de onde doos. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No, 3608. Woensdag 4 October 1916. FEUILLETON. i Und van altena 'Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 0.90, franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 cent. Elke regel meer 7% cent. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmiddag 4 uur ingewacht. Als wij somtijds eens een oud boek er. hand nemen, dan worden wij dik- vijls getroffen door toestanden en gebruiken, die ons nu eens buitenge woon belachelijk, dan weder zeer wreed toeschijnen. Inzonderheid is dit het geval wanneer wij de verschil lende straffen en vonnissen, die vroe ger geslagen werden, nagaan. Toe- alligerwijze bladerende in een der leelen van de „Navorscher," vonden vij eenige vonnissen, die wij om der uriositeit wille hier gedeeltelijk laten olgen. - In deel X van genoemd werk, bladz. 0, wordt het volgende vonnis mede- leeld, dat in 1595 te Leiden tegen ;en hond werd uitgesproken: Scheepenen der stad Leyden, ge- iien hebbende den eysch en de con fusie, gedaan en genomen bij Lot „uygensz. Gaal, Schout dezer stad >p ende ten lasten van den Hond van 'Jan Jansz. van der Poel, genaamd Provetie, ofte zoo hy anders met naam en toenaam soude mogen sijngenaamt, tegenwoordig sijnde gevangen, gezien mede de Informatie bij den Heer Eyscher tot dien einde bekomen, mits gaders de gevangens eygen Confessie, buiten pijn en banden van ijseren gedaan, doende recht en hebben hem gecondei%meert en condemneeren hem mits desen, geleid en gebracht te worden op het plein van 'sGrave- steyn alhier, alwaar men gewoon is de boosdoeners te straffen, en dat hij aldaar door den scherprechter met de koorde aan de galge tusschen Hemel en aarde zal worden gehangen, ^otdat er de dood na volgtdat voorts t;ijn doode lijf zal worden gesleept p een horde tot op het galge veld en ;iat hij aldaar aanzie galge zal blij den hangen tot afschrik van alle andere.honden en elk tot een exempel, l/erklaart voorts alle zijne goederen, Indien hij eenige mocht hebben, te hijn verbeurt en gecoiffïsqueert, ten 'jehoeve van de Graaflijkheidt enz. Actum in de openbare vierschaar, egenwoordig af de Heeren Schee penen, den 15 Mei 1595. De misdaad, waaraan zich de hond I M I. door A. DE VI SS EE. i 27> 7 Ja, ze waren er den volgenden morgen, toen de beide vriendinnen in den tuin langs de rijkbloeiende tulpenperken wandelden, nog niet over uitgepraat. Wat zullen we toch terug doen ?c zei Lize. »Iets heel ïeestelyks en grootse, antwoord- Ie Mimi»wat dunkt je, als we eens -en buitenpartijtje gaven »Hoe kom je er by vroeg Lize. »Om ezen tijd van 't jaar al een buitenpartijtje ;en, dat gaat niet.e Ja, dat is waare, liet Mimi er op vol- «1, »'t is te vroeg in den tyd. Maar .c »Neen, weet je wat ik gedacht hadc, iel Lize haar in de rede. We vragen xn Mevrouw verlof om een avond in de uiskamer ons afscheidspartijtje te mogen ieren en dan schrijf ik aan mijn voogd of i my wat wyn wil zendent, zei ze, »en levert het gebak' »Dus geen soupeetje vroeg Mimi *Dat gaat zoo moeilykv, antwoordde Mimi. »En kunnnen we dan ook niet eens iets oeren of opzeggen »Ja juist, daar denk I over Ik zal Betsy vragen of die een afscheidsliedje wil maken, dat kun fan opzeggen. had schuldig gemaakj, wordt aldus door den Schout omschreven Dat hij Provetie zich niet zoude hebben ontzien op Sondag voorlede, wezende den 9n Mei 1595 te bijten het kind van Jan Jakobsz van der Poel, welk kind was spelende tot zijn oom, en hadde een stuk vleesch in zijn hand, en de voornoemde Prove tie, daar na grijpende, heeft het voor noemde kind gebeeten en also eene wonde geinflegeerd in de tweede vin ger van de rechterhand, gaande door het vel tot aan het vleesch, soodanig dat den bloede ter wonde uitliep, en het kind in korte dagen daarna door den schrik dezer wereld is komen te overlijden. Men moge zeggen wat men wil, maar men deed kort recht; Zondag