Het Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard
De grenzen onzer kennis.
UESJE1 DEN LOMPENU
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden,
D/o. 3486. Zaterdag 31 Juli
1913.
Bij dit nummer behoort een bijvoegsel.
FEUILLETON.
VOOll
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke rege
meer 77i ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Gelijk de leeuwin, die haar welpen behoedt,
En wacht, als gevaar hun mocht nad'ren,
Zoo staat ook ons volk, in zijn man'lijken moed,
Op 't Erfdeel der dappere Vad'ren
Gehecht door één band. die ons allen verbindt,
Geleid naar één doel voor het leven
Is Nederlands roem, die zijn weerga nauw vindt,
De roem van zijn kind'ren gebleven.
Gereed tot den strijd, is de kracht van den held 1
De lafaard laat weerloos zich temmen
En buigt zich genadig voor ieder geweld,
Dat 't leven voor hem mocht bestemmen.
Omhoog onze driekleurDe heilige vlag,
Al spatte er bloed op heur banen I
Zij is het symbool, dat ons iederen dag
Tot weerbaarheids-macht komt vermanen
Niet roekeloos zien wij op 't oorlogsgeweld,
Dat God voor ons Nederland verhoede
Slechts hij, die de helden van 't voorgeslacht telt,
Wordt kalm en berade te moede.
Wij kennen de zinspreuk, het woord onzer hoop
Wij steunen op recht en gelooven
„De Machten der wereld, God slechts stuurt hun
Wij worst'len en drijven toch boven I" [loop.
L. J. EIJDMAN.
't Is nog niet zoo heel lang geleden
dat we Goethe's „Faust" voor de zoo-
veelste maal herlazen. Hij laat zijn
held o.m. zeggen dat hij alle weten
schappen bestudeerd heeft ook theo
logie en nog even wijs is als te
voren.
Een gevleugeld woord is geworden
dat van den wijzen Socrates: ,,'t Eemge
wat ik weet is dat ik niets weet".
Hieruit spreekt wel een bescheidenheid,
die naar veler meening wel wat groot
is.
Anders oordeelt dé kamergeleerde
Wagner in „Faust" als hij zegt: „Ik
weet wel veel, maar zou graag alles
weten".
Twee merkwaardige uitspraken dus
bij den een, den steeds onverpoosd zoe
kende Faust, de bekentenis dat hij nog
even wijs is als in den beginne, en bij
den ander, den leerling, den kamer
geleerde, de uitspraak dat hij reeds veel
weet
Zeker een opmerkelijk verschil, dat
misschien te verklaren is uit beider be
schouwingen omtrent wetenFaust
zocht naar het wezen der dingen, de
leerling Wagner stelde zich tevreden
3)
Na weinige oogenblikken had zij zich bij
de oude vrouw gevoegd en nam op een
bankje aan haar voeten plaats.
Daar ben ik tante! Toe, tantelief,
ging zij na een poosje voort, vertel mij
vanavond eens iets uit uwe jeugd.
Uit mijn jeugd? Hoe kom je op die
gedachte, kind?
Och, tante, sprak ze aarzelend, vertel
mij eens, hoe het gebeurde, toen u
uw beminde voor het eerst hebt gezien.
Kijk me zoo'n nieuwsgierig Aagje
eens aan! Je bent nog veel te jong om
alles te weten. Waarom moet ik je juist
dat gaan vertellen?
Maar ik ben al zeventien jaar, tante!
Andere meisjes hebben op die leeftijd al
lang 'n beminde en
Wel, wel! Jij zoudt er misschien ook
al een willen hebben. Als ik datje moeder
eens zou vertellen!
Ga gerust uw gang, tanteantwoordde
Liesje lachend.
Moeder heeft mij nog kort geleden
zooveel linnengoed laten zien. „Dat is alles
voor je uitzet, Liesje, zeide zij er bij. Toe,
tante, vertel mij nu eens hoe het ging, toen
u Christiaan zaliger voor het eerst ont
moette.
