voor Hel Land van Heusden eu lllciia, de Langstraat en de Bommelenvaard.
Sprokkelmaand.
De Tinton ttisei
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
i\o. 3547 Woensdag 1 Jfiaart 1913.
FEUILLETON.
Unb iiA M Ali
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZAaTËRDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regela 50 ct. Elke regel
meer 7Vi ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag;
middag 12 uur ingewacht.
Het schijnt of de grauwe winter nog
geen afscheid denkt te nemen zonder
ons al de ongeriefelijkheden van zyn
barsche natuur nog eens aan den lijve
te doen gevoelen. Al mag op enkele
o zoo schaal sche uren van den dag
de zon uit een korststondig heldere
lucht haar stralen naar het aardrijk
doen doorbreken, om mensch en dier
een voorproefje van komende heerlijk
heid te gunnen, het meerendeel *an
den dag en het meerendeel der dage
heeft nog een eeht-wintersch aanzien.
Koude winden, die als ijzige messen
de lucht doorklieven; sclierp-snijdende
sneeuwvlagen die ons onder het warm
ste kleed doen huiveren, en die straai
en pleiihuis en hof met een wit
kleed overtrekken, na een langen tijd
van neerkletterende regenbuien, die de
wegen in een modderpoel herschiepen
en dat alles onder dikke grauwe luch
ten, die de zon doen schuilgaan vaak
den geheelen dag voorwaar het is
geen opwekkend beeld, dat Sprokkel
maand ons biedt; ditmaal minder dan
ooit.
Nochtans juist in dezen tijd van
het jaar hebben wij behoefte aan
eenige opgewektheid om ons niet al
te veel te voelen wegzinken in de
treurige naargeestigheid dier somber-
grauwe wintermaanden. Een flinke
ouderwetsche win er, met ferm vriezend
weder, met stevige ijsvloeren, neen,
dat verheugt het hart, het Hollandsche
hart bijzonder. De rinkelende bellen
der paarden voor de arresleden, de
bruisende overmoed der gezonde jeugd,
als zij op schaatsen zich aan het oud-
vaderiandsche vermaak met volle teugen
mag overgeven, een vermaak waaraan
ook de ouderen nog hun hart komen
ophalen, dat alles is slechts bevor
derlijk aan den gezonden levenslust
van een gelukkig volk. Maar daarvan
was ditmaal geen sprake; week in,
week uit, maand in, maand uit hebben
als het ware de hemelsche sluizen
wagenwijd opengestaan en hebben zij
onze straten onbegaanbaar, onze stroo
men tot berstens-toe gezwollen en ons
goed humeur dikwijls zoek gemaakt.
Het oude gezonde wintervermaak is
nergens gesmaakt kunnen worden
23)
maar wel wijzen de stdistieke opgavpn
van o 8 metereologisch instituut uit,
dat wij verre boven het normale met
„r* genval" zyn bedeeld geworden, en
dat ook het aantal zon-uren, waarop
wij ook gemiddeld rekenen mogen,
verre beneden het gewone doorsnee-
cyfer gebleven is. En in de plaats
van een prikkelenden, opgewekten
levenslust, als soms de wintermaanden
ons kunnen schenken, is een naar
geestige stemming, ja vaak een som
berheid eler deel geworden, en hoort
men algemeen van allerle. meer of
minder ernstige ongesteldheden gewagen.
Doch aan die onaangenaamheden
heeft niet alleen de lauwe kwakkel-
winter schuld gehadook de abnor
male gesteldheid waarin het mensch
dom thans verkeert draagt daarvan,
in niet genrge mate, de ver ntwoor-
delykheid. Wiens gemoed zou onbe
wogen blyven, bij hetgeen hij rondom
zich ziet gebeuren op het wereldtoo-
neelwiens stemming zou niet den
indruk ondergaan van de tafereelen
van wanhoop en lijden, van helden
moed en zelfopoffering, van lief ie voor
het vaderland, maar ook van doode-
lyken haat aan den vijand, waarvan
nog dag op dag de berichten die tot
ons komen, weten te verhalenweten
te verhalen met al ch aangi ij pende
oyzonderheaen van het menschenwee,
waaraan deze wereldoorlog helaas zoo
rijk is.
