voor Hel Land van lleusden en Allena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
De veriweH ScDetsen.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden,
Ufo. 3533, Woensdag 12 Januari
FEUILLETON.
UN8 ALS&^
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag^
middag 12 uur ingewacht.
Nauwelijks heeft het nieuwe jaar
zijn intrede gedaan of het is reeds
met bloed bevlekt; op alle fronten, al
is de strijd ook minder hevig dan wij
in sommige perioden van dezen bloe-
dig8ten aller oorlogen beleefd hebben,
op alle fronten waart het bloedig
zwaard nog onverpoosd rond, suizelen
de. dood en vernieling brengende gra
naten door de lucht, braken de reus
achtige moderne gescnutmonsters hun
verfoeilijke projectielen over mensch en
dier, over stad en dorp, over land en
wouden uit.
Zoo ging het nu reeds volle 17
maanden, zoo gaat het nu ook weder,
in dit jonge jaar onvermoeid voort. Ja
waarlijk onvermoeid, zóó blijken aan
weerszijden de ontketende krachten der
strijders te zijn; onvermoeid in het
elkander verdelgen, onvermoeid ook in
het volharden, ten einde toe. Ziet, daar
gingen reeds ontelbaar velen voor im
mer verloren, daar vielen al maanden
lang dooden en gewonden bij honderd
duizenden, daar werden welvaart, ge
luk en voorspoed in armoede, rouwen
ellende verkeerd voor millloenen,
en nog is er blijkbaar geen leed ge
noeg geleden, zijn geen tranen geweend
om de hand, die het zwaard al dien
tyd omklemde, ook maar een oogen-
blik onvaster te doen worden in zijn
greep. De schijnbare rust, die thans
op verschillende oorlogstooneelen heet
ingetreden te zijn, zij kan niets anders
zijn, dan de heimelijke voorbereiding,
de zoo stil mogelijke toerusting tot
nieuwe schouwspelen van volkeren-
slachting en wereldrampen.
Aldus zet zich de nieuwe jaarkring
in, en onheilspellend is het wat de
naaste toekomst ons biedt. Want on
getwijfeld zal, indien zich geen andere
uitkomst voordoet, dit jaar getuige zijn,
van nog grooter inspanning van alle
krachten, die de strijdende volken be
zitten, dan reeds door hen aan den
dag gelegd werd; nog grooter inspan
ning zal voor de centrale mogendhe
den vere.scht worden, om niet alleen
weerstand te bieden aan den geweldi
gen militairen druk, dien hunne vijan
den nog altijd langs de fronten van
oost en west en zuid uitoefenen, maar
om ook te blijven ontkomen aan den
worggreep, waarmede de vijand hun
economisch leven tracht te vernietigen
nog grooter inspanning zal worden ge
vraagd van de entente-mogendheden
om het doelwit van hun strijden, de
verplettering van den tegenstander, te
verkrijgen. En voor geen offer hoe
groot ook, voor geen maatregel hoe
moeilijk ook door te voeren, zullen zij
terugdeinz n. Dat zien wij wederom
dezer dagen aan Engeland, waar, wat
een geheele eeuw niet heeft kuunen
tot standbrengen, de invoering van
dienstplicht deze maanden volbrach
ten: een bolwerk t3 doen vallen van;
het aloude Britsche vrijheidsbegrip.
Wat Engeland ons doet zien, dat doen
ook de andere oorlogvoerende rijken,
namelijk niet terug te deinzen om het
zij vrijwillig, hetzij noodgedrongen,
alles te doen en er alles op te zetten
om het voor oogen gestelde doel nabij
te komenhet zegevierend oorlogseinde.
Nog eenigen tijd en het voor den
krijgsman gunstige voorjaar breekt aan
wanneer dan de geheele natuur ont
waakt om in liefelijke harmonie ons
een beeld van teederen groei en be-
loftenryke ontwikkeling voor oogen te
tooveren, dan eerst komen de heime
lijk opgestelde en uitgewerkte plannen
der generale staven op alle oorlogsfron
ten pas goed tot hun recht. Dan zul
len wij wellicht wederom op het oos
telijk front getuige kunnen zijn van
een nieuwe groote aanvalsbeweging der
Ruisen, die den wintertijd besteed heb
ben aan het uitrusten en oefenen van
nieuwe millioeuen-legersdan zullen
allicht ook op het westelijk front de
tot krachtige sterkten en schier on
neembare stellingen ingerichte loopgra
ven-linies als het ware overdekt wor
den door een moorddadig vuur, waar
voor in onze wintermaanden in de mu
nitie-werkplaatsen de projectielen bij
milliarden in gereedheid zijn gebracht;
dan zal de storm, die thans reeds op
steekt in den zuidelijken Balkan, eerst
goed tot een orkaan zijn aangewakkerd,
en z il dhkr wellicht een beslissing val
len, die ook de positie der strijdende
partijen op de andere oorlogsfronten
ten zeerste wijzigen zal.
