Mel Land van Ueusdeu en Allen», de Langstraat en de ttonimeierwaard. 't Laat aas iet met rast. Een Rechterlijke Dwaling. au^ Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No3398Woensd ag 23 September1914. FEUILLETON. De Oorlog. UNB X/AN Vt X)R Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 77i ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag^ middag 12 uur ingewacht. 't Was een prachtige dag. De zon, die dien dag zoo warm geschenen had, daalde en zond haar zacht, vriendelijk koesterend licht door het raam. Ze lokte ons naar buiten en we gaven gehoor aan die roepstem. We gingen in den tuin met zijn rijkbeladen boomen en we verheugen ons over den rijkdom van vruchten. Maar we hebben ook gedacht aan al die vruchten, die rotten onder de boomen, omdat er geen koopers waren toen ze geplukt werden. En we hebben eveneens gedacht aan die andere boom gaarden, waar de boomen omgehouwen of verbrand liggen en waarvan de eige naars opgejaagd waren als waren ze wild gedierte. Toen gingen we 't veld in. De vogels zongen en kwinkeleerden, 't vee lag rustig te herkauwen en de gele korenhalmen stonden in schoven bijeengebonden, zoo ze niet reeds in de schuur waren geborgen. Hoe rijk ge zegend is ons land toch den geheelen zomer. Warmte en zonneschijn, alles kwam op tijd, als hadden we 't voor 't wenschen. We hebben stof tot danken voor dat goede. We kunnen blijde en tevreden zijn. En een wijle waren we het ook, want we zagen niets anders dan al dat mooie, we dachten aan niets anders. Maar 't duurde kort. Want weg vlogen onze gedachten weer, naar het arme geteisterde Belgie. Ook daar had de zomer zijn goede gaven rondgestrooid allerwegen. Ook daar maakte men zich gereed den rijken oogst in de schuren op te tasten. Maar toen kwam de oorlog. Weg al die zegeningen, die blijde ver wachtingen. Het kostelijke graan, waar straks zoo naar verlangd zal worden, werd vertrapt door menschen en dieren, verpletterd door wielen en kogels. Het schreit ten hemel dat men zoo moed willig vernield wat de natuur zoo rijke lijk voortbracht. En de zaaier staat nu met 't geweer in de hand gereed om den indringer het verder voortgaan te beletten, of hy licht met doorboorde borst of verpletterd hoofd onder de puin- hoopen van zijn vaderlijk woonhuis of de muren van zijn geliefde stad. Al zijn zorgen en zwoegen, zy'n werken en bid den, 't is tevergeefs geweest. Eén dag was voldoende om hem arm te maken en in 't graf te doen zinken. En wat een graf! Een kuil, een lange groeve, en 25) Zij vroegen pan verschillende personen wanneer de po3tkar voorbij kwam en hooren- de dat die eerst later kwam, keerde Lesurgues om en ging weer naar Lieusaint onder voor wendeel dat hij zijn rabel in de stal van burger Champeau had achtergelaten. In dien tus3chentijd hadden Champeau en zijn vrouw den sabel nauwkeurig be keken en hebben die herkend even beslist als Lesurgues zelf. Lnurgue3 bracht zijn paard weer naar stal en keek voortdurend naar de poatkar uit. Zoodra hij die hoorde aankomen ging hij haastig bij Champeau binnen, dronk een glas brandewijn en sprong in het zadel, waarop hij in galop wegreed. Toen was het ongeveer half neg9n. Onder de beschuldigden die nu in handen der justitie zijn worden Courriot, Lesurgue en Guénot beslist herkend als te behooren tot de vier genoemde ruiters. Eenigen tijd na hun vertrek kwamen twee personen ook te paard bij Champeau, zij vroegen of de weg naar Melun wel veilig was en waar de herberg van „la Galère" lag. Bij het heengaan liet een hunDer een witte zakdoek vallen die hij opraapte. Even voor de aankomst van den koerier vertrokken zij en Champeau en zijn vrouw meenen Bruer en Bernard te herkennen. Uit de gevoerde instructie blijkt dat de reiziger Laborde Excoffon heeft vermoord. Courriot heeft de vier paarden bij Muiron gebracht en is ze weer komen halen. Hij heeft van den achtsten op den negen- daarin al die mannen, die niets liever hadden gewild dan bij hun werk te blij- ven en daarover een laagje kalk en teer en een weinig aarde. Verder, verder gingen we op onzen tocht. Kinderen speelden vroolijk en riepen moeder blijde toe dat vader kwam. 