voor Hol Laud van flensden en Allena, de Langstraat en de Bominelervvaard. De Yerdraen Schetsen. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. l\o. 3320 Zaterdag 19 December 1913, Bij dit nr. behoort een Bijvoegsel. FEUILLETON. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. In de Openbaring van Johannes be klaagt de Evangelist zich over de ge meente Laodicea in Klein-Azië, als hij van haar getuigt dat zy noch koud, nóch heet was. En hij wenscht van haar: „Ach, dat gij koud waart of heet!" Den bailing van Patmos was de lauw heid en onverschilligheid van de ge meente Laodicea dus een doorn in het oog. Liever dan onverschilligheid om trent de schooDe en reine leer, die hij met hart en ziel toegedaan was, was hem een flink en forsch „tegen" ge weest. Lauwheid en onverschilligheid onder het menschdom de klacht erover is niet nieuw. En we behoeven waarlijk geeen Jo hannes te zyn, om ons over dat lauwe en om erschillige te ergeren. Ook na turen, met minder liefde bezield voor datgene, wat zij als het hoogste goed en het verhevendste geluk beschouwen, als zij om zich heen zien en maar al te wel de gevolgen van lauwheid en onverschilligheid ondervinden. Zonder strijd in gezonden zin geen overwinning, zegt men, en te recht. Maar laat ons er dadelijk bijvoegen dat ook zonder strijd het leven geen leven is. Bezwaren zijn er om uit den weg te ruimen. Dat weten wij allen. Eu het is goed ook dat die bezwaren er zijn. Want waar zou het heen als het niet zoo ware? Is voortduiende werk zaamheid niet een machtige factor, misschien wel de machtigste, om ver slapping te voorkomen De spieren van het lichaam, die niet geregeld in werking zijn, zullen van hun sterkte en veerkracht verliezen. En zoo gaat het ook met den geest. Zonder voortdurend werkzaam te zijn, met de onontbeerlijke rust- tyden natuurlyk, zal langzaam aan de verflauwing zich voltrekkeu. Werken en denken en leeren is leven. Wèt ge doet, doe dat goed, 't zij in de goede richting, 't zij tegen. Wélk welk te verrichten, dat doet er niet toe, als het maar den toets der critiek kan doorstaan. Want wee ons, als het 2) Ofschoon Charles bijna zijn goheele leven in Engeland had doorgebracht, bezat hij de aangeboren handigheid van den Ameri kaan hij was een uitstekend chauffeur, en bovendien volkomen op de hoogte van de meeste sooiten van auto's, daar hij er zelf wel een dozijn in zijn leven had gehad. Hij behoefde dus alle kleinigheden niet meer te leeren voor hij zijn examen deed en kon een groot gedeelte van den dag ge bruiken om Londen rond te rijden in een ouderwetsche taxi, om den weg te leeren, wat hij heerlijk vond. Eerst toen het tegen den avond erg be gon te misten, zoodat er van „leeren" geen sprake meer was, kwam de herinne ring aan zijn veranderde omstandigheden, aan het morsige Soho en zijn vijf-shillings- kamer weer bij hem op, en begaf hij zich naar huis. Over het geheel was hij bijzonder te vreden, „Buigen of bersten," dacht hij. „Nu, ik geloof dat het „bersten" mij althans voor eijn poosje, best zal bevallen. Ik heb heel wat duizenden kilometers ver een auto be stuurd, zonder er iets voor te krijgen. En dikwijls verveelde het mij, te bedenken, waarheen ik zou gaan. Nu zullen anderen voor mij denken. En Soho nu, Soho is nog zoo kwaad niet, vooral wanneer ik zou wel eens willen weten, of ik ooit met „haar" in kennis zal komen Zijn gedachten waren luchtig genoeg, maar de mist werd dikker, dat bemerkte hy gauw genoeg. Opeens ontdekte hij, dat vernietigend oordeel „beneden alle critiek" er op moet worden toegepast. Maar, in ieder geval, toon durf, toon moed, werkzaamheid, volharding, dat is: ononderbroken werkzaamheid, om te bereiken datgene, wat ge meent te moeten bereiken, tot heil voor de ge meenschap en tot bevrediging van u zeiven. Nogmaals evenwel: laat de critiek, in gezonden zin natuurlijk, uwe leidsvrouw zijn! halfheid leidt tot niets. Half werk is geen werk. 