voor Het Land van üeusden en Allena, de Langstraat en de Bonimelervvaard.
De Goudmijn.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden,
No. 3507. Woensdag 13 October
FEUILLETON.
1915.
tT'
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke rege
meer 7l/t ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag*
middag 12 uur ingewacht.
Wij deelden dezer dagen mede, dat
door een aanmerkelijk aantal leden
onzer Volksvertegenwoordiging het plan
gevormd is, om by de aanstaande al-
gemeene beschouwingen in de Kamer
een breedvoerige bespreking te wijden
aan het vraagstuk, er de regeering
toe te brengen, om, zij het ook tot
gedeeltelijke, demobilisatie over te gaan.
Het lijdt geen twijfel of door dit
vraagstuk ter bestemde plaatse aan de
orde te stellen, handelt ons parlement
in overeenstemming met de zienswijze
van een overgroot deel der bevolking.
Na de eerste verbijsterende schok
ken van het reusachtig wereldgebeu
ren te hebben doorstaan, en doorstaan
met een groote offervaardigheid en een
terzijdestellen van alle kleinzielig eigen
belang, is allengs met de gaandeweg
verbeterende omstandigheden nopens het
bij den oorlog daadwerkelijk betrokken
worden, ook een grootere ontspanning
in het gemoedsleven van ons volk in
getreden.
Zonder dat opeens alle reden tot
vrees voor een meegesleurd te worden
in den woesten maalstroom van den
volkenkrijg geheel verdwenen is, kan
het niet worden ontkend, dat er met
terdaad tal van aanwijzingen zijn, dien
de meer of minder gegrande hoop doen
koesteren, dat wij, zoo de omstandig
heden geen plotselingen keer ten on
gunste nemen, wellicht gespaard blij
ven voor de noodzakelijkheid mede het
oorlogszwaard uit de schede en ter
hand te moeten nemen.
De desbetreffende passage in de troon
rede is, als het ware, de bezegeling en
bevestiging dier hoop/olie gedachten
en vermoedens, opgekomeu in den boe
zem des volks geweest. Vandaar dat
tegelijk met die eindelijk gekomen ont
spanning na zulk een langen tijd van
angstig beiden, ook de wensch, ja de
behoefte is ontstaan, om althans van
een deel van de reusachtige lasten ons
door de mobilisatie opgelegd, te wor
den ontheven.
Deze lasten zijn van drieërlei aard:
zij zijn zoowel economisch als finanti-
eel bijzonder drukkend, terwijl er ook
nog een moreel belang aan vastzit. De
mobilisatie immers riep een groot aan
3)
Gray stond op, ging naar de deur, sloot
dien en stak de sleutel in zijn zaktoen
kwam hij bij zijne gasten terug.
„Beloven de heeren mij, dat onze samen
komst strikt vertrouwelijk zal blijven?"
Allen antwoordden bevestigend.
„Wat ik nu zeg blijft dus een geheim?"
„Ja," zeiden de bankiers, evenwel lang
niet zeker dat zij hunne belofte zouden
houden.
„Gij allen boezemt mij vertrouwen in,
en zijt knapper dan ik. Ik moet u dan
vertellen, dat al mijn geld in één mijn zit."
De bankiers wareD verbluft.
„Een mijn!", riep Valley uit.
„Die kan zooveel niet waard zijn," ver
zekerde Jac Hudson.
„Steenkolen?" vroeg Moran Lancaster,
handelaar in zwarte diamant.
„Goud" antwoordde Gray,
„Wie kent ze?" vroeg Balder, als altijd
practisch.
ïk alleen".
Zijt gij niet begonnen hem regelmatig te
ontginnen?"
„Neen, maar ik heb er zonder hulp van
iemand ettelijke millioenen uitgehaald."
„Dwaas," riep Balder uit. „Een mijn
wordt ontdekt, en hebt gij u nu niet het
eigendomsrecht verzekerd?"
„Ja, het terrein is van mij."
„Het valt mij mee dat gij daaraan ge
dacht hebt."
