voor Hel Land van Ileusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
Een manmoedig volt
LiSSJE VAN OEN LOMPENMOLEN,
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden,
yVo. 3503 Woensdag 29 September 1915.
FEUILLETON.
L
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke rege
meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Evenals alle jaren is ook ditmaal
op den derden September-Dinsdag,
onze volksvertegenwoordiging in ver-
eenigde zitting der beide Kamers bij
eengekomen, om bij den aanvang van
het nieuwe parlementaire jaar de
Troonrede aan te hooren door H. M.
de Koningin tot onze volksvertegen
woordiging gesproken.
Dit staatsstuk, als het ware de be
lichaming van hetgeen op binnen- en
buitenlandsch staatkundig gebied met
betrekking tot ons vaderland voorviel
in het afgeloopen jaar, is tevens de
inleiding van wat in het aanstaande
parlementaire jaar verwacht of redelij-
kerwyze gehoopt mag worden, van
hetgeen op wetgevend gebied zal ge
schieden.
Zulk een troonrede, waarvan elk
woord uitermate gewikt en gewogen
is, en tot welker totstandkoming
de verschillende departementen van
landsbestuur, beschikkende over alle
le hun ten dienste staande bescheiden
aedegewerkt hebben, geeft derhalve
a het kort en sober gesteld taaleigen,
at tot dezen vorm van staatsstukken
3hoort, de zoo zuiver mogelijke weer-
liegeling weer, van de staatkundige
n economische gesteldheid des lands
in van zijne bevolking in het tijds
bestek waarover zich de troonrede
uitstrekt.
Vandaar dat de aandacht der ge
eele natie telkenjare bij uitstek door
dit staatsstuk getrokken wordt en niet
alleen de belangstelling van het eigen
volk gaande maakt, kïoch ook buiten
onze grenzen met groote opmerkzaam
heid wordt ontvangen.
De lange reeks van troonreden se
dert de grondvesting van het Konink
rijk der Nederlanden telkenjare uitge
sproken, geeft dan ook, in den meest
beknopten vorm, een zeer aanschouwe
lijk beeld van de lotgevallen in alge-
meene zin van ons gemeenebest. Deze
geboden en uit den aard der zaak
groote beknoptheid leidt van zelf tot
!e noodzakelijkheid om, door aanvul-
.mde commentaren, het beeld des te
uidelijker te doen spreken; het „tus-
;hen de regels-lezen" is dan ook een
rste vereischte, wil men deze korte
menvatting van een groot geheel,
21)
i.n het belendende vertrek lag een bleeke
stap op het sneeuwitte kussen. Hoe
d jEwijls had die mond „Tante Liesje" tot
haar gezegd, hoe dikwijls hadden die groo
te oogen haar lachend aangeaien|en thans
zoo stom, zoo onbeweeglijk....!
Liesje's tranen hielden echter op te
vloeien. Zulk een geheimzinnige vrede
straalde uit 't kindergezichtje daarvóór haar
hoe schoon moest het zijn, zóó zoet
te slapen, met znlk een gelukkigen glim
lach, zonder de ellende des levens te heb
ben ondervond n
Ween niet, tante! Hij slat.pt zoo
rustig, hij ziet er zoo gelukkig uit
Toen wendde zij zich om en, in het
studeerkamertje gekomen, bleef zij staan.
Oom, sprak zij zacht, mag ik u in
•lit uur met een vraag lastig vallen?
Te allen tijde, en ook thans, mijn
Liesje. Raad ik goed, wanneer ik meen,
dac het jou en Army betreft? Er is mij
heden iets van ter oore gekomen.
Juist, oom, en ik kan niet heengaan,
zonder dat u mij hebt gezegd, hoe ik moet
handelen. Allen hebben mij afgeraden,
omdat hij niet aan mij, doch aan mijn
geld dacht; vader deed zelfs een beroep
op mijn meisjestrots. Aanvankelijk voegde
ik mij naar zijn wil, doch toen Army's
moeder kwam en weeklaagde, toen zij zeide,
dat hij naar Amerika wilde, opdatoogen-
blik voelde ik mij gedrongen, mij voor hem
op te offeren en, half waanzinnig van angst
naar behooren leeren verstaan. Ook
den toon, waarin de verschillende
troonreden gesteld zijn, te onderken
nen, is een waardevolle factor ter be
oordeeling van den anders veelal droog
schijnenden inhoud.
Ons treft bet verschil in vorm dezer
troonrede, en die van het vorige jaar.