Het was tante Mie onmogelijk haar lie
veling iets te weigeren en, geheel in haar
herinneringen verdiept, verhaalde zij van
den schoonen zomeravond, toen Christiaan
den weg langs kwam. „Hy is by den Ko
ning, bij den Keizer. Hij is soldaat" zong
zij juist. Toen kwam hij naast haar staan
en vroeg, of het geen ander dan een soldaat
mocht zijn. Zij had aanvankelijk niets ge
antwoord. doch toen hij haar na eeuige
uren verliet, waren beiden overtuigd, dat
zij elkander voor het leven toebehoorden.
„Ja, ja! besloot zij, de liefde is toch iets
raadselachtigs!
De oude vrouw keek haar pleegdochtertje
aan en zag, dat Liesje's oogen in tranen
baadden.
Maar zeg eens Liesje, wat schort er
toch aan vanavond?
Och, niets, tante! Kom, ik ga even
aan de deur staan. Vader en moeder zullen
zoo dadelijk hier zijn. Goeden nacht, tante!
Nacht Liesje!
Het jonge meisje zette zich onder de linde
neder en haar oogen staarden naar de over
zijde van de molenbeek, naar den weg, die
naar het kasteel voerde Hoe vreemd
was het haar te moedeZou het een gevolg
zijn van het onverwachte wederzien van
haar ouden speelmakker? Army was plot
seling in 't priëel binnengekomen, waar zij
in gezelschap met Nelly zat te lezen. Eens
klaps stond hij voor de beide meisjes en
sloot lachend zijn zuster in de armen, die
van vreugde bijna niet kon spreken.
Daarop had hij haar verrast aangekeken
en haar eindelijk met „mejuffrouwLiesje"
aangesproken. „Mejuffrouw Liesje!" Wat
klonk dat r&arf Zij moest onwillekeurig
lachen en hij lachte mede, doch hij noemde
haar niet anders.
Hij was grooter en flinker geworden, en
een fraai kneveltje sierde zijn bovenlip. En
wat was daarop de avond snel voorbijge
vlogen en, toen zij tot haar groeten spijt
huiswaarts moest keeren, had hij haar be
geleid tot aan het molenpad. Daar was hij
blijven staan. „Goeden nacht, mejuffrouw
Liesje 1" zeide hy. Zij moest weer lachen,
met den schijn.
In den loop der tijden hebben we
veel van dien schijn geleerdmen zegt
bijv. dat de aarde rond is en bewijst
dien bolvorm o.m. uit verschijnselen,
die zich aan ons oog voordoenna
tuurkundigen beweren dat de maan
haar licht ontvangt van de zon; wij
weten dat ijzer soortelijk zwaarder is
dan hout; enz. Dit alles en nog veel
meer zou men de kennis kunnen noemen
van den kamergeleerde.
En echter de rusteloos zoekende
en twijfelende wetenschapbeoefenaar
(Faust is het voorbeeld) stelt zich daar
mee niet tevreden. Hij beseft dat veel
waarheden nog heelemaal geen kennis
vormen. Multatuli zegt o.m. zeer terecht
dat misschien niets waar is. In ieder
geval, zeker is dat veel berust op af
spraak. Afgesproken is om de hoeveel
heid 2 maal 2 vier te noemenmaar
't zou net zoo goed vijf kunnen heeten.
Zoo is er veel meer in de wereld van
„kennis" dat op onderlingen afspraak
berust; dit is steen, dat hout, dat ijzer,
die tafel is van hout, die brug van
steen, enz.
Derhalveeen kwestie van woorden
Teudeele. Misschien geheel. Want door
den naam te geven aan iets, benaderen
wij hoegenaamd niet den aard van een
of ander ding. Zie maar. Hout bestaat,
zooals wij op school al leerden, uit
koolstof, bestaat uit moleculen (een
Grieksch woord, dat, volgens onzen
leermeester, kleine massa beteekent) enz.
