GEPAST GEVOEL VAN EIGENWAARDE. Uitgever: JL J, VEERMAN, Heusden. No. 3705 Woensdag 12 September 1917. IKUILLKTO.V lie Keude Blastide. Und van ALTENA Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. A bon n ementsprijs: per 3 maanden 0.90, franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke lummers 5 cent. Advertentiën van 1—-6 regels 60 cent. Elke regel meer 10 cent. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmiddag 4 uur ingewacht. Die zich voor het vol gende kwartaal op deze Cou- ant abonneeren, ontvangen de ïog deze maand verschijnende ïommers gratis. II. We eindigden de vorige maal met ;e zeggen dat het zoo goed is het dnd kleine handreikingen te laten loen, men voedt het daardoor op tot umnen. Hoe verheugd en fier is het kind niet als men iets aan zijn zor gen toevertrouwt en er bij zegtdat kun jij best doen. Een moeder, die haar vier jarige dreumes laat mee helpen bij het dekken van de tafel, en die aan die kleine handjes haar bordjes, kopjes, kroesjes toevertrouwt (ze moet dan maar liefst niet haar beste spulletjes gebruiken) mag mis schien in de oogen van sommigen onvoorzichtig en onverantwoordelijk handelen, ze doet een goede opvoed kundige daad: ze laat haar kind voe len dat ze het vertrouwt, ze kweekt zelfgevoel bij hen aan, en al breekt er misschien wel eens een bordje van 25 ct., ze wint voor haar kind schatten Hoe verderfelijk is daartegenover de invloed die er uit moet gaan van een woord als ga jij maar weg, jij mag niet helpen, jij doet toch alles verkeerd. Och arm menschenzieltje, in de put ben je getraptje wou ook eens probeeren, en„nee, jij kunt het toch niet." En aldoor dreint het maar in zijn hoofdik kan het toch niet. Aan wie de schuld, als later dat neerdrukkend gevoel van „ik kan niet," een stempel op zijn leven drukt. „Ik kan" en, wat daarmee gepaard gaat, „ik wil", opent een rijke toe komst voor het kind. „Ik kan niet en daarom span ik mij ook maar niet in" duwt het kind voor altijd terug in een sfeer van lusteloosheid en halfheid. I. De Proven^aalsche Herberg, Ongeveer een uur gaans van Marseille stond eertijds aan den grooten weg naarTou- lori de herberg: «De schoone Magdalena.« Het was een oude bouwval, waar nu en dan voetgangers, zelden ruiters en nooit rijtui gen stilhielden een van die wijnhuisjes met een dennetak boven de deur, die de drinkebroers in hun Bacchus-geestdrift eene kapel noemen. Tusschen dicht geboomte verscholen, was er geen enkele poging aan gewend, om den voorbijganger tot een be zoek uit te lokken, zoodat «De schoone Magdalena« een ver van schoonen indruk maakte. In weerwil van dit weinig aantrekkelijk uiterlijk, bood de lage gelagkamer van het donkere gebouwtje, op een zomeravond van het jaar 1820, een tooneel van overvloed en levenslust aan. De labéchade of Jabech, de geduchte stormwind van het Proven- ^aalsche kustgebied geeselde hullend de naburige aanpluntingen van olijf- en moer- bezieboomen. Het kiezelgruis van den weg werd door de onstuimige dwarrelwinden opgenomen en als hagelsteenen tegen de ruiten geworpen. De nacht was donkel en de hemel dreigend bewolkt. Deze twee contrasten zijn, 't spreekt vanzelf, niet het gevolg van de op voeding alleenieder mensch en ieder kind ook, heeft zijn bijzondere karaktereigenschappen. Er zijn kin deren die reeds heel vroeg bewijzen geven van een bijzonder krachtigen wiler zijn ook zachte meegaande kinderen. Maar toch de opvoeding kan zoo oneindig veel doen door te leiden en aan te kweeken. Want in het mid denpunt van de opvoeding staat de vorming van den wil. Het leven heeft menschen noodig, met een vas ten, klaren wil. Menschen, die de omstandigheden beheerschen, wier handelingen ingegeven worden door zedelijke beweegredenen, die hinder nissen kunnen overwinnen en die niet versagen voor hun doel, de daad js bereikt. Zulk