Geen wonder voorwaarToen toch
was de groote wereldstrijd slechts en
kele weken aan den gang en bevon
den we ons in een tijdperk van groote
onzekerheid en bezorgdheid, wat ons
de naaste toekomst wel zou kunnen
brengen.
En al heeft zij niet gebracht, het
worde met groote dankbaarheid ge
constateerd, wat verreweg de meesten
onzer toen zeer terecht vreesden me-
degesleurd te worden in den maalstroom
der oorlogsellende, toch bleef ook
ons land geenszins gespaard voor de,
in het volksleven onzer natie, diep in
grijpende gevolgen van den wereld
brand, die tot aan onze grenz^? töe,
en tot bij de vaderlaudsche kust'woed
de. Wij vinden deze omstandigheden
getrouw in woorden gebracht en in de
troonrede van verleden en in die van
dit jaar.
Luidde het toen, dat het „handels
verkeer tot zeer beperkte afmetingen
teruggebracht is", thans klonk het
„voor handel en nijverheid konden de
nadeelige gevolgen worden beperkt".
Van de scheepvaart, die een jaar ge
leden, voor zoover zij niet stillag, „met
gevaren en moeilijkheden gepaard gaat,
heet het nu„de Nederlandsche ree-
derij leverde voor de groote vaart
gunstige uitkomsten op."
Trouwens ook op andere plaatsen
geelt de troonrede van een meer hoop
volle klank blijk en is het vooral de
toon van vertrouwen in de toekomst,
die, van zulk een zijde geuit, onge
twijfeld weerklank mag vinden in het
hart der natie, in overeenstemming
met dit vertrouwen, uitgesproken ter
hoogster plaatse, maakt zich de regee
ring gereed om voorziening te treffen
in de behoefte van militaire, economi
sche en sociale toestanden, welke alle
zeer zeker van verstrekkenden aard
zullen zijn ten opzichte van onze volks
gemeenschap.
Dat daarbij zoowel van de regee
ring als van de volksvertegenwoordi
ging ernstige arbeid mag verwacht
worden, wordt voldoende gewaarborgd
en smart, smeekte ik zoo lang, tot mijn
vader zijn toestemming verleende. Ik zou
gestorven zijn, als Army naar Amerika
had moeten gaan, om daar met harden,
misschien vernederenden arbeid, een sober
bestaan te moeten voeren, zonder dat ik
hem de reddende hand had toegestoken.
Doch nu, nu geloof ik maar al te zeer,
dat ik wel zijn verloofde ben, doch niet
bemind word. Dit vervult mij met name
loos wee. Ach oom, ik ben zoo onge
lukkig
Zij barstte in tranen uit en verborg haar
hoofdje in haar handen.
Lief kind, sprak de geestelijke, terwijl
hij zich naast haar zette, en haar zacht o ver
het haar streek, je geloofdet, dat zelfver
loochening gemakkelijk valt, doch nu zie
je, dat zij meer doornen dan rozen brengt.
Toen mijn Rosine haar ouderlijk huis ver
liet, om in den vreemde als huisonderwij
zeres haar brood te verdienen, schreef haar
oude grootmoeder in haar album„Wanneer
ge ooit in tweestrijd komt met je gevoel,
mijn geliefd kind, en gekrenktheid en ge
kwetste ijdelbeid kampen met d-nlustom
te vergeven en lief te hebben, laat dan de
liefde zegevieren, zelfs al zoudt ge daardoor
den schijn van vernedering op u laden.
Het heerlijkste, het schoonste, waartoe een
vrouw in staat is, is lief te h bben, altijd
lief te hebben, al wordt haar ook veel leed
berokkend." Heb geduld, kindlief, voegde
hij eraan toe. Nog kort geleden heeft hij
een bittere teleurstelling ondervonden en
de overtuiging, dat een ieder den stap, dien
hij thans gedaan heeft, in zijn nadeel uit
legt, is reeds pijnlijk genoeg voor hem.
Doch hij zal dat overwinnen. Ik heb nog
nimmer een onedelen trek in zijn karakter
ontdekt. Neem daarom aan, dat hij Diet
uit winstbejag naar uw hand dong, doch
uit de innerlijke behoefte naar een lief
hebbend hart. Aanvankelijk zal hij je hoog
door hetgeen wij in deze benarde tij
den van hen aanschouwd hebben.
