Bü dit nr. Mort een üoegsel
Und van altena
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3617. Zaterdag 4 November 1916.
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden 0.90,
franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 cent. Elke rege
meer 7i/8 cent. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmiddag
4 uur ingewacht.
BUITENLANDSCH OVERZICHT.
»Als de zedelijke moed van de regee
ring gelijk stond met den onsterfelijken
oórlogsmoed van hare soldaten, dan moes
ten tusschen de ministers vertrouwelijke
gesprekken beginnen en moest nu voor
den vrede een grondslag gelegd kunnen
worden op een edeler en verstandiger wijze
dan die, welke thans de wereld schokt
Zoo schreef Emilie Hobhouse, de uit den
Boerenoorlog bekende Engelsche vrouw in
de Nation. Wanneer de ministeries ge
vormd konden worden uit zulk soort vrou
wen wai e het te wenschen, dat de mannen
maar direkt hun ontslag namen. Want de
wijze waarop zij over den vrede spreken
doet de haat toenemen en de klove hoe
langer zoo meer wijder worden, 't Klinkt maar
telkens weer opnieuw "Geen vrede of eerst
moet Duitschland vernietigd zijn. Geen
vrede of eerst moet Engeland de genade
slag worden toegebracht.
Over vrede wordt natuurlijk genoeg ge
sproken. Ook in de verschillende volks
vertegenwoordigingen. En dan voorname
lijk over ,den toekomstigen wereldvrede
Sir Edward Grey in het Engelsche parle
ment.Von Bethmann Hollweg in den
Duitschen rijksdag. Daar moet, zoo zegt
de eerste, in navolging van professor Van
Vollenhoven, een groote Europeeschen Sta
tenbond komen, die onderling alle geschil
len onderzoekt en beslecht. Het volk moet
medezeggenschap hebben als er in den
vervolge beraadslaagd zal worden over het
verklaren van oorlog.
Nu is de Duitsche volksvertegenwoordi
ging met pogingen begonnen, om recht-
streekschen invloed te krijgen op de bui
tenlandsche politiek van het rijk. Voor
loopig verlangt de Rijksdag, dat zijn be
grootingscommissiè permanent wordt ver
klaard, om onder den oorlog toezicht te
kunnen houden op hetgeen er op diploma
tiek gebied gebeurt. De Rijksdag kleedt
zijn eisch in bescheiden vorm in. De
motie van het centrum, waarbij de groote
meerderheid zich aangesloten heeft, luidt
»De Rijksdag machtigt de begrootings-
commissie, ter beraadslaging over de aan
gelegenheden van de buitenlandsche politiek
en van den oorlog, gedurende de verdaging
te vergaderen.Daartegen kan zelfs de
strafste monarchist niets inbrengen, omdat
I HM I.
door A. DE VISSER.
36)
„Hoe is 't Juffer vroeg Klaar belang
stellend.
„Valschaard 1" zei ze. „Achtervolgt ge
mij altijd?"
„Gunst Mevrouw!" zei Klaar ontsteld,
„zij kent mij niet meer!"
„Zij heeft koorts, Klaar I Spreek maar
niet 1"
De arme meidHet schreien stond haar
nader dan het lachen.
Den halven nacht duurde die koorts nog
voort, waarbij de zieke allerlei onsamen
hangende dingen, dan eens over het kas
teel, dan over een brief, dan over Wille-
mien, sprak.
Tegen den morgen eerst viel ze in .een
geruste sluimering.
„En nu gaat u naar bedzei Klaar
tegen Mevrouw Beels, „en ik blijf hier
waken. Laat het maar gerust aan mij over."
„Ja, dat doe ik nu ook," zei Mevrouw,
„want je zult wel niet in slaap vallen."
Klaar trok een gezicht als of ze zeggen
wou, als de Hemel kon vallen, was dat ook
mogelijk; ze zei nu kortaf: „Nou!"
