voor Hel Land van liensdeu en illena. de Langstraat en de Bommelenvaard. Ontwaking. De verdwenen Scletsen. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 3545. Woensdag 23 Februari 1916. FEUILLETON. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. Toen, gelijk een wilde furie, de oorlog8ontketening zich over Europa uitstortte, was een der eerste gevolgen daarvan dat het crediet verdween. Niet alleen in de oorlogvoerende lau den, doch ook in de onzijdige staten, ook bij ons, scheen op eennnal alle vertrouwen gewekende soliedste ban kiershuizen en spaarbanken, wier naam van veilige, zekere belegging ongerept waren, werden bestorrad door hen, die er hun geld ter bewaring hadden heengebracht. Zelfs de bankbiljetten verloren het vertrouwen en werden ongaarne of soms zelfs in het geheel niet in betaling aangenomen. Ei heerschte onzekerheid en mistrouwen, alom op het punt van crediet waardig heid. Maar die tijd duurde gelukkig niet lang en gaandeweg trad een herstel van het oude vertrouwen in ofschoon het nog geruimen tijd ge duurd heeft, vooraleer het laatste spoor van dien wantrouwenden angst, welk< een deel van ons volk bekropen had, voorgoed \erdween, en het gezonde verstand zijn rechten hernam. Terwijl in andere landen het herstel van het geschokte vertrouwen veel langer duurde, ja zelfs hier en daar thans nog niet geheel verdwenen is, kon Nederland spoedig ervaren, dat met zooveel andere zaken, ook het crediet zijn oude plaats in de samen leving hernam, tenminste in algemeene trekken. Daartoe droeg niet weinig bij het feir, dat ook ons land, evenaL andere onzijdige landen, in sommige takken van bedrijf en handel groote- lijks van de omstandigheden wist partij te trekken. Wel bleef en blijft het voor de „kleine luiden" dikwyis zwaar tobben, voor anderen echter bracht de oorlog een onverwachte u tkomst, en reusachtige sommen zijn aan dusgenaamde oorlogswinsten in ons land gevloeid. Indien men de ramingen dienaangaande gedaan geloof mag schenken, dan is het nationaal vermogen van Nederland sede.t de oorlog uitbrak aanzienlijk: toegenomen, niettegenstaande toch ook grooie ver liezen, vuorai voor hen, die hun geld in buitenlandsche effecten belegd had den, geleden zijn. Het zijn vooral de groothandel en de bedryven, die by de overzeesche 21) vrachtvaart betrokken zijn, die hon derden millioenen in korten tijd ver diend hebben. Daardoor is veel gein naar ons land gekomen, terwijl ook landbouw en sommige takken van industrie het hunne tot de snelle verbetering na de instorting, die by den aauvang van den wereldoorlog alom plaats had, hebben bijgedragen. Nu pleegt in gewone tijden eeri groot deel der in ons land verdiende gelden weder naar het buitenland te gaan in den vorm van beleggingen er is geen land ter wereld of de Nederlandsche effecten-bezitter heeft er in meer of mindere mate zijn geld aan geleend. Vooral aan de Ameri kaan8che industrie zijn honderden millioenen geieend en verspild maar ook de staatsregeeringen van onderscheidene rijken, inzonderheid van Rusland, Hongarije, Oostenryk en andere, w sten het Nederlandsche ka pitaal tot zich te trekken. Daaraan heeft de oorlog een eind gemaak eerstens omdat de meeste landen thans allerminst crediet waardig zijn, en ten tweede omdat de harde werkelykheid velen thans tot leering is geweest, dat zij verkeerd deden met hun ver trouwen ver van huis te schenken, aan buitenlanders, en het goeds dat in het eigen land te vinden was voorbij zagen. Landbouw en industrie hebben in ons land jarenlang als het ware gesmacht naar het vertrouwen van den vaderlandschen bezitter, die wel zyn effecten-trommel