was de misdaad begaan en Zaterdag daaraanvolgende werd de misdadiger reeds opgehangen. Te Middelburg werd in 1571 een stier terechtgesteld, beschuldigd van iemand met een hoorn in het dunne van den buik te hebben gestoken, de buik te hebben opengeschrobt van beneden van onder af aan beiden zij den tot aan de korte ribben, zoodat de dood op de kwetsuur is gevolgd, en deswegen door burgemeester en Scheepenen gekondemneerd, dat de voorszeide stieros gedood zal worden en zijn huid en het vleesch de ge vangens en den armen dezer stad ge geven worden, mitsgaders, dat zijn hoofd gesteld zal worden op een stake, ter plaatse van de Justitie een ander tot exempel, dat zich een iegelijk wachte, en dengenen die diergelijke kwade en woeste beesten hebben, zulks verhoeden, dat niemand daar schade af krijgen op Poene, dat men de schade aan den eygenaar van zulke beesten zal verhalen, en dezelven corrigeeren na gelegenheyt van zaken. Actum 20 September 1571. In het boek van den Crime, in het Gentsch archief, leest men„den 5 September 1578, in 't college op de klachte van mijnheer dep onderbaljuw, nopende eene koe van Pieter de Lau- nay. de welke het kind van Pieter Walghen dood gestoken heeft, is bij mijnheeren Scheepenen van der Keure der stede van Ghent geordonneert, dat men de koe verkoopen zal ende doen »Neen, dat moet jy doen«, zei Mimi, jij reciteerd zoo mooi.c »En heb je nog portretjes genoeg van je jGunst neen, maar een stuk of drie.c »Nu, zoo gaat het mij ookc, zei Lize. Maar dan wilde ik 's avonds aan elk van de meisjes een bon uitreiken, goed voor een portret van ons, en zoodra we in de gelegenheid zijn, laten we ons portret ma ken en zenden dit aan Mevrouw met ver zoek om uitdeeling, dan hebben ze allen een souvenir van ons; is 't zoo niet best ?c »0 zoo vindt ik het charmante, riep Mimi opgetogen. »Jy weet het toch altijd goed te bedenken. En geen vier avonden na dit gesprek in den tuin werd er al weer feest gevierd in de huiskamer van de kostschool. Enkelen van de meisjes flluisterden elkan der in 't oor, dat ze wel wilden dat het elke week zoo ging. Keurig geschreven uitnoodigingskaarten waren namens Lize en Mimi aan al de huis- genooten gezonden en nu zat daar de fees telijke schaar by een glaasje wijn en een gebakje. Tegen 't laatst van den avond stond Lize op en vroeg even 't woord. Ze begon met te zeggen, dat ze aan een zekere dichteresse, en hier keek ze Betsy aan, gevraagd had om een afscheidsvers, maar dat deze had gezegd het niet te durven maken zelf kon ze het ook niet op rym brengen, wat ze graag wou, en daarom verzocht ze als afscheids- slaan (slachten en van den gelde, daaraf komende geven den helft aan den vader van den overleden kinde,. en dandre in de kamer van den armen deser stede en bij den scherprechter het hoofd van de voorseide koe doen stellen op een stake ter plaatse waar men dat gewoon is.. Het laatste vonnis over eene koe, in deze landen geslagen, dagteekent van het jaar 1741. In andere landen vinden wij na tuurlijk dezelfde of bijna dezelfde voorvallen. In het jaar 1520 werd door Wilhelm van Harslingen, rechter te Glurns, een proces gevoerd tegen de veldmuizen, die in de nabuurschap grooten overlast veroorzaakt hadden, en die daarom veroordeeld werden binnen veertien dagen het' gewest te verlaten. Haar van rechtswege toe gevoegde verdediger wist te bewerken dat de diertjes, die pas jongen hadden, gedurende veertien dagen zouden met rust worden gelaten. In den „Ouden Tijd,„ tweede deel, lezen wij op bladzijde 10, datde.rat- ten te Autun zoo vermeerderd waren, dat men voor hongersnood vreesde. Er werd een eisch van verbanning en excommunicatie tegen deze dieren ingesteld. Evenzoo werd in 1531 eene vervol ging ingesteld tegen de meikevers. Aan mr. Chassanée, een groot rechts geleerde, werd in dezen advies ge vraagd. Vódr alles moesten, volgens zijn gevoelen, de kevers gedagvaard worden. Of zij