voor Het Land van Hensden en Allena, de Langstraat en de Boninielerwaard. HESJE 1 OEN LOMPENMOLEN, Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 3493. Woensdag 23 Augustus FEUILLETON. 1913. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke rege meer 7 7, ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. Daar is een Fransch, welbekend spreekwoord, hetwelk luidt, dat de kunst een moeilijk, de critiek een gemakkelijk iets is. Wij werden aan de waarheid van dit gezegde dezer dagen wederom herinnerd, waar wij in den lande alom luider en luider de stem van, alles veel beter wetende beoordeelaars, hooren klinken, waar het geldt de daden der regeering te toetsen. Wij dachten daarbij aan dat andere, Hollandsche spreekwoord, volgens het welk de beste stuurlui altijd aan wal staan. Zulke stuurlui, men kan ze thans in alle kringen onzer Nederlandsche samenleving het woord hooren nemen, en verklaren, hoe onze regeeriDg, in zonderheid wat de departementen van oorlog en van landbouw, handel en nijverheid aangaat, niet alleen van schromelijke fouten en tekortkomingen in de eischen van het oogenblik blijk geeft, maar ook in elk geval niet de stuurmanskunst betracht, welke zij, hier op den wal, ais de beste erken nen, en wel omdat dit niet de hunne was. Ons dunkt, dat in het oordeel dezer vaderlanders, ongetwijfeld welmeenen- de, maar niet altijd even deskundige beoordeelaars, nog wel het een en ander voor herziening vatbaar is. Toch, wij willen het allerminst ontkennen, dat ook ons het regeeringsbeleid, wat betreft van beide bedoelde departemen ten dikwijls voor verbetering vatbaar voorkomtdoch, wie de hoogst abnor male tijdsomstandigheden, de voortdu rende ongewisheid, de uitertst moei lijke, zich plotseling vaak voordoende problemen in aanmerking neemt, waar mede en waaronder dit regeeringsbe leid gevoerd moet worden en waarbij zich telkens volkomen nieuwe vraag stukken van het allergrootste belang komen voordoen en snel om oplossing vragen, die zal moeten erkennen, dat er, afgezien van hetgeen aan alle menschelijk werk eigen is, door onze ministers blijk gegeven wordt van een werkelijk in vele opzichten groote waardeering verdienend beleid en door zicht. 10) Zeer verstandig aangemerkt, kolonel 1 zeide de oude barones met kwalijk ver borgen toorn. Doch hpe zwaar zulk een afhankelijkheid valt, beseft slechts hij, die gewoon was zich in vrijheid te bewegen. U die, om zoo te zeggen, in afhankelijkheid opgegroeid zijt, begrijpt onzen spijt niet. Ik vind het zonderling van tante Stont- heim. Zij heeft de middelen om te helpen en doet het niet. Army moet officier blijven om de bespottelijke reden, dat hij nog te jong is. Alsof geen oudere krachten hem met raad en daad ter zijde konden staan! U misschien, barones vroeg de kolo nel lachend. Geen kwaad ideeFinanciëele talenten kan men u ook niet ontzeggen. Dat u ongelukkig zijt geweest in uwe speculaties is waarlijk uw schuld niet I Gij zijt nog even scherp als vroeger, kolonel! Uwe toespelingen echter zijn on gegrond, want het was inderdaad de tegen spoed, die ons achtervolgde. Onverdiende tegenspoed, ba rones Ik bid u, oom, ga zóó niet voort, sprak Army. Het gesprek maakt mama zenuw achtig. Welnu, beste vriend, ging de kolonel onbevangen voort, juist om u voor dien onverdienden tegenspoed te behoeden, wenscht de gravin dat je niet hier, versta mij wel, niet hier, zult verblijf houden. Duid het mij niet ten kwade, dat ik mij zoo duidelijk verklaar, ik had het gaarne Het zou ons te ver voeren èn alle regeeringsmaatregelen in den laataten tijd genomen èn alle critiek daarop