el Land van Neusden en Altena, de Langstraat en de Bominelerwaard
Een Rechterlijke Dwaling.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 339S. Zaterdag 26 September. 1914.
FEUILLETON.
De Oorlog.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 77j ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
De paarden in boer Harmen's stal,
uitrustende van een vermoeiende dag
taak, vertellen allerlei avonturen uit
hun veelbewogen leven. Een der drie,
een gewezen circuspaard, vertelt van
de wonderen, die het heeft meebeleefd.
Alles schitterde van nagemaakt goud,
het publiek ijsde van de halsbrekende
toeren, maar maakte, als die toeren
verricht waren, toch een geweldig ge
raas, omdat het programma zei dat
het zoo mooi was. En dan kwam pal
jas, die door zijn nieuwe of vernieuwde
grappen de menschen deed schateren
van 't lachen. Vreeselijk aardig was
hg, koddig, onnavolgbaar, en velen
hebben stellig den onverstoorbaar vroo-
lijken man benijd. Hem drukten geen
zorgen, hij kende geen verdriet, hij
was vroolijk en onbezorgd, den gan-
schen avond, zijn geheele leven. Maar
niemand van het publiek had het zol
derkamertje gezien waar hij woonde.
Daar was geen geschitter van goud
glans, geen gelach om zoutelooze grap
pen. Daar op dat zolderkamertje werd
geleden. Daar lag de moeder van de
talrijke kinderen ziek, daar werd ge
worsteld met den dood en daar grijnsde
den vader van alle kanten de armoede
tegen. Geneeskundige hulp was nau
welijks te verkrijgen en te spreken
over versterkend voedsel, voor moeder
en kinderen zoo hoog noodig, 't zou
spotten zijn geweest, want net was
onbereikbaar voor hen. En nu, pas
een uur geleden, had hij zijn getrouwe
levensgezellin de oogen toegedrukt,
waarna hij een wijle stom, geheel we
zenloos ter neder had gezeten, geen
raad wetende voor de toekomst, ner
gens troost en uitkomst ziende. Maar
toen was de werkelijkheid weer geko
men, had deze zich onverbiddelijk aan
hem opgedrongen, hij moest werken,
lachen en anderen doen lachen, om
brood voor zich en de kleinen te kun
nen koopen. Werken, o ja, het geeft
afleiding, het is balsem in de wonde,
maar zijn werk niet, -yant hij was
paljas, clown, hij moest grappen ma
ken, anderen doen schudden van de
pret, hij, die door eigen leed verteerd
werd. En niemand zag het hem aan,
dat hij door leed verteerd werd, geen
26)
Rechter Gohier meende of hoopte nog
een zwak punt te vinden en vroeg hem
„Toen gij Parijs hadt verlaten, waarom
hebt ge toen niet, als ge onschuldig zijt, den
weg naar Douai ingeslagen, waar uw zaken
u riepen, maar zijt naar Chateau Thierry,
bij Golier gegaan met Courriot?"
„Omdat Golier mij nadere aanwijzingen
omtrent den dief kon geven en het mij aan
genaam was de reis te doen met een reisge
zel als Corriot."
Gohier had het gevoel datGuénot hem
door de vingers glipte en hij zag wel dat de
bedaarde en waardige houding van dezen
getuige iudruk maakte op de gezworenen
Bernard, wiens beroep veel lager stond en
die zich doorgaans als een wildeman gedroeg,
had den schijn veel meer tegen zich.
De rechter vatte hem dus dadelijk aan op
het feit dat hij paarden had verschaft aan
de beklaagden.
„Burger Courriot had mij gezegd dat het
voor een uitstapje was," gaf Bernard als
reden op.
„Waar hebt gij den nacht van acht op
negen Floreal doorgebracht?"
„In Parijs, in bed, in het hotel de la Paix."
„Ja, oogenblikkelijk na de misdaad ben
je daar heen gereden en hebt er zoodoende
een deel van den nacht geslapen. Daar is
ook de buit gedeeld, want je kunt niet
loochenen dat Courriot daar andere kleeren
heeft gekregen, die zijn maitresse, Madeleine
Bréban, er bracht."
„De burgers Guénot en Lesurgues zijn
mensch dacht er aan dat hij leed, dat
hij zou kunnen lijden, want hij toonde
den menschen immer een vroolijk ge
zicht en onthaalde hen op de zotste
grappen.
