Geschiedenis en Legende. land van altena Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 3586. Woensdag 19 Juli 1916. FEUILLETON. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 0.90, franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 cent. Elke regel meer 7*/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmiddag 4 uur ingewacht. We vernamen onlangs een kleine anecdote hoe de leugens kunnen ge boren worden, zonder dat iemand die opzettelijk verzint. Het betrof een eenvoudige mededeeling„de vrouw van een tuinman te Terneuzen, die met dien rijken heer uit Soerabaja is meegekomen, is verleden week van de trappen gevallen en heeft hare beide beenen gebroken", dewel ke na door tien personen oververteld te zijn deze gedaante had aangeno men „in Baarn loopen alle menschen met gebroken neuzen." Ziehier een zeer eenvoudig en be grijpelijk voorbeeld hoe 't met de ge schiedenis der wereld, der volken en der personen gegaan is. Een of andere, meer of minder interessante gebeurtenis heeft door overlevering een gedaante gekregen, die soms zeer nabij aan 't wonder grenst en waaruit de oorspronkelijke kern met geen mogelijkheid op te delven is. De voorbeelden daarvan zijn legio, voornamelijk uit de oudheid, toen men óf de schrijfkunst niet verstond óf het belang van een goede geschied schrijving niet inzag. De geschie denis bleef toen bewaard door mon delinge overlevering en wat er dan na verloop van eeuwen uit worden kan, toont ons de historie van boven genoemde Baarnsche neuzen. De alzoo bewaarde geschiedenis van 't oude Griekenland is een aan eenschakeling van dergelijke ver vormde en verfraaide gebeurtenissen. De nagedachtenis b. v. van een sterk man is door de legende zoo opge sierd en verwrongen dat de geschie denis van Heracles, zooals wij die kennen, uit een reeks wonderdadige voorvallen bestaat, waarin de sterke man steeds uitkomt en overigens in vele punten een poging doorstraalt om den held te herscheppen in een zonnegod en uit zijn dadeD de groote -weldadige macht der lichtgeefsters over de aarde te doen kennen. Maar niet alleen de Grieken, alle volken der oudheid, der middeleeuwen en zelfs die der jongste eeuwen hebben hunne legende, hunne door 't volk opgesierde geschiedenissen. I M I. door A. DB VISSER. 6) «Alleen voor paljas ben ik niet in de wieg gelegd, en om mijn ouden nek te breken met kunsten te maken, dat kan ik ook niet meer en daar heb ik ook geen zin in. cc «Onze lampenschoonmaker is weg!cc zei de ander, «die kon meer geld verdienen in het wassenbeeldenspel wou jij dat wel zijn?« ®'k Weet het nietbromde Franpois en ging heen. Maar een ommezien later kwam hij terug en zeiZeg maar an den ouwe, dat ik wel lampenschoonmaker wil zijn, hoor Toen hij den wagen binnentrad was zijn eerste vraag: «Hoe is 't hier?« Geen antwoord. «Wat is 't hier stil,« bromde hij en naar 't kind gaande zei hij, haar aankijkende: Die slaapt En toen, bij 't bed van de directrice ge komen, deed hij de vraag nog eens, die hij daar even deed, nam haar hand, maar liet deze ook onmiddellijk loodzwaar weêr neer vallen. Wat 's dat?« vroeg hij verbaasd en trok het katoen een eindje verder uit de We behoeven niet buiten onze land palen te gaan om daarvan 't bewijs te zoeken. Onze historie bevat op enkele bladzijden vermelding van voorvallen waarvan de waarheid óf reeds weerlegd óf aan grooten twijfel onderhevig is. De geschiedenis van een, volk wordt beschreven in den regel door personen, met dat volk hoogelijk in genomen. Van iemand, wien 't heil zijner landgehooten zoomin als hun roem ter harte gaat, mag men op zijn hoogst eenige nieuwsgierigheid naar schandaal, nimmer zooveel liefde en opoffering verwachten als noodig is om de ontwikkeling uit niet tot iets te boekstaven. Vandaar ook dat een strikt onpartijdige historie zoo niet een onmogelijkheid, dan toch een zeldzaamheid is. Ieder die zich met voorliefde aan 't schrijven van geschiedenis zet, loopt elk oogenblik gevaar onbewezen of onbewijsbare waarheden tot volstrekte te maken, vooral wanneer