Voorwaar, het jaarbegin opent geen
lieflijke vooruitzichten aan het spiedend
oog, het wekt geen hoopvolle verwach
tingen op een spoedig einde van den
oorlogsgeesel, die schier de geheeie
menschheid kastijdt. Gelukkig mogen
zich echter n >g die volken rekenen,
9)
Charles ging weer heen.
„Vandaag heb ik in ieder geval wat ver
diend" dacht hij. „Ik heb in lang niet bij
Ritz gegeten. Hij zal er wezen, want hij
heeft een tafeltje. Ik ga er ook eten. Mis
schien ontdek ik het een of ander."
In Dean Street verwonderde niemand
zich meer over Charles en zelfs op juf
frouw Bloom's breede gezicht vertoonde zich
nauwelijks een trek van verbazing, toen hij
een beetje later in avondcostuum naar be
neden kwam, en nu zelf een taxi aanriep
om hem naar Ritz te brengen.
In zijn rijke dagen had de jonge man
daar nog al dikwijls gegeten, en hij was er
goed bekend. Daarom kon hij ook een tafel
tje krijgen in een hoek, waar hij de geheele
zaal kon overzien, en hij twijfelde er niet
aan, of hij zou wel iets belangrijks te weten
kunnen komen omtrent het voorwerp van
juffrouw Byron's nieuwsgierigheid, als de
man zou komen en hij hem aan den kell-
ner kon aanwijzen.
Hij trof het nog beter dan hij verwacht
had.
Naast hem was een tafeltje ledig, en
nog eer hij aan zijn soep was begonnen,
werd het ingenomen door twee heeren, de
dikke heer die alle meubelwinkels afliep en
zijn vriend, het kleine Joodje.
In het begin was Charles bang dat zijn
passagier hem zou herkennen, doch die
vrees verdween spoedig. Blijkbaar vermoed
de de dikke heer er niets van, dat de keurig
welke van dien geesel het minste ge
voelden, eD die, als het ware, er met
den schrik tot dusver afkwamen. Dit
zijn de neutrale volken, die weliswaar
den geregelden gang van hun leven
verstoord zagen, en in sommige op
zichten nog verbroken zien, maar die
niettemin voor de verschrikkingen van
ontvolking, van verwoesting en ver
nieling, van ziekte, ellende en dood,
gelijk in de oorlogvoerende landen aan
de orde van den dag zijn, gespaard
bleven.
Tot die neutrale volken behooren
ook wij, het zij en blij ve met niet ge
ringe erkentelijkheid gezegd. Deze er
kentelijkheid mag zich nochthans ver
der uitstrekken dan ten opzichte van
hetgeen waarvoor wij gespaard bleven;
zij mag ook waarlijk wei uitgaan tot
hetgeen wij ontvingen, tot hetgeen ons
deel geworden is, in deze tyden van
groote beroeringen op het wereldtoo-
neel. Dat is het diepe besef, dat wij
als volkseenheid een grootere kracht
wisten en zoo noodig nog zullen weten
te ontwikkelen, dan waartoe niet al
leen de vreemden, maar waartoe zelf
een groot deel van den eigen landzaat
ons volk niet in staat rekende. Dit
besel zal ons ook verder bijblijven en,
waar noodig, schragen en steunen, wat
het jaar dat zich reeds in vuur en
vlam heeft ingezet ons ook brengen
moge. Al is de druk, die op de be
volking van ons land door den oorlog
gelegd werd, hier en d lar verminderd,
in geen enkel opzicht kan worden ge
zegd, dat het normale leven reeds ge
heel teruggekeerd is. Er heerscht nog
veel te groote onzekerheid, nog veel
te groote achteruitgang in de verschil
lende breede lagen onzer samenleving,
dan dat van een geheel en al voorbij
zijn van den storm, die ook ons dreigde
omver te werpen, gesproken kan wor
den. Doch uit dien druk der tijden
wordt ook de wil, wordt ook de kracht
geboren, die een volk bovenal behoeft
om, gelijk waarvan het Zeeuwsche
wapen spreekt, bij het worstelen boven
te blijven; de wil en de kracht om te
midden der bruisende baren, niet te
versagende wil en ook de kracht
om zich zelf te zijn en zich zelf te
blijven.