't Zij ge groote, gruwelyke rampen over het menschdom brengt, of wel ge een stuk /.oolleer klopt om gereed te maken voor het verzolen van een paar schoe nen, doe het goed en volhard tot den einde! Want alleen hij bereikt resul taten, die met onverdréten ijver streeft naar het doei, dat hy zich voor oogen heeft gesteld. Zede wetten van allerlei aard mogen soms een vernietigend oordeel vellen over hetgeen here kt is, het toonen van karakter is in ieder geval ee'i daad, waarvoor velen, helaas tè velen, zoo spoedig terugschrikken. Want menigeen gaat ten gronde als hij karakter blijft toonen. Vandaar dal de groote massa dan nog „overloopt". Want terwijl steil en doornig het pad is, waarlangs! de plicht ons voert, zijn er vele zij-j wegen, die we kunnen inslaan en die j ons op minder inspannende wijze leiden naar het doel, dat, weliswaar, meestal met zoo hoog is als 't geen daar blinkt in de verte. Laffe, lamme, lauwe onverschilligheid, wat hebt ge al veel tegengehouden, wat hebt ge al veel laten gaan Veel, wat heilig en rein was als priestergewaden en kostelijk als voe dend koren, is geworden tot draf voor de zwijnen en tot narrenkleed voorde dwazen. Gij, Laodiceërs. legt af uwe lauw heid en onverschilligheid! „De lende nen omgord en brandende de lampen", zoo spreekt, verwijtend en opbeurend en bemoedigend, de boetprediker tot u en my, tot ons allen. Buitenland. De Franschen en Eogebchen zijn uit het Macedonische gebied verdreven, zoo luidde het laatste Duitsche com muniqué. Nog altijd deelen de Fransche offieieele berichten mee dat de terug tocht der geallieerden uit Zuid-Oost Servië voortduurt. De grensplaatsen hij slechts een paar meter voor zich uit kon zien, en dat hij geen begrip meer had, in welke richdng hij moest*gaan. „Dat gaat niet voor een taxi koetsier," dacht hij en bleef stilstaan. Een oogenblik keek hij om zich heen, en trachtte den dichten nevel te doordringen, die als een vochtig laken op hem was neer gedaald. Opeens hief hij het hoofd op en luisterde, want uit de stilte, die altijd een zware mist vergt zelt, kwam de klank tot hem van een toornige mannenstem, een lichte kreet van een vrouw, en een tweede mannenstem, grof, diep en bevelend. „Een standje!" dacht Charles vroolijk, terwijl hij zich bewoog in de lichting van het geluid. Het was dichter bij dan hij gedacht had, want met een paar fli ke stappen was hij bij de twistenden. Hij zag den breeden rug van een politieagent en een anderen, klei nen man, die wilde gebaren maaktedoch een blik op een vrouwengedaante, onder een groote booglamp staande, deed hem opeens zijn vaart inhouden. „Zij" was het, zijn dame van het por taal Blijkbaar was zij in een moeilijken toestand, haar lief gezichtje was bleek, haar diepe, donkere oogen vlamden, haar han den hield zij, stijt dichtgeknepen, tegen zich aangedrukt. „Het is een leugen, agent", zeide zij driftig. „Ik heb hem niet aangeraakt. Ik heb hem zelfs niet aangekeken. Hij wordt j betaald om het mij lastig te maken. Hij is zelf een dief. Hij wilde mijn taschje stelen, en toen hij u hoorde aankomen en ik hem bij den pols greep, bedacht hij dezen leugen." De agent keek beurtelings het jonge meisje aan en den man, een listige knaap van een jaar of twintig, met een buiten- landsch voorkomen, donkere, onrustige, Gevgeli en Doiran zijn ontruimd en de expeditie naar Servië kan dus als geëindigd en als mislukt worden be schouwd Die expeditie heeft echter een nieuw militair vraagstuk opgeworpen, nl. het bezit van Saloniki. De geallieer den hebben verklaard deze havenstad bezet te zullen houden en nog altijd komen er versterkingen aan. Maar de Middenrijken zullen hun succes