el Land van Heusden en Allena. de Langstraat en de Roramelerwaard
De viouw van den Banneling,
UubTSN aiï^
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3401. Zaterdag 7 November.
1914.
'U ILLbTON.
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke rege
meer 7 7» ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrij da g
middag 12 uur ingewacht.
Tengevolge van den oorlog zijn
duizenden vreemdelingen, vluchtelingen
uit België en Belgische en Engelsche
en Duitsche soldaten, in ons land ge
komen. Wie den strijd tegen den vij
and niet kon volhouden en zich niet in
vijandelijke han len wenschte, die tracht
te onze grenzen te bereiken, waar hij
wel zij i wapens moest overgeven, maar
daarvoor in ruil kreeg veiligheid, rust,
leven. Honderden, duizenden hebben
dit gedaan, eeist enkelen, later velen,
schiet Liet te tellen zelfs. Kwamen er
in den beginne twee, tien geïnterneer
den aan, dan hep alles bij hun door-
t. cht de huizen uit en schaarde men
zien langs den weg om ze te zien, die
benijdenswaardige beklagenswaardi
ger Anderen, vrouwen en kinderen en
mannen, die zich in hun eigen land
niet meer veilig waai den, kwamen ook
over onze grenzen, zochten hier rust,
onderkom-n, veiligheid. Bij duizenden
eu duizenden zyn ze ons landje binnen
gestroomd, hier zoekende wat zij elders,
in hun eigen land, niet meenden te
kunnen vinden, waar het zoeken daar
naar vruchteloos zou zijn. En allen,
vluchtelingen en soldaten, zijn ze hier
opgenomen en hebben ze gevonden wat
ze zochtenNederland en de Neder
landers hebben gedaan en doen nog
wat ze kunnen om die duizenden en
duizenden te verstrekken dat waar zij
behoefte aan hebben, dat wat zij hier
zoenten.
O ja, er is wel eens een hartvochtige,
die rust en lafenis weigert aan wie het
zoo noodig heoben, maar die enkele
wordt het met den vinger nagewezen.
Er is er wel eens iemand, die eerst
vraagt wat hij oor zijn liefdadigheid
o neen, dat is het dan niet! zal
ontvangen. Gelukkig behooren diegenen
tot de uitzonderingen. Het aantal hun
ner is klein. Wat hij ervoor zal ont
vangen! Zou hij dan niet weten dat
het zaliger is te geven dan te ont
vangen? Zou die dank van de arme
Belgische vluchtelingen hem dan niet
voldoende zijn, hem, die zoo boven die
ongelukkigen bevoorrecht is in deze
tijden
W ij kunnen ons zulke menschen niet
begrijpen.
6)
De gravin stond naast haar echtgenoot,
die aan tafel had plaats genomen, en den
inhoud van een der zakken daarop uit
schudde om het geld te tellen't kostte
haar moeite aan het geluk te gelooven,
dat haar zoo onverwacht overstelpte. Wel
twijfelde zij niet aan zijn verhaal, maar
i»- plotselinge ommekeer verbijsterde haar,
cu hoe waarschijnlijk ook, er bleef iets
onverklaarbaars in en evenals kort te
voren haar manmeende zij slechts een
heerlijken droom te droomen, wanruit het
ontwaken dubbel wreed zou zijn.
En kent gij dien boodschapper vroeg
zij eindelijk werktuigelijk, als om uiting
geven aan de bedenkingen, die bij haar
kwamen.
ik zeide hij afgetrokken, terwijl
hij voortging het geld op te stapelen.
Ik kon niets onderscheiden 't was
erg donker onder de boomen en gij begrijpt
wel
Maar wie was het dan?
Een der zoons van Ribout, gij weet
wel, den pachter van tante te la Brousse.
Ah
Ik heb hem vroeger nooit gezien.
Dat is vreemd.
Een oogenblik van stilte volgde, waarin
men slechts het klinken van de goud
stukken op tafel hoorde.
Er is veer ig duizend francs, zeide de
graaf, en zeker wel net zooveel in den
anderen zak, een aardig stuivertje om voor-
Wij hebben een paar bejaarde lieden
in huis genomen, menschen uit Ant
werpen, die deze sttd ontvlucht waren
toen de Duitsche kanonnen ze begon
nen te bombardeeren. Ze hadden hun
schreden naar Nederland gericht en
waren zoo eindelijk bij ons in l uis
terecht gekomen. Hoor hen roemen de
Hollandsche gastvrijheidZie die oogen
van dat oude vrouwtje schitteren als
ze vertelt hoe onze militairen en bur
gers in Rozendaal voor hen zorgden
en zwoegden, hoe men hen in Amster
dam ontving en verpleegde, enz.! Dat
doet een Nederlander goed, dat is een
ruim voldoende loon voor zijn opof
feringen aan de ongelukkige vreemde
lingen.