met buiten- Iandsch papier vulde, maar geen cent afstond voor het tot ontwikkeling brengen van de industrie in zijn eigen land. Kwijnende bedrijven met als gevolg lage loonen en werkeloosheid, zij zijn waarlijk geen vreemde ver schijnselen op onzen bodem; en steeds werd dengenen die op deze misstan den wezen voor de voeten gegooid er is geen geld voor. Zal dit thans mogelijk anders wor den? Zal het Nederlandsche kapitaal, door schade en schande eindelijk wijs geworden zich niet meer, gelijk voor heen zoo uveruiatig het geval is ge weest, tot de buitenlandsche indu strieën en handelszaken en tot de buitenlandsche regeeringen wenden, om er een, naar gebleken is hoogst onzekere belegging te zoeken, wan neer het eigen land dat kapitaal zoo goed gebruiken kan? Wij mogen het, gelet op de teekenen des tijds inder daad hopen. Als straks onze regeering een beroep op de offervaardigheid van het land komt doen, om haar te steunen bij het te boven komen der geldelijke lasten door den oorlog-toe stand geschapen, dan lijdt het geeu twijfel of het antwoord zal niet minder bemoedigend luiden, dan het deed toen de groote j mgste leening van 275 millioen gulden werd aangeboden. Ook onze handel, onze landbouw kan nog ter verdere ontplooiing van ar beidsveld en krachten zeer goed veel vaderlandsch kapitaal gebruiken maar vooral is het de industrie die, juist ioor de bijzondere belemmerende om standigheden waarin het buitenland thans verkeert, haar wieken breed kan uitslaan en op de wereldmarkt afzet gebieden zal kunnen veroveren, waar voor vóór den oorlog geen sprake kon zijn. Doch daarvoor moet in de eerste plaats het vaderlandsch kapitaal zyn onmisbar en steun verleenen, hetwelk geleerd door de bittere ervaring, die de oorlog het bereidde allicht een ge- reeder oor leenen zal, wanneer man nen van inzicht en erkende bekwaam- neid zich aan het tot ontwaking bren gen van nog vrij wel grootendeels sluimerende krachten in ons volksbe staan willen wijden. Wanneer het dan niet aan den steun van de mannen van kapitaal noch aan de medewer king van mannen van kennis ontbreekt, dan lijdt het geen twijfel of ook in de breede lagen onzer arbeidersbe volking zullen de elementen te vinden zijn om een groote nationale industrie te scheppen die een hecht fundament van onze volkskracht kan worden. Wanneer dan eenmaal de tijd daar zal zijn, waarin de geschiedenis van den grooten wereld-oorlog en zijn ge volgen kan worden geschreven, dan kan wellicht een roemrijke bladzijde gewijd worden aan het onzijdig ge bleven Nederland, dat zich de lessen der werkelijkheid om zich henen te nutte makend, te midden van de we- reldstormen tot ontwaking kwam; tot jutwaking van het besef, dat geen volk zoo sterk is, en zoo waard on afhankelijk en vrij te leven, als dat hetwelk steunend op eigen middelen de sluimerende krachten in zyn eco nomisch leven tot ontwikkeling weet te brengen. Wanneer dat mag gebeu- j ren, dan zullen wij den angstigen tijd, waarover wij in den aanvang hierbo ven spraken, mogen beschouwen niet te vergeefs te hebben doorgemaakt dan zullen ook de verliezen geleden door hen, die het buitenland tot dus ver al te veel vertrouwen en crediet- waardigheid toe kenden, duizendvou dig in winst aan volk-wel vaart ver- keeren; dan zal ten slotte blijken, dat Nederland zich van het groote wereld gebeuren, dat zich rondom zijn gren zen afspeelde, niet de mindere heeft betoond. V. Ct. HuiteiilaiMi- Het Servische gezantschap te Parijs roept alle weerbare S rvische onder danen van 17 tot 45 jaar op, zich voor 15 Maart bij het Servische leger op Korfoe te voegen. Reeds 125.000 Serviërs bevinden