauw
keurig Courriot.
Courriot antwoordde niet maar lachte.
„Kijk nu de anderen eens aan, Roger,"
en te Berlijn ongetwijfeld niet ver
moede heldhaftige tegenstand van het
dappere Belgische volk, is, ja moet
een geduchte tegenslag voor de bere
keningen van den Duitschen generalen
staf geweest zijn, terwijl alsmede, de
op hoeveel bezwaren ook stuitende
hulp der Engelschen op het vasteland,
insgelijks een streep door de Berlijn-
sche rekening is geweest. De verbit
terde woede, die ginds tegen de „per
fide Albion" gekoesterd wordt en bij
elke gelegenheid tot uiting komt, strekt
tot bewijs. De Franschen zijn, als het
ware in zekere zin, een der Duitschen
„natuurlijken" vijandde Engelschen
daarentegen konden, aldus de Duitsche
opinie, hét voor het toekijken hebben.
Dat zij nochthans te water en te land
eigenhandig zijn deel komen nemen
aan den wereldstrijd, geeft dezen eeD
bijzonder verbitterd karakter.
Aldus zien wij aan het einde van
een volle maand strijdens, in het
Oosten de Russen op vijandelijk grond
gebied voortgedrougen, doch weder
teruggeworpen en zich toch weder
langzaam voorwaarts bewegende, zien
we aan de Oostenrijk-Russische grens
met afwisselende kansen slagen leve
ren, zonder dat feitelijk een der par
tijen aan den winnenden kant blijft,
zien we het bombardement van Bel
grado waarmede bijna 5 weken gele
den de oorlog begon, thans opnieuw
hervat wordenzien wij op het wes
telijk oorlogsveld langzaam de Duit
sche legerkorpsen terrein winnen voor
bij den Elzas en Lotharingen naar
Frankrijk toe, zien wij hen Noordelijk
Frankrijk binnenvallen geleidelijk op
gedrongen naar het hart van het
vijandelijke land, maar toch daar nog
mijlen en mijlen van verwijderd zijnde,
zien we een grootendeels verpletterd
Belgie, ziedaar in hoofdzaak het
resultaat van een ademlooze spanning
over heel de wereld een volle maand
lang!
Wie, die niet vurig verlangt naar
het oogenblik, mocht het nog deze
zelfde stonde slaan, waarop een on
zichtbare machtige hand rijst boven
alle die millioenen strijders, hun een
„tot hiertoe en niet verder" bevelend.
Helaas, het zal niet mogen zijn, en
nog meerdere maanden zal de wereld
de vreeselijke lasten moeten torschen,
gelijk de oogstmaand van dit jaar haar
op de schouders legde
hernam de rechter, maar de getuige schudde
het hoofd en zeide heel beslist:
„Geen van die anderen was bij de ruiters
die ik ontmoette."
't ls goed, je kunt gaan."
De getuige verliet het vertrek en de vol
gende die binnengelaten werd was Bernard,
de schoolmeester van Montgeron.
„Ik heb den achtsten Floreal tusschen
schooltijd mijn gewone wandeling gedaan,
ik heb op den weg van Montgeron heel
duidelijk vier ruiters gezien, maar niemand
dergenen die hier voor mij etaan was daarbij,"
„En ben je hier gekomen om mij dat te
vertellen?" sprak Menessier spijtig.
„Neen, ik kwam omdat u mij hebt ont
boden."
„En er is geen enkele bizonderneid bij
die ontmoeting die je aandacht gaande
maakte?"
„Neen of toch, een kleinigheid, een
van de ruiters droeg een sabel met koper
ingelegd."
„Wie van de vier ruiters was dat?"
„Dat weet ik niet; ik heb de sabel gezien,
maar ik weet niet wie die droeg."
„Ik maak je mijn compliment, dat is nog
mooier; de sabel let je op, maar je weet
niet wie er mee gewapend was."
„De ruiter sneed er een tak mee af, die
hij, dit geloof ik, als karwats gebruikte."
„Prachtig I jé hebt als schoolmeester een
bizondere gave van opmerking."
„Ik kan alleen zeggen dat die ruiter een
ronden hoed op het hoofd had."
„Als de justitie geen andere getuigen
vond, zouden de misdadigers er genadig
afkomen."
Menessier kon zijn teleurstelling moeilijk
verbergen en hij zond den schoolmeester
tamelijk lomp weg.