De Nederlander mag er ook op
roemen, meer dan wanneer hij dorpen
en steden had platgeschoten en geplun
derd, meer dan wanneer hij duizenden
had gedood en gewond en andere dui
zenden tot den bedelstaf had gebracht.
Maar wij roemen niet.
Wy helpen omdat er nood, schrijnen
de nood is.
En de arme menschen, die wij hel
pen, zijn dankoaar daarvoor, tevreden
en erk< ntelijk, en dat is de schoonste
belooning die men zich wenschen kan
in gevallen als deze.
Onze beide oudjes vertelden ons dat
Belgische boeren van vluchtelingen 5
centimes (2 Vs cent ongeveer) voor een
glas water voor een kind vroegen en
dat andere Belgen dorstige soldaten van
het eigen leger een dronk verkwikkend
water weigerden.
Wij hebben 't vaak gelézen, we zijn
er wel trotsch op geweest dat ons volk
gastvrij en liefdadig genoemd werd door
vreemdelingen. Maar nu we het zién,
nu we 't van vreemdelingen höören, nu
wéten we dat ons volk die deugd bezit,
nu zijn we trotsch op die deugd, neen,
nu zijn we er blij om dat wij die deugd
bezitten, omdat 't een der schoonste
deugden is, die men bezitten kan.
Eén zijn wij in deze dagen, één in
verlangen om den oorlog buiten ons
land te houden, één in begeeren om
nood te leenigen.
Wij meenden dat ook het Belgische
volk één was. Ja, er waren er Walen
en Vlamingen, verschillend in taal en
afkomst, maar toch onder één bestuur,
één volk uitmakend. Maar nu zien wij
eiken dag dat dit laatste niet waar is.
Er is groot verschil tusschen de beide
volksdeelen, een scheiding, vijandschap
soms. De Vlamingen zijn meer Hol-
landsch, kalm en bedaard, de anderen
Franschen, driftig, druk, minder ge
neigd zich in hun lot te schikken.
't Zou in deze omstandigheden waar
schijnlijk een kleine moeite zijn om
van die Vlaamsche Belgen Nederlan
ders te maken, en meer dan één zou
stellig volgaarne in het nieuwe Vader
land blijven, ware het niet dat daar
ginds in 't Zuiden het overschot van
zijn schamele bezitting was en ook het
graf zijner dierbaren.
Dit is echter iets dat zeker is: tus
schen het Nederlandsche en het
Belgische volk is een band gekomen
van groote vriendschap, die vroeger
ontbrak, en niet gemakkelijk weder
verbroken zal kunnen worden.
loopig de zaken te regelen.
En heeft freule De Marcilles u dat
gegeven vroeg de jonge vrouw.
Alles en met zulke vriendelijke woor
den Wat heb ik haar altijd miskend I
Ik dacht dat haar hart van steen was
Wij zijn ook wel wat hard tegen haar
geweest, want oude menschen houden er
van gevleid en geliefkoosd te worden, en
uit bescheidenheid hebben we dat niet
gedaanwe hebben haar maar deelgenoote
van onze moeilijkheden en geldverlegenheid
moeten maken.
En hebt ge dat nu gedaan, Jan
Ja, maar alleen, omdat zij er naar
vroeg. Zij haalde mij letterlijk de woorden
uit de keel, en toen heb ik haar alles in
een paar woorden uitgelegd, zonder om
wegen.
Maar hoeveel geld 1
Ze heeft nog heel wat meer, als ge
eens wistvoegde hij er gekscherend
bij, zooveel dat ik alles niet kon mede-
nemen; 'k zou wel driemaal heen en weer
hebben moeten gaan en er is nu in ieder
geval genoeg om de dringendste schuld-
eischers te betalen. Ik zal 't morgen naar
Leriche zenden, ge weet wel dien deur
waarder te Mayenne, die 't ons zoo vree-
selijk lastig maakt. Ja, morgen al, zoo
vroeg mogelijk, wat zal die man op zijn
neus kijken, hij dacht dat we al geheel
geruïneerd waren en vervolgde ons zonder
mededoogen.
Hoe kan hij ook anders, zeide de gra
vin in gedachten verzonken, 't Is zijn vak
Help mij eens, zeide de graaf, ik kom
anders nooit klaar.