zich daar, 20.000 zijn nog inAlban Volgens de Tribune" h de regee ring te New York voorbereid op een crisis ten opzichte van de betrekkingen met de Teutoonsche mogendheden. President Wilson moet voornemens zijn de duikbootkwestie zonder uitstel te beëindigen. De Zweedsche minister van oorlog heeft volgens „Havas" 15.000 gemo- biliseerden naar huis laten gaan. Een groote lawine is in het gebied van den Hochkönig (de hoogste top van de Salzburger Alpen, 2938 M.) neergekomen. Volgens de Münchener Neueste Nachrichten, beeft de lawine een schuilplaats met de menschen die er in waren, in de diepte meegesleurd. Uit de sneeuwmassa zijn tot dusver 35 lijken te voorschijn gehaald. In den algemeenen oorlogstoestand is de laatste dagen weer weinig ver andering gekomen; alleen worden ver meld eenige kleine schermutselingen, die weinig gevolgen hadden. Van hier en daar woiden eenige vliegaanvallen gemeld, die echter weinig schade aan richten alleen werden een paar men schen hierbij gedood. De „New York Times" bevat een onderhoud met Bonar Law, d n Engel- schen minister vau koloniën. Deze verklaarde: „Als het militairisme, zooals dit in Pruisen heerscht, niet vernietigd wordt door dezen oorlog, dan kan niets een herhaling van <Je huidige catas roplte beletten en zal de beschaving in bu- ropa moeten wijken voorde barbaarsch- heid, evenals in het oude Rome het geval is geweeit." „De positie der geallieerden", zoo zeide de minister verder, is wat een heid en controle betreft, in den laatsten tijd belangrijk verbeterd. In antwoord op de bewering dat Engeland niet spoedig genoeg man schappen in den oorlog zendt, zeide minister Bonar Law: „Onze legers te v 1de zijn naar verhouding onzer re serves even groot als die van welken geallieerde ook. Onze reserves nemen toe, daar onze recruten met spoed worden afgericht. Er zal geen gebrek aan versterkingen voir de vechtlinie zyn. Het was een prachtig succes, dat wij in staat zijn geweest ongeveer vier millioen vrijwil ligers op de been te brengen en dat zich in het geheel zes millioen aan boden. Omtrent de munitie behoeven wij ons niet meer bezorgd te maken. Wij gaan week op week vooruit in kracht de meerderheid, waarop Duitschland zich in het begin van den oorlog ten gevolge van zijn vroegere voorberei ding kon beroemen, neemt snel af." De mi listor herinnerde met trots aan het aandeel, dat de koloniën aan den oorlog nemenCanada maakt toebe reidselen om het half millioen man schappen te velde te hebben, Australië heeft 10 procent van zyn bevolking gezonden en Nieuw-Zeeland nog meer. Hij verklaarde zich bijzonder ingeno men met de rol, die Zuid-Afrika heeft gespeeld. De Weensche bladen spreken, vol gens het „Korr. Bureau" over een ultimatum der Entente aan Grieken land en vinden dit de ergste schending van het volkenrecht, in dezen oorlog voorgekomen. Uit Briand's redevoerin gen te Rome zou blijken, dat het gaat om het al of niet bestaan van den Griekschen staat. „En daarvan is, naar ik mij voorstel, dat tweede patent van uw vader wel de zwakste. Als wij dat maar kunnen vinden, voordat Palzer het in handen krijgt, dan weet ik wel, dat wij in ieder geval hem onze voorwaarden feu nen stellen. Dat geelt een flinke som voor u en uw broeder." „Och. denk toch niet, dat ik voor mij zelf om dat geld geef," zeide juflrouw Byron. „Het is alleen omdat ik weet, hoe dit alles het leven van mijn broeder be dorven heeft, en het weer opnie iw zal gaan bederven, als als hij weer beter wordt." „Natuurlijk wordt hij weer beter," zeide Charles opgewekt. „En als het zoover is moeten wij goede berichten voor hem heb ben. Maar nu moet ik tot mijn