„Maar een mijn is toch geen milliard
waard"
tal mannen uit nering en bedrijf, waar
door gansche catagorien burgers hoogst
ernstige schade ondervinden, een schade
die niet alleen henzelven en hun gezin
betreft, maar ook dikwijls een gehee-
len tak van nijverheid en handel ten
zeerste beïnvloedt. Het kan niet an
ders of, waar duizenden en duizenden
burgers aan hunnen 'maatschappelijken
werkkring onttrokken worden, en er
maanden en maanden lang aan ont-
trokden blijven, dat ook de maatschap
pij zelve daardoor in haar ontwikke
ling en welvaart hoogelijk benadeeld
wordt en in economischen zin ver
zwakken moet.
Daarnevens is met het al of niet
niet plaats vinden eener gedeeltelijke
demobilisatie ook een groot financieel
belang gemoeid. Onze dagelijksche mo
bilisatie-uitgaven toch beloopen niet
minder dan een half millioen, zegge
500000 gulden in een enkel etmaal;
tot welk een groote hoogte het cijfer
der mobilisatie-onkosten moet stijgen,
indien, wat te vreezen staat, de toe
stand zoo blijft, dat de oorlog nog
geenszins zijn einde laat vermoeden,
ligt voor de hand.
Schakelen wij voor een oogenblik
diegenen onzer medeburgers uit, die
uit den oorlog groote winsten wisten
te behalen, dan rest niets anders dan
dat het overgroote deel van ons volk
er in financieel opzicht er allesbehalve
gunstig voorstaat.
Daar komen de van dag tot dag
steeds zich opstapelende bedragen aan
mobilisatiekosten tegenover wat moet
daarvan dan wel het einde zijn Een
iegelijk kan daarop het voor de hand
liggend antwoord gemakkelijk geven.
Ten derde is bij den mobilisatie-toe
stand, gelijk hij tot dit oogenblik toe
gehandhaafd wordt, een sociaal-moreel
belang betrokken immers geen enkel
leger, ook het beste ter wereld niet,
zal op den duur bestand kunnen blij
ven tegen den fnuikenden invloed van
een gedwongen lediggang, die al reeds
maanden lang aan den opgewekten
geest onder de troepen knaagt.
Waarlijk, zooals de toestand nu ge
worden is, kan hij onmogelijk langer
bestendigd blijven. Wij stellen niemand
verantwoordelijk voor den loop van
zaken, niemand toch heeft kunnen
voorzien dat deze wereldoorlog, die
men bij het uitbreken ^geen langer
levensduur dan een luttel aantal maan
den toezegde, thans, na ruim veertien
maanden welhaast, nog verder van zijn
einde verwijderd schijnt, dan bij den
aanvang het geval was. Het allerminst
treft onzen minister van oorlog eenige
blaam voor de bestendiging van den
mobilisatietoestandwij weten te zeer
dat hij behoort tot hen onder onze
opper-officieren, die zeer veel gevoelen
voor de sociale belangen van het land.
Echter, de groote bezwaren, die tot
dusver een gedeeltelijke demobilisatie
in den weg stonden, willen een groot
deel des volk, en daarnevens een groot
deel der volksvertegenwoordiging niet
meer zoo overwegend voorkomen dan
aanvankelijk met reden verwacht wer
den. Het gaat hier om de belangen
van honderduizenden in den lande, die
zich reeds zware offers getroost heb
ben, in het besef, dat het niet anders
kon en die, mocht het oogenblik aan
breken, zonder morren opnieuw bereid
zijn, hun taak, hoe moeilijk ook, te
volbrengen. Maar daarvoor is dan ook
noodig, dat ons volk wete, het hoe en
waarom eener verdere onverminderde
mobilisatie.
En wanneer het bij monde zijner
volksvertegenwoordiging in 's lands
vergaderzaal met klem van redenen
uitleg vraagt, of aan den algemeenen
wensch tot gedeeltelijke demobilisatie,
al dan niet voldaan kan worden, dan
heeft het op een onbewimpeld ant
woord der regeering recht. Zeker, daar
kunnen redenen zijn, die het voor de
regeering geboden maken een geheim
houding harer motieven te blijven in
acht nemen, waarom zij niet de minste
demobilisatie raadzaam achtlaat dan
evenwel de regeering de volksverte
genwoordiging in vertrouwen nemen,
en aan deze de redenen, die zij voor
overwegend houdt, ontvouwen.
