0 ft Land van Hensden en Altena, de, Lanplraat en de Bommeterwaard De viouw van den Banneling, Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No3413. Woensdag 18 November 1914. UnbTIM.*^ VOOR n Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. A.bonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, t,nc.o per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke urners 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke rege meer 77i ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijda g middag 12 uur ingewacht. i Wy hebben er indertijd te dezer plaatse in een artikel „Rijk Neder land" getiteld, aan de hand van des- kundige gegevens, uitvoerig op gewe zen, hoe in het eerste tiental jaren dez r eeuw ons nationaal vermogen aanzienlijk is toegenomen. De in die ja-en plaats gevonden hebbende onge kende bloei van den wereldhandel is ook binnen onze landspalen van zulk een invloed geweest, dat daarbij hon derden, ja duizenden mitlioenen aan het nationaal vermogen zijn kunnen worden toegevoegd. Het nationaal in komen toch vermeerderde in die en de daarop volgende jaren met ongeveer 315 millioen gulden per jaar, hff na tionaal vermogen nam met niet min der dan twee duizend en vijfhonderd millioen gulden toe. Meer dan ellen lange betoogen spreken deze enkele cijfers geheele boekdeelen en geven een denkbeeld van de reusachtige toe name, in betrekkelijk weinig jaren, van onze economiscue ontwikkeling. Inmiddels, sedert kort is daarin een kentering gekomen, een keer nochtans die, naar wij hopen en verwachten mogen, niet van al te langen duur zal zijn. Echter, zooals het groot-kapitaal van Nederland goed gevaren is bij de periode van bloeivoor de midden standsklassen waren de vruchten van dien opbloei aanmerkelijk geringer. Bovendien kwam daarbij nog een sterke toename van permanente lasten, als duurder levensmiddelen, en steeds hooger stijgende belastingen. Naar ver houding toch moet in cun vaderland de middenstand zeer veel belasting betalendaarbij moeten niet het minst ook zij, die van een vast inkomen leven moeten, een waarlijk niet on aanzienlijk bedrag aan gemeentelijke, provinciale en rijksbelastingen afstaan. De economische draagkracht van deze breede kringen uit den middenstand, gezwegen van de nog minder bedeel den, is dan ook geenszins toegenomen naar de mate waarmede het groot-ka pitaal en de groot-industrie van den euormen bloei in het eerste achste deel dezer eeuw hebben kunnen profiteeren, en waarbij zich de jaar-m, jaar-uit toenemende inkomsten van de schat kist geheel hebben aangesloten. Doch, gelijk gezegd, sedert kort is het getij ganschelijk verloopenen dus de bakens dienen verzet. In stede van een steeds toenemend accres der rijksinkomsten, wijzen de laatste maan den een aanmerkelijke terugslag aan, zuiver spiegelbeeld van de econo mische verhoudingen waaronder ons volk thans leeft. Bovendien worden in deze maanden van het rijk ontzagge lijke bedragen gevraagd. De oorlogs toestand is gelukkig ten onzent wel niet ingetreden, doch het oorlogsge vaar, waarin ook wij sedert einde Juli van dit jaar verkeeren, brengt zulke veelomvattende voorzorgsmaatregelen van eventueel verweer mede, dat daar mede zeer aanzienlijke uitgaven ge- )aard moeten gaan. Deze uitgaven, ge- neel vallende buiten het bestek der normale staathuishouding, dienen te worden bestreden uit buitengewone middelen, en het is over den aard de zer middelen dat thans algemeen van van gedachten wordt gewisseld. Het spoedeischende van het vraagstuk ver hoogt nog het belang daarvan. Daar zijn nu twee manieren waar op de Staat geholpen kan worden door een leening, die met haar aflos sing en rente-betaling een werk van jaren vordert, of, door een heffing in eens, een momenteel beroep dus op