Wat is het koud! UND VAN ALTENA Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden, No. Woensdag 24 Januari 1917. ii;iilm;toy I M I. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 0.90, franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 60 cent. Elke regel meer 10 cent. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrydagmiddag 4 uur ingewacht. Als wij hooren praten en als wij hier en daar lezen van de koude en vooral van late winters, dan verwon dert het ons, dat wij nog niets ge hoord hebben van den winter van het jaar 1740. Voor zoover wij heb ben kunnen nagaan, is er na dien tijd nog geen winter geweest die bij dien van dat jaar kan vergeleken worden. Die gestrenge heer verscheen weer in het laatst van October 4739, en de schaatsenrijders lachten, dat ze al zoo vroeg de baan tot hun wil hadden. Vooral, omdat zij er in de laatste tien jaren niet aan hadden kunnen doen. Maar toen het genot eene wijl geduurd had, bedacht de wintervorst zich en trok in het mid den van November weer af. Toen de Kersttijd achter den rug was, voor spelden de profeten, die toen al in even groote getale aanwezig waren als heden, dat men weer een kwak- kelwinter zou hebben, „niet dan re gen, wind en zachte lucht'ja toen het nieuwjaarswenschen was afgeloo pen, kreeg men de lente al in het gezicht. Maar dat zou anders uit vallen. De wintervorst bedacht zich nog eens, en kwam, niet weinig ver gramd om het spotten met „kwak- kelwinters", terug, vast besloten, al hetgeen hij sedert tien jaren ten achteren gebleven was, nu eens in éénen af te doen. Reeds op Maandag, den vierden Januari begon men te gevoelen dat hij naderde, maar des Dinsdags kwam hij met zulk een scherpen Oostewind aangieren, en vierde hij zoo grimmig zijne woede den teugel, dat de „Drie Koningen" bij hunne ster stonden te bibberen en te klappertanden. Met eiken dag werd het kouder, en de Oostewind zoo snijdend dat, zooals een tijdgenoot zegt, „yder even be- sorgt was voor neus en ooren". De drie koudste dagen waren de 9de, 10de en 11de Januari, de laatste de felste, het scheen dat Holland naar Spitsbergen of naar Nova Zembla was overgebracht. Op den tienden was het Zondag, door A. DE VISSER. 57) Toen scheen ze te gaan slapen. Met haar hand in die van Mimi lei ze daar, roerloos en stil. Het eene uur na het an dere verliep, totdat de hand zwaarder drukte en koud werd de gelaatstrekken erns tiger en strakker werden. Totdat de ernstige Dood den dierbaar sten band had verscheurd zeker een van de trouwste en edelste harten had weggenomen uit dit leven. En waar de dichte gordijnen nog dich ter werden toegeschoven, om ook het minste schijnsel van den dag te weren, daar schuif ik liefst eveneens het gordijn dicht, en ga maar stilzwijgend de eerste uiting van diepe smart, de eerste sombere dagen van Mimi voorbij. Weet ge wat zulk een zonnezijde in 't leven is Dat de tijd de diepste wonde heelt, en het bitterst lijden verzacht. Er zijn wel zulke heete tranen geschreid, dat men dacht nimmer meer te zullen lachen, en toch er is later weer ge lachen en zeker, waarom ook niet Het leven met al zijn goed en kwaad is ons niet gegeven om te treuren, maar door al het kwade moeten wy leeren, het vele maar de predikanten wachtten te vergeefs op de toehoorders. Des Maan dags was er een paardenmarkt zonder paarden, een marktdag zonder boeren en eene beurs zonder kooplieden, ter wijl het anders eiken Maandag zoo vol was, dat men er zich nauwelijks om- keeren kon; de boeren durfden niet op den weg en de burgers niet op straat te komen, want de wind sneed „met sulk een scherpigheyt in het aangesicht, dat het ondraaglijk was". Het vroor in Holland drie Rijnland- sche duimen dik in het etmaalstee- nen bruggen scheurden, regenbakken sprongen, vaste en stevige muren vielen om. „Ook zijn er eenige men- schen bij nacht op de straten dood gevroren", namelijk te Amsterdam zooals Wagenaar schreef, die het be leefd had. En tachtig jaren later wisten bejaarde lieden die de over levering van hunne ouders hadden, er nog akeliger dingen van te ver tellen. Daar de koude, zeven dagen lang, telkens toegenomen was, zag ieder met angst en vrees den achtsten