daardoor de roem der voorzaten schijnbaar verhoogd kan worden. Het is daarom zeer noodig met on- bevooroordeelden blik al die histo rische bijzonderheden na te gaan, die aan 't wonderdadige grenzen en niet alles voor strikte waarheid aan te nemen wat geschiedschrijvers ons believen voor te zetten. Bij .gemis aan de noodige bescheiden is nog maar al te veel de traditie aan 't woord en schrijft men eenvoudig na wat vroegere schrijvers, die er even weinig van wisten, hebben nageschre ven. Hoe weet men dat, is in al zulke zaken een zeer noodige vraag en elk werk dat zich aanhoudend met het beantwoorden dezer vraag bezighoudt zal het bruikbaarste ge schiedboek zijn. Toch zij men voorzichtig ook bij het zetten van vraagteekens. Men heeft b.v. eenige eeuwen de geschie denis van Allaart Beiling van Schoon hoven, zonder eenigen twijfel aan de waarheid van zijne begrafenis bij le venden lijve aangenomen. Onze eeuw van kritiek echter heeft daarbij een vraagteeken gesteld, en 't hierbij niet kunnende laten, naar de gronden ge zocht waarop dit verhaal rust. En nu is het boven twijfel verheven dat lamp, om deze des te beter te laten bran den, en toen het lichter werd daar binnen, toen zag hij dat het bleeke, ingevallen ge zicht roerloos en koud was, en verschrikt wat achteruit tredende, zei hij verbaasd ftDood Een mooie boel hier, de eene slaapt en de andere dood!« Mimi Mimien het slapende kind opende vakerig en half dronken van den slaap de oogen.' ftZie eens!® zei hij, haar op het lijk wijzende. Zij is doodJe Moes is dood zie je 't niet? Hé Een mooie troep. Heeft ze niks meer tegen je gezeid »Niks,« antwoordt het kind, dat, nu ze de geheele zaak inziet, luid en wanhopig gaat schreien. »Kom kleine meid, laat die tranen maar .die zullen haar toch niet meer levend maken, wees daar maar zeker van. Neen, die maken haar nu niet meer wakker.® Toen Mimi luid geschreid en lang gesnikt had, viel ze dadelyk vermoeid in slaap. Franpois trok zich een ouden reisdeken om de leden, kroop onder den wagen en poogde daar in te slapengemakkelijk ging dit niet, maar alles lukt, en zoo look ook einde lijk een geruste slaap zijne oogen, waarin hij droomde van een groote beukenlaan en een klein meisje en waaruit hij eindelijk ontwaakte, zonder zich recht bewust te zijn of hij gedroomd had, dan of het waar was, dat ze dood was. Den volgenden morgen was de kermis Allaart Beiling, de Kabeljauwsche onderbevelhebber te Schoonhoven bestaan heeft, niet alleen, maar ge storven is op dezelfde wreede wijze als 'tons op de schoolbanken reeds uitgelegd is. Een bewijs dus dat men voorzichtig dient te zijn bij de ver werping van eenig geschiedverhaal ook al klinkt dat wat vreemd. Hoe zelfs hierin de mannen, die zich ge schiedkundigen noemen, een bok kun nen schieten hebben wTe eenige maan den geleden kunnen opmerken. Zeker schrijver van een veelbesproken ge schiedboek kwalificeerde de Beiling- historie als traditie, als overlevering, gedreven waarschijnlijk door 't zelfde instinct als waarmee ieder gezond verstand dergelijke verhalen opneemt. Men tikte hem daarover ernstig op de vingers en toen daarop de schrij ver kwam verzekeren dat door hem niet Beilings dood, maar Beilings le ven bedoeld was, was dat een en al te onnoozele en doorzichtige uitvlucht. Wat van Beiling 't belangrijkste is, is juist de wijze waarop hij gestorven is en geen sterveling komt het daar bij op naar zijn levenswijze te infor- meeren. Uit dezelfde eeuw dagteekent het bekende verhaal van Jan van Schaf- felaar, van wien geschreven is dat hij, ruim 400 jaar geleden zich voor zijn onderhebbende manschappen op offerde, door uit den Barneveldschen toren te springen en zich zoo aan zijn belagers over te geven. Is dat geschiedenis of legende We weten het niet en er is niemand die 't weet. Zeker echter is 't dat de bronnen waaruit het bekende verhaal voort spruit niet zoo degelijk en zuiver zijn, dat twijfelen ongeoorloofd is. Dat een bekend geschiedschrijver het voor waar opdischt en Van Schaffe- laars naam in dien tijd veel voor