Nu kwam Pierre Gilet, koopman in var
kens in Lieussaint, die getuigde op den
weg naar Melun, drie ruiters te hebben
Buitenland.
De correspondent van de Matin"
te Rome meldt de aankomst aan de
Weichsel van 5 Duitsche legerkorpsen
komende uit West-Pruisen, om den
opmarsch der Russische troepen te
stuiten.
Zij komen in grooten getale uit
Belgie en Noord-Frankrijk.
De Daily Telegraph verneemt uit Jo-
hannesberg, dat in de plaatselijke
bladen wordt gepleit voor uitzetting
van alle Duitschers uit het land en
voor de stichting van een verbond tot
het tegengaan van den handel met
Duitschers, 't welk overal in het Brit-
sche rijk tot dat doel werkzaam zou
zijn.
Bij den terugtocht der Belgische
troepen naar Antwerpen ontplofte een
granaat tegen het achterwiel van de
auto, waarin de koning gezeten was.
De auto werd ernstig beschadigd en
de Koning werd licht aan de hand
gewond.
Een deskundig lid van de directie
van de geschutfabriek, gevraagd of de
nieuwe Duitsche houwitser mortieren
niet spoedig slijten, antwoordde, dat
er op de geheele wereld niet zooveel
vestingen zijn, dat zij niet door een
enkelen mortier zouden kunnen ver
nield worden. Daarenboven kunnen in
korten tijd zooveel mortieren vervaar
digd worden, als men verlangt.
Volgens den Romeinschen corres
pondent van de „Daily News" zijn de
Russen die in Oost ^Pruisen waren
binnengedrongen minstens even sterk
als die welke binnenvielen in. Galicie.
Hun front strekt zich uit van Konings
bergen tot Thorn.
De Duitschers hebben de troepen
van Koningsbergen meer zuidwaarts
verschoven en samengetrokken tus
schen Gilgenberg en Ortelsburg, doch
zij slaagden er niet in den opmarsch
der Russen naar Marienburg te stuiten,
waar zij nu trachten de Weichel over
te trekken.
En dan staat de weg naar Berlijn
voor hen open.
Het garnizoen te Borlijn zou met
drie legerkorpsen versterkt zijn.
gezien.
„Er waren er toch vier," merkte de
rechter op.
„Wel mogelijk, maar ik heb er drie ge
zien."
„En herken je de drie ruiters uit de hier
aanwezige beschuldigden?"
„Neen, eigenlijk niet, of het zou deze
moeten zijn." Hij wees daarbij op Courriot,
„ik geloof wel dat ik hem gezien heb."
„Dat is tenminste iets. En de anderen?"
„O, die anderen, dat is een ander ding,
die heb ik niet gezien."
„Ook dezen niet?" vroeg de rechter op
Lesurgues ;wijzend.
„Deze?" Laat eens zien. Ja dat gezicht
herinner ik me wel ergens ontmoet te hebben
hier in de buurt. Ik geloof dat het mijnheer
de Per thuis is."
„Wel neen, hij heet Lesurgues."
„O dan verexcuseer, dan vergis ik me,"
De koopman werd bedankt, er was met
zulk een getuige niets te beginnen.
Vrouw Bougoin die nu werd opgeroepen
had vier ruiters gezien, waarvan slechts één
haar bizondere aandacht had getrokken, zij
vond dien niet terug onder de beschuldig
den, maar kon wel een nauwkeurig signa
lement geven.
Michel Hay, hoefsmid in Lieusaint had
ook vier ruiters gezien, maar herkende geen
hunner; ook hij gaf een signalement dat
op geea der aanwezigen paste.
Charles Thomas Alfroy, een bloemist in
Lieusaint, was een boer, die zich voor deze
bizondere gelegenheid in zijn Zondagsche
kleeren had gestoken. Hij was lang, mager,
glad geschoren, maar hij had zoo te zeggen
niets gezien.
„Ik slenterde door de Parijschestraat,"
zeide hij, ,,'s avonds tusschen acht en negen
uur, toen mij twee personen gearmd voor
bijgingen, die ik voor de eerste maal zag;
de eene, die aan mijn kant liep, had een
Te Ostende is geland het overschot
van de 4e legerafdeeling van het Bel
gische garnizoen dat in Namen heeft
gelegen. 14.000 soldaten van dit gar
nizoen hebben namelijk Frankrijk
kunnen bereiken, waar zij naar Hüvre
zijn opgemarcheerd. Van daar hebben
zij zich met bestemming naar Ostende
ingescheept. Onder hen bevond zich
generaal Michel, de oud-Minister van
oorlog. Toen zij te Ostende aankwa
men, heerschte daar groote vreugde.