Ga zoo maar door, als ge kunt. Maar,
ge kunt niet. Zelfs die moleculen-theorie
is niets meer dan theorie, met een
mooi woord: hypothese, dat is onder
stelling, waar niets tegen in te brengen
is en die dienen moet om de (een)
wetenschap op te bouwen Komt er
straks een wijzer, die de hypothese
wegredeneert, dan is de heele opgezette
wetenschap meteen omvergegooid
De vragen vermenigvuldigen zich in
het groote rijk der natuur. Wat is
kracht, zwaartekracht, aantrekkings
kracht, enz.wat is schoon, rein, goed,
waar, edel, liefde, hartstocht, enz. Zou
ook hier de onderlinge afspraak niet
een groot deel op haar geweten hebben
- Yeel wordt er beweerd omtrent het
wezen der dingen, maar het zijn, het
waarom is daarmede ganschelijk niet
opgelost.
Wij menschen kunnen niet altijd het
wezen der dingen kennen. Misschien
nooit of te nimmer. Want steeds zijn
we gebonden aan onze menschelijke
waarnemingsorganen. En daarom ook
kunnen wij 't niet benaderen. Wel
kunnen wij zeggen, weten misschien,
dat het mogelijk is dat er nog veel
meer is dan wij kunnen waarnemen.
Maar dit wil nog volstrekt niet zeggen
dat het zoo is. Want dan gaan we al
weer bouwen op dingen, die we niet
zeker weten
En dus en derhalve doen we ver
standig het leven te bouwen op wat
we zeker weten van den schijn der
dingenwant het wezen der dingen is
mysterie, waarvan wij nooit iets zullen
weten.
Het mysterie is ondoorgrondelijk.
Misschien wordt het raadsel eenmaal
opgelost. Wie zal 't zeggen? Een ge-
loovig man als de Genestet zegt het
zoo roerend-eenvoudig: Daar is geen
Priester, die Hem verklaartIn raadslen
wandelt de mensch op aard."
Buitenland.
De sprinkhanenplaag in Palestina is
verschrikkelijk. In groote scharen val
len de dieren op Jerusalem aan. Overal
zitten en springen sprinkhanen; in de
huizen, de provisiekelders, de eetka
mers, de slaapkamers, de kleerkasten.
Den 3den Juli werden alle mannen tot
60 jaar opgeroepen om ze te bestrijden.
Millioenen werden gedood, maar mil-
lioeuen hongerige volgden en aten de
dooden op.
De muren zien er uit als met mos
begroeid. In Nazareth en omstreken
moet het nog erger zijn. Alle huizen
zijn daar zoo dicht met sprinkhanen
bezet, dat men geen steenen meer ziet.
De olijf- en vijgenboomen zijn kaalge
vreten, de wijnbergen verwoest, waar
door de wijn- en olieprijzen stijgen en
er spoedig niets meer te bekomen zal
zijn. Men kan niet rustig zitten, of er
kruipt een sprinkhaan uit inouw of
broekspijp. Ook op den weg naar Beth
lehem is het zoo. De trein van Ram-
leh moest acht maal aanzetten, vóór
dat hij door de hoopen gedoode dieren
heen kon.
Ook de Fransche en de Engelsche
peis kan zich thans niet meer ver-
heelen, dat de toestand in Rusland kri
tiek wordt.
Door de Parijsche „Temps" wordt
het publiek voorbereid op den val van
Warschau, Iwangorod, en Nowo Geor-
giëfsk, want, zoo zegt de „Temps", de
grootvorst zal die vestingen vermoe
delijk wel krachtig aan den binnen
dringer betwisten, maar hij zal ze niet
tot eiken prijs willen behouden, omdat
Warschau immers een zeer sterk voor
uitspringend punt van 't Russische
front is, dat men alleen maar in zoover
dient te verdedigen als nuttig is voor
het tegenhouden der aanvallers. Der
halve men moet zich niet verbazen
als men weldra de ontruiming van War
schau verneemt juist zooals kort ge
leden die van Przemysl en Lemberg
dat is dan aan den eenen kant weer
een toepassing „der tactiek van Koe-
toezof, die Napoleon I overwon, in welke
taktiek de Russische bevelvoering uit
munt en waarvoor de Russische sol
daat zoo uitmuntend geschikt is", en
anderzijde is het een betreurenswaardig
en noodlottig gevolg van het gebrek
aan munitie en ander oorlogstuig aan
Russischen kant.