uitgeoefend aan een eenigszins gron dige bespreking te onderwerpen, en moeten ons uiteraard tot slechts enkele feiten beperken, en dan zien wij, dat zich vooral de critiek verheft tegen het beleid van den bewindvoerder aan het departement van landbouw, handel en nijverheid. Zoo deze zich alle klachten, al het ach-en-wee-geroep uit tal van kringen onzer samenleving persoonlijk moest aantrekken, hij zou zijn ministerieële taak geen 24 uur lang kunnen volhouden. Ons land ondervindt meer nog dan in militair opzicht, in betrekking tot zijn economische omstandigheden ten zeerste de gevolgen, direct en indirect van den om ons heen woedendeD we reldoorlog. Dit brengt toestanden mede en schept verhoudingen ten opzichte van schier alle takken van bedrijf, als zij nog nimmer onder de oogen be hoefde te zien. Elk feit, dat zich, en vaak op het onverwachtst voordoet, is meestal wat in de rechtsgeleerde taal een „novum", een geheel nieuwe zaak heet. Van een beroep op vroegere onder vinding is daarbij weinig of in het geheel geen sprake. Dit nu verzwaart niet licht de taak dergenen, die geroe pen zijn ons land door de branding dezer economische woelingen heen te brengen. Vandaar het als het ware uit den grond groeien van tallooze bu reaux en commissies met meer of min der officieelen stempel, geroepen om in overleg met den minister of des mi- nisiers ambtenaren handelend op te treden. Wij herinneren hierbij aan het be staan, o.m. van de bureaux ter distri butie van graan en meel, van varkens en varkensvleesch, van de bureaux voor het kolenvraagstuk, en den afzet van visscherij producten, van de com missies voor nijverheid, voor voeding van mensch en dier, voor rogge, sui ker, en ten slotte aan het bestaan van de vele commissies in verbinding staan de met de Nederlandsche Overzee- Trustmaatschappij. Indien wij daarbij nog memoreeren de talrijke directies aan het departement zelf, ten behoeve van den tuinbouw, den landbouw, den handel, de visscherij enz., dan kan niemand onzer ontkennen, dat de re geering de noodige voorlichting be hoeft te ontbreken. En dat zij van deze voorlichting gebruik en een zeer ruim gebruik maakt, dat ligt niet alleen in de lijn van het kloeke re geeringsbeleid van ons huidig ministe rie, maar vooral ook in den geest van groote werkkracht en omvangrijken arbeid, die thans in alle takken van bestuur heerscht. Wij mogen dus, en met reden, er gerust op gaan, dat al wat mensche lijker wijze gesproken binnen het be reik van doorzicht en beleid, van voortvarendheid en werkkracht ligt, ook metterdaad bereikt wordt. Dat er hochthans, vooral op het gebied onzer levensmiddelen-voorziening, tal van deskundigen zijn, die zoo ge hen maar aanhooren wilt, het alles nog veel beter weten, en ook alles nog veel beter zouden doen, ware hun raad opgevolgd, behoeft niemand te verwon deren. Zij zijn die „beste stuurlui", die, jammer genoeg voor hen, doch dik wijls gelukkig maar voor hun mede- menschen, hun stuurmanskunst slechts aan den wal kunuen toonen. Wij zou den dezulken gaarne toeroepen wendt u tot een der vele commissies, wendt u tot den minister, die waarlijk geen enkelen weloverwogen en gegronden raad of aanmerking ongebruikt zal laten, zoo ge meent het waarlijk beter te weten en te kunnen, dan zij, die daarvoor in de eerste plaats in aan merking komen dat is de beste op lossing voor ons. en zeker voor u zelve. Een ander departement van alge meen bestuur, hetwelk de critiek niet bespaart blijft, is dat onzer nationale verdediging, het ministerie van oorlog. De verwijten, die dezen minister tref fen, hebben een eenigszins