een wil kenschetst de ware persoonlijkheid. Voor de richting van den wil en de kracht van den wil zijn de eerste kinderjaren van groote beteekenis In de ziel van het kind moet niet alleen de bodem bereid worden voor een krachtigen wil, maar het streven van den wil moet ook in het goede spoor geleid worden. M. a. w. het kind moet niet alleen willen, maar moet ook het goede willen. Want, nietwaar, we hebben daar even den krachtigen wil toegejuicht, maar niet iedere wilsuiting verdient deze huldiging. Wat moeten we doen als Mientje eens geen handje wil geven aan onze vrienden, of als Kees niet naar bed wil Wat moeten we doen, als de wil van het kind zich stelt tegenover den onzenals het kind eigenzinnig is. Moet de wil van het kind dat aanleg heeft tot eigenzin nigheid, steeds gebroken worden, on derdrukt worden b.v. met het beken de gezegde, dat kinderen geen wil hebben, of dat hun wil achter de deur op een bezemstok zit. 't Is wel een heel gemakkelijk middeltje, maar niet goed. De aangeboren kracht, die zich in den sterken wil uit, moet nuttig gebruikt worden wij moeten het kind er op wijzen, dat het heer lijk is dat het kan willen, maar dat hot de kracht van willen alleen in goede, verstandige handelingen mag Bij zulk weer op dit uur geen bezoek verwachtend, had de herbergier zijne deur gesloten en vierde met zijn gezin een soep- feest, waarbij de Spaansche peper, knof look en uien niet gespaard waren. Het gezin zat op houten banken om eene ongedekte, morsige tafel, waarboven eene ouderwetsche ijzeren lamp brandde. Het bestond uit den herbergier, een stevig ge bouwd kereltje in een gestreept overhemd, met zware koperen ringen in de ooren, en met oogen als kooltjes vuurvervolgens zijne waardige wederhelft, eene ontzagehjke matrone, wier bovenlip totaal verdwenen was onder een echte zwarte snor en wier stem het desnoods tegen het geloei der labéchade zou kunnen opnemen en einde lijk eeri half dozijn spaarzaam gekleede, vuile kinderen, die om het hardst met hunne houten lepels schermden en daarbij een kostje verorberden, dat ons noordelijk gehemelte dadelijk zou verschroeien. En dat sprong en vloekte en tierde, in den Provenfaalschen tongval, met het verge- noegdste gezicht van de wereld. Langs de wanden stonden de tafeltjes voor de bezoekers, maar heden waren ze allen onbezet, behalve een in den -versten hoek van het vertrek. Bij het licht eener walmende kaars, die men vergeten had te snuiten, zat een net gekleed jonkman van een innemend voorkomen ijverig te schrij ven, zonder zich door het lawaai in zijne nabijheid te laten storen. Zijne edele ge laatstrekken drukten diepe smart uit, ter- gebruiken. Sterk in het kind het besef van goed en kwaad, en zijn wil hoeft niet gebroken te worden, maar zal zich neigen tot een sterke drang om het goede te doen. Bij het wilskrachtige kind moet dus de wil in goede banen geleid worden. Maar hoe nu als het kind een slap, gauw ontmoedigd karakter heeft. Zoo als we boven reeds zei den wek het kind op tot handelen, versterk het gevoel dat het kan; mét het gevoel van eigenwaarde zal dan ook de wil sterker worden. En dan wen zulk een kind er aan niet £e aarzelen, maar snel door te tasten. Heeft een kind b.v. niet genoeg wils kracht om zijn huiswerk goed en geregeld af te maken, laat hij het dan terstond doen als hij uit school komt; dan blijft er geen tijd over om te aarzelenik zal het gaan doen ik ga niet. Tot slot eenige opwekkende voor beelden of woorden van menschen, die den ijzeren wil beschouwden als de sleutel tot alle kunnen. „Onmogelijk", zeide Napoleon, „is een woord, dat alleen in het woor denboek der dwazen te vinden is." Welk een machtige wil had Dar win, de groote natuurkundige. Hij was voortdurend ongesteld. Veertig jaren lang heeft hij geen gezonden dag gehad; en toch gedurende die veertig