Hel Land van Hensden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
Sombere tijden.
De vrouw van den Banneling,
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3465. ff oensdag 19 Blei 1915.
FEUILLETON.
YOOB
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
ummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Zoo fleurig en friech, zoo blijgeestig
en vroolijk kan het in dezen vrceg-
zomer om ons heen niet zijn, of de
ernst dezer tijden weegt loodzwaar op
het gemoed. Hoe anders placht het
komende feest der natuur door de
naar koestering dorstende menschheid
te worden begroet, als thans, nu men
nauwelijks oog kan hebben voor de weelde
van dien rijkdom, omdat het hart te
zeer geprangd is, de geest te zeer ge
slagen werd door de somberheid van
het ontzettend tijdsgewricht, hetwelk
wij thans aanschouwen.
Nog schynt de verbijstering over
het nameloos leed, gedurende volle
negen oorlogsmaanden over de wereld
uitgestort, nauwelijks eenigszins te ver
minderen, of reeds doen zich nieuwe
ontzettingen voor en treurt de mensch
heid over nieuwe verschrikkingen.
Niet genoeg aan de ongekende ramp
spoedige wijze van verdelging, die
thans de geheele oorlogvoering be-
heerscht, heeft zich de eene nieuwe
stelselmatige vernietigingsmetbode we
der bij de andere nieuwe gevoegd.
Deze maand van Mei, de lieflijkste
van alle, zag ook de verfoeilijkste
krijgsmethoden in toepassing gebracht
worden, die men zich denken kan. Te
land schijnen mitrailleuis en kanonnen,
schijnen bommen en granaten, schijnen
monstermortieren en dynamietmijnen
nog niet genoegzaam in de vijandelijke
loopgraven dood en verdelging om zich
heen te verspreidennog steeds on
voldoende schijnt het aantal dier hon
derdduizenden, gevallen onder het vij
andelijk lood. Daar moet een middel
bijkomen, dat den gruwbaren dood nog
rijkeren buit geeften ziet, hfct ver
giftige stinkgas is daar om te doen,
waartoe andere verdelgingsmiddelen
ontoereikend bleken.
En weer bij honderden en weer bij
duizenden worden zij weggemaaid,
verstikt, vergiftigd, die nog niet aan
het doodend lood, aan den sprmgen-
den mijn, aan den ontploffendeu gra
naat ten offer vielen. Kan het gruwe
lijker, kan het nog ergens barbaar-
scher toegaan dan in dezen modernen
oorlog tusschen zich beschaafd noe
mende volken
61)
Waar is mijn dochter? vroeg baron
Raynaud.
De freule is nog niet teruggekeerd.
Waar is zij heen
Ik geloof naar Mélun met miss Bramp
ton.
Laat het rijtuig voorkomen.
Waarheen wilt gij rijden?
Naar Montereau, waar ik den trein
naar Parijs moet hebben, maar ik kom
vóór den nacht weer thuis.
Om kwart voor zessen stapte de baron
in zijn rijtuig.
Een enkel uur had zijn leven verwoest,
want de gebeurtenissen, die wij daareven
verhaalden, hadden plaats in korter tijd
dan noodig is om ze te boek te stellen.
IX.
De raadselen wan Sosthène
ChapUon.
't Was een eigenaardig vertrek, dat deze
in zijn omgeving beroemde persoon op de
vijfde verdieping in de hanebalken van een
aanzienlijk huis op de Sèvreskade bewoon
de. Uit zijn venster had hij het uitzicht
op de daken en torens van de Conciergerie,
en het paleis van justitie, dat hem meer
malen als aanklager binnen zijn muren
gezien had, want die eer moest men Sost-
hène Chapiton geven, de man had met
groote voorliefde zijn vak beoefend en hoe
velen in den rok van geheim handlanger
Eu ter zee? Ziet het wereldschok
kende ongeluk indertijd aan de „Tita
nic" overkomen, met het ontroerend
ten hemel stijgend zang-gebed „nader
tot U, mijn God", het is al overtrof
fen door een nog ontzettender ramp,
maar nu nauwkeurig vooraf berekend
en beraamd, en door menschenhanden
uitgevoerd. Ook die andere groote
Oceaanstoomer, de „Lusitania" ligt
thans op de bodem der zee. Maar geen
net hart-verheffende, den geest ver
sterkende hymne klonk opwaarts, of
zij zou„Verder van U, o God
moeten geluid hebben, en aangeheven
zijn. geworden uit deernis met een
menschheid, die zich zelf verscheurt.