ander ka rakter, dan zijn economischen ambtge noot gelden hier toch spreekt in de critiek de aard, het wezen van ons volk een woordje mede. En die aard is, evenals voor den oorlog, ook nu, na ruim 12 maanden, nog even weinig militairistisch, als hij immer is ge weest. Ons volk is zoomin laf als onwillig waar het geldt zich den vijand van het lijf te houden, wanneer deze zich vermeet het een of het ander te be lagen, maar wel zijn wij altijd geweest, en zijn wij nog, wars van alle onnoo- dige gewichtig-doenerij, en ijdele praat- vertooning op militair gebied. Over tuig ons volk van de noodzaak het zwaard te trekken ter verdediging van het erf zijner vaderen, dat ook het erf zijner zonen moet zijn, en gij zult een natié vinden, die dat zwaard ook te hanteeren weetdat hebben de vele oorlogen waarin ons vaderland in den loop der eeuwen gewikkeld was, waar lijk ruim bewezen. Maar zoo gij bij het volk aankomt met allerlei weinig of niets ter zake doende militairisti- schen omhaal van bureaucratische ge wichtigdoenerij, waarvan zijn gezond verstand het nut niet inzien kan, en waaraan het dus ook zijn goeden wil en medewerking niet kan geven, dan zult gij stuiten op denzelfden geest van misnoegdheid, ontstemming, verzet en zelfs tegenstand, waaraan zoo me nige intieme bladzijde in de historie- boeken dezer landen, als een onover komelijke hinderpaal voor hen, die onzen volksaard miskenden, gewaagt. Ook ten opzichte der ministerieele beschikkingen van den laatsten tijd heeft zich de stem der critiek luid verheven ook hierbij treffen wij we der een aantal deskundigen aan, die het allemaal zooveel beter weten dan zij die door het vertrouwen van onze Vorstin en onze volksvertegenwoordi ging geroepen zijn, te waken voor het behoud van ons hoogste heil als volkseenheid, ons onafhankelijk volks bestaan. En al willen wij geenszins ontkennen, dat ongetwijfeld hier en daar gegronde klachten vernomen zijn, en dat er zeker verbetering eenerzrjds, verlichting van lasten anderzijds mo gelijk is, toch wil het ook hierbij ons voorkomen, dat te weinig gelet wordt op wat wij hierboven in den aanvang zeiden, nl. dat de kunst, van te re- geeren, een moeilijke, dat critiek, door on verantwoordelij ken, een gemakkely- ken zaak is. Men zal ons vergunnen het ten deze met onzen vaderlandschen dichter J.P. Heije te houden, waar hij schreef: De beste stuurlui staan aan wal, lk vaar maar met de goede VI. Ct. king naar het Oostenrijksche front zijn gezonden, terwijl Beiersche troepen vin nagenoeg gelijke sterkte naar Bos nië zijn gezonden om hun Oostenrijk sche kameraden te vervangen. In verband hiermede wordt tevens bericht, dat de Oostenrijksche verliezen vrij aanzienlijk zijn. Te Innsbruck worden 6000 gewonde Oostenrijkers verpleegd. Bijna eiken dag komen trei nen met gewonden aan, ypornamelijk uit het gebied rondom Gorz, waar tot op heden voortdurend hevig gevochten wordt. Buitenland. Uit Genève wordt bericht, dat on geveer 70000 man Oostenrijksche troe pen, die in Bosnië lagen, ter verster- vermeden, doch Ik begrijp u, zeide de oude dame koel. De gravin heeft mij meermalen ver weten, dat ik de oorzaak ben van den achteruitgang onzer familie. Hoe gemakke lijk der gehate vreemdelinge, de Italaansche, alle mogelijke slechte hoedanigheden toe te schrijven! U vertelt mij niets nieuws, kolonel Inmiddels zaten de beide meisjes bijna ademloos in het zijvertrek. Toen Liesje den naam haars vaders hoorde noemen, was zij opgesprongen en zocht naar een anderen uitgang dan door het vertrek, waar men zijn goeden naam zoo hatelijk door het slijk sleurde. Waar