dag tegemoet. De profeten voorspelden de ijselijkste dingen; de dampkring zou in ijs verkeeren en den menschen zou het bloed in het lijf bevriezen. Maar zij hadden het gelukkig alweer mis, men had toen ten minste in ons land de ergste koude gehad. Die gevreesde Dinsdag was veel zachter en op Woensdag begon het zelfs te dooien. Het was toen juist volle maan en men had eene eclips er bij, de goede gemeente schreef natuurlijk den dooi aan de volle maan toe, en de eclips kreeg de schuld van de felle koude Het duidelijkste bewijs, dat de eclips aan de kou schuld had, was zeker, dat het onmiddellijk na de eclips be gon te vriezen. En die vorst hield met afwisselende strengheid en met nu en dan invallenden maar telkens slechts kortstondigen dooi nog twee maanden aan. „Het ijs", zei ipen, „lag er zoo dik in of het er nooit weer uit zou". Grachten, rivieren en meren waren bevroren tot op den bodem. Niet alleen was de Zuiderzee in eene ijs baan herschapen, die druk bereden goede op te merken en te waardeeren, eiken zonnestraal op te vangen. Maar Mimi, ge weet niet welk een leegte het haar was, die beste Lize te moeten missen, en, ge moogt het kinderachtig noemen, maar ook welk een bitter verdriet ze had, dat Lize nog niet eens alles ge weten had, wat er met haar gebeurd was. Wat zou ze haar nu juist graag altijd bij zich gehad hebben, nu haar Levenszon, wat de zorgen betrof, zoo helder was door gebroken. Maar al ging er ook geen dag voorbij, dat ze niet vaak om die beste Lize dacht, en geen nacht bijna, dat ze haar niet zag in haar droomen, toch was ze te huis weer de oude prettige, gezellige Mimi van vroeger. Kort na al die treurige en sombere dagen, die ze bij haar vriendin had door gebracht, had ze eenige afleiding gevonden in een reisje naar het ouderlijke kasteel der Graven van Wijhoven. De Baron en Barones hadden dit reisje met haar ondernomen, en daar ronddolende in het oude, nu onbewoonde kasteel, in de breede prachtige lanen, verdiepte ze zich menigmaal in velerlei droomen. Ook in die donkere, dichtgewelfde beu kenlaan, waar ze eenmaal door die vrouw uit den gelen reiswagen was gestolen, en op het graf der moeder, die ze wel nooit gekend had, bleef ze nakenkend stilstaan. Welke vreemde parten had het lot haar gespeeld 1 Mocht die goede, trouwe Mama nu werd, maar alle zeegaten lagen dicht en de b or dzee zelf was bevroren tot op eene halve mijl van het strand voor Ostende strekte zich het ijs twee en een halve mijl ver in zee uit, wat naar de loodsen zeiden, nog nooit gebeurd was. Op de Hollandsche kust zag men een zonderling schouwspel er lagen langs het geheele strand twee dammen van ijs, tien twaalf voet hoog met een doorgang tusschen beiden en tal van lieden vermaakten zich vooral bij Schevenlngen, Katwijk en andere zeedorpen, met wandelen op de zee door eene straat van ijs. Als zoo iets in onzen tijd gebeurde, dan zouden er zeker dadelijk specu lanten zijn, die ter weerszijden in de ijswand nissen lieten uithollen om er „bierhalles" en „restauraties" op te richten en muziekuitvoeringen te geven. In dien tijd ging de onder nemingsgeest nog niet zoo ver. Andere landen hadden zoo goed als het onze hun deel van de koude Frankrijk, Engeland, Duitschland en zelfs Italië. De weerkundigen in Frankrijk verzekerden, dat het er drie graden kouder was, dan een koude winter in Lapland. In Enge land bevroren de watermolens onder het malen, rotsen scheurden open, er sprongen bronnen uit te voorschijn, die geheele parochiën overstroomden en in ijsvelden herschiepen. Bij Duis burg, aan den Rijn, zwol de rivier, door ijsdammen verstopt, dermate, dat het water ter halve hoogte in de poort steeg en daar tot eene ijs massa stolde, die het geheel verkeer stremde. Over de Sont, tusschen De nemarken en Zweden, reed men met zwaar geladen wagens en de Deensche soldaten maakten van de gelegenheid gebruik om te deserteeren. In Italië had men de felste kou omstreeks het midden van Februari, den 17n kwam te Milaan geen mensch op straat, en den 24n was de zee voor Genua be vroren, van zoo iets had nog geen historicus melding gemaakt. Aan verhalen van jammer en on geluk was geen gebrek. In Duitsch land en Brabant, waar het nog kou der was dan hier, bevroren schild wachten op hun post, ofschoon de aflossing om het half uur geschiedde. Te Duinkerken werd een schip bin nog eens eenmaal bij ons zijn,* zei de Baronesse van Walstein. »Hoe gelukkig zou zij zijn.