Waartoe dat alles geschiedt? Zijn
dan deze verschrikk ngen de noodza
kelijke consequenties van den wereld
oorlog Is er niet reeds genoeg gele
den, verdelgd, platgebrand en vernie
tigd geworden Of staan wij aan den
vooravond van nog grooter ontzettin
gen, van op nog grooter schaal plaats
grijpende massa-vernietigingen, van nog
bloediger, nog gruwelyker tooneelen,
dan het verdelgen van krachtig
bloeiende menschenlevens door vergiftig
den rook en smook, als ware het af-
zichtiglijk ongediertegaan wij nog
grooter onheilen tegemoet dau het in
den grond boren van een handelsbo
dem met aan boord een bevolking van
een paar duizend weerlooze opvaren
den Ziedaar zoovele vragen, die wel
naar de lippen dringen, maar waarop
het koel en afdoend bescheid slechts
door den tijd kan rijpen.
Die tijd, hij is nog niet gekomen
wij staan allen thans nog ta dicht bij
de gebeurtenissen, die ons gemoed be
roeren en onzen geest treffen, dan dat
wij die voldoende kunnen overzien en
beoordeelen. Maar al te zeer is men
thans geneigd aan zijn sympatiën of
antipatiën het oor te ieenen tot schade
natuurlijk van een onbevangen, juist
en volkomen objectief oordeel. En toch
is dat laatste voor alles noodig om uit
de elkander snel opvolgende tallooze
tegenstrijdige gewaarwordingen zich
een weg te banen, het hoofd koel eD
het hart onverminderd te houden. By
het lezen dier nieuwe ontzettende gru
welen van den laatsten tijd bestormen
ons gevoelens van afkeer, van diep,
innerlijk verzetgeheel ons gemoed
komt in opstand daarbij. Volkomen
machteloos staan wy tegenover deze
der politie hun handen bezoedelen, hijzelf
had den dienst zoo arm als een kerkrat
verlaten, en leefde nu van een pensioen
van drie duizend francs, dat hij eerlijk ver
diend had, terwijl hij zijn inkomen nog
wist te vergrooten door in de Parijsche
dagbladen, zeer wetenswaardige artikelen
en bijzonderheden omtrent misdadigers en
misdaden wereldkundig te maken.
Zijn woning bestond uit twee vrij ruime
kamers, welker sober ameublement van de
hoogste minachting voor wereldsche ge
makken getuigde. Het bed was slechts een
eenvoudig goedkoope matras, in een ledi
kant van vier eikenhouten planken; de
stoeien waren gewone keukenstoelen met
matten zitting; de rest bestond uit allerlei
groote en kleine kreupele tafels, die alle
met stapels papieren in blauwe omslagen
bedekt waren. Die papieren waren ook op
gestapeld langs de wanden der beide kamers
en aan het voeteneinde van het bed, terwijl
zelfs een bijzonder hooge pyramide een der
matten stoelen bedekte. Die papieren, de
trots en glorie van Sosthène Chapiton, wa
ren ook de wanhoop van zijn hospita, want
de eigenaar duldde niet, dat een onwaar
dige hand ze aanraakte, of, onder voor
wendsel het stof te verwijderen, ze verlegde
en in wanorde bracht.
Daags na h«t diner, waarop Chapiton den
armen Guillard zoo in 't nauw gebracht
had, zat de eerste voor zijn schrijftafel met
welgevallen in zijn stapels papieren te bla
deren, toen een bescheiden tikje op de deur
hem deed opzien; op zijn norsch „Binnen"
werd deze geopend door een langen, schra
len man in een ruime overjas gekleed, die
al schuifelende de kamer inkwam en wiens
dwalende blik weinig goeds voorspelde.
Zoo Straub! zijt gij daar? zeide
Chapiton, ik had u bijna vergeten, oude
vriend! 't verheugt mij zeer u te zien.
Guillard had de aanbeveling van zijn
gruwelijke oorlogsfeiten, die zich dag
aan dag voltrekken in een steeds he
viger mate helaas. Want onloochenbaar
is het feit, dat de oorlog sedert kort
in een nieuw stadium van uiterste
krachtsinspanning is gekomen. De ge
beurtenissen te land en ter zee zij be
wijzen dit ons maar al te zeer, en
maken de woorden van den Engel
sehen opperbevelhebber tot waarheid,
enkele maanden geleden geuitwan
neer de oorlog eindigt weet ik niet
maar dat hij in Mei eerst goed begint,
weet ik wel.
