EIGEN HAARD.
feuilleton.
Und van altena
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3695. Woensdag 8 Augustus 1917.
1
i-
V
1
V
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden 0.90,
franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 60 cent. Elke regel
meer 10 cent. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmiddag
4 uur ingewacht.
Als onze gemobiliseerde mannen en
jongens eens gevraagd werd, wat ze
wel het meest pijnlijke vinden van
hun soldaat-zijn, zouden er velen,
geloof' ik, zeggen het gemis van ons
eigen huis, van onze eigen omgeving,
dat „nooit ergens thuis raken", dat
is het wat het meest drukt. Ik denk
dat velen in dezen tijd hebben geleerd
de zegeningen van het „eigen huis",
vroeger als iets gewoons beschouwd,
te waardeeren.
Op een stormachtigen avond had
een reiziger iets gebruikt in een
herberg en maakte zich gereed om
weer verder te gaan.
„Vriend, waar moet gé nog naar
toe vroeg hem de herbergier.
En de man noemde een plaatsje,
3 uur loopens verder.
„Blijf hier, 't is te bar," zoo noo-
digde men hem.
„Te bar", zeide de man, en hij
pakte zijn wandelstok met een op-
gewekten lach beet, „te bar, wel
vriend, ik ga naar huis en al moest
ik dan nog 4 uur verder loopen, dan
ging ik toch."
Zoo ziet ieder die ver van huis is
in zijn verbeelding zijn tehuis voor
zich. Hij ziet zitten geschaard om
den disch zijn bloedverwanten, hij
ziet ze elk in hun eigenaardigheden
en o, hoe sterk kan dan het verlan
gen worden naar „eigen haard"
Zooals het klokje thuis tikt, tikt
het nergens.
Ja, nergens beter dan in zijn eigen
huisReeds in de kindsheid van het
menschelijk geslacht heeft men de
waarde en de beteekenis daarvan
gevoeld en begrepen hoe verschillend
van samenstelling en bouwtrant die
menschelijke verblijven ook geweest
zijn.
Welk een hemelsbreed contrast,
die armoedige visschershut, die scha
mele dagloonerswoning en dat trot-
12 Vertelling van Vacano.
Slot.
Hij zou anders niet zoo voor altijd de
nabijheid van eene persoon hebben kunnen
mijden, die hij zoo wakker verdedigd had,
en die in zijne oogen zooveel achting en
zooveel toegenegenheid gelezen had. Ach,
en ook hem kom het niet verborgen zijn
gebleven, dat hij de eenige mensch was,
welke der arme, eenzame vrouw te rnid^
den van deze oppervlakkige menigte niet
onverschillig was.
Zoo tusschen stille ver wij tingen en ver
ontschuldigingen in een eeuwige onrust
heen en weer geslingerd, zag Pauline met
vreugde het tijdstip naderen, waarop zij
niet meer aan de zaak van den heer Mus-
sault zou verbonden zijn zij wenschte vu
rig naar het oogenblik, waarop zij weder
een stil, zelfstandig leven beginnen kon.
In geen geval wilde zij iets weten van het
verlengen van haar contract, zelfs niet onder
de schitterendste voorwaarden.
Sinds den dag, waarop zij voor de eerste
maal hare plaats aan het bullet had inge
nomen, had zij de steeds toenemende in
komsten met eene waarlijk gierige spaar
zaamheid opgelegd en beschikte dientenge
volge nu over eene jaarlijksche renten van
zes duizend francs, en dat was meer
dan genoeg voor haar en haar zoontje.
Toen de heer Mussault het vergeefsche
van zijne pogingen inzag, besloot hij, om
ten minste uit de eenige nog overblijvende
sche gebouw, 't welk zich daar aan
uwe blikken vertoont, en toch
Kent ge 't prachtig gedicht„De
gevels van de huizen" van onzen
Tollens Kent ge 't
Sla zulk een blik aan deernis niet,
Naar gindsche stulp van leem en riet,
Gij die er langs rijdt, stedelingen!