gekomen zijn, wordt niet gemeld. In 1516 werden de rupsën gedag vaard voor het gerechtshof te Troyes, en het vonnis dat door den voorzitter van de rechtbank over haar werd uitgesproken, eindigde met de woor den „de partijen gehoord hebbende, en recht doende ten verzoeke van de inwoners van Villenone, manen wij de rupsen aan zich binnen zes dagen te verwijderen, en in gebreke blij vende hieraan te voldoen, verklaren wij haar vervloekt en doen wij haar in den ban. Veroordeelingen van varkens ko men herhaalde malen voor. In 1497 werd een varken ter dood veroordeeld, omdat het een kind uit het dorp Cha- ronne de kin had afgebeten. In 1394 groet van haar en Mimi nog eens te mo gen voordragen dat prachtige vers van de Genestet Komen en gaan. »0 gaarne I« klonk het van de meeste lippen. En het kostte Lize weinig moeite een luisterend oor te vinden, als ze met haar wegsleepende, schoone stem, zoo vol ge voel uitsprak Daar is een tyd van komen, Daar is een tijd van gaan 1 Dan hebt gy meer vernomen, Maar hebt gy 't ook verstaan En verder Die heeft in 't zoete leven, Vol leed en lieflykheid, In jonkheids ryke dreven Genoten en geschreid En in zijn stiller harte Zich reeds een schat vergaard Van weemoed liefde en smarte, Dien hy getrouw bewaart. Die weet, wij armen boeten, Wy boeten wreed en snel Vast menig lief ontmoeten Met menig lang vaarwel. Die ziet ook in zyn droomen Langs schemerende paên werd een varken opgehangen in Rou- maigne, omdat het een kind verwond had, zoodat het aan de gevolgen was overleden. Te Yperen in Vlaanderen werd om dezelfde reden een varken opgehangen in 1486, te Chartres een in 1499 en even zoo in 1552. Als eene opmer kelijkheid bij het voltrekken van deze strafoefeningen over varkens kan wor den vermeld, dat de beul, die het vonnis ten uitvoer legde, steeds e,en paar nieuwe handschoenen in reke ning bracht. Werden de dieren als menschen bestraft, en dus beschouwd als gehan deld hebbende met oordeel des onder scheids, ook werden beleedigingen hun aangedaan, niet over het hoofd gezien. In het derde hoofdstuk van het strafwetboek van Karei den Groote, art. 18 vinden wij „Een iegelijk, die het haar van den rechterschouder van een hond zal hebben afgeschoren, zal voor onze rechtbank worden gedaagd en aan den lijve worden gestraft." Keizer Rudolf bepaalde, dat hij, die een paard den staart afsneed, zou worden gestraft met geeseling. Vol gens de oude Engelsche wetgeving werd het verminken van dieren be- schoud als felonieen als zoodanig be straft met de verbeurdverklaring van de goederen der schuldigen. „Wet ten,„N zegt Warée in zijne curiositeiten uit de rechtszaal, „wetten, die het schenden van een dier, zoo schoon, zoo getrouw, zoo vernuftig als een hond, als iets slechts veroordeelden, konden niet samengaan met belastin gen, gelegd op den trouwsten vriend van den mensch," Vreemd, als ons deze strafbepalin gen en straffen in den tegenwoordigen tijd moeten toeschijnen, kunnen wij ze ons gemakkelijk verklaren in een tijd, toen straffen en nog eens straffen, schering en inslag waren bij elke overtredingtoen straf voornamelijk werd beschouwd als wraak voor de misdaad. Daar van daan komt het dan ook, dat de strafwetten voor men- schelijke overtreders ook dikwijls zoo vreemdsoortig en belachelijk, maar ook somtijds zoo barbaarsch waren. BUITENLAKDSCH OVERZICHT. Het staat wel vast, of er moet een Soms vrienden wederkomen, Die ver zyn weggegaan. Die weet een klok van scheiden Ruischt rusteloos door het dal, En leerde zich bereiden, Bereiden voor 't geval En haakt met al de vromen Naar 't oord, waar vroeg of laat Weêr allen samenkomen En niemand henengaat. »'t Is mooi 1c zeiden zachtkens een paar stemmen, toen Lize alweer eenige oogen- blikken had gezeten, en in de oogen van menig meisje blonk een traan. Had het vers ook eenigszins stilte ge bracht in de vroolyke gesprekken, de vroo- lyke toon liet zich weldra