Dat woord bewaardheidt zich thans;
een nieuwe phase in den krijg is in
getreden, op de westelijke en de oos
telijke fronten, te land en ter zee, en
zoowel het torpedeeren van de „Lusi-
taüia", straks wellicht van weder een
ander soortgelijk schip, zoo het nog
uitvaren durft, als het verdelgen met
vergiftigde gassen van den vijand in
zijn stellingen, is het wederwoord
daarop. Zal straks opnieuw een parool
gegeven worden, van nog meer afgrij
selijker beteekenis, of is het thans in
getreden stadium van uiterste krachts
inspanning inderdaad ook het laatste
Wie onzer die het niet vurig hoopt,
die niet smachtend uitziet naar het
einde eener wereldworsteling, die hoe
langer hoe meer een wereldverdelging
is geworden, en onze aarde op tallooze
plaatsen in vuur en vlam gezet heeft.
Het zijn waarlijk sombere tijden,
die thans aan ons voorbijgaan, en wier
bladzijden in het geschiedboek der vol
keren met hun hartebloed zijn neer
geschreven, dat van een nameloos wee
getuigt. Yoor ons, neutralen, mogen
de omstandigheden wellicht minder
donker gekleurd zijn, het kan ook ons
niet wel te moede zijn. Toch, eenmaal
zal ook deze sombere wolkenstoet
voorbij geijld zijn aan het wereldlucht
ruim, en zullen de landen, die thans
onder dichte schaduwen van weedom
zuchten, betere tyden mogen begroe
ten. Mogen zij voor hen spoedig aan
breken.
Y. Ct.
Duitenlaiid.
Men schrijft uit Brussel aan „de
Tijd", dat „Le Bruxellois" van 7 Mei
jl. een hoofdartikel bevat over de ge
allieerden en de positie der neutrale
Staten. Het blad besluit met het vol
gende over de positie der Nederlanders
gast niet vergeten, want hij wist, dat
Chapiton een geheime bedoeling met zijn
toespelingen moest hebben, en de dreigen
de toon van den wijsgeer had zijn achter
docht opgewekt en zijn gewone kalmte
verstoord.
En Melia? vroeg de grijsaard, terwijl
hij zijn ouden makker vlak in het gelaat
zag.
Welzeide Straub zouder zijn harts
geheim te verraden, zij maakt het goed....
ten minste.... voor zoover ik weet!
Wat, voor zoover gij weet?
Ja, zij is voor een paar dagen op reis
om haar familie te bezoeken.
Een mooi meisje, hernam Chapiton,
een ware lust voor de oogen! Zij zou heel
wat geld kunnen verdienen, als zij voor
een model van een klassiek beeld wilde
dienen! 't Is maar jammer, dat zij niet
wat betere familie heeftEcht galgen
aas Moeder, broeders, alles heeft al met
de gevangenis kennis gemaakten de
vader is gevallen in een vechtpartij met
den opzichter van baron RaynaudIk ken
dat volkje maar dat alles neemt niet
weg, dat Mélia een prachtstuk is!
Het schoone meisje was inderdaad dien
morgen vertrokken zonder een woordje voor
den Duitscher achter te laten, die haar nu
wel gaarne volgen wilde, en zich verbeeld
de, dat zij hem allerlei concessies wilde
ontwringen. Nu hij zou doen, wat zij ver
langde, want wat had men er aan om rijk
te zijn en zich zooveel moeite gegeven te
hebben om fortuin te maken, als men daar
mede haar wenschen niet inwilligen kon;
de eenige voldoening die Straub verlangde,
was het meisje zijner keuze te omringen
met alles wat haar harte begeeren kon, al
gaf zij hem daarvoor vaak spot en min
achting in ruil.
Wat zeidet gij? vroeg hij aan Chapi
ton, die zich weer n zijn papieren ver*
Eindelijk, onze noorderburen, aan
welke wij zooveel erkentelijkheid zijn
verschuldigd voor de weldaden, waar
mede zij onze gevluchte landgenooten
heeft overladen: Nederland.