Daar staat ergens, in een der
schoonste streken van onze provincie,
een mooi buiten. Geen voorbijganger
kan het laten er een blik heen te
wenden en meer dan een blijft een
poosje staan om te genieten van het
eenvoudige mooie, dat huis en tuin en
vergezicht daar te zien geven. Er zijn
er, die don bewoner bengden en met
hem zouden willen ruilen. En toch,
menig arme heeft meer genot in zijn
armoedige hut dan deze man in zijn
deftige woning. Niet alleen dat hij als
het ware geheel verkleefd is aan zijn
schatten en ze nog wel gaarne wil
zien vermeerderen, maar een lastige
ongeneeslijke kwaal ondermijnt lang
zaam maar zeker zijn gestel en ont
neemt hem een groot deel van het
genot, dat zijn rijkdom hem veroor
looft te gebruiken. En daarbij heeft
hij leed, doordat een, die hem dierbaar
is, krank is, nooit weer beter zal wor
den. Laatst, op een van die schoone
dagen, gingen wij zijn huis nog eens
voorbij. Hij zat in een gemakkelijken
stoel, temidden van groen en bloemen
doch met een trek van lijden op het
ingevallen gelaat. Wij zagen niet zijn
schatten, niet zijn fraaie woning, doch
alleen zijn leed, en een gevoel van
medelijden kwam over ons. De vreem
deling, de oningewijde weet niet van
's mans lijden en verdriet, die ziet
a^een de uiterlijke pracht, waardoor
de man omgeven is, en acht hem ge
lukkig als weinigen.
Zoo is er met bijna iedereen wel
wat.
Ook met ^nszelven wel.
Wij hadden verdriet, we waren ge
wond tot in het diepst onzer ziel.
Liefst zaten we stil terneer, alleen,
terwijl we meermalen moeite hadden
onze tranen te bedwingen. Maar dan
riep ons ons werk. Wij moesten het
werk .doen, wij moesten gewoon zijn
bij dat werk, niets laten blijken van
wat er in ons omging. En dat werk,
dat ons anders een lust was, scheen
ons nu een marteling. Wij waren blijde
toen de werktijd verstreken was, toen
we onze gedachten niet meer bij ons
werk behoefden te hebben, maar den
vrijen teugel konden laten. En wat
nooit in dat hotel geweest en ik heb, zoo
dikwijls ik in Parijs kwam, nooit ergens
anders gelogeerd."
„Er blijft nog één punt over, Bernard,
dat gij kunt ophelderen, zonder u tecom-
promitteeren.
„Als gij den reiziger niet zijt die plaats
heeft genomen naast den koerier, dan kent
gij hem toch in alle geval."
„Ik zal op verdere vragen niet ant-
woorden(" zei Bernard woedend, „want
dit laatste beweren is wederom al te on
zinnig."
De rechter resumeerde nu de verschil
lende verklaringen en zeide ten slotte
„De taktiek der beklaagden bestaat
daarin dat zij beweren elkaar niet of bijna
niet te kennen en dat zij, in alle geval,
den dag van de misdaad ver van elkander
waren, hetgeen niet wegneemt dat zij den
negenden Floreal bij elkaar gevonden worden
in het hotel de la Paix, waar 's morgens
de buit is gedeeld. Lesurgues, Courriot,
Guénot en Bernard zijn de vier ruiters
die in den namiddag van den achtsten
Floreal in Lieusaint en in Montgeron zijn
gezien. Nu moeten wij nog nagaan in hoe
verre de beide andere beklaagden schuldig
zijn."
Bruer werd onmiddellijk aangevallen
over zijn beroep.
„Gij zijt kok, huisknecht, sjouwerman,
commissionnair en openbaar schrijver ge
weest
„Ja, ik nam ieder werk ter hand waarmee
ik geld kon verdienen. Ik achtte dat altijd
beter dan om te komen van honger."
„Met andere woorden waart gij voor
niets geschikt en tot alles bereid."
„Ik heb nooit gebedeld en het karig
brood dat ik had, heb ik zelf verdiend."