« De Baron van Walstein was al herhaal delijk op zijn voorstel teruggekomen, dat namelijk Dokter Beels, Mevrouw en Clo- tilde het paviljoen zouden bewonen, doch Mevrouw schudde er altijd het hoofd over, en zei »Oude boomen moeten niet verplant worden, dan sterven zij Als jelui mij nog wat bij u wilt houden, dan laat ge me hier in Vechtdam en als ik dood ben, dan gaat ge naar 't kasteel. En daarbij bleef het. Dokter Beels zou er eerder toe zijn overgegaan. Hij begreep, zich best op zijn ouden dug en in die om geving te kunnen verplaatsen. »Maar,« zei hij dan, »met mijn oude, trouwe, heb ik zooveel dingen overlegd en besproken, dat ik mij hierin geheel aan haar onderwerp.* Zoo was, om iets te noemen, Frarifois wel een beetje de gunsteling van het pu bliek, alleen omdat hij zulk een belang wekkend persoon was. Frarifois toch was volgens belofte een kalme ouden dag ver zekerd en in overleg met den Baron van Walstein was hij ergens in het plaatstje in den kost besteed. Eiken dag zag men hem met zijn poedel, die riu wat zijn kunst jes betrof ook op zijn pensioen was, de stad doorslenteren en, voor de schooljon gens was hy nooit onwelkom. nengehaald, waarvan de geheele be manning aan armen en beenen be vroren was, en op den Hollandsche Oostinje-vaarder „Berkenrode", was het niet veel beter, zoodat hij in Engeland moest binnenvallen. In Lux emburg ving men de ganzen met de hand, en in Duitschland gingen de burgers en boeren gretig aan ade- lijk wildbraad te gast, want de wilde zwijnen, herten, hazen en allerlei ge vogelte lagen bevroren langs velden en wegen en men had ze maar voor het grijpen. De nood die onder de schamele gemeente heerschte, was ontzettend, hoewel de liefdadigheid zich niet on betuigd liet. In vele steden plunter- den het grauw de winkels van bak kers en gruttersook had men in Amsterdam, ouder gewoonte, een ma- trozenoproertje, dat begon met het bestormen van het Oost-Indisch huis in de Hoogstraat, en eindigde met het geeselen van negen belhamels op den Dam. In sommige steden gaven de werk lieden vreedzame vertooningen en de schuitenvoerders te Parijs kunnen daarvan ten voorbeeld strekken. Zij hielden een optocht met slaande trom en droegen een schuit rond, waarin een hunner zat, in rouwgewaad ge huld, omdat de vaart dood was, en zij zamelden daarmede een aardig duitje in. Gedachtenissen aan den winter had ieder en werd nog lang bewaard. Te Mannheim maakte een schoen maker op den ln Maart een schoen van een el lang op het ijs, en gaf hem cadeau aan den Keurvorst; te Frankfort werden wijnvaten op het ijs gemaakt. Men hield kermis op het ijs, men danste er op, men schoot er naar een vogel, enz. Den lOn Maart nam de wintervorst eindelijk zijn afscheid, den 19n kon men weer over het IJ varen, en de trekschuit tusschen Haarlem en Am sterdam deed dien dag ook weer dienst. BUITENLANDSCH OVERZICHT. Wij beleven een tijd van gewichtige internationale beraadslagingen. Allereerst heeft er een plaats gehad te Berlijn, waar de Oostenrijksche en Hongaarsche minis- Maar ziet ge, diezelfde Franfois, die altijd zulk een ongeregeld, kommerlijk leven had geleid, kon naar het scheen, het goede dat luj nu genoot niet best verdragen, want op een goeien morgen vond men hem dood. Al het straatpersoneel volgde een paar dagen later zijn niet zoo heel treu riger) lijkstoet, en zijn poedel, niet het minst de vriend van 't publiek, kwam nu onder de algemeene liefdadigheid. Dat was nu een zaak, waarover bijna even veel gesproken werd door de Vechtdammers, als over de ontdekking van Mimi's afkomst, die, ge kunt het voorstellen, ook menige tong in beweging had gebracht. Wie daar een en al verbazing over was geweest, was Willemien. Al had ze veel hartelijkheid en veel liefde van Mimi ondervonden, ze kon het toch niet nalaten, vaak met zekeren naijver zich zelf af te vragen Is datzelfde spelle- kind van vroeger wezenlijk nu een gravin