Zij begon eenigszins huiverig het geld te
tellen, als had zij er een voorgevoel van,
dat het ongeluk over hen brengen zou, en
toen 't afgeloopen was, vroeg zij op afge-
matten toon:
Als wij eens naar bed gingen?
■Buitenland.
Tot dusver zijn er acht leden van
Duitsche vorstenhuizen op het oorlogs
veld gevallen, onder wie een neef des
Keizers, prins Max van Hessen, twee
leden van het huis Meiningen, drie van
het huis Lippe, een prins van Waldeck
en een prins Reuss. Op twee na zijn
het allen jonge vorsten, in den leeftijd
van 18 tot 22 jaren.
Naar aanleiding van de jongste daad
der „Emden", het in den grond boren
van een Russischen kruiser en een
Franschen torpedojager, schrijft L. Per-
sius in het „Berl. Tageblatt": De „Em-
den" is steeds in de weer zich te ver
zekeren van de onvrijwillige bewonde
ring van Duitschlands vijanden. Dat
blijkt inderdaad uit de Britsche pers al
uit de „Times" deskundige verbazing
over het feit dat men de „Emden".
dank zij de vierde looze rookpijp, voor
een Japanschen kruiser kon houden,
daar de kleinste Japansche kruiser met
4 rookpijpen minstens tweemaal zoo
groot is als de „Emden."
De naam van den commandant van
de „Emden is Karl von Müller, een
man van even in de veertig, die pas
in Maart van dit jaar „Fregattenkapitan"
geworden was.
Persius, die hem uit zijn eigen dienst
tijd heeft gekend, zegt dat de merk
waardigste eigenschap van Von Müller
is de absolute koelbloedigheid die hem
nooit verlaat, benevens de vindingrijk
heid, waarmede hij middelen vond om
zijn doel te bereiken.
Aan boord van de „Emden" is ook
een Hohenzollern, n.l. prins Frans Jozef.
In den nacht van Zaterdag op Zondag
heeft een hevige orkaan, gepaard met
een zeer onstuimige beweging van de
zee, gewoed te Genua, Savona, Porto
Mauricio en bijna langs de heele Riviera
di Ponente, tot Vintimiglia toe. Er is
groote schade aan gebouwen en zeilsche
pen aangericht, welke op eenige mil-
lioenen wordt geschat. In de haven van
Genua zijn de beide daar voor anker
liggende Oostenrijksche stoomschepen
„Nimrod" en „Franceska Musuer" v.m
hun ankers geslagen en tegen elkaar
geworpen, waardoor zij zware schade
bekwamen.
Venetië werd reeds sedert vier dagen
door zwaar weer geteisterd, dat Zondag
nog aanhield. Op het San Marco plein
en in de meeste straten staat het water
een halven meter hoog. De winkels zijn
gesloten en op de scholen kan geen les
worden gegeven. Het regent nog steeds
door. Te San Remo zijn tal van huizen
ingestort tengevolge van den storm en
de overstrooming. In de haven van
Nizza is het Duitsche schip „Elza",
waarop eenige dagen geleden beslag
was gelegd, vergaan. Ook in de om
geving van Allexandria heeft de storm
huisgehouden. Te Castimilia heeft zich
een kleiue paniek onder de bevolking
voorgedaan, waarbij een aantal personen
kwetsuren opliepen. In de dalen van
Domodossola (langs de Simplonbaan)
heeft het zwaar gesneeuwd. Te Iselle
ligt de sneeuw 50 c.M. hoog.
Op den straatweg van Argentara bij
Deinonte ging de sneeuwval met hevige
onweersverschijnselen gepaard.
De sneeuw ligt er een meter hoog.
gezicht tegemoet gesneld. Hij had zoo
even in het bosch met weinige man
schappen een halve compagnie Russen,
die zonder veiligheidsdienst opmarcheer
den, gedeeltelijk gevangengenomen, ge
deeltelijk neergeschoten. Hij had ze
eerst dichtbij laten komen en dan ge
vuurd.
Door de lage deur komen wij in een
door waskaarsen spaarzaam verlicht ver
trek. Als eerste zien we een kinderlijk
"eugdigen Russischen soldaat, glim-
achend als slapend op een stroozak
iggen. Ik kom nader, ik leg de hand
op zijn voorhoofd.... ijskoud, hij is dood.