weêr hooren en nadat men nog lang en prettig bij elkander gezeten had, ging men noode tot scheiden over. En toen de beide meisjes haar oude slaap kamer opzochten, waar ze zooveel lief en leed hadden overdacht, toen overviel ze toch een wonderlyk gevoel by het denkbeeld, dat het de laatste nacht was, dat ze hier slie pen. Er was zeker veel opwekkends en prettigs in het denkbeeld van vry te zyn, maar toch ja, en zoo gaat het in de wereld, van de vele bekende plekjes, waar we tranen hebben gestort en gelachen, van wonder gebeuren dat er in dezen herfst en volgenden winter geen vrede zal ko men. Men had het zoo vurig gehoopt dat dan toch eind 1916 aan dezen gruwelij- ken massamoord een einde gezien zou worden. Doch deze verwachting zal wel niet in vervulling gaan. Wel gaan ook in de oorlogvoerende landen voortdurend stemmen op die pleiten voor een beëindi ging van den strijd, maar het zijn stem men in de woestijn. Vooral de Franschen gaan het bemerken, dat vooral hun natie gevaar begint te loopen uitgeroeid te wor den. Zoo sprak een afgevaardigde ïn de Fransche Kamer: ®Het is onze taak, van ons, volksverte genwoordigers, die verantwoordelijk zijn tegenover de natie, ons voortdu. 2nd te herinneren, dat de hoeveelheden menscnen- levens, waarover onze generaals beschik ken, een grens heefthet is onze taak tot diegenen onzer bondgenooten, die min der geleden hebben dan wij en die uit de gemeenschappelijke overwinning grooter voordeel zullen trekken dan wij, de taal te bespreken, die de omstandigheden ge bieden, dat wil zeggen, zoo spoedig mo gelijk hunne nog ongebruikte belangrijke troepen massa's aan onze zijde te roepen. Het is onze taak niet te vergeten, dat Frankrijk, om zich te kunnen doen gel den op het toekomstig vredescongres, er nog moet kunnen spreken rechtop staande en krachtig, en niet stervend neerliggend op een draagbaar Iets verder luidt het uit den mond van denzelfden spreker »Want ik houd vol, dat wanneer de oorlog nog een jaar duurt in de omstan digheden waarin wij hem voeren, met de slachtingen van menschenlevens, die hij meebrengt, het gevolg zal zijn de besliste en onherstelbare vernietiging van het Fran sche ras.« By diezelfde zitting verklaarde een an der volksvertegenwoordiger dat het plicht was over den vrede te onderhandelen, wilde men niet genoodzaakt worden straks den vrede te vieren op een groot kerkhof. Slechts enkele socialisten juichten deze woorden toe. Neen, wij zijn nu verder dan ooit van het einde af. 't Is vooral Engeland, dat den oorlog doorzet. Want Duitschland moet geknot, vernederd, verbrijzeld worden en eer dat is geschied mag van vrede niet gerept worden. Geen wonder dat Yon Bethmann Hollweg in zijn jongste rede de muren, waar tusschen we dikwerf meer hebben geweend dan gejuicht, scheiden we niet graag En op den volgenden morgen al vroeg was dat scheiden bepaald. Lize zou naar haar voogd en Mimi weer naar Vechtdam gaan. Hoeveel handdrukjes er gewisseld en hoe veel tranen er geschreid werden, wel, ik zou het u niet kunnen zeggen. Maar dit is zeker, niet alleen dien dag, maar zelfs dagen en weken lang heerschte er een zekere malaise op de school, zeker leeggevoel onder de meisjes, over de twee die vertrokken waren, veel meer dan dit nog ooit het geval was geweest. De na men van van Lize en Mimi bleven nog lang op veler lippen en vraagt ge naar de twee, die zoo betreurd worden, het was ook met haar al eveneens. Meer dan eenmaal kon Mevrouw Beels tegen Mimi zeggen Waarover soes je toch zoo? Weêr je gedachten by 't oude leventje HOOFDSTUK XI. Onder andere Mensch en. »IK vind het weer prettig kind I<r zei mevrouw Beels op een morgen, toen zy en Mimi zoo gezellig tegenover elkander zaten, »Ik vind het weer prettig, dat ik u, na zoo veel jaren gemis,weer te huis heb.c WorcU vervolgd.) NIEUfSB «oor Het Land van Hensden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1916 | | pagina 1