„Je leefde op de zak van het gezin
Courriot onder voorwendsel aan Madeleine
Breban les te geven. Je hadt geen middel
was, maar
ons anders zeer welkom
toen niet, wag diter kwam ons een
vriend opzoeken. Hij sprak opgewekt
over velerlei, behandelde een ingewik
kelde zaak en vroeg ons oordeel. Wij
konden onze gedachten er echter niet
bij houden en we waren blij toen hij, i
blijkbaar teleurgesteld, ons verliet. De
buitenwereld achtte ons gelukkig, meer i
dan een benijdde ons, en toch, er I
deerde ons iets, zeer veel zelfs. Maar
wij rekenden ons de broeder van dien
armen paljas van het zolderkamertje
in het schitterend verlichte, vroolijke j
circus. Hij kon niet zeggen, mocht
niet laten blijken dat hem iets drukte.
Wij ook niet. Men zou ons niet be
grepen hebben en misschien wel ge
lachen hebben om ons verdriet.
Lezers, beoordeel niet alle dingen
naar hun schitterenden buitenkant,
want die bedriegt ons menigmaal, die
verbergt in zco menig geval de wer
kelijkheid, die, indien ge hem kendet,
u droevig zou stemmen misschien!
Uuiteulaud.
De „Daily Mail" verneemt uit Reims
dat 13 der 130 gewonde Duitschers,
die in de kathedraal van Reims ver
pleegd werden, in de vlammen zijn
omgekomen. Het was onmogelijk hen
te redden.
Vele beelden in den gevel der ka
thedraal zijn hoofdeloos.
Door den Russisehen kruiser „Bayan"
zijn een Duitsche kruiser en twee tor
pedobooten, welke in de Oostzee mij
nen legden, in den grond geboord.
Het verschijnen van het centrale
Duitsche socialistisch partijorgaan Vor-
warts, is bij beschikking van den mi
litairen bevelhebber te Berlijn, voor
drie achtereenvolgende dagen, ingaande
22 September, verboden.
Volgens de N. R. Ct. had het soc.-
dem. blad dezer dagen een schets ge
publiceerd van de Duitsche linie en
daarbij aanteekeningen gemaakt, waar
uit men moest opmaken, dat de voor
uitgang der Duitschers eigenlijk een
achteruitgang was geweest.
Het „Hbl. van Antw." meldt:
Uit goede bron wordt gemeld dat
een buitengewoon stout stuk is vol
bracht geworden door een escadrille
van Engelsche vliegers.
van bestaan en dus is het heel natuurlijk
dat Courriot je tot deelneming aan de
misdaad heeft aangespoord."
„Courriot heeft me nooit over de zaak
gesproken en toen ik later met Madeleine
Breban alleen bleef, heb ik van niets ge
weten." Toen Madeleine gehaald werd
om kleeren aan Courriot te brengen, was
je toen niet thuis?
„Ik was uit. Ik zocht werk, want ik
wilde niet ten laste van Courriot blijven
die niet rijk was."
„Je hoort het Courriot," zei Gohier triom
fantelijk, „je hebt beweerd voor de misdaad
zooveel geld te hebben gehad."
„Het is, althans in den tegenwoordigen
tijd, niet verstandig om het uit te bazuinen
als men rijk is."
„Alles duidt aan dat gij, Bernard, de
reiziger zijt die den koerier Excoffon heeft
vermoord."
„Dan zouden de talrijke getuigen mij wel
herkend hebben
„Het was donker en misschien heb jeje
wel onkenbaar gemaakt. Er is nog een ander
bewijs voor je medeplichtigheid: je hebt
met Bernard, je vriend Courriot en Made
leine uitgeleide gedaan tot naarBondy."
„Als ik iets te vreezen had, zoude ik niet
naar Parijs terug zijn gegaan."
„Je hebt je alleen willen overtuigen dat
Courriot goed en wel op reis was."
De laatste die verhoord werd was Richard.
Vertel ons eens waar die groote hoeveel
heid nieuwe goederen van daan kwam, die
bij jou in hui is gevonden."
„Ik heb altijd veel omgezet en als er
zich een goede gelegenheid voordeed, sloeg
ik zooveel ik kon, in."
„Behalve al die goederen is er nog zooveel
geld bij je verborgen gevonden."
„Het geld was niet verborgen, burger
president, maar in mijn kist gesloten, Cour
riot had mij juist een som afbetaald die
Dinsdagmorgen zijn vijf Engelsche
vliegers opgestegen met een bijzondere
zending. Het was er namelijk om te
doen het Duitsche militaire vliegplein
te Bickendorf, bij Keulen, daar waar
gewoonlijk de Zeppelins geborgen wor
den, te vernietigen.