Omtrent een Revolutie op Haïti wordt
uit Port-au-prince gemeld:
De regeeringstroepen die aan het
muiten geslagen waren, hebben het
paleis van den president in brand ge
stoken. De gouverneur had bij het uit
breken der revolutionnaire beweging
in de stad 160 politieke gevangenen
laten terecht stellen.
Het volk was daarover zeer veront
waardigd en drong het legatiegebouw
van Domingo binnen, waarheen de
gouverneur was gevlucht, haalde hem
naar buiten en schoot hem dood.
Daarop trok de menigte naar het
Fransche gezantschapsgebouw, waarheen
de president was gevlucht en dreigde
het gebouw te zullen binnendringen.
De Fransche gezant wist haar daar
van af te houden, dóch den volgenden
dag kwam men in nog grooter getale
opzetten en werd ook de President ver
moord.
De thans vermoorde president van
Haïti, Guillaume, werd als generaal den
20sten Januari van dit jaar door de
rebellen, die zich van de hoofdstad
meester hadden gemaakt, tot 25ste pre
sident der republiek uitgeroepen.
Zooals de meeste zijner voorgangers
is hij slechts korten tijd aan het bewind
geweest. Zooals de meeste is ook hij
door moordenaarshanden om het leven
gekomen. Van de 25 presidenten dezer
republiek toch zijn er slechts twee of
drie een natuurlijken dood gestonen.
of zij wilde of niet. „Goeden nacht, mijnheer
Army", had zij willen zeggen, maa het
kwam haar niet over de lippen. Zij reikte
hem aarzelend de kleine hand toe, die hij
als een oude bekende aanvatte. Toen ging
hy heen
Zou hij ons ditmaal een bezoek bren
gen vroeg zij zich af O ja, zonder
eenigen twijfel. Als moeder nu juist niet
morgen naar de vrouw van den opperhout
vester wilde gaan, dacht zij met spijt. Neen,
dat zou erg jammer zijn, want dan moet
ik met haar mede.
Zoo zat zij onder de oude linde, in zoete
droomerijen verdiept.
In het slot was de kamer der oude ba
rones nog tot laat in den avond verlicht.
Zij zat in haar grooten leunstoel, in een
druk gesprek gewikkeld met haar kleinzoon.
Dus, Army, sprak zij, jij houdt vol
dat het de uitdrukkelijkste wensch is van
tante Stentheim, dat Blanka bij ons zal
logeeren?
Neen, grootmama, dat zou te veel ge
zegd zijn. Tante Stontheim is een zonder
linge vrouw, een wensch openbaart zij eigen
lijk nooit, doch zij roerde zoo terloops aan,
dat de vermoeienissen van den afgeloopen
winter Blanka veel nadeel hadden gedaan
en zij vroeg mij, of onze boschlucht haar
geen goed zou doen. Ik verstond natuurlijk
dezen wenk, en bood onmiddelijk onze
gastvrijheid aan.
Zeer overijld gehandeld, beste Army
Het zal ons moeilijk vallen deze verwende
jonge dame naar den eisch te ontvangen
en het haar hier op dat eenzame slot aan
genaam te maken. Het getuigt van weinig
tact bij je tante, dat zij je aanbod aannam.
Blanka kan dan later haar vader mede
deel en, hoe slecht de Derenbergs hunne
gasten onthalen.
Zij lachte jbitter. Army gaf echter geen
antwoord.)