kan ik heen fluisterde *ij angstig. Blijf hier, Liesje! Zij weten niet dat wij hier alles duidelijk kunnen hooren... Schrei toch nietAch, ware ik maar ge zond en een man als mijn broederHoe zou ik hen bescheid geven, als jij beschimpt wordt. Op eens vernamen zij Blanka's vleiende stem. Grootmamaatje toe, ik heb u iets te verzoekenIk heb het Army opgedragen, doch die nare jongen heeft het zeker ver geten. Ik had hem verzocht u te vragen, mij toe te staan in het torenkamertje ver blijf te houden. Kom, lieve grootmama, zeg ja. Het was zeer verstandig van Army, het mij niet te vragen. Ik heb het reeds éénmaal geweigerd en kan het ook nu niet 'oestaan. Waarom niet vroeg Blanka verbaasd. Sta mij toe, de reden te verzwijgen. Houd niet aan, Blankaklonk de stem van haar vader. Oude kasteelen heb ben hunne geheimen, waarond.r er zijn, die men gaarne rusten laat. Op dit oogenblik werd de deur openge rukt en stond de oude dame plotseling in tegenwoordigheid der beide meisjes. - Dio mio Dat is ongehoord Is u dan altijd hier, om mij schrik aan te jagen Wel, zulk een lieflijke verschijning schrik aanjagen sprak de kolonel. Mag ik u verzoeken, barones, mij aan de jonge dame voor te stellen? De aangesprokene haalde de schouders op, terwijl zij een bijna meewarigen blik op den ouden heer wierp. Welnu, dan zal ik mijzelf maar voor stellen. Mijn naam is kolonel Von Deren- berg I Mijn vriendin, mejuffrouw Liesje Er ving, voltooide Neliy. De dochter van den tegenwoordigen eigenaar der Derenbergsche bosschen. Zoo zoo! Uw vader is zeker een groot liefhebber van de jacht, mejuffrouw Ja, kolonel, en bovendien gebruikt hij veel hout voor zijn papierfabriek. Hout? Ik dacht dat goed papier hoofdzakelijk uit lompen wordt vervaar digd. Zeker, kolonel, antwoordde Liesje met een schalksch glimlachje. Daarom wordt onze fabriek in den geheelen om trek meestal de lompenmolen genoemd, mijn vader de lompenmolenaar en ik Liesje van den lompenmolen. Liesje van den lompenmolen her haalde de kolonel vroolijk. Dat is een naam, die in geenendeele bij u past. Ik draag dien naam toch gaarne. De meisjes uit onze familie heetten steeds zoo. Greta van den lompenmolen, of Anna, of Lisette Als door een adder gebeten, sprong de oude barones op. Lisette? herhaalde *ij. Dien naam behoeft u niet zoo trotsch in de herinnering terug te brengen. Deze Lisette was een lichtzinnig meisje, die haar ouders veel verdriet heeft berokkend. Haar nagedachtenis is mij heilig, antwoordde Liesje, schijnbaar kalm. Zij was echter niet lichtzinnig, doch ongelukkig, en dat niet door eigen schuld, mevrouw de barones! Wat is dat voor een geschiedenis? mengde zich Blanka in het gesprek. Niet zoo nieuwsgierig, mijn kind! vermaande de kolonel. Ik zeide het immers straks reeds, dat oude kasteelen hun ge heimen hebben. Wie zegt u, dat ons kasteel iets met die geschiedenis heeft uit te staan? vroeg de oude dame doodsbleek. Nu ja ik liet mijn gedachten zoo eens werken. Wat 'n jammer, dat u geen roman schrijver bent geworden. U hebt uw carrière gemist, kolonel! beet hem de barones toe. Liesje had zich den woordenstrijd ten nutte gemaakt om na een flauwen groet het vertrek te verlaten. In de lindenlaan ontmoette zij Army, die onverwacht voor haar stond. - Mejuffrouw Erving, u hebt zonder twijfel gehoord, wat in onze kamer gespro ken is. Het is wel niet bescheiden te luisteren Ik heb niet geluisterd, baron, ant woordde zij met fierheid. Ik zou, voor altijd, gaarne de kamer verlaten hebben, doch had geen uitweg. Hoe 't ook zij, mejuffrouw, verzoek ik u, het gehoorde als een geheim te be waren. Onze familie