't Was feest in die eenvoudige woning, eiken avond om dien tijd, want liefde woonde er. Zoo zijn er vele gezinnen, hier en daar en overal, ook in België. Alweer dat beklagenswaardige land Ook daar zijn kinderen, die hun vader liefhebben, die naar hem uitzien met verlangen, eiken avond. Maar 't baat niet. Vader is daar ginds in de forten, waar de zware kogels hun vernielend werk verrichtenin de loopgraven, die straks hun graf zullen worden. Kort geleden nog zaten ze in den ^ezelligen, huiselijken kring en maakten ze plannen voor de toekomst. Hoe geheel anders zal die toekomst voor hun zijnOveral in ons landje betrekkelijke rust en vrede en welvaart. En over de grenzen oorlog, ellende en armoede. Wa&r we liepen of stonden, wkt heerlijks we zagen dien dag in de schoone natuur, altijd weer moesten we denken aan België en Servië, aan Frankrijk en Duitschland on al die andere landen, waar toch óók de zon scheen en de regen viel, waar men ook op geluk hoopte en gaarne werkte voor den dag van morgen. Al die duizenden, die honderdduizenden, die nu onder de wapens zijn, klaar om dood en verderf rondom zich te zaaien, Dog maar kort geleden waren 't vreedzame menschen of wisselden beleefde groeten met elkaar. Al die vorsten, die nu die andere als vijanden beschouwen, hebben elkander feestelijk ontmoet, ze hebben elkander omhelsd en gekust, ze hebben verdragen ge sloten, verbonden bekrachtigd, oorlogs- bepalingen in het belang der beschaving opgesteld, en dat alles hebben ze met hun keizerlijke, koninklijke handtee- kening bekrachtigd, met hun woord jzegeld. Was die kus de kus van Judas, die zijn meester verried? Was dat beloven en bekrachtigen dan alles schijn en huichelarij Gaven dan al die menschen niets om het leven, om het geluk en welzijn van hun onder danen We weten het niet, we kunnen niet in de harten der menschen zien, maar we zijn soms geneigd om te zeggen ja, 't was huichelarij En dan, den Floreal niet te huis slapen en is den volgenden dag met zijn maitresse verhuisd. Hij heeft gelogeerd bij Richard, heeft een paspoort genomen en verliet daarmee den achttienden Parijs in een rijtuig van David Bernard. Hij is uitgeleid door Bruer, Richard en diens vrouw, hij heeft Guénot in Chateau Thierry ontmoet en we^d, op het oogen blik zijner arrestatie in het bezit gevonden van verschillende waarden en kleinodiën, die ongeveer gelijk komen met zijn aandeel in den buit. De medeplichtigheid van den colporteur Richard is bewezen, uit het feit dat bij hem een groote hoeveelheid nieuwe goederen is gevonden, die zijn vrouw zeer onlangs had gekocht. David Bernard, een reiziger der jaarmark ten is klaarblijkelijk de medereiziger die zich op den valschen naam van Laborde heeft laten inschrijven. Wat nu Bruer be treft, zoo hij al niet een der bedrijvers van de misdaad is dan heeft hij toch de moor denaars geholpen door in Parijs een rol te spelen die de taak zijner bondgenooten makkelijk maakte. Dientengevolge worden Lesurgues, Guénot Courriot, Richard en David Bernard be schuldigd van den 8sten Floreal jaar IV, omstreeks 9 uur des avonds, ter plaatse genaamd „le Closeau" op den weg van Lieusaint, kanton Melun, met voorbedachten rade te hebben vermoord den koerier Ex coffon en den postiljon Audebert met het doel zich te verrijken met de