Zij dit, nu het jaarbegin in zoo me
nig opzicht tot diepen ernst stemt, ook
ons aller ernstig oogmerk.
VI. Ct.
Buitenland.
Naar de „Temps" meldt heeft de
koning van België een besluit onder
teekend, volgens hetwelk de Belgen
die tusschen 1890 en 1896 geboren zijn,
en geen gevolg geven aan den oproep
om onder de wapenen te komen, als
deserteurs beschouwd zullen worden.
Naar vernomen wordt zijn in de af-
geloopen maand 15000 vluchtelingen
naar België teruggekeerd.
Volgens een bericht uit Rome,
heerscht er te Athene ongerustheid
over het feit, dat er van negen Griek-
sche schepen met graan, aangekocht in
Amerika, nog geen enkel was gesigna
leerd of aangekomen.
Uit Lugano wordt aan het „Berliner
Tageblatt" geseind, dat de te Saloniki
gevangengenomen consuls thans te
Toulon zijn en aldaar gevangen worden
gehouden.
De „Petit Parisien" spreekt met na
druk het bericht tegen dat zij zullen
worden vrijgelaten.
Het Grieksche blad „Patris" doet
mededeeling van een gesprek, dat de
directeur van de Fransche school te
Athene, voor hij naar Griekenland
terugkeerde, heeft gehad met generaal
Joffre.U kunt nog eens herhalen
zeide Joffre dat wij alle aanleiding
hebben, zeker te zijn van de eindover
winning. Laten wij beginnen welker
toekomst afhangt van de overwinning
van de geallieerden, zich niet verzetteD
tegen de wrekende vergeldingsmaat
regelen, welke de moorden uitlokken.
Officieele personen in Amerika zijn
van meening dat Duitschland met de
afgelegde beloften zich feitelijk bij alle
Amerikaansche argumenten heeft neer
gelegd, zoover als deze de verrichtingen
der duikbooten in de Middellandsche
Zee betreffen. In diplomatieke kringen
wordt aan het gevoelen uiting gegeven,
dat Duitschland slechts zoekt naar een
vorm, die niet te kwetsend is voor den
Duitschen trots, om den door de V. S.
gestelden eisch tot afkeuring van het
met de „Lusitania" gebeurde in te
willigen, evenals tot verloochening van
andere wandaden, waaraan zijn onder
zeeërs zich in den afgeloopen 18 maan
den hebben schuldig gemaakt.
De Atheensche correspondent van de
„Gazetta del Topolo" te Turiju meldt
aan zijn blad:
gekleede heer aan het tafebje naast hem
de chauffsur zou zijn, wien hij kort te
voren een shilling fooi had gegeven. En wat
het kleine Joodje, zijn metgezel betrof, na
een enkelen blik in de richting van Char
les dacht hij blijkbaar niet meer aan hem,
doch alleen aan zijn eten en zijn zaken.
Want blijkbaar washet afdoen ran zaken
het doel van hun gezamenlijk diner, dat
begreep Charles al heel spoedig.
De twee mannen spraken tamelijk zacht,
maar hij kon toch heel wat van hun gesprek
opvangen, dat liep over effecten en aandee-
len op een bepaalden koers, en 't oprichten
van een nieuwe maatschappij, waarin het
vlugge Joodje blijkbaar veel belang stelde,
terwijl de dikke heer, blijkbaar de voor
naamste deelhebber, niet zoo zeker van zijn
zaak scheen.
Voor Charles' vader zou hun gesprek
waarschijnlijk heel duidelijk zijn geweest,
doch zijn jeugdige spruit, die zich nooit met
financieele aangelegenheden bemoeid had,
begreep er niets van en vond het verve
lend
Hij vroeg zich ai, welke betrekking er
kon bestaan tusschen dien dikken, alle-
daagschen City-man en de mooie, interes
sante juffrouw Byron.
Daar hoorde hij iets, wat zijn aandacht
terugriep tot de twee mannen naast hem.