Met een paar dagen knapte de patiënt
weer wat op. Ze was wel zwak en moest
nog het grootste gedeelte van den dag het
er stilzwijgend bij verstaan wordt»als de
Keizer het beveelt.Tevens wordt echter
beslist, en met reden, verwacht, dat de
Keizer het ook werkelijk bevelen zal. Ui
de discussie blijkt ook, dat de meerderheic
er nog iets meer wil zien dan een door
de tijdsomstandigheden gewenscht geworden
maatregel. Men kan zeggen, dat de Rijks
dag tracht, met deze motie den aange
kondigden nieuwen koersa op constitutio
neel gebied in te luiden. Het is een eerste
slechts betrekkelijk schuchtere poging in
de richting van het parlementarisme.
De partijen, die nu van parlementarisme
spreken, bedoelen in de eerste plaats daar
mede toezicht op de buitenlandsche politiek
door de volksvertegenwoording. „De diplo
matie moet ophouden een geheime kunst
te zijn," is de leuze. Het was merkwaar
dig te hooren met welk een ijver Strese
mann, de spreker der nationale liberalen
zijn landgenooten de openbare behandeling
der buitenlandsche politiek in Engelanc
als navolgenswaardig voorbeeld voorhield
Hij scheen niet, als zoo menige Engelsch
man, van meening te zijn, dat ook in het
Britsche rijk voor het uitbreken van den
oorlog de openhartigheid der dipolmaten
tegenover het eigen publiek het een en
andër te wenschen had gelaten. Dit doet
er echter minder toe. Hoofdzaak was het
verlangen, dat hij uitdrukte, en dat nu het
verlangen is van bijna het heele Duitsche
volkinvloed op de buitenlandsche politiek
Yoor den oorlog zou deze eissh prac-
tisch onuitvoerbaar zijn genoemd. De diplo
matie kon geheimzinnigheid en vrijheid van
beweging niet missen, zoo meende men
Zonder volkomen vrijheid was geen snelhek
van beweging mogelyk en een logge poli
tiek was een onding Er moest gekuip
en geintrigeerd worden wilde men het va
derland dienen. De diplomaten konden dus
niet al wat ze wisten aan de groote klok
hangen, in dit geval aan het oordeel der
volksvertegenwoordiging voorleggen.
Dit heele stelsel echter heeft door den
oorlog jammerlijk schipbreuk geleden. A
die behendigheden en listen, die tot hei
van de verschillende volken moesten dienen
hebben ten slotte over allen tegelijk de
castastrofe doen losbarsten. Evenzoo is de
vrijhèid en snelheid van beweging der in
ternationale diplomatie een ramp gebleken
In één enkele week werden de niets ver
moedende volken daardoor in den oorlog
gesleept. Gelooft nu werkelijk nog een enke
ingewijd man in Europa, dat deze oorlog
bed houden, maar de koorts verminderde
toch.
„Ik geloof ook, dat er geen medicamenten
goed genoeg voor den dokter zijn, om de
Juffer beter te maken," zei Klaar.
Den derden dag bracht de post een keu
rig, rosé briefje aan Mimi geadresseerd
het adres was meteen nette vrouwenhand
geschreven.
„Dat lykt me weer zoo'n adellijk briefje,'
zei den dokter, toen hij er mede binnen
kwam.
,,'t Is onbescheiden om het open te bre
ken, maar Mimi mag het toch niet hebben.
Meer schokken zouden niet goed voor haar
zijn."
„Wel neen," zei Mevrouw, „we zeggen
er haar niets van, maar waarom zouden
we 't niet eens even indien? Ik wou, dat
ik den brief van de Barones ook had ge-
ezen, voor zy hem las," en toen ze 't
couvert verbrak en het rose briefje open
vouwde, keek ze het eerst naar de hand
tekening, en doorliep toen met een oog
opslag den brief.
„Gunst" zei ze veel opgewekter dan
daareven; „aardig, neen maar dat is heel
aardig. Luister eens even, Dokter en toen
as ze
Lieve beste Juf!