Dat ook -van de geheele natie, die
medewerking verwacht mag worden,
zonder welke nu eenmaal noch de
j kundigste regeering, noch het kundig-
ste parlement vruchtbaar werkzaam
kunnen zijn, ook daarvoor levert het
geen wij in het afgeloopen jaar aan
schouwden, de beste waarborg op.
Wy denken daarbij inzonderheid aan
de, tot erkentelijkheidnopende wijze,
hoe eenige honderdduizenden jonge man
nen hun taak, het vaderland met het
zwaard in de hand te beschermen, op
vatten en onder veelal bezwaarlijke
omstandigheden volhouden en volbren
gen.
Het woord van „bijzondere waar
deering" jegens hen in de troonrede
geuit, is ons allen uit het gemoed ge
grepen en wij kunnen alleen betreuren,
dat de omstandigheden nog niet van
dien aard schijnen te zijn, om met
volle behoud der bescherming onzer
nationale belangen, de lasten en offers
te vermindereu van die ,,-v ele mannen,
die door de vervulling van hun plicht,
nu reeds zoo geruimen tijd verstoken
zijn van de uitoefening van hun be
roep, de behartiging hunner zaken en
de samenleving met hunne gezinnen',,
gelijk het in de desbetreffende passage
heet.
Inmiddels is er bij al den druk,
waaronder ons volk in veie zijner
bieedste kringen gebukt gaat, toch
reden tot erkentelijkheid voor het feit,
dat-de naaste toekomst geenszins meer
zoo donker behoeft te worden ingezien,
als dit een jaar geleden het geval was.
Dat eerste oorlogsjaar heeft ook in
meer dan éen opzicht ongetwijfeld nut
gedragen, en wel in zooverre, dat er
de geestkracht onzer natie in vele ge
vallen duidelijk bij aan het licht is
getreden.
Het is dan ook op die geestkracht,
dat het koninklijk woord vol vertrou
wen een beroep doet, „vertrouwende
op de geestkracht van Mijn volk,"
aldus luidde het tegen het einde inde
troonrede, „om de zware lasten, die
het onvermijdelijke gevolg zijn van
den noodtoestand waariu wij verkeeren,
manmoedig te dragen, ga Ik hoopvol
de toekomst te gemoet."
Ziedaar, dunkt ons, opnieuw een
waarlijk koninklijk woord ophetjuiste
tijdstip uitgesproken. Manmoedig zijn,
achten en dankbaar zijn en ééns, mijn kind,
ontdek je, vóór je 't nog verwacht hebt,
een vonkje liefde in zijn hart, dat met
zorg bewaakt en gekoesterd, eens als een
felle vlam opstijgt. Maar wacht je er voor,
die zwakke vonk uit te dooven door over
gevoeligheid, verpleeg haar als een zwak,
ziek kind. Liefde overwint alles.
Liesje was opgestaan.
Dank u, oom, sprak zij zacht. En,
nietwaar, u stelt ook mijn ouders en tante
Mie gerust, door hen te zeggen, dat ik nog
wel gelukkig kan worden. Ik stond op het
punt, door overdreven fijngevoeligheid een
toenadering onmogelijk te maken. U hebt
mij den juisten weg aangewezen. Vaarwel,
oom, morgen kom ik weder Ween
niet, want Karei is veel smart bespaard.
Het rijtuig wachtte haar voor de huis
deur. Army stond naast het portier, hielp
haar bij het instappen en nam naast haar
plaats.
Army, sprak zij, nadat zij een poosje
voortgereden hadden. Ik was zooeven wat
ontstemd en onvriendelijk. Vergeef het
mij ik kom zoo juist uit een sterf
huis
Hij nam haar hand in de zijne en wendde
zich naar haar toe.
Ik heb je een verzoek te doen, ging
zij voort. Je weet, dat mijn vader slechts
met een bezwaard gemoed zijn toestemming
tot onze verbintenis gaf. Vergeet het hem,
Army! Ik ben zijn eenig kind; help mij,
hem de wolken van zijn voorhoofd te ver
jagen en tracht het te doen voorkomen
alsof je mij lief hadt, alsof je gelukkig waart.
Ik wil het ook ik ben het ook, voegde
zij er fluisterend bij. Ik had zoo gaarne,
dat hij en moeder en tante Mie mijnentwille
geen angst behoefden te koesteren. Wil je,
Army?
In gepeins verzonken zag hij voor zich.