Laat, schoone jonkvrouw uit de stad,
Geen tranen in uw oogjes dringen,
Omdat de schaam'len niet ontvingen
Dan zulk een wagglend huis als dat.
O ik bid u, lees en herlees dat
dichtjuweel en gij zult den rijkaard
zijne pracht en weelde niet benijden,
neen
„Laat u 't blanketsel niet bedriegen
Misleiden doet het marmersteen
Die zijden glasgordijnen liegen;
De zorg spookt door die gangen heen.«
Ieder wenscht zich een eigen haard.
Zoo was het vroeger, zoo is 't nog
heden. Maar toch in vroegeren tijd
gevoelde men zich meer aan het huis
gehecht. Met de toenemende bescha
ving zijn ook de behoeften grooter
geworden, waaraan men buitenshuis
tracht te voldoen, indien het daar
binnen aan de gelegenheid ontbreekt,
om aan zijne genoegens den vrijen
teugel te vieren. Met den eenvoud
die een vroeger geslacht kenmerkte
is ook voor het grootste gedeelte het
huiselijk geluk verloren gegaan, om
dat men thuis niet vindt wat men
elders begeert. Slechts wanneer de
huiselijke omgeving aangenaam en
gezellig is, hangt men aan het huis
en scheidt er ongaarne van. Maar
hoe kan men zich zijne woning aan
genaam en behageiijk maken, wanneer
men ieder jaar een andere kiest en
telkens op sprong staat, de pas inge
richte weder te verlaten.
Gezwegen nog, dat zooals het
spreekwoord zegt„verhuizen veel
bedstroo kost," kan de voortdurende
rusteloosheid niet bevorderlijk zijn
aan het huiselijk genoegen. En een
maand van zijn contract met Pauline op
iedere mogelijke wijze geld te slaan. En
zoodoende vond men dan ook overal aan
gekondigd, dat de schoone »Limonadière«
reeds over eenige weken het Palais-Royal
voor immer zou verlaten.
Men kan zich begrijpen, dat nu nog een
maal geheel Parijs zich verdrong om de
beroemde buffetjuffrouw te zien en te be
wonderen, het Palais-Royal kon evenals in
die eerste tijden het aantal nieuwsgierigen
nauwelyks bevatten, en men brak er zich
het hoofd over, welke beweegredenen «ma
dame Pauline« eigenlijk wel kon hebben,
om zoo plotseling heen te gaan.
Op zekeren dag, toen mevrouw Eyckens
uit de kostschool terugkeerde, waar zij haar
zoontje bezocht had, vond zij een brief van
den dokter, waarin deze haar uitnoodigde
om te komen eten, zijne vrouw en hij had
den iets zeer gewichtigs met haar te be
spreken. Pauline had zich reeds lang
tegenover het publiek en den heer Mus
sault eene grootere vrijheid veroorloofd,
wanneer de een of andere geldige reden
haar belette om hare plaats in het koffie
huis in te nemen, liet zij zich eenvoudig
verontschuldigen. Dit deed zij ook nu dezen
dag, waarop de uitnoodiging van den dokter
haar in eene onverklaarbare opgewonden
heid bracht.
Bij dokter Destrée viel haar blik op een
onbekenden, ouden heer, die sinds een acht
tal dagen het koffiehuis geregeld bezocht
had en gedurende dezen tijd des te meer
door haar was opgemerkt geworden, daar
hij steeds aan het tafeltje zat, dat vroeger
de heer Matthison placht in te nemen. Nau
welijks had de goede doktersvrouw hare
vriendin gezien, of zij kwam met open
armen naar haar toe vliegen.
«Laat ik u omhelzen, lieve Pauline,
zooveel mogelijk aangenaam, maar
tevens werkzaam leven moet het doel
van ons streven zijn. De arbeid is
geen vloek maar een zegen! Zonder
nuttige bezigheid gevoelt men zich
zelfs in zijne woning, aan den eigen
haard, niet thuis. En heeft men
geen eigen huis, men zoeke zich dan
een eigen thuis.