Daar is gezegd, dat men aan alles
went, en in zekeren zin, tot op zekere
hoogie, is dat ongetwijfeld waar Wy
oudergaan thans waarlijk, en dat is
maar gelukkig ook, in minder hevige
mate, gebeurteni-sen van dezalfde om
vangrijkheid, dan in den aanvang van
het Europeesche bloedbad; maar onge
voelig kan, meenen wy, nog geen enkel
toeschouwer zyn. Allen, hetzy dan niet
meer in zulk een hevigen staat van
medeleven als eertijds, allen die het
wereldgebeuren blijven volgen, grijpen
de dagelijksche feiten nog menigmaal
diep in het gemoed; en deze feite».,
zy zyn allerminst van dien aard, om
dat gem ed te verheugen.
Want nog onverminderd laait van
de Noordzee tot den Kankasus, van
de Oostzee tot net Italiaansche strand,
de brandende oorlogsfakkel over Eu
ropa de krijgtoorts, die met haar
vlammen steden en dorpen in asch
doet keeren, die met haar verstikkendeu
walm, bloeiende landouwen onder een
alles vernielenden rook en smook ver
smoort, die met haar flikkerend toorts
licht al het menschelyk gevoel ver
schroeiend, slechts den haat en de
vyandschap, de wreedheid en den ver-
delgingslust doet opleven, tot een on
gekende kracht, waarvan het einde nog
steeds niet gekomen is. Want hoe smar
telijk de verliezen ook zijn door den
oorlog over het menschdom uitgestort,
hoe ontzettend groot de ramp is, waar
onder de welvaart van ettelijke volken
gebukt gaat en gaan zal nog tiental
len van jaren hoe zurig ook het ver
langen ontkiemen moet in het gemoed
van millioenen naar den eindelijken
vrede, regeeringen noch volkeren
hebben aan dat verlangen op een niet
e miskennen wijze het oor geleend.
Wat elk voor zich persoonlijk mag
koesteren en verlangen, dat mag men
blykbaar nog niet als eenheid, als volk,
als regeering. En zoolang het persoon
lijk verlangen naar het einde nog niet
bij een ieder der oorlogvoerende volken
zoo sterk spreekt en zich zoo onomwon
den doet gelden, dat ook de volksoverheid
en ook de regeeringen jer van gewagen,
zoolaDg zal de kracht van den haat,
van de vyandschap en van den ver-
delgingslust alle andere gevoelens te
boven gaan.
Dat leerde ons de onverwachte duur
van het wereldconflict in al de maan
den van zijn bestaan; dat werd ons
dezen tweeden oorlogswinter wel de
gelijk voorgehou lendat verkondigde
ook Sprokkelmaand en wie ver
mag te zeggen hoevele maanden nog
na deze.
Is het wonder, dat waar natuur en
maatschappy schijnen saam te spannen
om onze dagen te versomberen, zich
van velen een naargeestigheid meester
maakt, die zij anders allicht niet zou
den kennen? En toch doen dezulken
met g.-ed, daaraan toe te geven. Aan
alles toch, aan sombere wintermaanden,
zoo goed als aan eui menschonteeren-
den kryg komt eenmaal een ffnde;
mogen wij met Lentemaand in hei
verschiet op het eerste ai spoedig hopen,
de vervulling van het tweede is nog
niet in het verschiet. Toch kan ook
daar, bij het vele ongewisse, dat deze
wereld-worsteling gedurende haar
gansche bestaan reeds kenmerkt, plot
seling een wending komen, die hen in
flet gelijk stelt, die nog niet wanhopen
aan het betere in het menschdom Wie
zou niet wenschen, dat hun dunk de
juiste mag blijken te zijn. En kan het
wezen, nog in Sprokkelmaand
V. Ct.
Sinds eenige dagen woedt om en bij
Verdun een hevigen strijdvan weers
kanten heeft men zooveel mogelijk troe
pen aangevoerd, zoodat thaDS ongeveer
3 millioen man tegen over elkander
staat. Duit8chland schijnt er alles op
gezet te hebben, thans een beslissenden
slag te slaan, doch de tegenpartij was
op haar hoede. Ahd beide zijden maar
vooial van de Duitsche worden ont
zaglijk veel mmschenlevens opgeofferd.
De ,,Time8" zegt, dat Verdun, voor
het oogenblik tenminste, Calais als
doel van de Duitsche militaire opera
ties heeft vervangen, en dat de strijd
om die vesting in hun macht te bren
gen, thans m t kracht wordt voortgezet.