„Doen alsof ik haar liefhad?" dacht hy.
wat kan een gansch volk beter doen
in tijden van druk, wil het weerstand
bieden en zich-zelf blijvenManmoe
digheid is voorwaar niet de minste
deugd onzer voorvaderen geweest, toen
zij het nog jonge vaderl md tegen zijn
belager hadden te verdedigenman
moedigheid blijkt uit de worsteling
met het overmachtige Spanje, tachtig
jaren lang manmoedigheid in tijd van
kommer is het behoud gebleken van
het gemeenebest, toen het Noodjaar
aanbrak en vier tegen een, de vijan-
den ons nationale bestaan met de voe
ten vertreden wildenmaar die één
was in zijn manmoedigheid toch de
sterkste.
Manmoedig zijn, hoe spreken er onze
geschiedbladen keer op keer van, in de
groote zee-oorlogen tegen den En
gelschman mannenmoed, hoe gaven
onze soldaten, nu honderd jaar terug,
daar blijk van op de velden van Wa
terloo, die over het lot van Europa
beslissen zouden. Die oud-vaderland-
sche deugd, waarop thans een beroep
gedaan wordt en zeker niet te ver
geefs, zij kan ook nu nog blijken ons
deel te zijn doch dan niet alleen man
moedig met het zwaard in de hand,
maar ook en voor alles daar, waar het
geldt de lasten en moeilijkheden te
torschen, de nooden te verhelpen, den
economi8chen druk te verlichteu, kun
nen en moeten wy allen ons manmoe
dig betoonen, in die mate als de plaats
in de samenleving, elk onzer toegewe
zen, zulks vereischt en ook mogelyk
maakt.
VI. Ct.
Buitenland.
Het zware kanougebulder dat in
Zeeland en Noord-Brabant Ziterdag-
morgen werd gehoord, is, zooals thans
met zekerheid kan worden gemeld,
een bombardement van Zeebrugge ge
weest.
De volgende bijzonderheden worden
daarover gemeld
Zaterdagmorgen ongeveer half zeven
heeft een Engelsch eskader, bestaande
uit 5 groote en ongeveer 25 kleine
kleine schepen, het vuur op Zeebrugge
geopend. Van dit eskader werd slechts
door twee groote schepen vuur gege
ven, waarschijnlijk met 28 centimeters-
kanonnen.
De Duitsche batterijen aan de kust
beantwoordden dit vuur met lichter
geschut, waarmede zij eerst tegen 10
„Wanneer hij haar thans eens zou zeggen:
Waarom te veinzen? Ik heb je werkelijk
lief, om je rein gemoed, het echt vrouwe
lijk van geheel je wezen!" zou zij hem dan
gelooven? Dat was juist het meeste ramp
zalige: hij had haar vertouwen verloren.
Hij zag haar aan hij wilde haar ant
woorden. Doch wat? Dat wist hij zelf nog
niet. Als om antwoord smeekend keken
hem twee beoorlijke meisjesoogen aan. Ge
troffen staarde hij ze aan Waar had hij
die oogen meer gezien Hij kende ze, die
groote oogen, die zoo smartvol om zich heen
staarden, als zochten zij naar een verloren
geluk.
Bijna ontstuimig trok hij haar aan zijn
borst en blikte diep in die fonkelende
sterren
Het rijtuig was weggereden en, vóórdat
zij de woning binnentraden, opende hij den
mond; hij wilde spreken, doch de lippen
werden weder gesloten, zonder dat hij één
woord had geuit.
Zij zoude mij toch niet gelooven, sprak
hij bij zich zelf, terwijl zij het niet waag
de nog eenmaal, toen hij haar handen lang
zaam uit de zijnen liet glijden, haar vraag
te herhalen.
„Hij wil zijn geweten niet met een lo
gen bezwaren, dacht zij het huis binnen
tredend. Hij wil niet iets belooven, dat hij
weet niet te kunnen nakomen hij heeft
mij immers niet lief!
uur begonnen. Om 7 uur steeg boven
Zeebrugge een zware rookkolom op,
vermoedelijk werd deze rook ontwik
keld door granaten die van de Engel-
sche vloot waren afgeschoten om een
betere trefkans te hebben. De Engel-
schen gebruikten ook licht geschut dat
de kust niet bereikte, en vermoedelijk
tegen Duitsche onderzeeërs werd ge
bruikt.
Een Duitsch vliegtuig vloog heen en
weer van Zeebrugge naar de Eugel-
sche vloot, terwijl ook een kabelbalou
boven Zeebrugge opsteeg.