op den Balkan niet voltooid achten zoolang er troepen der geallieerden in of nabij Saloniki zij». Daarom is het te ver wachten dat de strijd op Grieksch ge bied zal worden overgebracht. De Bul garen zullen daaraan vermoedelijk niet deelnemen, wel de Duitschers en Oos tenrijkers Het oude ideaal dat't Griek sche Saloniki de Oostenrijksche uit voor haven van den Balkan zal worden, is door de jongste gebeurtenissen nieuw leven ingeblazen. De Franschen en Eugelschen zullen waarschijnlijk al hup best doen de Duitsche en Oostenrijk- sche pogingen te doen mislukken. Uit Athene wordt gemeld dat Duilsch- land aan Griekenland opheldering heeft gevraagd over de faciliteiten die het aan de Entente te Saloniki heeft ver leend. Griekenland wordt slfeds nauwer het vuur aan de schenen gelegd. Eu het uur van de beslissing is nabij I De correspondent van de „Daily Mail" voorziet een spoedige groote slag aan het front in Frankrijk en België. Hij schrijft: „Geen oorlog zonder beslissenden slag en nog steeds is in dezen oorlog van een beslissenden slag geen sprake geweest. Welnu, al degenen die letten op de teekenen in het westen verwach ten daar een spoedigen grooten slag. Zelfs Hollanders en Duitschers te Rot terdam zeggen ronduit dat onvermijde lijk een groote slag binnenkort op het westelijk front zal plaats hebben en dat de Duitschers het eerst tot het offen sief zullen overgaan. Duitschland kan niet langer toelaten, dat steeds meer levens worden opgeofferd in een nutte- loozen loopgraven-oorlog, terwijl de Engelsche troepenmachten dag in en dag uit versterkt worden, zoowel wat manschappen betreft als munitie. Alles te zamen genomen is uaijn opinie, dat, terwijl de geallieerden hnu aanvallen eventueel zullen uitstellen tot het voor jaar, de Duitschers onmiddellijk hun slag trachten te slaan, zoodra door harde vorst de grond begaanbaar is geworden voor infanterie en cavalerie. Indien dit juist zou blijken, dan zou de groote slag zeer waarschijnlijk omstreeks Nieuwjaar plaats hebben. Zonder den minsten dicht bij elkaar staande oogen, en een bru taal, spottend gelaat. „Als u hem niet aangeraakt hebt," zeide de agent, „begrijp ik niet, hoe u zijn pols kon vasthouden." „Ik moest mij verdedigen," antwoordde het meisje uit de hoogte. „U heeft zijn verhaal gehoord. Ik bedoel, totdat hij trachtte, mij te bestelen." „Geloof haar niet," hernam de jonge man, steeds met drukke gebaren, doch zijn zeer onrustige blikken zwierven naar alle kanten rond. „Ik ik heb een borrel te veel gedronken, en met dien mist was ik een beetje in de war, en zij bonsde tegen mij aan, en ik zweer, dat zij mijn zak wilde leeghalen. Kijk maar, er zit geld in," en blufferig haalde hij er een handvol goudstukken uit. „Dat kreeg je, om dit te doen 1" zeide het meisje minachtend. De agent d rfde geen besluit te nemen en aarzelde, en Charles, wien het bloed naar het hoofd steeg, kwam haastig tus- schen beiden. „He, agent," zeide hij. „Die kerel liegt. Ziet u dat niet aan zijn gezicht. Hij is vol strekt niet dronken of in de war." Het meisje en haar aanklager keken ver baasd om en de agent die misschien blij was, dat hij een oogenblik kon overleggen, wierp een snellen blik op Charles. „Wat heelt u daarmee te maken vroeg hij. „Heeft u gezien, wat er gebeurd is?" Charles keek het jonge meisje aan. Haar blik smeekte niet; hij was koud, toornig, minachtend, doch haar trekken waren ge spannen en doodsbleek en haar handen be gonnen te beven. Hij loog er lustig op los. „Ja," zeide hij, „die schurk spreekt on waarheid. Bovendien ken ik deze dame. Het is natuurlij k geheel buiten kwestie, dat zij iets van dien aard zou gedaan hebben." De politieagent bevochtigde zijn potlood. twijfel zal de artillerie dezen geweldi gen strijd beslissen. Meer kanonnen dan ooit zullen