Wel wat spyt het my, dat we u
niet meer weer zullen zien 1 Mama ver
telde het my dezen morgen, ik ontstelde
er van. Had ik dat geweten 1ik had
uitgebarsten zou zijn, als de diplomaten
drie weken in plaats van één hadden gehad
om den toestand te redden? Hun zenuw
achtige vingers konden in de haast de uit
einden niet vinden van den knoop, dien zi
ontwarren moesten, en daarom werd de
man met het zwaard er bij gehaald, om
hem door te hakken. Hadden zij tijd en
kalmte genoeg had, waren zij gedwongen
geweest op de beslissing der volken te
wachten, terwijl deze nog vrij konden kie
zen, dan was het ongeluk stellig niet ge
beurd.
Ik vermoed dat na den oorlog alle andere
volken, evenals het Duitsche nu reeds, op
ruiming zullen houden met de geheime
diplomatie.
Dat, zeide Sir Edward Grey zou de
beste waarborg zijn tegen een nieuwen
oorlog. Wanneer niet een paar staatslie
den, maar het geheele volk zal moeten
beslissen voor of tegen oorlog. Waarlijk
dan zal de wereldvrede kunnen aanbreken
Dan is het uit met den wilden wedijver
in bewapening. Geleerd door de ontzet
tende gevolgen van een wereldoorlog als
nu woedt, zal er wel geen natie zijn die
terug verlangt naar zulk een menschen
slachting en volkeren verwoesting. Om
een denkbeeld te geven hoe vreeslijk de
offers zijn die in de laatste twee jaren
zijn gebracht, zij dit bericht ook voldoende
Voor de verliezen alleen aan dooden in
Europa had ons werelddeel zich nu reeds
de weelde kunnen veroorloven van tachtig
oorlogen als de Fransch-Duitsche in 1870/71
Vroeger heeft men wel gezegd, dat de
oorlog aan zijn eigen moorddadigheid ster
ven zou. Waarschijnlijk heeft niemanc
zich dien toch in een dergelijken omvang
gedacht. De verlieslysten van de vijf groot
ste oorlogvoerende staten bevatten thans
reeds meer namen dan een van hen voor
eenige jaren gedacht had ooit in het vele
te zullen brengen.
Voor de volken moet deze aderlating
dus genoeg zijn als remedie. Wie ge
legenheid heeft om zich heen te zien in
oorlogvoerende landen, twijfelt daar ook
niet aan. Als de opgewondenheid en het
wantrouwen zakken
Maar zoover zijn we nog niet< Grey wl
wereldvrede en wereldgerechtigheid.
Von Bethmann Hollweg wil dat ook
maar vertrouwd zijn Engelschen collega
niet. De volkeren snikken en hijgen naar
rust en herstel maar de haat vlamt nog op
en de vrede is nog verre.
het verhaal niet aan Mama oververteld.
Maar dat komt van uw rood beschrei-
de oogen; die hebben u verraden.
Gy weet niet, hoe vreemd Agaat
en Cornelie keken toen Mama 't hun
vertelde. Cornelie schreide er heete tra
nen over.
Gij zyt mij, den ganschen nacht voor
den geest geweestals ik droomde, zag
ik u alweer voor mij staan, en ontwaakte
ik dan dacht ik aan u. Ik wou, dat ik
alles weer ongedaan kon maken. Ik heb
den boekverkooper besteld, dat hij u
eene editie van Tennysson, waaruit
wij zoo dikwyls samen prettig hebben
gelezen, moest zenden.
Houd dat als eene herinnering aan
onze studiën, en geloof, beste Jufl dat u
nimmer vergeten zal
Uwe U toegenegen
Ernestine.
P. S. De boschwachter8vrouw groet u
ook nog hartelyk.
„Mag ze dien niet lezen vroeg Mevrouw,
't Is alweer aandoeningen," „laten we
iever nog een paar dagen wachten; 't is
beter."
En met een paar dagen mocht het ook
wel. De oude geestkracht mocht Mimi al
voor een oogenblik hebben verlaten, ze
teerde toch terug. Ofschoon er door geen
Van de gevechtsterreinen is niets van
belang te melden. Om Verdun en bij
de Somme kwamen de Franschen en de
Engelschen weer wat vooruit.