Ons hart aarzelt tusschen twee strij
dige gedachten. Aan den eenen kant
begeeren we den dag te zien, waarop
de staten van Zuid en Noord zich ver
eenigen en verbroederen in eenzelfde
zucht naar vrijheid. Dit is echter poëzie.
Aan den anderen kant wenschen wij
vuriglijk, dat onze Hollandsche bescher
mers in 't genot zouden mogen blij ven
van hun eervollen vrede, terwijl gansch
Europa rondom hen, in vuur en vlam
staat. En dót is werkelijkheid.
Geleid door een zakenkabinet, ver
heven boven allen lof, door een „pre
mier", aan wien, na den storm, het
land met reden een standbeeld zal op
richten, schijnt de Koningin der Neder
landen twee woorden te willen toe
voegen aan haar fiere leus: „Ik zal
handhaven den vrede."
Wij zijn zoo dikwijls teleurgesteld
geweest in onze verwachtingen tijdens
den loop onzer beproevingen, laat ons
nu ook de hoop, die we hadden op
het ingrijpen der Nederlanden, opoffe
ren ter wille der gevoelens van dank
baarheid, die wij hen verschuldigd zijn.
Wenschen wij hun den vrede en laat
ons verlangen, dat de geesel van den
Europeeschen oorlog verre van hen
blijve.
In de legers zijn er soldaten, die
strijden en lijden, en brancardiers, die
troostend de wonden verbinden. Zoo
zullen er ook volkeren zijn, die bloeden
en andere, die het werk verrichten van
den goeden Samaritaan.
In het Engelsche Lagerhuis heeft
minister Asquith gezegd dat het aantal
vreemdelingen uit vijandelijke landen
die zich nog in vrijheid bevinden 40000
bedraagt waarbij 24000 mannen. De
regeering stelde voor, dat alle volwassen
mannen voor hun eigen veiligheid en
voor die van Engeland geïnterneerd,
of, indien boven den leeftijd der dienst
plichtigen, naar hun vaderland terug
gestuurd zouden worden.
Vrouwen en kinderen zouden ook
naar hun land gestuurd worden, maar
in vele gevallen eischten recht en
menschelijkheid dat blijven hun werd
toegestaan. Er zou een bijzonder comité
worden gevormd om hun verzoeken
om uitgezonderd te worden, na te gaan.
Voorstellen tot interneering van ge
naturaliseerde vreemdelingen (ongeveer
8000) zijn niet gedaan, maar enkele
gevallen zouden onderzocht worden en
diept had, zonder verder eenige opmerk
zaamheid aan zijn gast te schenken.
Wat? vroeg bij.
Ge herinnert u wel, gisteren, waarde
meester, naar aanleiding van
Ja juist, ik ben er... van de zaak
De Marcilles.
Dezelfde.
Verwonderlijk.... O vriend, ik heb
een neusneen maar, een neus 1
Wat dan toch?
Er wordt weer over gesproken.
Bah!
't Is waar, wat ik u zeg. Ik zal mijn
weddenschap winnen
Waarom denkt gij dat?... vroeg
Straub uit het veld geslagen.
Het toeval geeft er mij aanleiding
toeAls men maar bedaard weet te
blijvenBedaardheid leidt in ons vak,
zoowel als overal elders, tot de meeste ont
dekkingen Ik heb een bezoek gehad
misschien moest ik u er niet over spreken,
maar ik stel belang in u
Niettegenstaande den doordringenden
blik van den ouden man, had Straub zijn
zelf beheersching teruggekregen, en zeide
nu kalm
De zaak van Marcilles gaat mij niet
aan, waarde meester; alleen uit nieuws
gierigheid stel ik er belang in.
Meent gij dat?
Die drie woordjes drongen als dolken
door de dikke huid van Guillard, die ech
ter de kracht had om zijn aandoening te
beheerschen, en Chapiton vervolgde op
denzelfden, afgemeten, sarcastischen toon:
Kijk, ik heb nooit aan die plotselinge
fortuinen geloofd, die als paddenstoelen
uit den grond opkomen en ook nooit eenig
gevolg zonder oorzaak gezien!
Gij woont heel goed in een dure wijk
en kunt u allerlei uitgaven veroorloven 1
Burat en ik hebben ons dikwijls verwon
de regeering moest de macht hebben
om in geval van gevaar of noodzake
lijkheid, bepaalde personen te inter*
neeren.