Maar hoe velen blijven in dezen in
gebreke. Hoe vele jonge mannen
blijven er ongetrouwd. Aan wie de
schuld Ik geloof voor het grootste
deel aan de jonge meisjes. We heb
ben al eens iets gezegd over de luxe
en ondegelijkheid die velen van de
tegenwoordige meisjes kenschetst, en
de luxe die er vooral in de vrou-
wenkleeding heerscht. Stel, een jong-
mensch ontmoet een jong meisje dat
hem aanstaat, en hij meent in haar
te zien een die hem als vrouwtje
zou passen, maar ze is het thuis
zoo erg makkelijk gewend, ze is zoo
weelderig opgevoed, ze kleedt zich
graag goed, ze is niet gewoon zich
te bekrimpen. Mag hij haar vragen
met hem een leven te leiden, een
leven, al is het dan niet van armoede,
maar toch een leven waarin ze zich
veel zal moeten ontzeggen. Hij durft
niet; want o, als de liefde heel
sterk is, zal hun samenleving deze
beproeving doorstaan, maar als hun
liefde niet zóó sterk bleek te zijn
't is al zoo dikwijls gebeurd, dat als
de armoede de deur binnen kwam,
de liefde door het venster henenvloog.
Tot een ander uiterste vervallen
een zekere groep van jongelui, en
dat zijn meestal zij, die niets bezit
ten. „Zij trouwen er maar op los"
zegt men van hen. Hij noch zij heeft
geld om hun hnisje in te richten;
't geeft niet ze koopen het hoog
noodige op afbetaling. Er is o zoo'n
beetje linnengoed in het kastje van
de jonge vrouw; ze zullen er later
wel meer bijkoopen. Och arme, dat
„later" komt nooit. Nu weten wij
allen wel dat degenen die „er maar
riep zij met eene bewogen stem. »0, wij
hebben van daag zooveel met u voor Deze
heer hier En zij was blijkbaar aardig
op weg om het gansche geheim, dat in
hare ziel omging, in éénen adem prijs te
geven. Doch de onbekende, oude heer
onderbrak haar. Hij was een paar pas
naar voren getreden en boog thans eer
biedig voor Pauline.
«Duid het mij niet ten kwade, mevrouw,
hief hij aan, «wanneer ik u al aanstonds
mijne omstandigheden blootleg, nadat gij
nu toch reeds deze geheimzinnige aandui
ding uwer vriendin gehoord hebt. Om kort
te gaan, mevrouw, ik ben hier gekomen,
om uwe hand te verzoeken, doch niet voor
mij,« voegde hij er schielijk en glimlachend
aan toe, toen hij haar ontsteld gelaat be
merkte, «maar voor mijn zoon.«
Pauline onderbrak hem met een hand
gebaar. «Mijnheer,zeide zij met opge
wonden stem, terwijl zij te vergeefs hare
kalmte trachtte te bewaren, «eer gij voort
gaat met spreken, »eer gij mij den naam
noemt van dengenen, die mij met dit aan
zoek vereeren wil, moet ik u mededeelen,
dat ik het vaste besluit genomen heb, om
nimmermeer te huwen.
«En toch zult ge me moeten veroorloven,
om door te gaan,a hervatte de oude heer
glimlachend. «Of het zou soms moeten
wezen, dat uw hart niet meer vrij ware
«Met uw verlof, mijnheer, daarvoor zal
ik toch zeker wel niemand rekenschap ver
schuldigd zijn, zeide Pauline vriendelijk,
maar op f er men toon.
«Kind, kind,« vermaande hare vriendin,
«hoe kunt ge ter wille van de herinnering
aan een lang vervolgen verleden, ter wille
van eene tot niets doende droomerij een
werkelijk geluk, uwe geheele toekomst
opofferen.
op los trouwen" dit meestal niet doen
uit vrije keus. Maar hoe vreeselijk
is dit juist en hoe vreeselijk is het,
dat dit niet zoo heel erg gevonden
wordt. Welk jong meisje droomt niet
haar gouden droomen als zij denkt
aan een mogelijk huwelijkhoe lief
lijk is het beeld dat haar voor oogen
staat als zij denkt aan die tijd van
voorbereiding, van samen een spaar
potje maken, samen inkoopen doen,
en hoe anders is de werkelijkheid
als het gaat zooals wij straks zeiden.