waarden die in het postrijtuig naar Lyon geborgen waren; Bruer van medeplichtigheid aan gezegde moorden en diefstal. Onmiddellijk na voorlezing dezer akte werd er appèl gehouden van de getuigen die in een daartoe bestemd lokaal moesten wachten totdat zij voor de balie zouden ge roepen worden. temidden v/an die groote vechtende, moordende landen het A'leine Nederland, waar 't no-g nnstig is, watir wij nog veilig kunnen loopen en werk'en en slapen. Wat geheime drijfveeren werken samen om de alles vernielende vlam buiten ons landje te houden? We weten er iets van, meenen het althans te weten. En nu vooral zijn we innig verheugd Nederlander te zijn, in Nederland te wonen. We weten echter dat de oorlog de geesel der volkeren is, al is ons land zelve ook tot nog toe buiten den oorlog gebleven. Straks, als de oorlogs- roes voorbij is en de nare werkelijk heid duidelijk wordt, dan zal allen krijgers gejammer in de ooren klinken, de3 daags, in den slaap, altijd, overal. En ook ons, die geheel buiten den oorlog stonden, zal het afschuwelijke van den oorlog nimmer met rust laten. Buitenland. BB VEEDESQERUCHTEN. De officieele „Nordd. Allg. Ztg." schrijft: Volgens een door Reuter ver breide melding uit Washington zou de Duitsche gezant aldaar verklaard heb ben, dat Duitschland tot den vrede be reid was, indien het Duitscli territorium in Europa niet verkleind werd. Zulke berichten hebben ten doel, om den indruk te verwekken, alsof Duitseh- land, niettegenstaande de overwinning zijner legers in het Westen en liet Oos ten, den strijd moede is Duitschland denkt er op het oogen- blik niet aan, om op welke wijze ook den vrede te maken. Wij herhalen, dat Duitschland slechts éen doel nastreeft, om nl. den opge drongen oorlog eervol ten einde te strijden. Van andere zijde wordt beweerd: De geruchten omtrent deze vredes voorwaarden zijn afkomstig van de New Yorksche „Evening World" en volgens dat blad komen deze voorwaarden hier op neer: 1. Duitschland zou gaarne bemidde lingsvoorstellen in overweging nemen, maar dit wordt het volkomen belet door de houding van Engeland. 2. Duitschland zal den strijd niet staken, zoolang van Engelsche zijde wordt beweerd, dat de oorlog moet wor den voortgezet tot een beslissing ge vallen is. 3. Duitschland kan zich enkel bezig houden met de quaestie van bemidde ling en vrede, indien ook de verbon denen bereid zijn een verzoenende en welwillende houding aan te nemen. 4. Indien de oorlog zal worden voort gezet tot een beslissing zal zijn geval len zooals Engeland dagelijks be weert zal Duitschland blijven vech ten. Mochten de verbondenen besloten zijn, Duitschland te verpletteren en het stukken van zijn gebied te ontnemen, dan zal het tot den laatsten man strijden. Mocht de wereld de hoop koesteren op ontwapening, dan zou de vernieti ging van Duitschland de slechtste ma nier zijn om dat te bereiken. Een ver pletterend Duitschland zou een herha ling te zien geven van de periode na de Napoleontische oorlogen: Duitsch land zou iederen man en ieder kind in het rijk wapenen voor den dag der wraak. 5. Duitschland is bereid, den oorlog als onbeslist geëindigd te verklaren. Een dergelijke oplossing zou, beweert het, het meest bijdragen tot een toe- komstigen vrede in Europa en tot ont wapening. Een besliste overwinning voor een van beide partijen zou niet tot stabiele toestanden leiden. Er zijn echter drie voorwaarden, die aan een overweging van vredesonder handelingen moeten voorafgaan. 