verhaal terugkeeren Het spreekt vanzelf, dat die tweede uitvinding van uw vader, indien zij bekend werd, het oprichten van Palzer's nieuwe maatschappij zou bemoeilijken, misschien zou het eerste patent waardeloos worden Want Jell, die er verstand van schijnt te hebben, en uw vader goed gekend heeft, is er zeker van, dat het hem gelukt is, zijn idee opnieuw zóó uit te werken, dat het een verbetering wordt van het eerste patent, en er toch genoeg van verschilt, om er een nieuw patent op te kunnen nemen. Deze mogelijkheid, en waarschijnlijk de angst, dat de overeenkomst met uw vader eigenlijk het daglicht niet kan verdragen, maken Palzer zenuwachtig. En het doel van zijn bezoek was een beroep op mij, als iemand die waarschijnlijk wel gereed geld zou kunnen gebruiken, om een overeen van het jonge meisje zag. „Och, u lacht mij uit," riep hij. „Ik ben niet vrij en dat maakt mij onhandig, maar ik heb ook nog komst tusschen u en Palzer tot stand te nooit zoo iets bij de hand gehad." brengen tegen een vergoeding van een paar honderd pond." Hij nam zijn hoed en vertrok. XVIII. Na zijn gesprek met juffrouw Byron „Een paar honderd pond I Mijn broeder niet liever verder zwijgen?" De glimlach werd nog duidelijker. „U is niet vrij zeide zij. „Zou u dan zweefde Charles Freek meer dan hij ging, i an l j i_ i. lTT! JJ Oii. r beweert, lat vader eenige duizenden moet bezeten hebben, torn hij naar Engeland ver trok." „Daar twijfel ik niet aan," zeide Char les, „en die heeft Palzer hem op de een of „Neen," zeide Cliarles, „dat zou nog erger dat nu? Ik moet vanavond nog maar eens naar dien koetsier gaan zoeken." Den vorigen avond had Charles er eenige uren voor gebruikt, om te informeeren naar het rijtuig dat de vermiste schrijftafel en haar nieuwen eigenaar van Chancery Lane naar een onbekende plaats had vervoerd. Hij was echter niet geslaagd. De vervallen koetsiers van nog meer ver - de stoep van het huisje in Edward Street af. Hij voelde nog de aanraking van haar zijn. Dan zou ik mij misschien liever dood- warm, blank handje; hij zag nog haar schieten, of mijn taxi in het water laten lachende, min of meer verlegen oogen voor vallen voertuigen, die hij op zijn zwerftoch- loopen. Zeg nu nog niets I Wacht eerst af, zich; en hij had een gevoel, alsof hij niet ten ontmoet had, wilden met alle genoegen wat ik voor u doen kan, of ik het onrecht alleen tegen den dikken Palzer, maar tegen met Charles praten; zij wilden zelf bier andere manier ontstolen. In ieder geval I dat u werd aangedaan, kan vernietigen, de gebeele wereld zou kunnen vechten. drinken op zijn kosten, en hem verschil- heb ik geweigerd mede te werken tot een en u rijk en gelukkig maken, en dan Sinds de dagen zijner jeugd, waarover lende middelen aanwijzen, om met meer overeenkomst, die minder z>m bedragen dan Hij keek oaar een oogenblik aan. Boos hij tegen Palzer gesproken had, toen die van hun kameraden in aanraking te ko- de helft van de winst. Vóór dien tijd had zag zij er niet uit. eene jonge dame de geheele wereld voor men sommigen hunner hadden zelfs door hij mij honderd pond op hand gegeven voor „En dan," gii g hij voort, „en dan." hem was, had hij nooit meer zijn hart aan Jell gehoord van de geheimzinnige echrijf- mij zelf. Na ons vertrek vertelde ik hem Hij zweeg, en keek somber voor zich. „En een vrouw ges honken. Het kwam misschien, tafel en de wijze waarop zij verdwenen i wat ik ermee dacht te doen. En daar het dan ben ik chauffeur, of ik moet mij tot omdat zooveel dames getracht hadden het was; doch geen hunner, hoe gaarne zij dit blijkbaar slechts een zeer klein gedeelte is de trust wenden," dacht