Hel Land van Heusden en iiiena. de Langstraat en de Homnieierwaard JA JA! De vrouw van den Banneling, Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 3420. Zaterdag 12 December 1914. EEUILLfcTON. lANB tfAM VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke rege meer 71/l ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. Lieten we anders onze dag- en week bladen nog wel eens een poosje liggen, of legden we ze soins ongeopend ter zijde, „omdat er toch niets in stond", tegenwoordig is dat anders, want zoo dra de krant wordt binnengebracht worden eenige handen gretig uitgestrekt, en pas zijn we met de lezing begonnen, of er wordt ons gevraagd: „Nu, hoe gaat het met den oorlog? Wat nieuws? Schiet het wat op?" Maar wij lezen door, tot het einde; eerst de tele-1 grammen, dan het overzicht, daarna de bijzondeie mededeelingen, en als we! dan 't blad ten einde toe hebben uit-! gelezen, dan weten we .Ja, wat weten we dan Dat allen aan de winnende hand zijn, dat allen groote of kleine overwinningen hebben be- haald en dat de vijand veel manschappen en kanonnen verloor. Alleen als er werkelijk eens een groot succes wordt behaald, dan klinken jubeltoon en leed vermaak wat luider en geeft de ander in voorzichtig gestelde zinnen toe dat het niet alles voor den wind ging. Wij keuren dat spelen met de waarheid af, omdat men zoo nooit recht weet hoe het er mee staat. We weten niet wat we gelooven moeten, en velen eindigen dan ook met te zeggen„och, die kranten liegen er maar wat heen, we gelooven er niets meer van." Alsof de kranten Jiet konden helpen dat de cor respondenten niet steeds betrouwbare berichten toezendenDe berichtgevers zijn niet altijd de schuldigen. Niemand kan precies zeggen wat er op het oorlogsterrein voorvalt, vooral nu niet, omdat het zoo verbazend groot is. En weet men iets goeds, dan is 't nog de groote vraag of men het naar waar heid opgestelde bericht wel onge schonden doorlaat, want nooit werkt de censuur zoo streng als in oor logstijd. Maar hoe wil men ook waarheid in een oorlog? Christenvorsten en ge zanten hebben jarenlang den buurman gezegd, dat ze niets kwaad in den zin hadden, dat ze den vrede begeerden en als goede buren leven. Op con gressen en conferenties hebben ze ge sproken over den vrede, en ze omhelsden en kusten elkander in 't openbaar, 16) Niemand kon haar in 't halfdonker her kennen en met een gevoel van innig wel behagen ademde zij de zoele lentelucht in. Soms zou ik wenschen dood te zijn, dacht zij, en toch is 't leven nog zoo zoet. Langzaam ging zij voort tusschen de wandelaars, die na hun dagtaak naar huis slenterden, en langs de populieren die hun frissche bladerenkroon in 't water spiegelden. Zij ging bij den Pont Royal, de rue du Bacona, vervolgens langs de stille quai d'Orsay voorbij de kazerne der cavallerie, kwam zoo tegenover de puinhoopen van het gebouw van den Raad van State, die de herinnering levendig houden aan een ramp, waarvan Parijs zich nog niet geheel hersteld heeft. Getroffen door de schoone ligging, bleef zij een oogenblik staan voor dat Romeinsche paleis, welks lijnen tegen den blauwen avondhemel afteekenden, en nam daarna plaats op een ledige bank. Hoe goei stemde de verlaten plaats, waar een enkele boom zich uit de asch der puinhoopen verhief en allerlei struikgewas bezig was de plaats van het door vuur vernielde gebouw in te nemen, overeen met haar sombere gedachten en haar verlaten toestand, en geheel onder den indruk der droefgeestige omgeving, liet zij aan haar overpeinzingen den vrijen loop. Plotseling