1. De aanbieding van goede diensten door. de Vereenigde Staten moet iets tastbaarders omvatten, dan enkel „de goede diensten". Ofschoon de vriendelijke belangstel ling van de Amerikaansche regeering erkennende,merkt de Duitsche regeering op, dat het Amerikaansche voorstel géén verzekering bevat, dat Engeland zijn eisch van een oorlog tot een beslissing en een volkomen verplettering van Duitschland prijsgeeft. Zoolang Enge land in die opvatting volnardt, moet Duitschland doof blijven voor alle vriendschappelijke voorstellen van der den. 2. Duitschland moet in Europa niet worden geschonden. Terwijl onderhan delingen over de Duitsche kolonies kunnen worden gevoerd, moet het Duit sche Rijk in Europa intact blijven. 3. Duitschland moet in den vervolge door de omliggende rijken met rust gelaten worden. Uit Parijs wordt aan de Engelsche bladen gemeld, dat een Saksisch officier, die zich als krijgsgevangene te Troye bevindt, verklaard heeft, dat Duitschers herhaaldelijk gedurende de nachtelijke aanvallen op hun eigen manschappen vuurden. Twee der noodlottigste vergis singen gebeurden in België. In de om streken van Mechelen vernietigde de Duitsche artillerie een Prusisch regiment in de meening verkeerende, dat het Fransche infanterie was. I Op een anderen keer, nabij een grens dorp, streden twee bataljons van het 28e i regiment Duitsche infanterie tegen el kaar, terwijl elk bataljon dacht, dat het tegenover het 107e regiment infanterie der Fransche stond. Beide bataljons leden zware verliezen. Eet Belgische leger. Een bericht uit Gent zegt, dat de noodige orders zijn gegeven om onmid dellijk de lichting 1914 op te roepen. De milliciens zullen naar een der garni zoenssteden worden gezonden. XXVII. De voorzitter begon met het verhoor van de beschuldigden en wendde zich het eerst tot Lesurgues. „Uw naam?" „Joseph Lesurgues," was het antwoord. „Ouderdom „Acht en dertig jaar." „Geboorteplaats „Douai, waar ik tot verleden jaar woonde." „Adres in Parijs?" „Montmartrestraat No. 25, zoolang die nieuwe woning niet gereed was, woonde ik in bij mijn neef André Lesurgues, Montor- gueilstraat 38. „Gij hebt de tegen u gerichte aanklacht gehoord, wat hebt gij daartegen te zeggen?" „Ik zweer dat ik onschuldig ben aan die afschuwelijke misdaad." „Gij staat bekend als iemand die van een vroolijk leven houdt, omging metartisten, met galante vrouwen en dat ge ver boven uw middelen leeft." „Dat is alles laster." „Die toch zijn oorsprong vindt in een authentiek stuk." „Dan moet dat stuk valsch zijn." „Op aanvraag van den rechter van Melun, met de instructie belast heeft er in uw vroegere woonplaats een enquete plaats gehad, waaruit blijkt dat gij eerlijk en werkraam waart, maar gul tot in het over- drevene. Wel waart gij in zekeren zin wel varend, wij zullen de bronnen van uw ver mogen nader bezien, maar gij deedt uitgaven door te leven met tooneelspeelsters en rij toeren, die u eenmaal tot den ondergang moesten voeren." „Dat is een onjuiste vertolking van de enquete, en ik protesteer daartegen," „De jury zal onderzoeken wat uw protest waard is. Nu wat de bron van uw vermogen aai gaat. Gij stamt af van een familie van werklieden." „Dat is juist." „Gij hebt gediend." „Ja, in het regiment van Auvergne, dat ik met den rang van Sergeant verliet." „Daarna wordt gij aangesteld bij het district Douai en klimt op tot chef. Dat alles bewijst, dat gij moest werken voor uw levensonderhoud." „Dat geef ik toe, andere hulpbronnen had ik niet." „En tegenwoordig „Tegenwoordig behoef ik niet meer te werken." „Dat beweert gij althans, het is niet de meening van lieden die u kennen." „Ik heb nu een inkomen van twaalf duizetad francs," „Dat zegt gij en om het te bewijzen be weert gij groote winsten gemaakt te hebben op nationale eigendommen. De bizonder- heden van die eigendommen ktnnen wij niet." „Die kan ik u verschaffen. Ik ben eige naar van het kasteel Rochebaye." „Dat niets opbrengt." „Van de hoeve Ferein, een