hij. hart van den millionairszoon te stelen, dat ook zouden gedaan hebben, kon naar waar van wat hij u heeft ontstolen, hoop ik, dat Juffrouw Byron stak hem de hand toe. hij liever wilde wachten, totdat „zij" zou heid getuigen, dat hij het meubelstuk ooit u het met mijn groeten aan uw broeder .Kijk toch niet zoo wanhopig," zeide komen. In ieder geval wist hij nu, dat hij op zijn rijtuig gehad. Hedenavond was Char zult willen geven. zij, „totdat die dag der wonderen komt, de eenige vrouw, die hem voor zijn geheele los al even ongelukkig, ofschoon hij met Charles legde het bankpapier op tafel, dat ik rijk en gelukkig ben, kunnen wij leven gelukkig kon maken, ontmoet had, zijn taxi Londen in a lie richtingen door- In juffrouw Byron's donkere oogen stonden immers vrienden zijn!" en dat hij nu de grillen van het lot kon kruiste, zonder te letten op passagiers die tranen. Charles stond op in zijn volle lengte en tarten. hem aanriepen. „Ik mag niet ontkennen, dat het ons zeer breedte. Zijn gelukkige stemming zakte echter En in de avondbladen vond hij Palzer's goed te pas komt," zeide zij. „Wij zijn zoo „Ik denk, dat ik datgene, waarover ik eenigszins bij de herinnering hoe bezorgd advertentie, bedekt maar toch duidelijk ge heel arm. En in deze omstandigheden heeft zooeven tobde, wel te boven zal komen, als Edith Byron geweest was over de ziekte noeg, een goede belooning aanbiedend aan men zooveel noodig. Maar het is heel vrien- als ik die andere moeilijkheid kan over- van haar broeder, en hij begreep, hoe eiken koetsier of anderen persoon, die in- delijk van u, dat u zoo voor ons heeft ge- winnen," zeide hij. Hij greep baar hand vreeselijk haar toestand zou zijn, indien hij lichtingen kon geven, leidende tot de ont- streden." en bracht die aan zijn lippen, eer zij het mocht sterven. dekking van het rijtuig, dat in den namid- Charles keek haar een oogenblik aan, ook hem had kunnen beletten, indien zij dat „Gelukkig dat ik Palzer die honderd dag van den 14en dezer maand een Chip zijn oogen waren vochtig. Haar daar zool gewild had. Zij deed er echter zelfs geen pond kon afzetten," dacht hij. „Blijkbaar pendale schrijftafel had vervoerd van Chan- alieen te zien en zoo droevig, zoo jong, zoo I poging toe. zijn zij heel arm. Als haar broeder kwam eery Lane naar Paddington of een ander m oi en hulpeloos, en toch zoo geduldig en „Goed zoo," zeide hij; „dat is dus afge- te sterven, en Palzer ons te slim was, station. dapper, dood zijn hart sneller kloppen, en sproken. Tot zoolang zijn wjjj vrienden.En wat moest er dan ran haar worden? Ik Vermoeid en een weinig bezorgd keerde maakte hem stoutmoedig. nu praat ik niet langer. Ik ga heen, om zou haar toch niet kunnen vragen, met mij hij naar huis terug. „Ik wil gaarne voor u strijden, juffrouw dien dag zooveel mogelijk te bespoedigen." I te trouwen op mijn verdienste als chauffeur. Morgen moet ik Jell spreken," dacht Byron," zeide hij. „De mannen zijn op de Juffrouw Byron bloosde en glimlachte.O, vaderlief, waarom heb je je eenigen zoon hij. „Wij moeten voortmaken, anders is wereld om voor de vrouwen te strijden. „Het eiud onzer vriendschap bespoedi- zóó in den steek gelaten? En toch, als je Palzer ons vóór." En de vrouw, wier partij ik kies, moet u gen?" vroeg zij zacht. het niet gedaan hadt, zou ik nooit in Dean zijn, of... niemand anders." Hij brak af, „Ja," zeide Charles, dat is mijn stellig Street gekomen zyn, en dan had ik haar trorai vervolgd). toen hij den lichten glimlach om den mondplan." niet gezien. Maar die schrijftafel, hoe moet

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1916 | | pagina 1