de finantieele draagkracht der natie. Leening of heffing derhalvehet zijn deze beide wijzen om te geraken uit de moeilijkheid, het verschaffen van een bedrag van naar men wil ongeveer 250 millioen gulden die thans in uitgebreiden kring het onder werp van besprekingen zijn. Aanstonds kan daarbij geconstateerd worden, dat zich onder alle partijen in den lande zoowel voor- als tegenstanders van heffing of leening, of omgekeerd be vinden. De politiek in engeren zin, blijft derhalve bij dit brandend vraag stuk van zuiver practischen aarl, en moet dit ook blijven. De regeering nu stelt zich blijkbaar op het standpunt, dat een leening de voorkeur verdientin ons parlement zal zij de redenen, die haar tot deze voorkeur leidden, moeten ontvouwen. Met klem van redenen, ongetwijfeld, want breede kringen in den lande, en in het parlement, zijn van tegenover gestelde meening. Bezien wij het vraag stuk van zijn practische zijde van na- miLLUTON. bij, dan valt al dadelijk in het oog, dat welke voordcelen een leening ook moge hebben, er dit groote nadeel aan verbonden is, dat gedurende de eerst volgende 16 jaar (termijn waarbinnen de leening zou dienen te worden af gelost) jaarlijk 15 a 20 millioen méér van de finantieele draagkracht der be lastingbetalende burgers zal moeten worden gevergd, teneinde voor een ric.h- tige rentebetaling en kapitaal-aflossing zorg te kunnen dragen. De belasting- schroef zal dus alweder, en in niet geringe mate, dienen aangedraaid te worden. Doch gelijk hiervoren is aan getoond, zou zulk een nieuwe druk den middenstand al zeer zwaar tref fen. Deze toch lijdt, gelijk ook de klasse der kleinere burgers, al bijzon der onder de benarde tijden, die wij doormaken en nog door te maken zul len hebben. Werkloosheid, inkrimping van bedrijf, stijging der levensmidde len, kortom geen der nooden van den huidigen tijd blijft dezen breeden krin gen onzer burgerij bespaard. Bovendi >n mag men terecht vragen, wat moet er met zulk een bezwaard budget van de sociale wetgeving voor een geheele eerstvolgende periode terecht komen, wanneer de schatkist met de aflossing en rente-betaling eener oorlogsleening zoozeer bezwaard wordt, als metter daad het geval zal zijn Alles dus wijst in de richting der andere oplossing, die namelijk eener heffing van de zeer vermogenden. Zeker, wij weten zeer goed, dat het kapitaal in deze tijden almede bij zonder sterk is getroffen de prijscou rant der nog steeds gesloten Amster dam sche Effectenbeurs, zoo zij kon worden opgemaakt, zou uitwijzen hoe zeer ook de meest soliede papieren geleden hebben. Maar daartegenover telt ons land ongeveer 15000 personen met vermogens grooter dan f 100.000, die tezamen ongeveer 5000 millioen gulden aan kapitaal bezitten. Boven dien dienen daarbij, volgens de aan slagen der vermogensbelasting over 19121913 nog vele vermogens met een totaal van twee en half milliard gulden opgeteld te worden. Waarlijk, tegenover zulke bedragen, valt een oorlogsheffing van 250 millioen gulden wel niet in het niet, doch maakt een zeer geriDg percentage uit van het nationale vermogen. Wanneer derhalve van dezulken 9) Ik kaD zelfs getuigen, dat ik te zwak en te edelmoedig van inborst ben, en dat ik mijn geld aan weldoen besteed heb, om anderen, ongelukkiger dan wij, te helpen Hoe kan dan de gedachte bij hem opgeko men zijn, om ons te verpletteren en te scheiden Scheiden! hoe dikwijls komt dat woorc mij op de lippen; ',ou het dat juist kunnen zijn, wat hij gewild heeft? Die gedachte zou mij wanhopend maken, als ik niet wist welke schatten van liefde en trouw uw hart voor mij bevat en hoe onze zielen onher roepelijk verbonden zijn. Ais ik kon gelooven, dat gij mij ooit zoudt kunnen vergeten, zou ik mijn her senen tegen den muur mijner gevangenis