Ze had het geheele verhaal in 't eerst werkelijk voor een verzinsel gehouden, er zelfs om gelachen, tot dat de waarheid zoo aan het licht kwam, dat er niet meer aan te twijfelen viel, en ze er niet meer over lachte. Ze had, gelyk ge wel denken kunt, onmiddellijk een visite gemaakt bij Mimi, toen deze, voor dat ze naar Lize was ge gaan, weêr te huis was, en zich op alles op 't nauwkeurigst geïnformeerdmaar toch was het niet onduidelijk merkkaar aan haar geweest, dat zij liever de Tante was geweest van Freule Ernstine dan Mimi. terpresident een bezoek hebben gebracht. Zij hadden de regeeringspersonen, die in hun land de voedselkwestie hebben te re gelen, meegenomen. Zij zullen dus ge meenschappelijk overleg gepleegd hebben om maatrege|en te treffen tot bestrijding van de moeilijkheden in de voedselvoor ziening. Maar, of dit het eenige geweest zal zijn wat de heeren onderling hebben besproken Na deze conferentie is er een tweede te Berlijn gehouden, waaraan de voorzit ters der volksvertegenwoordigers van alle met Duitschland verbonden landen hebben deelgenomen. Wat zij samen verhandeld hebben lekt niet uit, maar dat er belang rijke samensprekingen zijn gehouden, is boven allen twijfel zeker. Ook in Engeland zulke samenkomsten. Al deze dingen b.v. ook de voortdu rende veranderingen in de samenstelling van het Russische ministerie wijzen er feop, dat er groote gebeurtenissen op til zijn. De dagen beginnen dan ook al te lengen. De lente staat straks voor de deur. En dan zal de beslissing moeten vallen. Ja, dat zèl zoo profeteeren de geallieerden. Wij zullen onze tegenstanders verpletteren in het voorjaarsoffensief. Gelooft men dat werkelijk Zouden er nu nog nuchter-denkende menschen zijn, die meenen door het geweld der wapenen de centralen te kunnen verpletteren In de Sonn- en Montagszeitung vinden wij onder den titel »De logika der vijan den* de vraag besproken, wat deze nog te verwachten hebben van een voortzetting van den oorlog. Daarin wordt o. a. ge zegd De verwezenlijking van het plan om de centralen uit te hongeren en van de hoop om nieuwe bondgenooten aan te werven is na het fiasco met Roemenië niet meer te verwachten Wij centralen willen den oorlog niet onnoodig verlengen. Wij hebben er genoeg van. Maar de ge allieerden willen niet ophouden. Zij ver wachten nog voor zich een militair succes. Hoe staat het nu daarmee Rusland mag nog zoovele reserves hebben om het land te verdedigen, en troepen om den vader- landschen bodem van den vijand te zuiveren heeft het niet. Frankrijk en Engeland be taalden de herovering van een strook grond aan de Somme met het verlies van 600 duizend man. Om den Rijn te bereiken, moeten zij veel meer offeren. Kunnen zij nog over zooveel menschen beschikken En kunnen zij meer bereiken dan de matige Of ze dan voor de laatste, als deze haar een bezoek had gebracht, dezelfde zou ge weest zijn als Mimi nu voor haar was, dat betwijfel ik zeer. Ze liet zich dan ook zeer spoedig uit »Dat Mimi zich volstrekt niet zou kunnen voegen in haar hoogeren stand, 't Was eigenlijk, wat men noemteen vlag op een modderschuit. Van schoolmammesel nu Gravin, neen, dat was maar aan enkele mensehen gegeven, zich daarin behoorlijk te voegen.* Ze zei het niet, maar ze liet niet onduidelyk merken, dat zy zich beter daarin zou kunnen schikken. Heel druk bezocht ze Mimi dan ook niet. Een enkele maal. Zoo ook na 't sterven van Lize. Och ja, dat begreep ze wel, daar zou Mimi wel veel onder te doen hebben, of schoon men toch ook al weêr berusten moest.» Gedurende dat gansche condo- leantiebezoek, had ze over niets anders bijna gesproken, dan over zekeren nieuwen bewoner, zoo'n knappen en aardigen pho- tograaf. Wacht eens,* had Mevrouw Beels ge zegd, toen ze vertrokken was, »van Wille mien hooren we spoedig n;eer,< en ja wel, geen acht dagen later ontving Mimi een keurig rosé briefje van Willemien, waarin ze haar meêdeelde, dat ze geëngageerd was met haar knappen en aardigen photograaf. »Ik hoop dat ze gelukkig mag zyn,« zei Mimi, terwijl ze het briefje dichtvouwde. Wordt vervolgd. voor Het Land van Heusden en: Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1917 | | pagina 1