in het vuur worden gebracht, een vuur, dat niet minuten of uren zal duren, maar wel dagen, ja zelfs weken, zonder slechts een enkel op onthoud. De Duitschers zijn in den laatsten tijd bezig het westelijk front geweldig te versterken. De Belgische bevolking wordt weggevoerd en nieuwe sporen worden aangelegd. Zij beweren over nieuwe kanonnen te beschikken, die zwaarder in kaliber zijn en minstens even snel als de beroemde Fransche 7öers." Blijkens telegrammen uit Durazzo is de toestand der Servische vluchtelingen iu Albanië hartverscheurend. Eenige honderdduizenden vrouwen en kinderen zijn geheel verstoken van voedsel en het land kan in hun nood niet voor zien. De Amerikaansche gezant heeft haar gezant te Rome opgedragen om alle beschikbare stoomschepen te charteren, ten einde hulp aan Servische vluchte lingen te zenden en hen op kosten van Amerika naar Italië over te brengen. Het is echter ontzaglijk moeilijk sche pen te krijgen. Wij lezen in de N R. Ct: Bela Landauer, de correspondent van de Est, heeft te Brussel een onderhoud gehad met den gouverneur generaal, baron von Bissing, die hem meedeelde, dat de gewone toestanden in België langzamerhand terugkeeren. De gou verneur-generaal beschouwde het als zijn hoofdtaak om de verkeerswegen te herstellen en de werkloosheid te be strijden. Nu verdienen vele Belgen hun brood in Duitschland, vele Belgische staatsambtenaren zijn in hun betrek king gebleven en de rechtspraak ge schiedt door Belgische rechters De taalkwestie eischte alle aandacht. Ten slotte vroeg de correspondent of Duitschland België slechts bezet zou houden tot den vrede of het wilde in lijven. De gouverneur-gen. antwoordde: Deze kwestie behoort tot het machtge- bied van den rijkskanselier en hoe hij over de zaak denkt blijkt uit zijn laat ste rede. Sprekende in het Britsche Hooger- buis over de recruteeringscampagne van de laatste weken, heeft lord Derby verklaard, dat het totaal aantal vrijwil ligers groot washij had gehoopt op een gestadigen toevloed, maar in plaats daarvan vertoonde de ware geest van het land zich pas in de laatste week. „Wij werden letterlijk overstroomd," zei lord Derby, en hij vergeleek de wervingscampagne bij een verkiezing, waar de iïiezers op het laatste oogen blik het stembureau bestormen. Hij verklaarde op gezag van zijn medehelpers in de wervingscampagne, dat op overweldigende wijze was ge bleken dat het land vastbesloten was de uiterste krachten in te spannen, teneinde den oorlog tot een voorspoe dig einde door te voeren. De Westminster Gazette" schrijft over minister Helfferich's financieele uiteenzetting in den Rijksdag: Wij zullen vermoedelijk niet ver mistasten, wanneer wij veronderstellen dat onder al dat blufferig gezwets het leelijfce feit verborgen ligt, dat een groot deel vau bet geschatte vermogen, dat de spaarbanken vult en leeniugen oplevert, bestaat uit snippers papier, met niets anders er achter dau de drukkers. Wanneer Heifferich wil ver tellen wat de koers is van het papier geld en hoe groot de totale voorraad goud, die nog is overgebleven in de kluizen van de keizerlijke bank, kun nen we de zaak ernstig gaan behande len. Onze financieele methode, die voor 't einde van bet volgende jaar de be lasting met 170 millioen pond sterling zal hebben vermeerderd, zal ons ten slotte in staat stollen onze oorlogslee- ningen to financieeren zonder dat we noodig hebben aan het publiek een plotselinge, overstelpende belasting op te leggen, zooals anders het geval ware. De methode van Heifferich opent hem het vooruitzicht van geweldige schulden, met een bevolking, die, naar zijn eigen verklaring, al zulke ontzaglijke offers heeft gebracht, dat ze geen cent meer heeft te missen voor den oorlog. Wan neer wij nagaan wat dit beteekent, be ginnen wij Helfferich's