te pletter stootenl Maar dat is onmogelijk, en hoe onmach tig, hoe hulpeloos ik, arme gevangene, ook ben, ik kan nog lachen om zijn vergeefsche pogingen I Dien man, dierbare Helena, haat, veraf schuw en vervloek ik, en ik zou tien jaar van mijn leven willen geven, alleen om te weten, wie hij is. En die man moet bestaan, 't Is niet mo. g-lijk «lat het toeval alleen zooveel bewijzen legen een on chuldige opeenhoopt. En die man is niet alleen een diefeen dief toch zou in Orgères niet al dat geld achtergelaten h bben, dat de justitie er later gevonden heeft, en dat dien ellendigen Bazouges het recht geeft, mij dood te slaan met het argument, dat ik er volstrekt geen belang bij had uit het huis van mijn tanto het geld mede te nemen, dat mij in mijn hoedanigheid van erfgenaam toch later toe komen moest. Een {gewone misdadiger zou alles medegenomen hebben. En dus, ik zit gevangen, terwijl die ge heimzinnige persoon in 't volle daglicht rondwandelt, van zijn vrijheid geniet, en zich volkomen tegen een wending van 't lot beveiligd acht; me ar ik smeek het van God en smeek het bij het hoofd van onze Ga- brielle, bij mijn liefde voor u, en bij den naam, dien ik draag en dien hij nu door 't slijk sleurt, dat ik mij wreken zal. Ik zal hem op mijn beurt treffen in 't diepst van zijn hart, in zijn teerste gevoelens tot den dood toe treffen! Wanneer? ik weet het niet! Door welke middelen Ik kan 't evenmin zeggen, maar de hoogste Rechter is mij die vergelding schuldig, en ik voel, dat zij mij geworden zal. Maar laten wij die droeve gedachten laten rusten en nu over u spreken. Wat doet gij, en hoe gevoelt gij u? Wanneer ik in mijn kerker op een der twee stoelen, die ik bezit, en die precies op kerkBtoelen gelijken, ga staan, kan ik door de tralies den loop der Majenne en de menschen, die aan hun bezigheden gaan, onderscheiden, en een paar dagen geleden werd ik door aandoening overstelpt, want ik meende u te zien, over de borstwering geleund, en met de oogen op het oude kas teel gericht, alsof ge de muren daarvan met uw blikken wildet doorborenen ik staarde er naar, hijgend van aandoening en ik vreesde u ieder oogenblik te zien verdwijnen. Want inderdaad, dat waart gij, mijn teederbeminde Helena. Wie anders kan belang in mijn lot stellen! en gij stondt daar onbewegelijk en onverschillig voor de minachtende opmerkingen der voorbijgan gers, en ik verlangde naar u met innig onzer laodgenooten, die daarvoor in aanmerking komen, een buitengewone omslag in éénmaal (ook Duitschland gaf daarvan kort voor den oorlog het voorbeeld) zou worden gevraagd en worden geheven, dan lijdt het geen twijfel of geheel Nederland zou met dezen maatregel gebaat zijnin de eerste plaats de groot-kapitalisten en zeer-vermogenden, die allicht bij een oorlog enorme verliezen hadden gele den en voor wie de lasten, die het af weren daarvan mogelijk maakten, dus dubbele waarde hebben in de tweede plaats het overgroote deel der natie, voor wie een zwaardere belastingdruk en het noodzakelijk uitblijven van ver dere sociale wetgeving voor tal van jaren, metterdaad een onrecht zou zijn. Mogen gezonde gemeenschapszin en onbekrompen vaderlandsliefde hier als nog den doorslag geven. Vermogens percentage van het vermogen tot hetwelk verplicht is deel te nemen f in de leening: 75.000 t/m. f 99.000 1 100.000 124.000 1,5 125.000 149.000 2 150.000 199.000 2,5 200.000 299.000 3 300 000 399.000 3,5 400.000 499.000 4 500.000 749.000 4,5 750.000 999.000 5 1.000.000 1.499.000 5,5 1.500.000 1.999.000 6 2.000.000 4.999.000 6,5 5.000.000 en hooger.