hief zij het hoofd op, een wan delaar hield zijn schreden in, en stond vlak voor haar stil. opdat toch ieder zou zien dat er geen gevaar was. Noemen niet al de oorlogvoerende partijen zich Christenen, volgelingen van Hem, die de mond der waarheid heet? En roept men nu nog Gods naam niet aan als men den oorlog verklaart, den slag begint? O neen, de Turken niet, dat zijn Mohammedanen, volgelingen van Mohammed. Maar zij toch ook zweeren een duren eed, zij verklaren den Heiligen oorlog en trekken gewapend op tegen Christenen, die zij zoo gaarne honden noemen. Maar als 't een Heilige oorlog voor hun is, waarom dan een verbond ge-1 sloten met andere Christenen, die toch i 7 t evengoed onder de honden gerang schikt moeten worden? Ook dóAr dus geen waarheid! Hebben de legers van bijna al de Europeesehe landen niet heel de ge schiedenis door gerooid eu gemoord in de onbeschaafde streken Hebben ze met hun kanonnen en geweren niet duizenden gedood? In Jezus' dagen zwoer men bij Jehovah, bij den tempel, en veel meer nog, maar Hij zeide: „Zweert gan- schelijk niet; uw ja zij ja en uw neen zij neen!" Dat is ook voor ons gezegd, voor regeering en volk. En toch is de eed in onze wetten opgenomen. Wie een regeeringsambt aanvaardt of een verklaring voor den rechter moet afleggen, die moet bij Godalmach tig zweeren dat hij zijn betrekking goed zal waarnemen, of dat zijn ge tuigenis de waarheid zal bevatten. Ons ja moet ja zijn en ons neen neen Maar hoe vaak komt men bedrogen uit, als men vertrouwt op duur ge zworen eeden. 't Is vaak zoo gemakkelijk gezegd „Zoo waar als God leeft!", maar als de verleiding komt, of de winzucht de overhand krijgt, of het partijbelang de oogen doet sluiten, dan vergeet men zoo menigmaal wat men eens plechtig heeft beloofd. En wat wij in 't klein ondervinden, of doen, dat ziet men al den dage ook in 't groot gebeuren. Reeds de psalmdichter scheen te weten dat men hooggeplaatsten niet altijd kan vertrouwen, want schreef hij niet„Vest op prinsen geen ver trouwen" Maar hoe zou 't ook anders? Ze zijn menschen, geheel van dezelfde natuur als wij Voor wij dus den staf over hen breken, is het goed dat wij eerst de hand in eigen boezem steken. Vondel zong: „De waarheid, dat 's al oud, Kan nergens herberg vinden." Zijn we sedert dien veel vooruitgegaan Men oordeele zelf en zie niet altijd op den naaste vóór men een oordeel uitspreekt BSuitenlaiiel. De Paus heeft aan de staatshoofden van de oorlogvoerende naties het ver zoek gericht ter eere van de Christelijke vredesgedachte op Kerstmis een wapen stilstand van één dag te sluiten. Gij, zeide hij. Welk toeval voert u hierheen? 't Was baron Raynaud, en toen zij hem in sprakelooze verbazing bleef aanstaren, alsof haar oogen tot op den bodem van zijn ziel wilden doordringen, vervolgde hij Gij woont dus in Parijs? Wist gij dat niet? Denkt gij, dat ik zoo lang gewacht zou hebben, om u op te zoeken, als ik dat geweten had? Wie bemoeit zich met ongelukkigen Hij had haar bij 't licht van een gas lantaarn oplettend gadegeslagen en hernam nu Was zijt gij bleek Bleek en zwakl Zijt gQ ziek geweest? Tot stervens toe. En dat heb ik niet geweten? Waarom zou ik u dat hebben mede gedeeld? Haar toon was scherp en kort. Wat zijt gij bitter! zeide hij. Ik ben ook zoo wreed bezocht. Niemand heeft inniger in uw smart gedeeld dan ik. Meent gij dat inderdaad? De baron beet zich op de lippen, een oogenblik van stilte volgde, en 't scheeo alsof de tegenstanders even hun wapens lieten rusten om elkander onderzoekend op te nemen, en