Men was in de wolken over den
handigen zet van dit Belgisch legertje,
dat zoodoende de Belgische troepen
voor de verdediging van Antwerpen
weer met veertienduizend man heeft
vermeerderd.
De Berlijnsche correspondent van
het Persbureau Vaz Dias verneemt uit
de meest betrouwbare bron
De oorlogsverklaringen tusschen
Turkije en Rusland eenerzijds en Tur
kije en Griekenland anderzijds zijn elk
oogenblik te verwachten. Rusland
heeft reeds Bulgarije gevraagd of het
toe zou staan dat Ruslands troepen bij
Varne landen.
Bulgarije verklaarde dat het een
neutrale staat was en geen schending
van haar neutraliteit zou dulden.
Op de wedervraag of tegenover Rus
land geen uitzondering gemaakt zou
kunnen worden, heeft de Bulgaarsche
regeering rondweg elke schending van
baar neutraliteit afgewezen. Rusland
wilde voornamelijk Bulgarije doortrek
ken om naar Adrianopel en Konstan-
tinopel op te trekken. Tevens verne
men wij, dat Engeland reeds de blok
kade van de Syrische kust zou hebben
begonnen.
Een telegram aan de N. R. Ct. uit
Parijs meldt dd. 7 Sept.:
Volgens een officieel communiqué is
een algemeene veldslag gaande op de
lijn die loopt van Nanteuil de Haudoin
(tusschen Compiégne en Parijs) Meaux
(aan de Ourcq, 30 KM. ten Oosten van
Parijs) Sézanne (90 KM. ten Oosten
van Parijs) Vitry le Frangois (ten
Z.Z.O. van Ch&lons aan de Marne).
Dank zij het zeer krachtige optreden
der Fransche troepen, die sterk ge
steund worden door het Engelsche
leger, zijn de Duitschers dis eergiste
ren tot in de streek van Coulommiers
(15 KM. ten Z. van Meaux) waren op
getrokken, tot een terugtrekkende be
weging genoodzaakt.
ronden hoed op en ik geloof dat hij een
blauwen jas droeg."
„Je moet hem aanwijzen," zei de rechter.
„Je moet, je moet, jawel burger-rechter,
ik wil me niet zoo stellig uitlaten, ik ben
bang dat ik me vergis."
„Als je hem toch van nabij hebt gezien,
kan je hem wel herkennen."
„O, ik weet wel wat ik doen moet, bur
ger-rechter, ik zou het wel zeggen, als ik
zeker was van mijn zaak, ik ben niet gewoon
in den wind te schermen."
„Dus wil je eigenlijk niets zeggen?"
„Toch wel," hernam Alfroy, die zich niet
van zijn stuk liet brengen, „ik zeg dat ik
de personen van wie ik spreek niet herken."
„Heel goed, ga dan maar heen," ant
woordde de rechter op ruwen toon.
De vrouw van Alfroy, die nu volgde, was
veel beslister in haar aanwijzing.
„Ik stond buiten het hek van onzen tuin,
toen ik twee mannen te voet zag voorbij
gaan, een blonde en een donkere."
„Zie zoo, dat is een getuigenis," riep
Menessier tevreden uit, „als je dat hebt
opgemerkt, weet je zeker nog meer bizon
derheden."
„Ze hadden beiden hooge, slappe laarzen
aan en een van de twee verzilverde sporen."
„Weet je nog hoe ze gekleed waren?"
„Ik geloof dat de eene een ronden hoed
droeg en een blauwe jas en de andere een
donker bruine overjas."
Zij werd ook in tegenwoordigheid van
de beschuldigden gebracht en herkende aan
stonds Courriot, die als naar gewoonte bleef
glimlachen, maar omtrent Lesurgues was
zij niet heel zeker. Ik gelouf het wel, maar
ik durf het niet getuigen."
Laurent Chanbault stond op het veld te
werken toen hij vier ruiters zag voorbij rijden.
„Hoe laat was het toen vroeg de rechter.
„Dat kan ik niet precies zeggen, het was
tegen den avond.