* 7 verlangen en vervloekte de hardheid der gevangenbewaarders, die den toegang wei gerden, alsof ik niet meer een beschuldigde, maar reeds een veroordeelde was En tranen van woede en smart benevelden mijn blik; toen ik ze afwischte neeg de zon ter kimme en daalde een mist op de rivier neder, en ik zag hoe gij u langzaam verwijderde!, en volgde u tot dat gij in de duisternis ver- dweent en mij geheel verslagen achterliet. Mijn ziel volgde u, en mijn hart was ver scheurd. Gezegend, driewerf gezegend gij, die onder zulke zware beproevingen, uw geloof en uw liefde bewaard hebt, waar zooveel an deren twijfelen, verblind als zij zijn door den schijn en door de bewijzen, die mis dadige handen op mijn hoofd stapelen! Gelukkig dat de pijniging van 't wachten nu gauw voorbij zal zijn; want men gelooft, dat er al meer dan voldoende bewijzen zijn om mij te verpletteren. De zitting van No vember is aanstaande, en dan zal ons lot beslist worden. Denk aan mij Ik heb u lief! ik heb u lief! Jan." Jan de Marcilles aan gravin Helena. „5 November. Ik heb het voorrecht niet meer gehad u nog eens te zien, liefste Helena, en toch verschaft uw aanblik mij zulk een groot geluk. Wanneer ik vergeefsche pogingen doe om u nog eens te zier, schijnt er iets in mijn hart te breken. Ieder oogenblik stel ik mij de vraag, waar gij nu kunt zijn, wat gij doet, en zie ik in gedachten uw door tranen benevelde oogen zich naar dat donkere punt richten, waar de straf, dat ik u niet kan zien en niet in mijn armen nemen kan, mij het zwaarste drukt. Dan ruk ik in machtelooze woede aan de tralies van mijn cel, en ik voel, dat, als ik er de macht toe bezat, ik de stad Bij de Tweede Kamer is ingediend een wetsontwerp tot het aangaan van een geldleening of -leeningen van f 275 millioen en tot voorziening in de middelen tot dekking van rente en aflossing dier leening of leeningen. Aan de hand der N. R. Ct. stippen wij hiervan aan In art. 1 wordt bepaald: Er wordt een vrijwillige geldleening aangegaan ten laste vaD den staat tot een bedrag van f 275 millioen tegen een rente van 5 ten honderd in het jaar, betaalbaar op half-jarige coupons. Art. 3 bepaalt, dat er geen inschrij vingen dan van f 100 of een veelvoud daarvan worden aaugenomen. Voorts wordt bepaald, dat, wanneer de inschrijvingen op de vrijwillige leening minder bedragen dan f 150 millioen, een gedwongen leening wordt aangegaan, rentende 4 ten honderd in het jaar, betaalbaar op half-jarige coupons. Zij, die voor het belastingjaar 1914 15 zijn of worden aangeslagen in de ver mogensbelasting naar een vermogen van f 75,000 of meer, zijn verplicht, deel te nemen in da in deze afdeeling bedoelde leening door storting van zoodanig bedrag als voor elk vermogen volgt uit onderstaand tabel. in brand zou kunnen steken, indien dat mij bij u kon brengen. Welk een wreedheid om de deur mijner cel voor u te sluiten! Wat vreezen zij? Waarom die overdreven gestrengheid? Gisteren heb ik aan den procureur het verlof gevraagd, u, zij het ook maar voor een oogenblik, te zien, maar te vergeefs, en als om zijn strengheid te verschoonen, zeide hij zonder nadere toelichting: Ik heb mijne bevelen. Bevelen van wien? Nu en dan komt mijnheer Bazouges bij mij, al heeft hij ook verklaard dat het dossier in orde is en niet meer onder zijn berusting is. Ik kan niet duidelijk den indruk onder woorden bren- 1 gen, dien die man op mij maakt, 't Is een nietig mannetje, soms scherp en bitter, maar altijd meedoogenloos. Toch voel ik geen wrok tegen hem, want hij doet slechts zijn plicht, en had voor zijn eer als magis traatspersoon, v or zijn persoonlijke eer zucht en voor zijn eigen oordeel een schul dige noodig, en zou de wereld onderstboven gekeerd hebben om den misdadiger te vin den. Nu was ik in zijn macht, als een in een hinderlaag gedreven stuk wild, en hij heeft daarvan vol ijver gebruik gemaakt! I Hij heeft met mij gedaan, wat een jager met een gewonden haas doet: in zijn wei- tasch gestoken