elkanders krachten te meten. De baron zag er in de schemering jeugdig genoeg uit, hij was elegant gekleed 9n droeg onder zijn grijze overjas een roos in 't knoopsgat van zijn donkerblauwe gekleede jas. Met zijn fonkelende oogen nam hij de gravin van 't hoofd tot de voeten op. Gij weet ware vrienden niet op prijs te stellen, zeide hij. Zijt gij waarlijk een vriend? Hoe kan ik u dat bewijzen Door mij een dienst te bewijzen. Stel mij gerust op de proef. Drie lange goederentreinen met kerst geschenken zijn te Herbesthal voorbij gekomen op weg naar het Duitsche front in Noord-Frankrijk. Dinsdag vloog een Taube boven Bar- le-Duc. Het vuur der Franschen dwong de vliegmachine echter terug te keereu in de richting der Argonne. Bij Chair- mont werd zij echter neergeschoten. Het toestel vloog in brand en de drie inzittende Duitschers kwamen in de vlammen om. De Temps verzekert, dat Maurice Maeterlinck in een lezing, te Milaan gehouden, verklaard heeft: „Het is zeker, dat Antwerpen, Gent, Brugge en Brussel onherroepelijk veroordeeld zijn. De bekende Groote Markt, het stadhuis en de kathedraal van Brussel ziju onder mijnd ik weet dit en herhaal, dat ik dit weet uit volkomen betrouwbare particuliere bron, waartegen geen ont kennen zou baten. „Eén vonk zal voldoende zijn om van een der schitterendste plaatsen van Europa een ruïne te maken zooals Yperen, Mechelen en Leuven reeds zijn." Dergelijke geruchten hebben herhaal delijk de ronde gedaan, maar nog niet met zulk een hardnekkigheid als waar mede Maeterlinck het volgens de Temps heeft verzekerd. Een onbekende macht dringt zich tusschen mijn echtgenoot en mij, en met overdreven gestrengheid wordt de wreede wet toegepast; ik weet dit, want ik heb overal raad gevraagd en overal om hulp aangeklopt; maar ik kon hem niet schrijven, omdat ik niet weet, waar hij is, en mag geen brieven van hem ontvangen. Hij is dood voor mij, en dat maakt juist die wreedheid ondragelijk. Zegt gij mij, wat er met hem gebeurd is, opdat ik ten minste wete, of üij levend of dood is, en nog aan ons denkt, of ons reeds vergeten heeft. O, bewijs mij die gunst en ik zal u eeuwig dankbaar zijn. De baron deed een stap achteruit, als door een adder gebeten; de jonge vrouw had met zooveel warmte gesproken en de liefde voor haar gemaal had zoo in ieder woord nagetrild, dat het onmogelijk was dit te miskennen, en een gevoel van hevige ij /erzucht zich van hem meester maakte. Bemint gij hem dus nog altijd? riep hij uit. Altijd! Zelfs als hij schuldig is? Hij is onschuldig en hij lijdt... maar misschien minder dan ik. Een doodelijke bleekheid over toog haar gelaat en zij was op 't punt van in zwijm te vallen, maar spoedig herstelde zij zich. Gij hebt mij niet gespaard, en schijnt de gevoelens die ik u toedraag geheel ver geten te hebben; mf-ar ik zal doen wat gij verlangt, en zoo mogelijk zult gij alles weten. Zonder verdere toespeling op zijn liefde, zette hij zich naast de gravin neer, en vroeg met belangstelling hoe het haar gegaan was sedert de inhechten sneming van Jan de Marcilles. De goederen van den graaf waren ver kocht en de rekeningen afbetaald; Atha- nase Besnou, de griffier had het kasteel In Northampton (Engeland) werkt meu tegenwoordig met man en macht aan schoenen voor het leger, niet alleen voor het Engelsche, maar ook voor het Fransche en Belgische. De prijs is nu gestegen tot ongeveer f 11.10 het paar. De Engelsche regeering moet 200,000 paar in de week hebben, maar meer dan 140 000 paar kan Northampton niet afleveren. Er komen banden te kort. Gezellen, die