De manschappen komen nader om zijn
natte kleedingstukken los te maken. In
een halven kring staan ze er om heen
plotseling ontstaat een gemurmel
ontzetting schijnt hun te bevangen,
ezen dapperen kerels, die voor geen
overmacht terugschrikken. Zij aarzelen.
Daar treedt een naar voren en meldt
in de houding staande: De Russische
soldaat is een meisje.
Naar wij nader vernamen, was het de
verloofde van een Russischen officier,
die den heelen veldtocht schouder aan
chouder naast hem stond en door een
borstschot getroffen, gevallen was. Hij
werd gevangen genomen. Ik heb haar
nog denzelfdeu dag laten begraven.
Anders moeten de doode vijanden blij
ven liggen, tot wij tijd hebben hun
graven te delven en een kruis er op
e zetten.
Uit een Duitschen veldpostbrief
We liggen hier in het Polenland,
ongeveer acht kilometer van den zoo
genaamden weg in een zoogenaamd
dorp, ver van alle cultuur. De inwoners
gaan ons als schuwe honden uit den
weg, kinderlijk bevreesd. Als zij ons
iets vragen willen, knielen zij en willen,
als in den tijd van de lijfeigenschap,
den zoom van onze jas kussen.
Het dorp bestaat uit vervallen hutten,
met vertrekken, die men bij ons niet
als stallen voor de paarden zou gebruiken.
Regen stroomt onophoudelijk neer, alsof
de hemel alle zonden van deze wereld
wilde schoon wasschen.
Onze paarden zakken tot aan de knieën
in den modderigen bodem. Vier en
vijftig uren waren we steeds voorwaarts
gerukt, toen we eindelijk ln het dorp
kwartier namen, waar ik getuige was
van het einde van een roman. Toen ik
de deur van het boerenhuis wilde openen,
kwam mij een onderofficier van het
regiment met een van vreugde stralend
Zooals gij wilt, maar ik geloof
dat ik nooit een beteren nacht doorgebracht
zal hebben, 't Is of ik herleef.
Hij sprak zoo kalm, zoo opgewekt en
zoo zonder eenig bewijs van bezorgdheid,
dat zij er door gerustgesteld werd.
Wien zullen we eerst betalen? vroeg
hij.
Zij sloeg haar arm om zijn hals en drukte
een kus op zijn voorhoofd.
Kom, zeide zij, daar zullen we mor-j
gen eens ovtr denken.
Hij bergde het g >ud in eene lade en be
gaf zich naar de slaapkamer.
Zij waren even onschuldig als jong, schoon
en levenslustig, maar als zij hadden kunnen
voorzien wat de toekomst in haar schoot
voor hen verborg, en weten wat de dag van
morgen, dien zij nu zoo hoopvol tegemoet
zagen, voor hen zou opleveren, dan zouden
ze liever de vlucht genomen hebben over
zeeën en bergen, dan het gevaar, dat boven
hun hoofden hing, af te wachten.
Toen de gravin ontwaakte, stond de zon
reeds hoog aan den hemel, en was de graaf
al opgestaan; hij was van plan veranderd
en in plaats van een bode naar Mayenne
te zenden, had hij de phaeton laten in
spannen, om de vijftien duizend frans aan
den deurwaarder Leriche te brengen.
Hoe schoon het leven der jonge vrouw
ook scheen toe te lachen, zij kon een ge
voel van benauwdheid niet van zich af
schudden. Een duister voorgevoel drukte
haar terneer, zij was ongerust zonder oor
zaak, alsof zich de voorboden van een na
derende ongesteldheid openbaarden.
Slechts even keek zij naar de wieg, waar
in haar aanvallig dochtertje nog sluimerde.
Zij huiverde bij iederen tred, alsof zij geen
vasten grond onder de voeten had en deze
zich voor baar voeten zou openen om haar
te verzwelgen.
Hoe velen ondervonden niet een dergelijk
onbehagelijk gevoel, en wees op uw hoede
als 't zich ooit van uw meester maakt; 't
ongeluk is dan niet ver af. Baron Raynaud
had intusschen zijn belofte gehouden, hij
was sedert langen tijd vertrokken en nam
geen notitie meer van haar; dat was dus
een verlichting en wat had zij verder te
vreezen, welk gevaar kon haar dreigen?
Tevergeefs stelde zij zich deze vragen, maar
toch nooit, zelfs niet in dagen van hun
groot3te moeielijkheden, had zij zich ooit
zóó ongelukkig gevoeld; ten slotte werd
zij boos op zichzelf en trachtte die onrust
van zich af te zetten.