prachtig do mein." „Dat niet veel meer opbrengt dan Roche baye." „Vroeger had ik er een inkomen van over de acht duizend francs van." „Dat nu zeer is ingekrompen." „Neen, de vermindering is niet noemens waard." „Goed en verder?" „Ik bezit een mooi huis in Douai en land in het departement." „Als gij zuinig had geleefd zoude dat vol doende zijn geweest." „Ik heb veel eigendommen met groote wins t weer omgezet." „Ja maar het geld even spoedig verkwist als gewonnen." Ik heb nooit overdreven uitgaven gedaan of noemenswaardig geld verspild." Rome. Berichten zijn hier ontvangen uit Centinje, meldende dat de Montene- grijnen Geratza in Bosnië hebben bezet, welke plaats 32 K.M. van Serajewo is gelegen. Volgens^een telegram uit Johannes burg heeft de commandant Frederiks, die tijdens den Boerenoorlog aan het hoofd van een contingent Soandinaviërs aan de zijde der Boeren meevocht, aan lord Kitchener telegrafisch de diensten aangeboden van 1000 uitgelezen man schappen voor den oorlog in Europa. Als een bewijs, met welke snelheid en in welken omvang de Duitsche mili taire autoriteit troepenverplaatsingen weet uit te voeren, meldt een betrouw baar zegsman uit Aken aan de „Limb. Koerier", dat hij aldaar een trein gezien heeft, waarvan hij de technische samen stelling onmogelijk zou hebben geacht. De trein bestond uit een paai honderd greote wagons, getrokken door zeven zware locomotieven, n.l. drie voorop,twee in het midden en twee achterop. Met dezen trein alleen werden zestienduizend man troepen in zuidwaartsche richting vervoerd. Zaterdagmiddag om een uur was de termijn voor het teekenen der Duitsche oorlogsleening afgeloopen. Eerst over eenige dagen zullen de juiste cijfers bekend worden, daar uit alle steden van het rijk de opgaven moeten ver zameld worden. De milliardleening is echter reeds ver overteekend. De hoogste inteekenaars warenhet provinciaal bestuur van de Rijnprovin cie met 65 millioen, de firma Krupp met 30 millioen, de verzekeringsbank Victoria met 20 millioen, het kolen- syndicaat met 10 millioen, de Zentral Dalehnkassenverein met 5 millioen en Tot zoover had Lesurgues het veld be houden, maar de rechter had nog een ge ducht wapen in handen. „Wij zullen over uw vermogen niet verder uitweiden, maar er is nog eene bizonderheid in uw leven, die ge wel niet zult loochenen. Gij zijt gehuwd, en vader, en toch hebt gij een maitresse." De ongelukkige Lesurgue3, in de ziel ge troffen bleef zwijgen. „Welnu, antwoord," zeide Gohier levendig. „Het is waar." Lesurgues sprak de woorden met zwakke stem. „Hoe hard mij die bekentenis valt, ik zal mijzelf niet onteeren door een logen," voegde hij er bij. Dat stemt dus geheel overeen met hetgeen de enquete vermeldt van uw verkwistend leven. Maar nu zullen wij ons nader bezig houden met de omstandigheden lie aan de misdaad vooraf gingen en er op volgden." „Wat kan ik u daaromtrent zeggen? Ik weet er niets van." „Rij de instructie hebt gij beweerd Parijs den achtsten Floreal niet te hebben verlaten." „Dat zullen de getuigen bewijzen, die ik verzocht dat gehoord mochten worden." „Die zullen ook verhoord worden. Zeg mij nu hoe gij den dag en den avond hebt door gebracht." „Ik ben 's morgens naar de Montmartre straat gegaan om na te zien of het werk opschoot. Daar vandaan bezocht ik een van de leveranciers. Ik heb daarop een visite gemaakt bij mijn vriend Legrand, goudsmid in het Paleis Egalité." „Dat hebt gij ook bij de instructie be weerd." „Ik heb toen ook gezegd dat er sprake was van oorhangers die hem geleverd waren door burger Aldenoff en dat hij van Legrand een soeplepel kocht." j „Om hoe laat zijt gij van Legrand weg mil m

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1914 | | pagina 1