komt, is nog ver van voldoende om zijn zeer ongewone heldendaad boven allen twijfel te verheffen. Onze tijd van onderzoek spoort misschien wel den een of anderen geschiedvorscher aan ook hierover eenig licht te ont steken. Door niet weinigen wordt dergelijk zoeken en verlangen veroordeeld. Waarom? Omdat men nu eenmaal moeilijk afstand doet van wat vroeger afgeloopen, en zoodra de zon maar aan de kimmen verschenen was, kon men dit ook best merken aan het geklop en gehamer, en zien aan het afbreken der spellen en kramen. Franpois stond al vroeg bij het afbreken der tent van de acrobaten. ft'k Heb een lammen nacht gehad!» zei hij tegen een van die lui, die daar druk werkten. Zoo zei de ander heel leuk, zon der zijn werk te staken. ftWel ja bromde Eranpois. ftZij is dood »Ei?« liet de ander er even kalm op volgen. «En zul jij nou haar handwerk opvatten Waarachtig niet,«.gromde Franpois. »Ik denk me hier te verhuren als lampen schoonmaker.® »Dat kan wel, die officie is op dit oogen blik vacant. De ouwe schoonmaker is bij het wassenbeeldenspel.® Vroeg in den morgen kwam de dokter nog eens kijken. Maar al had deze de vrouw geen lang leven voorspeld, het verraste hem toch, haar nu reeds gestorven te vinden. »Zijt gij alleen hier?® vroeg hij aan Mimi, die op de houten bank nog maar altijd zat te spelen met haar harlekijn. »Ja!« antwoordde 't kind. En waar is die andere man dan?® ftlk weet het niet.® Ga eens zien of ge hem buiten vinden voor onomstootelijk waar verkondigd werd. Bij een weinig doordenken echter kan zelfs de scherpste kritiek en het stipste onderzoek onzer histo rie nimmer de historie zelf eenig na deel berokkenen. De Leugen kan nooit een volk grooter maken dan het is en ons volk, dat onder zeer moeilijke omstandigheden zich tot een vast geheel heeft ontwikkeld, behoeft niet met hand en tand aan de fabelen uit vroeger eeuwen vast te houden om zijn roemrijk verleden te illus- treeren de naakte waarheid moet daartoe genoeg zijn en is dat ook ongetwijfeld ruimschoots. En wat is er niet reeds veranderd en geschrapt en verbeterd in onze historie Hoe zijn de Geuzen, die vroeger als ware engelen in menschenge- daante werden voorgesteld om ons land te redden van Spanje, van dit hooge voetstuk genomen waarop een kinderlijke vereering ze geplaatst had en teruggebracht tot eenvoudige men schen, menschen met hevige harts tochten en volstrekt niet verheven boven den ruwen geest die de 16e eeuw kenmerkt. Zijn ze daarom minder geworden en onze dankbaar heid onwaardig? In geenen deele. Hunne daden zullen bij ons in te ze genend aandenken blijven en wij zullen de laatste zijn om 't hun kwa lijk te nemen dat ze bijwijlen wat hardhandsch waren tegen hun vij anden. Ze hadden ook wat te lijden gehad We denken ook aan de vele z g. zegeningen door ons gebracht over de volken in Oost en West-Indie, zegeningen, die bij 't licht der histo rie bezien, zoo ondenkbaar klein wor den, dat we ons verwónderen over de nuchterheid waarmee in vroeger tijd de geschiedenis geschreven en gelezen werd. Zoo zal na verloop van tijd en bij voortgezet onderzoek nog wel 't een en ander vallen of zich in een an dere gedaante aan ons oog voordoen. Wellicht wordt ook Van Schaffelaar naar de rubriek legenden verwezen maar hoe dat ook uitvalle, niemand treure daarom en meene dat daarbij aan den eerbied voor 't voorgeslacht te. kort gedaan wordt. De worstel- kunt,® zei hij, en ging, toen 't kind buiten was, zelf ook den wagen uit, omdat dat tooneel daar afgrijzen bij hem verwekte. Een oogenblik later kwam ze terug en zei zacht »Hij zal komen, Meneer.® Weet gij wel,® vroeg hij op me delijdenden toon, «dat die vrouw dood is?« Ja wel!snikte het kind. En weet ge ook, wanneer ze is ge storven?® »Neen, schudde dat blonde kopje. ftGemorgen, Meneer dokter!® zei een grommende stem en Franpois stond achter dengeen, die naar hem gevraagd had. »Zoo vriendjezei de dokter, ftlk kom daar eens kijken naar de patiënt, maar die is overleden.® »Ja wel, Meneer dokter,® gromde de ander. En weet ge ook, hoe laat ze gestorven is en of ze nog veel geleden heeft?