Zij ging naar de lade,, waarin de gr af
het geld geborgen had, de sleutel stak er
op, en zij keek een oogenblik naar het goud
er waren nog ruim ze3ti; duizend francs
over; haar man had er een briefje bij ge
legd, waarop met potlood geschreven was
aan deurwaarder Leriche en anderen twin
tig duizend francs.
Zij ging naar den tuin, wandelde er een
poos in rond, ontbeet allcsn en begaf zich
daarna naar haar eigen kamerzij verlangde
naar de terugkomst van Jan, om hem nog
eens naar alles te kunnen vragen, want hoe
zij ze ook trachtte van zich te zetten, al
lerlei duistere dingen troffen haar in zijn
verhpal, zij verkoos armoede van den vorigen
avond, boven dien rijkdom vol onrust. Die
onbekende bode joeg haar vrees aan
't Wa3 toch dwa?s.
Honderden malen herhaalde zij die laat
ste woorden, maar zonder zichzelf te kun
nen overtuigen. Tegen twee uur zat zi.
ongeschikt tot eenigen arbeid in gedachten
verdiept voor 't ream, dat op ten boschj
van acacia's en seringen uitzag; Gabrielle
haar dochtertje, spcslde op ren klerdje aan
haar voeten; haar fraaie, welgevormde han
den spcffden met eenig naaiwerk, dat op
haar schoot lag, toen de volgende woorden
die halfluid onder haar venster gesproken
Van alle kanten, zoo seinde de corres
pondent van de Times den 2den dezer
uit Noord Frankrijk, zijn de berichten
goed. Na vele hardnekkige gevechten
drijven de bondgenooten de Duitschers
gestadig terug; beide oevers van de Yser
zijn nu in bezit van de bondgenooten
en Armentières werd maandag genoemd
als een van de plaatsen waar vermoe
delijk een trein heen zou vertrekken.
„De geruchten over de ontmoediging
en vermoeidheid van de Duitschers
zijn," vervolgt de correspondent, „te
talrijk, om verwaarloosd te kunnen wor
den Het is ook duidelijk uit de wijze
waarop de vijand met zijn hulpbronnen
omgaat, dat hij moeite heeft met het
aanvullen van voorraden en munitie.
Met name is er schaarschte aan unifor
men om de nieuwe troepen te kleeden,
en onze manschappen hebben dikwijls
ijken gevonden, wien men de uniform
had uitgetrokken, om de rekruten erin
te kunnen steken."
Verder beweert de correspondent, dat
Duitschers na hun gevangenneming on
zinnige prijzen voor voedsel bieden, wat
een bewijs is, dat zij niet genoeg te
eten krijgen.
werden, haar oor troffen, 't Was een tuin
man, die met de keukenmeid aan het ge
opende keukenraam sprak.
Een leelijke historie, Fran§oise!
En gelooft gij dit, Saturnin?
Ik geloof het en ik geloof het niet.
Het is een feit, .dat het gebeurd is, want
Ribout heeft haar hier gezonden. Zijn jong
ste dochter, de zuster van Martha heeft haar
gevonden, toen zij haar van morgen melk
png brengen, zooals gewoonlijk. Men heeft
den maire gehaald en het huis wordt be
waakt.
't Is verschrikkelijk, riep de keuken
meid.
Men heeft altijd wel gezegd, dat die
schat freule De Marcilles nog eens een
leelijke poet3 zou spelen.
Maar hoe is 't mogelijk 1
Zij is met een lederen leidsel ver
wurgd en lag uitgestrekt voor den haard.
Mevrouw De Marcille3 was bleek als
een doode, werktuigelijk opgestaanhaar
handen beefden, haar tanden klapperden,
hevige zenuwtrillingen doorschokten haar
lichaam en haar oogen bleven zonder iets
te zien op één punt gevestigd.
Nu was de waarheid haar plotseling
zonder omwegen of zonder voorbereiding
onthuld, nu kende zij het ongeluk, dat
zij sedert den vorigen avond had voelen
naderen; maar 't was vreeselijker en
▼erpletterender dan zij had kunnen denken.
En toch kon haar beminde echtgenoot,
de man, dien zij aanbad en boven alles
liefhad en achtte, niet schuldig zijn. Hij
had haar nooit voorgelogen, en nooit
zelfs zijn geringste gedachten of daden
voor haar verborgen gehouden
De tuinman vervolgde
Men weet niet hoe men mevrouw
de tijding zal mededeelen. Niemand durft
dat op zich te nemen. Waar is .mijnheer?
Wie kan zeggen waar hij is en of hij
Ja gij