„Je doet mij denken aan Byron, „en
fluisterend, dat zij er nooit in zou toestem
men, stemde zij toe," zeide de jo-gste van
de twee tegen zijn metgezel met een lachje,
dat veel op een spotlach leek. „Ten slotte
zul je toch ook „ja" moeten zeggen."
„Byron, Byron 1 Wat praat je van By
ron vroeg de dikke heer snel, en Charles
zag dat ij bleek werd.
Verbaasd keek het Joodje zijn vriend aan,
blijkbaar begreep hij niets van zijn opge
wondenheid.
Byron, de dichter, je weet wel," zeide
hij „maar wat scheelt je opeens?"
De dikke heer deed njn best om zich te
bBheerschen, doch zijn wangen hadden hun i
natuurlijken tint nog niet terug en zijn
adem ging snel.
„O, het is niets," mompelde hij. „Ik
slikte bijna een graat door en daar schrikte
ik van."
Het Joodje keek hem nieuwsgierig aan.
„Bij Ritz krijg je geen graten in je kalfs-
zwerik," zeide hij. „Die graat moet je al
lang in je mond gehad hebben."
De ander kreeg een kleur, doch zeide
nietshet gesprek liep verder over zaken
en Charles verbeeldde zich, dat de dikke
heer hem nu en dan een schichtigen blik
toewierp, alsof hij niet recht wist, of de
jonge man zijn verwarring had opgemerkt
en of hij er zich over verbaasde.
Doch Charles, ondanks zijn warme be
langstelling, bleef met een stalen gezicht
zitten en liet niets blijken.
„Het was de naam haar naam en die
van haar broeder" dacht hij, „die hem
zoo deed ontstellen. Ik zou wel eens willen
weten, waarom?"
Verder gebeurde er echter niets wat hem
opheldering gaf, en hij kon niets doen, dan
zwijgend opletten en gissen, terwijl zijn
buren verder aten, en daarna aan de likeur
en de sigaren begonnen.
De likeur en sigaren die nog al eens ver
nieuwd werden zouden de oorzaak worden
van veel wat in den loop van den avond
gebeurde. In de eerste plaats deden zij Char
les, die ook telkens weer iets moest bestel
len, om zijn buren gezelschap te houden,
rillen bij de gedachte aan de betaling. Hij
wist zeer goed, dat een avond als deze bij
den tegenwoordigen stand van zijn geldza
ken een krankzinnigheid was. En ten twee
de waren zij waarschijnlijk voor een groot
deel de oorzaak van den geest van roeke
loosheid, die hem aangreep en hem ver
leidde tot een stap, dien hij zeker n kal
mer oogenblikken nooit gedaan had.
In het restaurant begon het leeg te wor
den, en eindelijk vertrokken oo'. de dikke
heer en zijn kameraad. En Charles volgde
hen zoo ongemerkt als hij maar kon.
Op de stoep bleef de dikke heer een
oogenblik staan.
„Ik zal, dunkt mij, naar huis wandelen,
zeide hij ten laatste. „Het is mooi weer,
en ik zal beter slapen als ik eerst een luchtje
schep."
„Leen mij dan uw auto," zeide het
Joodje, met een blik op een van de mooiste
rijtuigen die voor de deur op hun eigenaars
wachtten. „Ik zal beter slapen, als ik niet
in een taxi door elkaar wordt gerammeld,"
De dikke heer, die van zijn oogenblikke-
lijke ontsteltenis scheen bekomen te zijn,
had blijkbaar niets tegen dit voorstel. Hij
hielp zijn vriend in de auto, gaf zijn chauf
feur een wenk, en wandelde langs Piccadil
ly in de richting van Hyde Park Corner.
Charles, een plotselinge ingeving volgend,
liep stil achter hem aan.
De dikke man, met zij nhoogen hoed een
beetje schuin, en lustig zwaaiend met zijn
rotting met zwaren gouden knop, wandelde
voort langs het hek van het Green Park,
blijkbaar in een zeer tevreden stemming.
Misschien was het die zelfvoldaanheid,
die Charles prikkelde, misschien kwam het
ook door de likeur; opeens kreeg hij het
in zijn hoofd, naast den ander tegaanloo-
pen, die verbaasd omkeek.
Blijkbaar had hij eerst gedacht, dat de
man, die achter hem aankwam een land-
looper of een bedelaar was, die het gewone
verhaal zou beginnen. Doch toen hij de
kieeding en het gezicht van Charles zag,
werd hij nieuwsgierig.
„Ik zou gaarne willen, dat u mij iets
vertelde," zeide Charles bedaard.