De groote geheimzinuigheid en de
absjlute afwezigheid van eenige mede-
deeling waardoor het beleid der regee
ring inzake een mogelijke gedeeltelijke
demobilisatie kenmerkt, moet op den
duur een groot gevoel van ontevreden
heid onder de mannen verwekken, en
leidt hen er toe te meenen, dat zij
thans nutteloos onder de wapenen
staan.
Wij voor ons deelen die meening
vooralsnog nietdoch achtien haar
alleszins begrijpelijk bij hen, die straks
den tweeden wint r zien naderen met
in zijn nasleep al de ellende voor hen
zelf en hun gezinnen, als gevolg van
den maatschappelijken achteruitgang,
die nu maanden en maanden lang
reeds hun deel was. Laat de regeering,
laat de minister van oorlog, laat het
legerbestuur denken, dat hetgeen, ge
lijk wij hierboven zagen, door een
groot aantal kamerleden verlangd wordt
en waarover zij voornemens zijn in
het parlement bij de algemeene be
schouwingen ernstige besprekingen te
houden, een zaak is die geheel het
volk na aan het harte ligt en waar
mede zijn economische, finantieele en
sociale belangen ten nauwste gemoeid
zijn.
VI. Ct.
Buitenland.
De bekende Zwitserache militaire
deskundige, kolonel Feyler, schrijft in
het „Journal de Geneve"
De toestand wordt van dag tot dag
ernstiger voor de Duitschers. Sedert 14
dagen is hun offensief in Rusland ge
staakt. Het zal niefr hervat kunnen
worden- voor versterkingen zijn ont
vangen. In het westen was er een ge
deeltelijk terugvallen. Nu zal op den
Balkan een nieuw front gevormd moe
ten worden. Het voortduren der Duit-
sche tegenslagen in Champagne en
voor Lens kan wellicht in zijn gevol
gen van groot belang worden.
Het Grieksche blad „Patris" ver
neemt, dat gedurende het verblijf van
prins Hohenlohe te Sofia tusschen
Duitschland en Bulgarije e°n geheim
verdrag is geteekend, waarbij Bulgarije
Albanië, heel Macedonië en Nieuw
Servie benevens Grieksch-Macedonie
toegewezen krijgt.
De Daily Telegraph verneemt uit
Athene
Duitschland heeft de formeele ver
zekering gegeven, dat Bulgarije Grie
kenland niet zal aanvallen en zicb
onthouden zal van een aanval op Ser
vie tot na de vernietiging van Servie
door Duitschland.
Nu het koper in Duitschland in be
slag wordt genomen, schijnt, naar uit
verschillende uitingen in de pers blijkt
het gevolg toch te zijn, dat ondanks
de uitzonderingsbepalingen, voorwer
pen, die kunstwaarde bezitten, worden
versmolten. De vereeniging van koper
smeden heeft reeds maanden geleden
daartegen gewaarschuwd.
Het landingskorps der Entente te
Saloniki zal volgens een bericht uit
Sofia aan de Koln. Zeitung in totaal
70.000 man sterk zijn. Het is bestemd
als hulpkorps voor Servie en zal in de
eerste plaats dienen tot het houden
van militaire betoogingen tegen de
Bulgaren.
De Daily Chronicle verneemt uit
New-York
Professor Dutton deelt verschrikke
lijke bijzonderheden mede over de
wreedheden in Armenie, die hij ont
vangen heeft van het officieels Euphra
tes-college, een Amerikaansche instel
ling te Larpoot.
De correspondent zegt, dat tweeder
den van de imeisjesleerlingen en zes
zevenden van de jongens dood zijn, in
ballingschap of naar harems gebracht,
terwijl de professoren dood zijn, in de
gevangenis gemarteld worden of krank
zinnig geworden zijn of zich verborgen
houden.
Een professor had men hoofd- en
baardhaar uitgetrokken en zijn nagels
uitgerukt en na nog andere martelin
gen was hij vermoord. Een andere pro
fessor, die soortgelijke kwellingen on
dergaan had, was vermoord bij den
massa-moord op den weg naar Diar-
bekr. Professor Vorperian, van presi
dent Wilson's college te Princeton, was
krankzinnig geworden tengevolge van
het bijwonen van de martelingen,
waaraan een andere professor blootge
steld was. Later was Vorperian ver
moord. Professor Nahigen, van het
Amerikaansche college te Anniharbour
is vermoord.