Hoe ziet die Blanka er eigenlijk uit?
vroeg zijn grootmoeder na een poos.
Over Army's gelaat gleed eensklaps een
zonnestraal van bewondering.
Hoe zal ik haar beschrijvenIk kan
u alleen zeggen, dat zij een buitengewone
verschijning is. Bij den eersten aanblik
verblindt zij en hoe meer men haar aan
schouwt, des te meer gevoelt men zich tot
haar aangetrokken.
Zoo drukt zich alleen een verliefde
uit! merkte de oude dame koel op. Voor
zoover ik weet, had zij nooit aanleg een
schoonheid te worden.
Zij is ook eigenlijk niet schoon, maar
zij heeft zoo iets
Genoeg! viel hem de barones onge
duldig in de rede. Zeg mij liever, hoe de
wereld denkt over hare verhouding tot
tante Stontheim, en wat zij te verwachten
heeft.
Zij gaat voor tante's eenige erfgename
door. Doch van groote hartelijkheid tus-
schen haar beiden heb ik, gedurende mijn
verblijf in die familie, niets kunnen be
speuren.
De barones haalde de schouders op, als
om te toonen, hoe weinig indruk deze mede-
deeling op haar maakte.
Hoe denk je dan die jonge dame hier
bezig te houden
O grootmaIn uw gezelschapEn
bovendien zijn mama en Nelly toch ook
hier.
Nelly Die is immers veel te kinder
achtig! Heb jij je moeder reeds van het
heuglijk nieuws van de aanstaande komst
dier schoone Blanka in kennis gestel 1?
Neen, grootmaIn de eerste plaats
wilde ik wachten, tot ik er met u over
gesproken had en bovendien was de kleine
van den lompenmolen bij Nelly.
Natuurlijk! Ofschoon ik er mij zoo
nadrukkelijk tegen heb verklaard, loopt zy
Volgens een bericht uit Petersburg
is de Breslau, bij het verlaten van den
Bosporus, wederom op een mijn is ge-
stooten, een aantal mannen werden
daarbij gedood of gewond.
hier iederen dag in en uit en zien je mama
en Nelly in haar 'n pronkjuweel van schoon
heid en edele hoedanigheden
Maar Army, ging zij voort, waar
denk je die freule onder dak te brengen?
Ik dacht aan het vertrek naast het
uwe. Buitendien kan ook de torenkamer
voor zitkamer worden ingericht.
De torenkamer? Dat nooit! riep de
oude dame uit, terwijl haar, ook in gewoDe
omstandigheden zoo kleurloos gelaat, thans
een bijna spookachtig voorkomen ver
kreeg.
Army keek haar verschrikt aan.
Zie het met je mama te schikken,
voegde zij er haastig bij. Laat Blanka ver
blijf houden waar zij wil. De torenkamer
blijft gesloten, zoolang ik leef. Begeef je
nu ter ruste. Morgen zullen wij er verder
over spreken.
Nog altijd het oude liedje, mompelde
Army, toen hij de kamer verlaten had.
Wat had dat nu weer te beteekenen met
dat torenkamertje? En ik had mij voor
gesteld, het zoo snoeperig voor Blanka in
te richten!
„Voor Blanka!" Zijn gedachten
vlogen terug naar de deftige villi in de
groote stad. Daar, achter de fijne kanten
gordijnen, op de tweede verdieping, rustte
zij nu ongetwijfeld en sliep. In zijr e ge
dachten bevond hij zich weder bij tante
Stontheim, in haar sierlijk vertrek.
Op uitnoodiging der oude dame had hij
de Kerstdagen te D doorgebracht, en
toen hij haar de hand kuste, die zij hem
als welkomstgroet had toegereikt, had hij
er niet zeer vriendelijk uitgezien. Nadat
de thee was opgediend, bekroop he a een
onuitsprekelijk gevoel van verveling.
0
IIIDWIBMD
Vertaald, door B.
Wordt vervolgd)