De vijf koene vliegers geraakten tot
boven het vliegplein en waagden zich
tot op circa 500 meters boven de han
gars, om zeker hnn doel niet te
missen.
Zij wierpen verschillende bommen
op de hangars en terwijl ze zoo spoe
dig mogelijk de hoogte inklommen,
zagen de stoutmoedige Engelschen
tot hun groote voldoening, dat het
geheele vliegplein in vuur en vlam
stond.
Vergenoegd over den bekomen uit
slag zijn de Engelsche vliegers weer
naar hun vertrekpunt gekeerd, waar
vier van de vijf vertrokkenen zijn aan
gekomen, slechts een ontbrak.
Over dezes wegblijven werd zekere
ongerustheid gekoesterd, toen in den
namiddag bericht kwam dat de ont
brekende vlieger ergens op Belgischen
bodem was neergekomen.
Dadelijk is een auto-mitrailleuse in
de aangeduide richting vertrokken,
doch we zijn niet te weten gekomen
of de Engelsche vlieger in veilige ha
ven is aangekomen.
Volgens een telegram aan de Köl-
nische Zeitung zijn bij dooden en ge
wonde Servische soldaten dumdum
kogels gevonden, die geheel van het
zelfde maaksel zijn als de dum dums,
die op Fransche soldaten gevonden
zouden zijn. Het blad leidt er uit af,
dat bedoelde kogels van Fransch maak
sel zijn.
De „Matin" bevat een bericht omtrent
de nieuwe ontplofbare stof, bij het
Fransche leger in gebruik.
Den correspondent van de „Daily
Telegraph" geeft een verhaal van een
lid van het Amerikaansche Roode
Kruis, die de uitwerking der ontplof
bare stof met eigen oogen zou gezien
hebben
De Duitsche loopgraven, zoo verhaalt
hij, waren, nadat de Fransche kanonnen
gevuurd hadden, vol dooden, maar
dooden in zulk een houding, als de
wereld ze niet gezien heeft, sedert de
doodsengel gedurende den nacht van
wraak door het kamp der Philistijnen
trok, gelijk de Schriftuur verhaalt. Zij
stonden op een rij, het geweer aan den
schouder als een zwijgend legioen van
spoken".
En de correspondent voegt er aan
toe„Zoo luidde het verhaal van mijn
vriend. Ik geef het zonder commen
taren".
Een bekend Engelsch chemist, A. A.
Roberts, schrijft nu in de „Pall Mali
Gazette", dat hel niet meer noodig is,
een geheim te bewaren, dat trouwens
geen geheim meer is. Daarbij is het
onmogelijk, dat tijdens deze ontzettende
worsteling de vijand er in zou kunnen
slagen, het „Turpiniet" na te maken.
Dit nieuwe ontploffingsmiddel, zoo
zet Roberts dan verder uiteen, kan
niet worden gebruikt door de gewone
veldkanonnen om het te kunnen aan
wenden, zijn kanonnen noodig, die zeer
moeilijk te vervaardigen zijn.
Het gebruik van deze kanonnen is
thans toevertrouwd aan specialisten.
Indien de welgeslaagde proefnemingen
te Chalons-sur-Marne eerder waren
ondernomen, zouden de resultaten van#
den huidigen oorlog, althans in de
eerste phasen, gewijzigd kunnen ge
worden zijn.
Het „Turpiniet", dat zijn naam dankt
aan den beroemden uitvinder van het
mediniet, Turpin, brengt een volkomen
verlamming van alle organen te weeg
een oogenblikkelijke en pijnlooze dood
volgt voor ieder levend wezen onder
het bereik van de stof.
Dat de aldus teweeggebrachte dood
zonder pijn of doodstrijd is, wordt be
wezen door uitgestrekte onderzoekingen.
Daaruit volgt, dat van alle verschrik
kingswerktuigen uit den modernen
oorlog deze laatste uitvinding de meest
menschelijke is.
De uitwerking van het turpiniet is
absoluut verschillend van die van het
lydiet en bezit op militair gebied nog
meer eigenschappen. Misschien zal later
ook de geneeskundige waarde van deze
stof gevonden kunnen worden en een
tegengif voor zijn werking.