en met trompetgeschal naar huis gebracht. Ik draag hem geen kwaad hart toe, want hij heeft integendeel recht op mijn dank baarheid door de wijze waarop hij zich tegenover u gedragen hee.ft. Hij heeft u beleefd ondervraagd, en be sloten, dat gij, naar de oprechtheid uwer antwoorden te oordeelen, geheel vreemd waart aan de mij toegeschreven booze plannen, en u daarna in vrijheid gelaten. Hij heeft mijzelf die bijzonderheden mede gedeeld. Wat zou ik geleden hebben, als gij de- met dien verstande dat bet bedrag der verplichte deelneming naar boven wordt afgerond tot een veelvoud van f 200. De belastingplichtigen, bedoeld in art. 1 la b der wet op de bedrijfsbe lasting, met uitzondering van de Neder- landsche Bank, welke in die belasting zijn of worden aangeslagen wegens uit- deelingen, tot een totaal bedrag van f 10,000 of meer over een boekjaar, geëindigd in het tijdvak van 1 Mei 1913 t/m. 30 April 1914, zijn verplicht, deel ie nemen in de gedwongen leening door storting van een bedrag, dat gelijk staat met de helft van die uitkeeringen. Omtrent de middelen tot dekking van de rente en aflossing der leening of leeningen in deze wet bedoeld en omtrent het beheer dier middelen, wordt o a. bepaald, dat wordt ingesteld een Leeningfonds 1914, waarvan de inkomsten en uitgaven jaarlijks bij afzonderlijke begrooting worden vast gesteld. Ten laste van de begrooting van dit fonds worden gebracht: Ten behoeve van het fonds zullen in hoofdzaak worden geheven: 20 Opcenten op de grondbelasting en de personeele belasting, op de bedrijfs belasting, en op de aanslagen in de ver mogensbelasting. 50 Opcenten op de zegelrechten van buitenlandsche effecten. 10 Opcenten op de rechten en boeken van registratie, alsmede op de rechten en boeken van hypotheek. 20 Opcenten op de rechten en boeten, die krachtens de successiewet worden geheven. Van 15 Dec. 1914 worden geheven tien opcenten op de invoerrechten, aan welke heffing echter o. a. niet zijn onderworpen azijn, bier en zout. Ook worden geheven: a. 10 Opcenten op den gedistilleerd- accijns. zelfde martelingen en vernederingen had moeten verduren, die ik heb ondergaan, ik zegen den heer Bazouges, dat hij die u bespaard heeft. Die rechter kan immers ook ter goeder trouw handelen, en de schijn is tegen mij. Men zou een bijzonder helder verstand en een scherp doorzicht noodig hebben, om dien onzichtbaren vijand te ontdekken, wiens schim mij vervolgt, en die het on derzoek zoo behendig op mij heeft weten te richten. ZelfB mijn advocaat vertrouwt de zaak niet! 't Is mijnheer De la Jarrière, gij kent hem wel, een eerlijk man en overal ge zien, maar ik raad zijn overtuiging door .1 zijn terugghouding endoorden medelijden den glimlach, waarmede hij de door mij aangevoerde middelen ter verdediging aan hoort. De bewijzen! Maar hij is tevreden, hij stelt zich voor een schitterend succes door zijn welsprekend heid te behalen en zelf roem in te oogsten evenals de chirurgen van den tegenwoor- digen tijd, die hun patiënt onder een prachtige operatie dooden. Intusschen is 't duidelijk dat ik een ver loren man ben. Weet gij wat hij mij gisteren gezegd heeft? Wees maar niet bang voor uw leven, dat zullen we wel weten te redden 1 en zonder aarzelen voegde hij er bijDaar sta ik voor in! 't Schijnt dat de verklaring der getuigen verpletterend is. Zelfs die van Martha Ribout, die adder, de linnenmeid van Combiers, die verklaard heeft, dat zij mijn tante heeft hooren gillen juist op het oogenblik dat ik te Orgères was, en dat zij mijn paard in het kreupel hout gezien heeft. Gezien of gehoord, dat weet zjj niet zeker te zeggen, zoo was zjj 77 77 n 77 7) 79 77 79 77 77 77 77 77 77 77 77 77 77 77 77 77

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1914 | | pagina 1