De verdedigingswerken van Verdun
zijn zeer sterk. De stad zelf is voor
zien van wallen, grachten en verdedi
gingswerken. In het omringende terrein,
op de toppen der omringende heuvels
liggen de forten, die in 1914 als mo
dern werden beschouwd, maar die nu
gewijzigd zijn en in de verdedigings
linie opgenomen, die mijlen verder va
de stad, in de heuvelmassa van de
Maashoogten is aangelegd, en die een
vesting op zich zelf geworden is, een
uitgebreid en samenhangend stelsel
vestingswerken, waartegen de beste
troepen van het Duitsche leger tot nog
toe tevergeefs gestormd hebben.
In dit gebied begon de strijd Maan
dagmorgen met een hevige beschieting
van beide zijden. Maandagavond vielen
de Duitschers op de Fransche vooruitge
schoven posisties aan de Maashoogten,
oostelijk van het dorp Brabant sur
Meuse aan, dat ongeveer 12al3K.M.
ten noorden van Verduu ligt. De eerste
loopgravenstelling werd in storm ge
nomen, wat na een krachtige artillerie-
voorbereiding op het westelijk front
steeds kan gebeuren.
Dinsdag namen de Duitschers het
bosch van Haumont.
Een aanval, denzelfden dag gedaan
bij Tromezev, ten zuiden van Moge
ville, werd afgeslagen.
Woensdagmorgen werd de strijd
voortgezet over een fr int van 40 kilo
meter, van Malancourt, ten westen van
de Maas, tot Ehain, dat ongeveer 35
K.M. van de vesting Metz ligt.
Aan beide zijden werd de artillerie
beschieting krachtig ter hand genomen
m het centrum gingen de Duitschers
spoedig tot den aanval over, waarbij
zy de Fransche linies binnendrongen
over een front van 10 K.M. en ter
diepte van ongeveer 3 K.M. Zij druk
ten toen het Fransche front in, maar
konden die linie niet doorbreken.
Donderdag liep de Fran«che ijn over
Champneuville Louvemont, Chambret-
les naar Omes. De Duiische berich
ten verklaarden, dat alle tusschen die
lijn en de ConsenvoyoOrnes gelegen
dorpen en versterkte hoeven in storm
waren genomen, dat de Franscne ver
liezen buitengewoon hevig waren, en
dat meer dan 10 000 gevangenen wa
ren gemaakt.
De Fransche berichten, die wat de
terugtocht8l:|n aangaat, vrijwel met de
Duitsche overeenstemden, betoogden
slechts dat zij waren teruggetrokken,
om noodelooze verliezen te voorkomen.
De Duitschers waren dus toen tot op
enkele kiloraeten van de fortenlinie
vooruitgekomen.
Vrijdag werden de aanvallen voort
gezet; De artillerie beschieting wierp
een ijzeren mantel over de infar :rie-
bewegingen, die onder beschermir v
een doorloopend artillerievuur w< n
voorbereid. Krach ig boden de
schen tegenstand, en uit het bi
lijk groot aantal gevangenen k
■ffleiden, dat zij vaak stonden Li er
geen uitweg, geen terugtocht meer
open was.
In den namiddag was de artillerie-
beschie ing zoover gevorderd, dat de
infanterie tot den aanval kon overgaan.
Het Braudenburgsche infanterie-regi
ment No. 24 ging tot den aanval en
nam het fort Douaumont, het noord-
oostelijkste van de forten, die de engere
versterkingshnie van Verdun vormen.
Een bergrug die in de richting van
zuidwest naar noordoost loopt, en bij
Douaumont tot 388 M. hoogte stijgt,
was bekroond door een reeks werken
en batterijen, die het voorgelegen ge
bed tot op een grooten afstand be-
leerschen zouden.
Het fort zelf had twee pantsertorens,
die nabij de middenlinie aan het front,
Blijkbaar had Jell niets van het onge
luk gehoord, en meldde nu in een
haastig gekrabbeld briefje, dat hij voor een
paar dagen naar buiten was gegaan, en
hoopte, op het spoor te zijn van de vermiste
schrijftafeldat hij, zoodra hij iets bizon-
ders te vertellen had, het dadelijk aan Char
les zou laten weten: hij was overtuigd, dat
de jonge man in dien tijd zou waken over
juffrouw Byron en haar broeder. „Palzer
roert zich,zoo eindigde de brief, „en hij
doet wat hij ken. nu de oprichting van zijn
maatschappij zoo nabij is. Kijk dus goed
uit."
„Palzer heeft zich al geroerd," dacht
Charles droevig, met een blik op de flinke,
vaste handteekening. „Gelukkig dat het op
mij is neergekomen en niet op haar. M ar
ik moet hier vandaan, ik moet hier vandaan,
ik kan het niet langer uithouden."