al twee maanden oefening in het leger hadden, zijn terug gestuurd om schoenen te helpen maken. Voor het Fransche leger zijn er al een millioen paar gemaakt, voor het Bel gische minder. Volgens een bericht in de Daily Mail hebben totdusver 140,000 man dienst genomen bij de burgerwacht in Engeland, Schotland en Wales, die het land tegen een inval moet verdedigen en door het centrale verbond van vrij willige weerbaarheidscorpsen ingericht wordt. Zij zijn tusschen de 300 en 400 corpsen verdeeld. Sommige corpsen zijn 70 man sterk, anderen tellen er wel 1400. Er zijn nog ruim 600 onaf hankelijke corpsen. Uit Johannisburg wordt dd. 8 De cember geseind Generaal Beyers, de leider van den opstand in Transvaal is door een schot getroffen. Men gelooft dat hij dood is, ofschoon dit nog niet vastgesteld is kunnen worden. Naar het schijnt poogde Beyers met eenige aanhangers bij een hevig gevecht aan de Vaal deze rivier over te steken. Er werd op hen gevuurd en men zag Beyers van zijn paard storten en met den stroom afdrijven. Hij ver dween spoedig onder water. Ai het mogelijke wordt gedaan om Beyers of zijn lijk terug te vinden. Het stoomschip Vedra, met petroleum aan boord onderweg van de Golf van Mexico naar Barrow, is ter hoogte van het Waluey-eiland in brand geraakt. Van de bemanning van 39 koppen zijn er slechts 2 gered, die beiden ernstige brandwonden kregen. In een part. telegram aan de N. R. Ct. uit Parijs lezen wij Clemenceau heeft Maandag in zijn courant een brief openbaar gemaakt van den correspondent te Parijs van De Tijd, waarin gemeld werd, dat een Ne derlandsch personnage den lsten Aug. tot een twintig andere Nederlanders, die hem om raad waren komen vragen, voor het bedrag der schulden overgenomen; daarna verhaalde Helena nog eens van haar vergeefsche pogingen, van de ondergane beieedigingen en de ruwheid waarmede zij behandeld was, zonder te verhelen dat zij in alles de hand van een geheimen vijand zocht, 't Was immers anders niet mogelijk zoo onmenschelijk een vrouw te behandelen, die, al mocht haar echtgenoot soms schuldig zijn, zichzelf niets te verwijten had. Maar toch eindigde zij, wie zou die vijand kunnen zijn? Met groote aandacht en diepe stilte had de baron haar aangehoord. Ik zal doen, wat ik kan, zeide hij, en u de berichten, die ik kan inwinnen, komen mededeelen. Dat staat gij mij immers toe? Ik smeek er u om! Zij gevoelde zich doodmoe; het pijnlijke onderhoud had haar laatste krachten uit geput; hoffelijk bood de baron haar zijn arm, waarop zij bijna willoos haar smal handje legde en leidde haar zoo naar de rue du Verneuil terug. Als een laatste red dingsplank klemde zij zich aan hem vast; nu hij zich voor graaf Jan wilde interes seeren, moest hij immers een vriend zijn; maar gedreven door haar echt vrouwelijke nieuwsgierigheid en aangeboren behaagzucht had zij in 't diepst van zijn hart willen lezen. Weliswaar weigerde zij te gelooven, dat hij betrokken was in den afschuwelijken aauslag op haar gemaal; 't zou te vreeselijk zijn, om zelfs aan de mogelijkheid daarvan te kunnen denken! En toch drong die ge dachte zich telkens aan haar op! Zij kon niet denken aan haar ongeluk, en waar dacht zij ooit anders aan zonder dat zijn naam haar op de lippen kwam. En hoe kwam hij juist dien avond, toen zij 't minst aan hem dacht, op haar weg Waarom drong hij telkens in haar leven? Had hij haar te Combiers niet in enkele gezegd heeft: Nederland zal waarschijn lijk gedwongen zijn Duitschland te vol gen. De Nederlanders zullen dan Parijs moeten verlaten. Clemenceau