Hoe is het toch mogelijk dat de jonge
man het meisje, dat hij liefheeft en
hoogacht, zoo iets aandoet; hoe is
het mogelijk dat het meisje zich
zoo vergeet. Hoe is het mogelijk
dat zij elkander zooveel kwaad doen,
zooveel lieflijks ontnemen. O, nu
weten wij wel, dat werkelijk niemand
zich zal laten terughouden door deze
woorden, maar naast zooveel vergoe
lijkende woorden die men er over
hoort, is het toch goed dat er ook
stemmen opgaan die zeggen't is
wèl erg, 't is heèl erg.
Gelukkig de jonge menschen die
rein tegenover elkander kunnen staan
voor het huwelijksaltaar, die een
eigen haard mogen stichten waarop
geen schaduw valt van te laat be
rouw.
BUITENLANDSCH OVERZICHT.
Als iets ons is tegengevallen, dan wel
de lang vooruit aangekondigde rede van
Lloyd George, den Engelschen minister
president op 4 Augustus gehouden. In
een aaneenschakeling van flauwe grappen
en venijnige hatelijkheden heeft hij al zijn
alsem over Duitschlarid uitgestort, zonder
nu eens één ding te zeggen dat nieuw of
oorspronkelijk was. Ook nu weer klonk
er in door de onverzettelijke wil den oorlog
voort te zetten. Hij zeide o. a.
De oorlog is een afgrijselijke bezigheid,
maar niet zoo boosaardig als een kwade
vrede. Aan den afschuwelijksten oorlog
komt een einde, een kwade vrede duurt
«O, maar ik hoop toch, dat ge niet on
verbiddelijk zult blijven, mevrouw,viel de
oude heer in de rede. «Of zoudt ge wer
kelijk bij uw »neen« blijven volharden,
wanneer ik u mijn naam en dien van mijn
zoon noem. Ik ben de graaf van Matthison,
mijn zoon Gustaaf
Verder kwam hij niet, want op dit oogen
blik opende zich de deur van de aangren
zende kamer, en hij, die gedurende al die
maanden Pauline's gansche denken vervuld
had, lag aan hare voeten.
Verschrikt trad zij eene schrede achteruit,
doch spoedig herkreeg zij hare kalmte en
hief den knielende vriendelijk op.
Anderhalve maand na deze gebeurtenis
bereikte een gemakkelijke, elegante reis
wagen behouden het schoone slot der fa
milie Matthison, in de nabijheid van Kopen
hagen. De reizigers waren de oude graaf,
de kleine Adriaan, Pauline eri haar echt
genoot, graaf Gustaaf.
Het slot, een vriendelijk gebouw uit de
zeventiende eeuw teekende zich wit en
bevallig tegen de donkere bosschen af, die
een hoogen heuvel bedekten. Tusschen het
kasteel en den zoom van het bosch lag een
uitgestrekt park met honderdjarige boo men,
en een wegens zijn rijkdom beroemd jacht
veld. Van het balkon van het slot be
speurde men in het verschiet de glinste
rende, eindelooze zee.
In dit heerlijke verblijf bracht Pauline
den zomer door met haar zoon en de
nieuwverworven dierbare betrekkingen.