Tegen half elf stoomde het Engel-
sche eskader weg.
De beschieting gold hoofdzakelijk de
sluiswerken en het omliggende haven
terrein, alsmede een groote fabriek en
terrein vaD de I eeren Solvé.
Tot zelfs bij Lesseweghe schijnen er
projectielen te zijn ontploft; op drie
plaatsen werden rookpluimen gezien,
die deden vermoeden dat er daar brand
was ontstaan
Aan de beschieting werd deelgeno
men door drie slagschepen, die om
zwermd waren door een twintig torpedo
jagers en treilers. Ongeveer honderd
zware schoten zijn er geteld en een
groot aantal, dat van geschut van klein
kaliber scheen te zijn.
Van de enkele schoten, die door de
Duitschers afgevuurd werden, schijnt
er geen enkele tot de oorlogsschepen
te zijn gekomen, daar men al de scho
ten ver voor de schepen in het water
zag vallen. Dat kon men zien aan het
opstuiven van het water.
De enkele schoten, die nog
op de kust werden afgeschoten door
opstoomende vloot, zouden gevallen
zijn nabij Blaukenberghe. Op de dui
nen te Cadzand werd het bombarde
ment door vele menschen gadegeslage i
en men kon daar ook de granaten zien
ontploffen.
Het komt niet zelden voor, dat twee
lingkinderen een hoogen leeftijd be
reiken. Een uitzondering op dien regel
wordt gemeld uit een plaatsje in
Duitschland. Daar vieren twee zusters,
beiden weduwen, samen haar 80sten
verjaardag.
Ze zijn beiden volkomen gezond.
De Frankfürter Zeitung verneemt uit
Athene
In de Lybische Zee is de Fransche
stoomboot „Ravitailleur" door een on
derzeeër tot zinken gebracht. Het vaar
tuig had een inhoud van 5000 ton, en
was met een lading kolen op weg van
Malta van Cyprus. De duikboot voerde
de Oostenrijksch-Hongaarsche vlag. De
XVH.
En gij zegt, Hendrik, dat mijn groot
moeder die twee te zamen heeft gezien?
Francisca heeft het mij in vertrouwen
medegedeeld, luitenant, den avond voor
Jat verdween. Ik weet nog goed hoe vroo-
lijk baron Frits op dien avond kwam aan
rijden. Ik stookte het vuur in den haard
goed op, want het was koud in het toren
kamertje.
Het torenkamertje? viel hem de jon
ge officier in de rede.
Ja, luitenant, daar woonde de baron
altijd. Vandaar kon hij het venster zijner
geliefde in de verte ontdekken.J Ik maakte
het vuur aan, bracht hem een flesch ma
deira en beantwoordde zijn vragen naar
de gezondheidstoestand zijner familie, ter
wijl hij ongeduldig in de schuifladen van
zijn schrijftafel naar iets zocht.
Eindelijk vroeg hij gejaagd:
Hend,ik, heb jij hier opgeruimd, toen
ik onlangs zoo in allerijl op reis moest?
Ja, luitenant, antwoordde ik.
Heb je toen niet een klein gouden
hartje gevonden?
Niet? Ik begrijp niet, hoe het is wegge
raakt. Je kunt op vijftig daalders rekenen,
als je 't mij terugbezorgt.
„Hierop zeide hij, dat hij nog een wan
deling door het park wilde doen, alvorens
bij de dames zijn opwachting te gaan ma
ken. Ik wist echter wel, waar hij heen
ging-
De gedachte aan de vijftig daaldersliet
mij niet met rust en ik begon overal te
zoeken, doch te vergeefs. Toen stak ik licht
op en ging in de aangrenzende slaapkamer.
Nauwelijks was ik daar, of ik hoorde de
deur daarnaast voorzichtig opengaan. Toen
ik nu zoo spoedig mogelijk de woonkamer
weder binnentrad, zag ik daar Sanna staan,
1 die, toen zij mij bemerkte, hevig schrikte.
Ziet u, luitenant, nu ben ik ouder en
bedaarder geworden, maar destijds kon ik
dat magere, gele, valsche schepsel niet voor
mijn oogen zien. Ik vroeg haar barsch, wat
zij hier kwam uitvoeren.
Mevrouw de barones wil weten, wan
neer de luitenant terugkomt. Waar is de
luitenant? vroeg zij, toen ik haar op de
eerste vraag geen antwoord gaf.
Loop naar den duivel! was al wat ik
zeide.
Vertaald door B.
f