De dikke man bleef staan.
Men schrijft aan Duitschland, als het
winnen mocht, het voornemen toe, oin
een Balkanverboud, onder leiding van
Oostenrijk te stichten. Servië zou er
ook deel van uitmaken, want Duitsch
land moet tegen de verdwijning van
dat land zijnhet zou het zelfs gebied
in Bosnië en Herzegowina en in Al
banië willen geven, als vergoeding voor
het door Bulgarije veroverde gebied.
De taak van Duitschland zal zijn Turkije
in een modernen staat te herscheppen.
Griekenland zou natuurlijkin het nieuwe
Balkan verbond opgenomen worden het
zal vergoedingen in Albanië en een
verbetering van de Bulgaarsch Griek
sche grens krijgen.
Een telegram uit Philadelphia meldt,
dat bij een verschrikkelijke ontploffing
in de Dupontkruitfabriek te Carneys
Paint zes personen zijn gedood en
velen gewond. De ramp moet aan
kwaadwilligheid worden toegeschreven.
Het telegramverkeer is verbroken.
Bijzonderheden ontbreken.
Op de fabriek werken ongeveer
15000 arbeiders. Er werd rookeloos
kruit en pycrinezuur vervaardigd. De
zaak is in onderzoek.
Van Oostenrijksche zijde wordt ge
meld
Vrijdagmorgen vroeg deed de vijand
weer aanvallen in Oost-Galicie. Turke-
standsche infanterie viel vóór het aan
breken van den dag onze stelling ten
noordoosten van Buczacsj aan en drong
over een smal front onze loopgraven
binnen De Honvediufanterie-regimen-
ten No. 16 en 24 wierpen den vijand
in een snellen tegenaanval terug. We
derom vielen talrijke krijgsgevangenen
en drie mitrailleurs in onze handen.
Zooals blijkt uit alle mededeelingen
van de krijgsgevangenen is den Rus-
sischen troepen voor de jongste aan
vallen op het leger van Pflanzer Bal tin
gezegd, dat het ging om een poging
tot een groote doorbraak, waardoor het
Russische leger weer in de Karpathen
zou komen.
Volgens betrouwbare schattingen be
dragen 's vijands verliezen in den
Nieuwsjaarsslag aan de Bessarabische
grens en de Strypa minstens 50.000
man.
De „Peninsular and Oriental Com
pany" deelt mede, dat bij het torpe-
deeren van de „Persia" 335 personen
zijn verdronken; 166 opvarenden wer
den gered.
„Ik ken u immers niet," zeide hij, blijk
baar verbijsterd.
„Weineen," zeide Charles luchtig. „Maar
dat is geen reden, om u niet ronduit een
vraag te doen."
De ander haalde de schouders op, en
scheen niet recht te weten, of hij Charles
ernstig zou behandelen of hem als een ont
snapte krankzinnige beschouwen.
„Nu, wat is er dan?" vroeg hij einde
lijk. „Maak een beetje voort, en houd mij
niet op, want ik heb haast."
„Alleen dit," antwoordde Charles vrien
delijk. „Waarom wilt u met geweld die
Chippendale schrijftafel hebben?"
Zonder dat laatste likeurtje zou de jonge
man waarschijnlijk niet op het dolle denk
beeld gekomen zijn, om den man aan te
spreken, in wien juflrouw Byron zooveel
belang scheen te stellen, doch in geen geval
had hij zulk een gevolg daarvan kunnen
verwachten.
De dikke man uitte een schorren kreet,
zijn rood gezicht werd doodsbleek, en met
zijn met bloed beloopen oogen keek hij
Charles zoo scherp aan, alsof hij tegelijk
zijn buurman in het restaurant en den
chauffeur van 's morgens in hem her
kende.
Voor zijn wilden blik deinsde Charles
onwillekeurig een stap terug.
Die stap was zijn verderf. In zijn opge
wondenheid had hij er niet op gelet, dat
zij het gedeelte van Piccadilly bereikt had
den, waar het trottoir een paar voet hoo
ger ligt dan de straat, en dat. hij nu aan
den rand van die verhooging stond.
Op dat oogenblik hoorde hij het ratelen
van een zware motorvrachtkar, even keek
hij om, en daarvan maakte de dikke man
gebruik, om hem onverhoeds op het lijf te
vallen.
~*i&£$Sg3&*s*£'
1916.
{Wordt vervolgd).