woede en zijn blijkbare verlegenheid te begrijpen. „Wil u mij uw naam en adres opgeven, mijnheer?" vroeg bij. Charles dacht een oogenblik na. Toen haalde hij een gouden visiteboekje uit den zak, nam er een kaartje uit, en overhan digde dit aan den agent. Deze bekeek bet, en zijn gelaat verander de geheel. Het gouden étui, „Pall Mali" en „De Oxford en Cambridge Club" aan den eenen kant, de listige man met zijn schich tig gelaat aan de andere zijde, en dan het bleeke, mooie gezichtje van het meisje, blijkbaar een dame de keus was niet moeilijk. En ditmaal wendde hij zich ruw tot den aanklager. Zeg eens," begon hij, doch de aange sprokene verlangde niet meer te hooren. Hij haalde de scnouders op, mompelde een paar woorden, keerde zich om en was in een oogwenk in den mist verdwenen. Charles haaide snel vijf shillings uit zijn zak. „Dank je wel, agent," zeide hij. „Wat een schurk is datGelukkig dat ik hier was. Kom, ging hij voort tegen het jonge meisje, „ik zal u veilig thuisbrengen." En ook zij waren in een seconde verdwe- nen, terwijl de agent verbijsterd achter- bleef, maar toch genoegelijk het zilvergeld betastte, dat Charles hem gegeven had. Na een paar stappen bleei de jonge man stilstaan bd keek achter zich. j „Ik wou dat ik dien schurk een pak slaag had gegeven," zeide hij. j „O neen," zeide de jonge dame haastig. „O nee^, laat hem met rust. Hij is het niet waard. De ellendeling wordt betaald voor zijn werk." i Charles keek haar even aan. Dat was de tweede maal dat zij die beschuldiging uit sprak. Misschien merkte zij zijn ontsteltenis en zijn vragenden blik op, want zij deed een stap naar hem toe en reikte hem de hand. „Ik dank u wel dat u mij te hulp kwam, Door den Oostenrijksch-Hongaarsche minister van buiten landsche zaken is den 14deu December een nota aan den Amerikaanschen gezant gezonden. In verband met de nota van Ame rika omtrent het tot zinken brengen van het Italiaansche stoomschip „An- cona" wordt voorloopig in de onder handelingen inzake die kwestie opge merkt, dat de Vereenigde Staten den commandant van de duikboot die de „Aucona" heeft getorpedeerd, meent te moeten berispen. De beslistheid waarmede de tot de Oostenrijk-Hon- gaarsche regeeriug gerichte eischen worden ingebracht, zouden doen ver wachten, dat de Amerikaansche regee- zeide zij. „Ik ben u zeer dankbaar." Charles nam het kleine, gehandschoende handje en zag neer op het bleeke, mooie gezichtje, dat zich tot hem wendde, en begon dit hoe langer hoe mooier te vinden. „O, maar u kunt niet alleen naar huis gaan," zeide hij eindelijk, min of meer ver legen, toen zij vlug en beslist haar hand uit de zijne terugtrok. „Ik dank u, ik ben nu volkomen veilig," meende het meisje. „Ik denk niet dat die man het mij nu weer lastig zal maken en met een kleine buigipg maakte zij zich gereed om verder te gaan. „Nu, dan zal ik moeten volgen, of voor uit loopen," zeide Charles glimlachend, doch in zijn hart wanhopig. Verbaasd keek zij op en bleef aarzelend staan. „Wat bedoelt u vroeg zij. „Ik verze ker u, dat ik best in staat ben om ve lig thuis te komen. U is heel vriendelijk voor mij geweest, maar „O, dat is bet niet," zeide Charles, by zichzelf besluitend, gelijk met haar op te wandelen. „Maar daar wij toch denzelfden weg op moeten „Denzelfden weg?" Verbaasd keek het jonge meisje hem aan. „Weet u dan wer kelijk wie ik ben „Volstrekt niet," antwoordde Charles, „ofschoon ik wel hoop, dat u het mij zult vertellen. Neen, dat weet ik niet, maar ik weet wel, waar u woont, want toevallig woon ik daar zelf ookl" Nu zette het meisje groote oogen op. „Woont u daar?" bracht zij uit. „Ja, in Dean Street," zeide Charles. „Ik heb u op de trap ontmoet. Zoo ben ik het te weten gekomen." Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1915 | | pagina 1