Veurne, dat 3 maanden geleden nog
bijna geheel ongeschonden was is, thans
door het vérdragende Duitsche geschut
haast geheel vernield.
Alleen een aantal kleine kooplieden,
die hun waren aan doortrekkende troe
pen verkoopen, verblijven nog in 't
stadje. De rest der bevolking is naar
Noord-Frankrijk gevlucht. Van perso
nen, die in de gelegenheid waren, tot
dicht achter 't front der geallieerden
te komen, wordt vernomen dat de
Indische troepen, welke gedurende de
wintermaanden in 't Zuiden van Frank
rijk bivakkeerden, weer aan 't geheele
front zijn aangekomen. Ze zijn vooral
voor patroelje dienst van nut en vechten
met doodsverachting.
Uit Washington wordt dd. 12 dezer
geseind
De nota van de Vereenigde Staten,
die Vrijdagnacht telegrafisch naar Ber
lijn gezonden wordt, is gesteld in zeer
klemmende termen. Duitschland wordt
daarin volstrekt verantwoordelij k gesteld
voor het omkomen der Amerikanen en
voor de schending der Amerikaansche
rechten. De eisch. wordt gesteld, dat
dergelijke gebeurtenissen zich niet zul
len herhalen, terwijl duidelijk te kennen
wordt gegeven, dat de Unie op alles
voorbereid is, ingeval aan dezen eisch
geen gevolg wordt gegeven.
De „Corrierre della Sera" te Milaan
deelt mede dat in den Italiaauschen
ministerraad van 9 Mei is bes'oten het
Drievoudig Verbond op te zeggen.
Het besluit werd onmiddellijk mede
gedeeld aan de vertegenwoordigers van
Duitschland en Oostenrijk.
In de begrotingscommissie van den
Rijksdag heeft minister Delbrück mee
gedeeld, dat de voorraad broodkoren
voor het loopende jaar niet alleen vol
doende is, maar dat er groote reserve
is; zelfs bijzondere omstandigheden als
brand in opslagplaatsen, vertraging van
den oogst enz., kunnen geen tekort ver
oorzaken. Ook de voorraad aardappelen
is grooter dan men gedacht had, zoodat
van aardappelnood geen sprake zal zijn
De varkensfokkerij zal niet verder
beperkt worden; de bereiding van con
serven is niet verder noodig, kortom,
in het algemeeD is de toestand wat be
treft de voedingsquaestie gunstig.
derd, waarvan gij dit alles doen kondt, en
dan zeide ik: dat zal den een of an leren
dag wel blijken! Maar ik ben dankbaar
voor 't goede, dat ik van u genoten heb,
en wil nu gaarne mijn schuld betalen.
Luister oplettend Ik zal u zeggen,
wat er voorvalt een gedeelte ten
minste, maar genoeg om u gelegenheid te
geven, u bijtijds uit de voeten te maken
Straub antwoordde niets maar spitste zijn
ooren, opdat geen woord hem ontgaan zou,
en Chapiton vervolgde:
Zoek uw goed bij elkander en pak
uw biezen.
Ik begrijp u niet.
Gij hebt uw berekeningen goed 're-
maakt, maar er zijn anderen, die zien met
de zaak inlaten en 't u lastig zullen maken
Graaf Jan de Marcilles had een broeder,
die kapitein bij den generalen staf was en
buitenslands ie gegaan maar nu is hij
teruggekomen, en heeft evenals ik, alles
verzameld wat op die zaak betrekking heeft,
maar in zijn eieen belang is men bij
mij, namens hem, om inlichtingen geweest.
De officier, weinig ingenomen met de wijze
waarop zijn naam onteerd was, heeft zich
nu in 't hoofd gezet, dien in zijn ouden
luister te herstellen Gij zult mij toe
stemmen, dat hij daartoe in zijn recht is.
Straub werd wat kalmer, hij zag de zaak
nog niet zóó donker in.
Hij heeft groot gelijk, ?eide hij, ik
zou evenzoo handelen.
En nu staat hij er op, dien voor het
gerecht te rehabiliteeren en wil dat tot
eiken prijs hij is zeer rijk en kan
alles betalen wat men vraagtIk kan
u ook nog mededeelen, dat hij geholpen
wordt door iemand uit de provincie, met
wien niet te spotten valt. Ik heb hem
gezien.
De kapitein van den generalen staf?
Neen, de man uit de provincie; hij