Zijn ongeduld werd nog grooter, toen hij
geen antwoord kreeg op zijn briefje aan
juffrouw Byron.
Charles bad wel niet durven hopen, dat
zij naar het ziekenhuis zou komen, ofschoon
hij voelde, dat indien de rollen omgekeerd
waren geweest, hij dag en nacht in de
buurt zou zijn gebleven. Maar dat er nu
reeds twee dagen zijnverloopen zonder dat hij
iets van haar had vernomen, dat deed bem
bijna weer naar zijn toestand van bewuste
loosheid verlangen. Hij wendde zich om
troost tot de pleegzuster.
„O, zuster," zuchtte hij, „u is een lief
meisje en het is hier het beste ziekenhuis
van de wereld, mnar wanneer geeft u mijn
bed aan iemand, die het meer noodig heeft
dan ik?"
„Morgen moogt u opstaan," zeide de zus
ter, „en als u heel gehoorzaam is, moogt u
overm rgen afscheid van ons allen nemen."
„U heeft zeker geen verstand van ham
men?" vroeg Charles. „Als udathadt, kon
ik u rijk maken. Maar als mijn s hip met
geld komt, zal ik zeker niet vergeten, hoe
u voor mij gezorgd heeft Alles is in orde,"
ging hij voort, lachend om haar verschrikte
oogen. „Ik wordt niet gek van blijdschap.
Het was maar zoo'n gedachte, die bij mij
opkwam, als u ooit hier vandaan mocht
willen. Morgen op, en overmorgen eruit 1
Hoe heerlijk I"
„En morgen is het bezoekdag, en er komt
bezoek voor u," ging de zuster voort; „ten
minste, als u het heboen wilt."
„Willen hebben!" riep Charles kleurend.
„O. hoe laat komt zij
„Dat weet ik niet," antwoordde de ver
pleegster zelf ook even blozend. „Maar hij
komt tegen vier uur. Het is een mijnheer
Jell."
Charles' gelaat betrok, doch hij herstelde
zich spoedig.
„Dat is op één na het aangenaamste be
zoek dat ik kon verwachten," zeide hij met
een glimlach. „Ik zal blij zijn als het mor
gen is."
Zoohls de verpleegster bem heloofd had,
mocht hij zich den volgend n dag aanklee-
den, een beetje heen en weer loopen, en een
poosje voor het raam zitten en uitkijken
naar de drukke straat. Toen hij la»er op
den dag. een beetje vermoeid, maar volko
men wel, weer in bed lag, kwam Jell bij
hem.
„Ik heb pae van dat ongeluk gehoord,
toen ik gisteren terugkwam en je in Dean
Street ging opzoeken," zeide hij. „Juffrouw
Bloom vartelde mij, waar je was. Die arme,
Buitenland.
oude ziel was erg bezorgd over je. Als je
haar zoon was, kon zij niet hartelijker over
je spreken."
Het i3 een goede ziel," zeide Charles.
„En ik zal heel blij zijn als ik haar weer
zie."
„Zij raakte niet uitgepraat over de ma
nier waarop je dien morgen waart uitge
gaan. Je schijnt toen gezongen te hebben...
ik weet niet meer, waarbij zij je vergeleek."
„Ik was heel vroolijk," zeide Charles
glimlachend. „Ik had wel mogen oppassen.
Toen kwam dat ongeluk, en een splinter
is de oorzaak dat ik nug hier ben."
Jell fronste het voorhoofd.
„Het was natuurlijk Palzer," zeide hij.
„Toen ik hoorde, dat ik je pas vandaag
mocht bezoeken, ging ik naar de garage.
Er is daar een chaufif eur, die je bijzonder
goed gezind s, en hij vertelde mij, dat er
volgens zijn overtuiging een complot be
stond, om je uit den weg te ruimen. Onge
lukkig schijnen er geen bewijzen te zijn.
Toen zij de taxi onderzochten, ontdekten
zij, dat er een moer weg was, waardoor een
schroef was lesgedraaid aan het stuur. Maar
zulke dingen bebeuren natuurlijk door de
grilligheid van moeren zonder hulp van
buitenaf."
Charles knikte.
„Ik had den vorigen dag die moer nog
vastgezet," zeide hij. „Maar heb je ook een
kerel gezien, die „Sam de Dief" genoemd
wordt? Den vorigen avond had bij staan
praten met dien handlanger van Palzer,
die juffrouw Byron zoo'n gemeenen streek
wilde spelen."