De Italianen schijnen den moed nog niet
te verliezen. AI acht keer hebben zij ge
probeerd naar Triëst op te trekken. Tel
kens is het mislukt. Nu zijn ze aan de
negende keer bezig. Hun actie op de Karst
wordt weer wat levendiger. Zij schijnen
een nieuwe aanval voor te bereideu. Maar
de Oostenrijkers blijken hnn man te kun
nen staan.
In de Dobroedzja valt niets voor. De
Russische versterkingen blijven uit, voor-
loopig. Natuurlijk beschikt Rusland nog
over een groot menschenmaterieel. Maar
het ontbreekt den Russen aan voldoende
uitrusting en speciaal aan infanteriegeweren.
De N. Fr. Presse schrijft dienaangaande
De ervaring leert dat de geweren van
dooden en gewonden op het slagveld ver
loren gaan, vooral bij mislukte aanvallen.
Aan zulke in elkaar geschoten Russische
bestormingen in massa heeft het de laatste
weken niet ontbroken. Dientengevolge moet
het verlies aan geweren in de honderddui
zenden loopen. De eigen fabrikatie en de
toezending door de Entente-mogendheden
kunnen daarmee nauwelijks gelijken tred
houden.
»A1 deze omstandigheden in verband met
elkaar beschouwd, ziet Rusland zich waar
schijnlijk voor het alternatief gesteld óf
het stuurt direct aan Roemenië een om
vangrijke hulp, en riskeert daarmee een
onzekere onderneming, die bij mislukking
ook voor Rusland noodlottig zou kunnen
worden, óf het laat Roemenië aan zijn lot
over en zorgt enkel voor zich zelf.
Dat zou het tot dusver uitblijven van de
Russische hulp tenminste gedeeltelijk kun
nen verklaren. Aan den anderen kant
moet voor Rusland het besluit om Roe
menië te laten schieten moeilijk genoeg zijn,
reeds uit een oogpunt van prestige. Het
aanzien van Rusland op den Balkan zou
dan voor lange jaren onherstelbaar verlo
ren zijn. Welken weg Rusland zal inslaan,
weten wij niet. Wij zien enkel, dat het
tot dusver heeft geaarzeld
In Engeland" blijft men mopperen over
het resultaat van het jongste zeegevecht in
het Kanaal. Men vergeeft het de marine
niet, dat zij zich door den Duitschen aan
val heeft laten verrassen.
Ook van Fransche zijde, in het Journal
wordt de Duitsche Kanaalraid besproken.
Dit keer hebben de vijanden, zoo zegt het
blad, weer een leeg transportschip getrof
fen. Maar zij willen hun aanvallen her
halen en wat dan
De Engelschen zijn verrast, verklaart
deze criticus, omdat zij niet genoeg pa
trouillebooten hebben en Frankrijk heeft
er nog veel minder. Nu wordt uit Genéve
aan de Lokal Anzeiger geseind dat volgens
een bericht in de Matin de entente on
middellijk na den uitval van de Duitsche
torpedojagers in het Kanaal met de ver
tegenwoordigers van Amerikaansche reede-
rijen een overeenkomst heeft afgesloten voor
een spoedlevering van tweehonderd patroel-
jeschepen van de meest moderne type met
Diesel-motoren van vijfhonderd paardekracht
tot den prys van 150,000 dollar per schip.
Maar zoo schrijft het Journal, we heb
ben er veel meer noodig, willen wij ge
vrijwaard worden voor een verlies van
onze kostbare ladingen 1
Tusschen Noorwegen en Duitschland
komt toenadering. Algemeen verwacht men
een vreedzame oplossing van het geschil.
Integenstelling met Engelsche en Fransche
bladen, die het vuurtje trachten aan te
blazen, houdt de Noorsche pers zich kalm.
Ook de Deensche pers handelt in dien
geest.
De Kopenhaagsche correspondent van de
Frankfurter Zeitung gelooft, dat die hou
ding van de Deensche pers, behalve uit
verkregen inlichtingen, ook te verklaren is
uit den algemeenen wensch, om in Skan-
dinavië vrede te bewaren.