haalde in een sarcastisch, scherp artikel over de houding van Troelstra, dien brief van den correspon dent der Tijd aan als een bewijs van de ongunstige gezindheid der Neder- landsche regeering jegens Frankrijk. De terugtrekkende beweging der Duitschers aan de Yser, houdt aan. De meest vooruitgeschoven loopgraven heb ben zij naar de Belgische oorlogs correspondent van De Tijd uit Duin kerken meldt verlaten of trachten zij alsnog te verlaten. Daarbij wordt onzerzijds gepoogd 's vijands verliezen dan zoo groot mogelijk te maken. In middels treden de verbondenen hier eu daar aanvallend op. Geen groote maar plaatselijke gevechten en voort- dringen. „Wij knabbelen ze op," moet Joffre immers gezegd hebben. Taai en hardnekkig vecht men onzerzijds voort om den vijand uit de luttele loopgraven te verdrijven, welke zij aan de linker zijde van het water nog bezet houden. Het is al bijna twee maanden dat de Duitschers vruchteloos pogen naar Duinkerken en Calais door te breken. Zonder de Yzerlinie natuurlijk op te geven, schijnen ze nu toch wel het on doenlijke van een doorbraak hier te beseffen. De stellingen der Verbondenen zijn zoo geducht gemaakt vervolgt de Belgische schrijveren de troepen- groepeering dezerzijds is zóó uitnemend, terwijl ons geschutvuur ten leste in de meerderheid gekomen is, dat de vijand uog heel wat meer menschenlevens moet offeren dan de duizenden en duizenden, die hem nu al de Yserlinie kostte, waartegen hij zijn kop te pletter liep. En van de aanvallende is hij tot de louter verdedigde houding over gegaan. De verbondenen wilden daarvan gebruik maken om te heviger al aanvallend den vijand te bestoken en afbreuk te doen. De bondgenooten worstelen op. Zij winnen terrein en zijn niet van zins den vijand eenige rust te gunnen. Bij Yperen lijken de Duitschers hun voornaamste krachten nog saamgetrok ken te hebben en als er een groote aan val alsnog door hen beproefd wordt, dan zal die daar geschieden. De aanvallen op vlotten met machinegeweren enz. noordelijker op hebben meer het uiter lijk van verontrusting der verbondenen dan van werkelijk bedoelde krijgskuu- dige pogiDgen. woorden, die bijna bedreigingen leken, de rampen voorspeld, die haar wachtten, en zijn vriendschap geroemd, die zij misschien eens zoo dringend zou noodig hebben? Toen hij haar op den drempel harer woning verliet, greep hij haar beide handen, drukte die vast en innig en herhaalde met een lichte trilling in zijn stem: Tot wederziens! Zij dankte hem voor zijn belofte met een zwak glimlachje, boog en besteeg lang zaam de trap onder 't mompelen der woor den Ik wil het weten, vroeg of laat, zal ik het weten! XIX. Ue lloniteur van Cayenne. De baron hield woord, en kwam spoedig terug. Van dat oogenblik af, begon hij bij de gravin met bewonderenswaardigen tact de rol van beschermer en deelnemend vriend te spelen. Door hem ook vernam Helena, wat zij zoo dringend verlangde te weten, dat haar echtgenoot op de Proserpina op de reede van Cayenne wasnu kon zij aan hem schrijven en de baron belastte zich welwillend met de bezorging der brieven. Maar ik sta er niet voor in, dat zij aan hun adres zullen komen, merkte hij op, want de administratie was vooral de eerste jaren bijzonder gestreng voorde bannelingen, later verslapte die gestrengheid wel een weinig, maar zij onderschepte dikwijls de brieven, die haar niet bevielen, want alle zonder onderscheid werden gelezen, voordat zij doorgezonden werden. f Wordt vervolgd IIEIIWSBIA»

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1914 | | pagina 1