heeft, heiaas, reeds te dikwijls aanleiding tot praatjes gegeven. Ik smeek u in naam van onze vroegere trouwe vriendschap. Nietwaar, Liesje? Hij stak haar de hand toe, doch het meisje nam die niet aan. Een belofte is overbodig, baron! Ik zou het toch verzwegen hebben. Ik vertel geen gesprekken verder, waarin men mijn Pastoor Boonen, die in Antwerpen was gearresteerd, beschuldigd behulp zaam te zijn geweest om dienstplichti ge Belgen over de grenzen te hebben geholpen, is thans veroordeeld tot 15 jaar gevangenisstraf. Een Zeppelin die Wilna naderde, ia door de Russen neergeschoten. De bemanning, twee officieren en 8 manschappen, werden gevangen geno men. Het luchtschip voerde een mi trailleur mede en een hoeveelheid ontplofbare bommen en brandbom men. De Russische minister van oorlog heeft, 7olgens een bericht aan de Ma- tin, bekend gemaakt, dat ten spoedig ste de jongste klassen van den twee den of laatste reserve zullen worden opgeroepen. Acht millioen man bene den de 35 jaar zouden er dan onder de wapenen komen. Naar de Frkf. Ztg. zouden de onder handelingen, die Italië te Londen voert, em zich geld te verschaffen, op het doode punt zijn gekomen. Het Italiaansche ministerie van financien is zeer achterstallig met betalingen van reeds vervallen verplichtingen, en de uitgifte van een gedwongen leeuing, zoo verneemt het blad, wordt over wogen. In de Zwarte Zee hebben Russische torpedobooten reeds meer dan 100 Turksche zeilschepen vernietigd. Een telegram aan de Daily News te Chicago van het eiland Imbross dd. 20 dezer bericht De Engelschen hebben in 24 uur tijds op 13 dezer 60.000 man troepen aan land gezet aan de Suwla-baai. De Turken werden gansch en al overrom peld, hun verbindingen zijn afgesne den. De overgave van het Turksche leger op Gallipolli is onvermijdelijk. vader beleedigt, mijn vader, wiens huis gij zoo dikwijls hebt bezocht, in den tijd van onze „trouwe vriendschap" Neen, gij- zelf hebt hem niet beleedigd, ging zij voort, toen zij zag, dat hij haar in de rede wilde vallen, doch hebt het kalm aangehoord. Lasteringen, van wier onwaarheid men overtuigd is, zonder tegenspraak aan te hooren, staat gelijk met ze te bevestigen. En niet alleen mijn vader, ook mijn arme tante Lisette, die zoo lang reeds dood is ach, het is zoo pijnlijk, dit te moeten aan hooren. besloot zij, in tranen uitbarstende. Met een stijve buiging keerde zij hem den rug toe en vervolgde haar weg. zonder om te zien. Zij kon het dus niet bemerken, dat hij haar nog langen tijd nastaarde en eerst, toen zij uit het gezicht verdwenen was, met somber gelaat langzaam de trap pen van het bordes weder besteeg. IX. De zomer was verstreken, de herfst had de heerschappij overgenomen en begon het loof der bosschen bont te kleuren. In den molen was alle3 zijn gewonen gang gegaan en verheugde men zich reeds op de gezel lige winteravonden bij de warme kachel. Doch nog een andere, blijdere verwachting blonk in hun oogen. Was het niet allen bekend, dat er spoedig een verloofde in het huis zou zijn, dat mijnheer Selldorf en „ons Liesje" weldra een paar zouden worden? De flink gebouwde jongen man straalde immers de liefde duidelijk uit de heldere, oogen en met niemand was de patroon op zulk een goede voet als met hem, en geen zijner collega's werd met zooveel voorkomendheid door de huisvrouw bejegend als hij. Zelfs tante Mie was hem zeer genegen en zeide, als er van hem ge sproken werd altijd „een uitstekend mensch, die Seldorf!" Alleen Liesje scheen van dit alles niets Vertaald door B.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1915 | | pagina 1