De Stockholmsche correspondent van het
blad meldt nog, dat de Nya Dagligt Alle-
handa bij de bewering van Fransche bla
den, dat nl. de onafhankelijkheid van geheel
Skandinavië op het spel staat, aanteekent
»Ja, als de entente-mogendheden Noorwe
gen antwoord hadden voor te schryven
maar wij vermoeden, dat het Noorsche
antwoord op de Duitsche nota zal uitvallen
in overeenstemming met den wensch van
Noorwegen om geen gehoor te verleenen
aan buitenlandschen invloed, die Skandi-
navië's eendracht zou verstoren.
Hadden zoo allen maar gehandeld, het
zag er met Europa beter uit, dan nu het
geval is.
BINNENLAND.
Uit den goeden ouden tijd.
De heer A. W. Stellwagen verhaalt in
School en Leven uit zyn onderwijzersloop
baan, hoe hij (het was in 1866) aan het
der huisgenooten veel over de zaak werd
gesproken, was het telkens de patiënt zelf,
die er op terug kwam.
„Maar ik trek het mij niet meer aan,"
zei ze dan, „o neen, ik ben over die grie
ven reeds lang heenwat buiten mijn schuld
is, mag mij niét hinderen." Maar al zei ze
dit, toch voelde zij het wel heel diep.
„Daar zijn ook nog zoete droppen inden
bitteren beker," liet Mevrouw er op vol
gen. „Lees nu dezen brief eens, Mimi, dien
wij voor een paar dagen voor u ontvingen."
Een gloed van geluk kwam op het ge
laat van Mimi, toen zy Freule Ernestine's
brief las.
„Dit vind ik aardig!" zei ze, „u ook
niet, Mama? O, maar dat is ook zoo'n
nobel, flink meisje; u weet het niet, vol
strekt niet trotsch of aanmatigend, maar
zoo echt degelijk
„Maak je spoedig klaar, Mimi!" zei de
dokter, haastig binnentredende. „Ik moet
bijna twee uren hier van daan naar een
)atiënt; 't is prachtig weer nu moet gij
eens meerijden. Dat zal je goed doen."
HOOFDSTUK XI-
Een andere weg in.
Veertien dagen waren voorby gegaan.
Vechtdam was niet groot en dus was het
jelangrijke nieuws van Mimi's terugkomst
tot in het kleinste huisje bekend geworden.
Als de oude Griet nog had geleefd dan
)en ik zeker, dat zy de eerste zou geweest
zyn, die eens naar de Juffer was komen
kijken. Maar dat mensch was, nadat ze
de laatste levensdagen niet den minsten
kommer had geleden, voor eenige weken
gestorven.
Willemien, die by iedereen, waar ze
kwam, vertelde, dat ze Mimi wel gezien
had, toen ze hare intime vriendin Freule
Ernestine eens had opgezocht, liet er met
een schouderophalen op volgen, als er ge
vraagd werd, hoe ze op 't kasteel beviel:
„Dat ze daar liever niet over spreken wil
deenfin, ze was immers van het kasteel
weg?
Maar ze verzweeg wijselijk, hoewel zij
er zich zelf van beschuldigde, dat zij de
onmiddelijke oorzaak van dat vertrek was.
Eenigen echter, die Willemiens karakter
kenden en verband zochten tusschen haar
bezoek op het kasteel en den spoedigen
terugkeer van Mimi, vermoedden het wel.
Wie echter niets meer behoefden te ra
den, dat waren Dokter Beels en zijne vrouw.
Zy wisten alles, gelyk ge denken kunt, van
Mimi, en dokter Beels nam zich voor,
zonder iets vooraf te zeggen, dat zaakje
eens te klaren.
Toevallig zag hy op een morgen Wille
mien, bezig met eenig handwerk, voor het
raam zitten.
Hy schelde aan en ging zonder iets te
zeggen onmiddelyk naar Willemien.
MDag Dokter" zei ze voorkomend opstaande
Heer, wat vind ik dat aardig van u;
Wordt vervolgd Bijvoegsel
EIHSBLAB
voor Hut Laid van Hoosden en Altena, de Langstraat en de Bomielerwaard.