® ftlk kan der uwe niks van zeggen,® ant woordt Franpois, »maar dit weet ik, dat ze alleen de soep heit opgegeten en dat ze toen erg benauwd is geworden. »Zoo zoo® zei de dokter na eenig nadenken ftJe zult,® vervolgde hij, nou wel hier moeten blijven, tot zij begraven is.® ft'k Weet het niet,® bromde hij. Weet gij dat niet? ft Wel nee, als 'tgoed gaat, dan ga ik morgen al op reis, met dat spul hier naast strijd der „kerelen" tegen de edelen in zijn tijd blijft niet minder belang wekkend en leerzaam, 't zij Van Schaffelaar uit het Barneveldsche to rentje gesprongen is, ja dan neen. BUITENLANDSCH OVERZICHT. We willen ditmaal eens beginnen met iets over te nemen uit een brief in de maand Mei uit Japan verzonden, opgenomen in 't Avondblad van 14 Juli N. R. C. De schrijver heeft het over den handel na den oorlog. En laat dan volgenEén ding is zekerdat Engeland twee van zijn mach tige mededingers op handelsgebied, Japan en Amerika, versterkt heeft. In de plaats van Duitschland zal het voortaan drie mede dingers hebben en in het gunstigste geval in een veel nadeeliger positie dan voorheen verkeeren, aangezien de Engelsche financiën zich in een even slechten of nog slechteren toestand zuilen bevinden als die van al de andere oorlogvoerenden. Is het denkbaar, dat Rusland en Frankrijk of Servië of Montenegro in staat zullen zijn hun schul den aan Engeland met goud te kwijten? Zij betalen wellicht, met bloed, maar op geld is naar alle waarschijnlijkheid onder de gunstigste omstandigheden voor vele jaren niet te hopen. Als de oorlog er een van uitputting wordt, zal Europa spoedig failliet zijn, en alleen de onzijdigen zullen geld en jonge mannen hebben. »De openbare meening in Japan wordt onder dezen oorlog meer en meer pro- Duitsch. Hoewel graaf Okoema (de mi nister-president) geen gelegenheid verzuimt om de Engelschen en het verbond tusschen Engeland en Japan als de grondslag van de politiek in het Verre Oosten te prijzen, leest men in de bladen vrij onhartelijke artikelen tegen de Engelschen in het al gemeen en de Engelschen in het Verre Oosten in het byzonder. Daar de Japansche regeering dit toelaat zij zou het door den autocratischen vorm dër regeering hier te lande onmiddellijk kunnen verhinderen moet men wel vermoeden, dat er methode is in deze onaangename bejegeningen. Ik voor mij ben van oordeel, dat de regeering op deze wijze den Engelschen vrees denkt in te boezemen, om hen met het oog op China meer handelbaar te maken, d. w. z., om Japan in staat te stellen, van China te nemen, wat het wenscht' en op de wijze zooals het dat wenscht. En het schijnt, dat Engeland in deze werkelijk zijn toe stemming heeft gegeven. Dit is misschien als lampenschoonraaker zie je, Meneer dokter, daar gaat me niks van de heelen boel n&.« ft Maar dat kind dan?® vraagt de dokter en hij wijst op Mimi. Gaat me ook niks an!® Ja, maar wat drommel,® herneemt de dokter, ft dat doode mensch moet toch be graven worden en dat kind een onderko men hebben?® ft't Een zal zoo waar zijn als 't andere,» laat Francois er op volgen. »Ze motten allebei wat hebben. De een wat zwarte aarde boven het hoofd en de andere een dak. Maar ik heb er me niks van aan te trekken.® «Makkelijk gezegd,® zegt dokter Beels, veel gemakkelijker dan gedaan.® »'t Kan heel wel zoo zijn, Meneer dokter,® zegt Francois. »Maar ik zou er wel raad voor weten. Den heelen boel verkoop ik. De kermis hier is gedaan en daar zijn wel liefhebbers voor den boel en daar is ook wel geld Nou, van die opbrengst laat ik haar begraven en besteed ik de andere in 't Weeshuis.® «Dat is juist het gekste,® zegt de dokter. »Een Weeshuis is hier niet.® ftZoo,® zegt Franpois, »geen Weeshuis? Ja, dat is mal. Dan een Armhuis.® »Vechtdam is te klein voor al die din gen. Ook al niet.® In Godsnaam. Besteed haar dan uit,® zei Franpois ongeduldig. »Ik heb er me ook niks van aan te trekken.® Wordt vervolgd SILAD voor Het Land van Neusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1916 | | pagina 1