De correspondent dringt er op aan
dat men tusschenbeide komt ten bate
van het kwart der geheele Armenische
bevolking, dat overblijft.
De gezant van de Vereenigde Staten
te Konstantinopel seint, dat er 20.000
pond sterling noodig is om het onder-
steuningswerk te beginnen. De Rocke-
feller-stichting heeft L000 pond gege
ven en in alle groote steden worden
commissies gevormd en openbare ver
gaderingen belegd.
Het te Boedapest verschijnende blad
„Avillag" verneemt uit Athene, datde
Italiaansche regeering aan Griekenland
kennis heeft gegeven, dat voor het ge
val Griekenland binnen 48 uren geen
bevredigende verklaring aflegt omtrent
het verlof tot landing van de troepen
der Entente, de Italiaansche troepen
Zuid-Albanie, Epires 6D de Grieksche
eilanden zullen bezetten.
„De mijne is die van Montezuma," zei
Gray.
„Van Montezuma?" riepen de bankiers
verrast opspringende.
Mexico iag dichtbij, en de geschiedenis
van den ongelukkigen laatsten koning van
dat land, vau Montezuma was hun bekend.
„Ik zal u de geschiedenis nog even ver
halen."
„Mexico werd in 1515 ontdekt door den
trotschen Ferdinand Cortez, die met weinige
mannen was geland, die zich meester
maakte van den hoofdstad, en Montezuma,
de koning der Azteken tot een leenman
van Spanje maakte.
De Mexicanen waren zeer beschaafd en
rijk. Het goud was er overvloedig. Men
sprak dikwijls van de schatten der Incas,
e* Peru was ook het echte goudland, maar
Mexico deed voor Peru niet onder.
Montezuma haalde zijn schatten uit den
koninklijken mijn.
De ontginning geschiedde door slechts
enkele vertrouwden, die onder vreeselijke
eeden moesten zweren, dat zij het aan nie
mand zouden vertellen.
Wie er iets over durfde zeggen, werd
met zijne geheele familie vermoord, om te
voorkomen dat er iets zou uitlekken, want
de heeren wetm wel, dat de oude Mexica
nen, al waren zij beschaafd, toch tevens
zeer wreed en bloeddorstig waren."
„Maar de mijn?" vroeg Balder, die in
dit historisch verhaal in 't geheel geen be
lang stelde.
„Paar kom ik direct toe," zei Gray.
„Montezuma gaf groote, groote hoeveel
heden goud aan Cortez om hem tevreden
te stellen, maar die was er niet alleen op
uit om zich te verrijken, hij wilde ook het
land tot een bezitting van Spanje maken.
Hij maakte gemeene zaak met het leger,
stookte dit op tegen den Souverein, en
I toen een generaal van Montezuma, door de
Spanjaarden omgekocht, een poging deed
om de invallers te verjagen, werd Monte
zuma van verraad beschuldigd gevangen
genomen en werd gedwongen om openlijk
de opperheerschappij te erkennen van Karei
V en uit zijn hand kroon en scepter weer
te ontvangen.
Hiermede niet tevreden, begon Cortez
j den Vazal te tergen, en trachtte hem het
geheim van den mijn afhandig te maken,
maar Montezuma, anders zoo meegaande,
wilde hiervan niets weten, en zijn haat
voor de Europeanen was te groot om het j
geheim te openbaren.
Maar deze expeditie had nog een ander
gevolg.
Montezuma had van den inval van Va-
lasquez gebruik gemaakt om tegen Cortez
op te staan, maar hij vond weinig aan
hang, daar velen van Cortez de onafhanke
lijkheid verwachtten, er niet aan denkende
dat wanneer hij zich van Montezuma be
vrijdde, zij den rug zouden moeten buigen
onder een nog veel zwaarder juk.
Cortez rustte nu eene kleine expeditie
uit tegen Montezuma maar het was niet
noodig, daar deze reeds door oproerlingen
werd vermoord.
Hij werd opgevolgd door zijn schoonzoon
Guatimosin, die zich slechts enkele maanden
kon staande houden.
De hoofdstad werd door Cortez ingeno
men, en de vorst, in handen gevallen van
den overwinnaar, werd op de wreedste
manier gepijnigd om hem het geheim van
den mijn te ontrukken, maar te vergeefs, de
vorst verkoos den dood in de vlammen boven
het verraad.