Het is natuurlijk een andere kwestie,
of dit tegengif ook in het leger zou
kunnen worden gebruikt.
hij mij nog schuldig was. Buitendien blijkt
alles uit mijn boeken, die volkomen in
orde zijn."
„De verdenking rust op u dat gij de
sommen hebt voorgeschoten die voor de
onderneming noodig waren, althans het
geld dat den vermomden reiziger voor zijn
plaats in de postkoets heeft moeten be
talen."
„Uit mijn kasboek zal moeten blijken
dat er geen dergelijke som uit mijn kas
is genomen."
„Je kunt toch niet ontkennen dat je de
bedrijvers van de misdaad hebt gekend,
want zij hebben na dien nog bij je gedi
neerd."
„Het is niet waarschijnlijk dat ik moor
denaars bij me aan tafel zou ontvangen."
„Wel wanneer je hun medeplichtige bent
al was het maar als heeler."
Het verhoor was daarmee afgeloopen en
Goehier voelde wel, dat hij niet op heel
vasten bodem stond. Een groot gewicht
moest nu nog door de verklaringen der ge
tuigen in de schaal gelegd worden en hij
rangschikte deze op een wijze die hij meende
dat het bezwarendst voor de beklaagden
moest wezen.
XXIX.
De eerste getuige die opgeroepen werd
was Josephine Canton, dienstbode bij Chas-
telain, de eigenaar van de herberg „De
Gouden Ster," in Montgéron.
„Gij hebt in het cabinet van den rechter
Doubanton menschen aangewezen als de
schuldigen aan den moord van Lieusaint,
volhardt gij bij die verklaring?"
„Ja burger, althans het zijn de ruiters
die bij ons in de herberg zijn afgestapt op
den dag van de misdaad."
„Hoevele waren er?"
„Vier."
„Herkent ge ze zonder eenige weifeling
In maritieme kringen heeft de tor-
pilleering der Engelsche kruisers, „Cres-
sy", Hogue" en „Aboukir" een zekere
sensatie veroorzaakt. Men kan het zich
voorstellen. De groote meerderhrid der
Nederlandsche marine-special iteiten
heeft over een torpedo-boot altijd glim
lachend gesproken, over een duikboot
zelfs schaterlachend. Zeker, zoo'n duik
boot kon een artillerieschip met één
schot vernielen. Maar of het
gebeuren zou, dat was een andere
vraag.
En ziet, de zeeoorlog breekt uit, maar
de artillerieschepen blijven zooveel
mogelijk bij de kust. Slecht af en toe
„Meer dan ooit, althans de lange blonde
en die mode-pop, de twee anderen ook
wel, maar die heb ik toen niet zoo nauw-
keur g opgenomen."
„Wie gij die lange blonde noemt, is dat
Lesurgues wiens spoor gij hebt toegebon
den?"
„Ja, hij had een van z;jn sporen gebroken
en toen heb ik die heel soliede met sterk
draad vastgebonden."
„Hoe zag die spoor er uit?"
„Een mooie zilveren spoor."
„Deurwaarder 1" riep Gohier, „laat deze
spoor aan de burgers gezworenen zien, zoo
als getuige zegt, verzilverd met een ge
broken ketting die met een dikke draad is
vastgebonden."
„De dienstmeid vergist zich," riep Lesur
gues uit, „zij ziet mij voor een ander aan."
„Ik herken je als of je daar nog voor
me stond," voegde Josephine Santon er bij.
„Zij is niet de eenige getuige die je her
kent," zeide rechter Gohier heel scherp en
wendde zich toen weder tot d^ d enstbode,
„zie de mannen nog eens goed aan die je
in de herberg hebt bediend."
Zij bedacht zich een oogenblik en zeide
toen:
„Omtrent den vierde ben ik niet zoo
heel zeker, ik heb hem toen misschien
minder goed aangeken."
„Sta op Bernard!"
„Ja, ik geloof wel dat hij bij de bende
was, maar dat herinner ik mij niet zoo
stellig. Wat de drie anderen betreft, daar
ben ik zeker van, daar zou ik mijn hoofd
voor willen geven."
1 Er liep een rilling door de zaal. Die zoo
1 stellig uitgesproken woorden zouden immers
waarschijnlijk het hoofd doen vallen van
de drie beklaagden.
De deurwaarder liet nu Mathurine Gro-
setête voorkomen, die eerst na heel wat
heen en weer praten den eed aflegde en