„Dat vertelde je vriend mij," antwoordde
Jell.
„Neen, als ik dien knaap gezien had,
had ik hem onderhanden genomen. Hij
Bchijnt na je ongeluk een paar dagen aan
de rol geweeHt te zijn, en had zijn taxi in
de garage gelaten. Maar Palzer drijft het
toch wel een beetje ver, nietwaar? Heb je
al wat van juffrouw Byron gehoord?" vroeg
hij met een snellen blik op Charles.
Charles schudde het hoofd.
„Neen," zeide hij. „Ik heb haar geschre
ven dat ik gevallen ben, en na dien tijd
heb ik niets van haar gehoord."
Jell keek heel ernstig.
„Ik zal er straks eens heengaan en zien,
of ik iets kan te weten komen," zeide hij.
„Had je haar den dag van te voren nog
gezien
„Ja," zeide Charles, „en toen was zij ge
zond en wel. Zij was erg bezorgd over haar
broeder, die niet zoo goed vooruit ging als
zij gehoopt had."
„Palz r laadt e*n zware verantwoorde
lijkheid op zich," zeide Jell, en zijn gelaat
werd stroef en koud. „Maar hij speelt ge
waagd spel. Ik hoor dat het kapitaal voor
zijn maatschappij driemaal volteekend is.
Maar nu heb ik nog heelemaal niet na r
je toestand gevraagd, Freek."
„O, ik ben nagenoeg weer klaar," zeide
Charles. „Ik mocht vandaag opstaan, en
heb er geen kwade gevolgen van onder
vonden. En morgen mag ik naar huis.
Maar ik heb evenmin gevraagd, hoe het
met jou plannen geioopen is. Ik heb onzen
koetsier nog niet kunnen opsporen."
„Ik wel," zeide Jel. „Een paar dagen ge
leden, eer ik je schreef. Hij r<-ed naarPad-
dington. Ik weet nu zelfs, waar de schrijf
tafel is."
„Is het waar?" riep Charles.
De zuster, die in de nabijheid zat, hiel
echter de hand op, en hij deed zijn best,
geen ongeduld te laten blijken.
„Ja," antwoordde Jel, doch niet heel
opgewekt. „Na heel veel moeite ontdekte
ik haar in een dorp dat Cowthorpe heet,
in Gloucestershi e. Daar moet zij wezen,
maar ik vind het bespottelijk, dat ik
het most zeggen wij zijn nog even ver
als toen ik je het laatst gezien heb
op een eerlijke manier is er geen aanko
men aan."
„En wie heeft haar? vroeg Charles ver
baasd.
„Een van de grootste gekken, die ik ooit
leb bijgewoond," zeide Jell toornig. „En
toch is hij niet gek. Hij is 'n excentrieke
oude man, half vrek, half verzamelaar, die
woont in een huis, half brandkluis, half
antiquiteitenwinkel, in een dorp, dat zeker
half zoo gek is als hij. De inwoners schij
nen nauwelijks te durven ademhaleD, als
zijn naam maar genoemd wi rdt. Soms
schijnt hij ineens lust te krijgen, om de
lelft van hen den kost te geven, terwijl hij
het overige van den tijd met hen kibbelt
over een hal ven stuiver melk."
„Denk je dat hij de advertent es gezien
ïeeft?" vroeg Charles begeerig. „Palzer's
advertenties
„Waarschijnlijk wel," meende Jell. „Ik
gtloof niet, dat den ouden zondaar veel
ontgaat. Maar maak je daarover niet be
zorgd. Palzer zal hem niet beetnemen. Hij
kreeg dadelijk achterdocht toen hij de
schrijftafel had, want zooals ik reeds ver
moedde, kocht hij haar ver beneden de
waarde. Daarom nam hij haar dadelijk mee
op het rijtuig, zoi der te wachten of zijn
naam op te geven. Hij probeerde zelis, haar
cnee in den coupé in den trein te nemen,
en hij heeft, naar ik hoor, den treinbeamb-
ten heel wat last bezorgd."
„Denk je dat hij het weet van de schet
sen?" vroeg Charles.
„De hemel mag weten, wat hij weet,"
antwoordde Jell mistroostig. „Eén ding is
zeker, hij zal de schrijftafel niet afstaan.
Dat weet ik, want ik heb hem gesproken."
„Ea een bod op de schrijftafel gedaan
Wordt vervolgd
1