Van toen af wist niemand van het be
staan der mijn, en alle pogingen der Span-j
jaarden om dien te ontdekken waren vruch
teloos.
En nu ben ik er ten slotte in geslaagd,
de mijn te ontdekken, en ik kan u ver-j
zekeren, dat er nog miliiarden uitgedolven j
kunnen worden."
„Miliiarden, die dan heel gauw er uitge
haald moeten worden," zei Balder, terwijl
Valley op een toon die zijn ongeloof dui
delijk weergaf, vroeg:
„Hoe is het u dan gelukt de mijn te ont
dekken
Gray lachtte.
„Ik wil de heeren niet langer ophouden
met mijn verhaal, de vrouwen zullen hun
mannen langzamerhand vergeefs zoeken,"
zei hij.
„Zij zullen zich zeker niet vervelen, en
zullen niet aan ons denken," zei Hudson
en Balder merkte op„Naar den duivel
met die vrouwen, ze kunnen voor mijn
part den nek breken."
„Zou het niet beter zijn, als de heeren
morgen terug kwamen, dan konden zij met
meer lust naar mij luisteren," hield Gray
vol.
„Spreek maar op," schreeuwde Balder,
„ieder minuut is kostbaar, en wij mogen niet
tot morgen uitstellen, wat wij vandaag nog
kunnen verrichtten. Laten wij niet van dien
gulden regel afwijken."
Gray vulde opnieuw de glazen en zei
toen: „Ik zal kort zijn.
Ik droeg niet den naam, die ik op het
oogenblik heb aangenomen. Ik heb eenen
schitterender titel. Welke, doet weinig ter
zake."
„Neen zeker niet, wat doet zoo'n titel er
toe! Men kan er niet van eten of drinken
men heeft er niets aan behalve bij enkele
dwaze vrouwen, die hun held zouden wil
len verslingeren om zoo'n oud verveloos
wapenbord weer eens te kunnen vergulden,"
riep de ruwe Balder uit, terwijl de anderen
Gray verzoekend aanzagen, en Valley zei
toen de adel wordt door ons niet miskend
en een titel en een blazoen onteeren iemand
zeker niet.
„Ik ben van adel, maar het volk is mij
lief. Ik heb mijn' titel afgelegd, en zal dien
nooit meer aannamen," zei Gray.
„Waarom niet?" zei Lancaster. „Zoudt
gij van dat recht afstand widen doen?
Eene rijke erfgename zou gaarne hare mil
lioenen aau uwe voeten leggen om dien
titel te mogen dragen."
„Ik tiouw niet om het geld," merkte
Gray op.
Hudson lachte spottend. „Sentimenteels
Europeaan. Het huwelijk is een contract
evenals elk ander, en hoe meer de vrouw
meebrengt, hoe beter".
Gray glimlachte.
Ik denk er niet zoo over", zei hij.
„Zijt gij niet naar Amerika gekomen,
om eene vrouw te zoeken?" vroeg Valley.
„deen. Ik kan de handeling niet goed
keuren van zoovele Europeesche edellieden,
die den Oceaan oversteken, alleen om eene
rijke erfgename te bemachtigen, al is het
ook zonder liefde.
Ik ben overigens rijk genoeg om het zon
der te doen. Ik kwam alleen om deze lan
den te bewonderen, waarvan de beschrij
ving aan het onmogelijke grenst, om die
romantische prairiën te doorkruisen, om ze
te berijden, om de Indianen te zien, om te
jagen, om duizend avonturen te hebben,
inéén woord om de poësie te zoeken".
Balder liet een spottend gelach hooren.
„De poësie is voor onverstandige v ou
wen. Ik houd van goede proza. Veel e 6H
nog meer drinken, en nog veel meer ^eld
verdienen. Maar nu uw mijn
„Ik zal kort zijn. Ik bezocht de Vereei i»
de Staten en Canada, en jaagde ook U
j Cortez kon hiermee niet lang voortgaan,
omdat door Velasquez gouverneur van Cuba,
naijverig op zijne macht, eene expeditie
uitzond, welke mislukte. Manschappen,
paarden en wapens vielen in handen van
Cortez.