Welk een zalige zomer was datHaar kind,
zij zelve omgeven door de teederste liefde,
beschermd door eene sterke hand. Welk
een geluk na zooveel strijd en leed
En toen de winter kwam met zijne harde
vorst en zyne eindelooze nachten zeide de
al maar voort. Hij sleept van den eenen
oorlog in den anderen,
Wat hebben ze in den zin Ik volgde
nauwgezet eiken zin, dien ze uitspraken,
en ging hun bladen na. De Pruisische
oorlogsheeren hebber» hun begeerten nog
niet laten varen. Daarover redekavelen ze
niet, maar alleen over het uitstel van de
vervulling van hun begeerten. Ze zijn te
leurgesteld, geloof me, werkelijk teleurge-
steid, dat thans de samenspanning misge-
loopen is (toej.) Daaromtrent zijn ze vol
komen te goeder trouw en ze berispen dit
arme land met zijn vloot en fabrieken en
zeggen, dat alles den volgenden keer in
orde zou zijn geweest, indien Britannië er
niet was. Dezen menschen moet worden
ingeprent, dat er geen volgende keer moet
zijn (luide toej.). Wij weten het op gezag
van een zeer machtig man in Duitschland,
die zeier zal spoedig vrede zijn, maar
over tien jaar wordt de oorlog hervat.
Dat is hun opvatting. Dat is de manier,
waarop zij praten. Zij zeggen, dat er veel
dingen zijn, die wij moesten hebben voor
zien. Wij behoorden ruimschoots voedsel
te hebben, den volgenden keer zullen we
daaraan denken (gelach), ruimschoots ko
per en katoen (jool). Daarna vergisten we
ons met de duikbooten. Inplaats van er
290 tot 300 te hebben, moesten we er
in de naaste toekomst op zijn minst 2000
of 3000 hebben (gelach). Er moet geen
«naaste toekomst« zijn (toej.). Laten wij
daarmee gedaan hebben. Laat ons deze
verschrikking niet herhalen. Laten wij het
geslacht zijn, dat mannelijk, moedig en
vastberaden den oorlog van uit de trage
dies van het menschlijk leven bant (toej.)
Laat ons in elk geval de overwinning zoo
volledig behalen, dat de nationale vrijheid
van de groote of van de kleine naties nooit
meer kan worden aangerand. Dit is de
hoofdzaak in de wet de kleine en arme
lieden- genieten dezelfde bescherming als
de machtige en de kleine natie moet even
stevig bewaakt en beschermd worden als
de groote natie.
Doorvechten dus. Maar niet alle En
gelschen getuigen in dien geest. Voortdu
rend worden ook in Engeland pacificistische
oude graaf«Kinderen, het wordt tijd, dat
wij ons bivak in Kopenhagen opslaan en
weer eens menschen opzoeken.En men
betrok het winterpaleis der familie in de
hoofdstad.
Daar vond Pauline aan het hoofd dei-
talrijke bedienden hare goede, trouwe juf
frouw Hinrik, en nog eene tweede verras
sing, die haar niet minder bewees, hoe
zorgzaam de liefde van haar echtgenoot
was. In het salon namelijk ontdekte zij
bij den eersten blik bijna alle schilderijen,
die eens hare woning in Antwerpen ver
sierd hadden. Met een uitroep van het
innigste geluk wierp zij zich in de armen
van haar echtgenoot, wien juffrouw Hinrik
had verraden, wat hare gebiedster wel het
meest verrassen en verheugen zou.
Eene reeks schitterende feesten ving aan
waarbij gravin Matthison het bewonderde
middelpunt uitmaakte. Alles huldigde de
bekoorlijkheid harer schoonheid, die door
het zeldzame lot der gevierde vrouw, nog
verhoogd werd.
Pauline gevoelde zich gelukkig in de ver
eering, die men haar van alle zijden toe
bracht, maar het gelukkigst echter tehuis
in den familiekring, in het stille geven en
nemen eener trouwe, onwankelbare liefde.
Als een sprookje kwam haar de wonder
bare wisseling voor, die de hemel haar
beschoren had, en toch was alles stralen
de werkelijkheid. En wonderbaar als een
sprookje schijnt wellicht ook u, waarde
lezer, deze geschiedenis van de schoone
limonadeverkoopster, en toch zij is waar
heid eene waarheid, gelijk de schoon
heid er eene is en de deugd ook.
1
V
Hst Laid van Heusden sn Altena. ie Langstraat en lie Hiaielervaarl
EINDE.