jaren dwong hij zich onop houdelijk werk te doen, waarvoor de krachtigste geest en het sterkste ge stel zijn teruggedeinsd. Een zijner geliefkoosde zegswijzen was „Stand vastigheid wint hetEen bewijs voor zijn volharding is, dat hij de gegevens voor zijn «Oorsprong der Soorten" verzamelde gedurende 20 jaar, en ongeveer 30 jaar noodig had voor die van „de Afstamming van den mensch." En ten slotte dit woord van Victor Hugo Het ontbreekt den menschen niet aan kracht, maar aan vasten wil. BUITE19LANDSGH OVERZICHT. Wij hebben al geschreven, dat de ont hullingen in het Soechomlinoff-proces een zeer bizonder licht zouden werpen op de sombere dagen van einde Juli 1914, toen Rusland zijn leger mobiliseerde, en dat wijl zijne slanke vingers de pen over het papier deden vliegen, alsof zij den juisten vorm niet konden vinden voor de koors- achtige denkbeelden, die in zijn overspannen brein ronddwarelden. Zijne droefgeestige en ingetogene houding was in lijnrechte tegenstelling met de luidruchtige soepzwel- gers om de groote tafel, zoodat hij bepaald geen lid van het gezin was. Daar hij zich niet om de anderen bekommerde, deden de anderen het niet om hem, behalve eene enkele maal, dat de herbergier Jacques Cayou of bij zijn scheldnaam Bécasson (snipje) schouderophalend in zijn dialect zeide «Kijk die arme Maurice toch eens schrij ven, Barbara hij is zóó verliefd, dat hij het avondeten vergeet! Die heeft nog eens slag van papier vermorsen, bagasse Hij maakt meer hanepooten en kievitsklauwen in een kwartier, dan ik in een heel jaar op mijne rekeningen «Pécairé, antwoordde de matrone met een medelijdenden blik op den schrijvenden jonkman dat is om je hart te doen bre ken Maar denk er om, Cayou, datje de pennen en de velletjes papier telt er was voor drie stuivers Het avondmaal liep ten einde, toen een windvlaag met hevig geraas op het oude huis aanviel. Op hetzelfde oogenblilr werd de deur driftig opengeworpen en een man stormde de gelagkamer binnen. De plot selinge binnenkomst der buitenlucht deed de lamp byna uitgaan, zoodat Barbara woe- door die onthullingen Duitschlands houding en ingrijpen in die dagen voor eeri groot deel verklaarbaar worden gemaakt. Onthullingen dus, die voor de centralen in het algemeen een fortuintje zijn. Maar nu hebben de geallieerden een vangst gedaan, die voor hun tegenpartij weer alleszins onaangenaam kan zijn. Wat toch is er gebeurd. Het departement van Buitenlandsche zaken der Vereenigde Sta ten heeft de hand gelegd op zekere tele grammen van graaf Luxburg, den Duit- schen gezant in Buenos Ayres, gericht aan het ministerie van buitenlandsche zaken te Berlijn, welke telegrammen nogal com- promitteerend zijn voor de Duitsche en.... voor de Zweedsche regeering. Wij laten die telegrammen hieronder maar volgen. Ze spreken genoeg voor zichzelve. «Mei 1917, No. 32. De regeering hier heeft thans de Duitsche en Oosten- rijksche schepen, op welke tot dusver een wacht was geplaatst, vrijgelaten. Als ge volg van de bijlegging van het Morito Pro- tegido-geval is er een groote verandering in de openbare meening gekomen en de regeering wil in de toekomst Argentijnsche schepen alleen uitklaren tot Les Palmas. ik verzoek dat het kleine stoomschip Oran Guazo (31 Januari) (hiermee is bedoeld, dat dit stoomschip den 31 sten Januari is uitge varen), 300 ton, dat nu Bordeaux nadert met de intentie van verandering van vlag, zal worden gespaard, of anders spoorloos in den grond zal worden geboord, w. g. Luxburg. «3 Juli 1917, No. 95. Ik verneem uit vertrouwbare bronnen, dat de tegenwoor dige minister van buitenlandsche zaken, die een beruchte ezel en Engelschgezind is, in een geheime zitting van den Senaat heeft gezegd, dat Argentinië van Berlijn een belofte zou vragen geen Argentijnsche schepen meer in den grond te boren en dat, in geval van weigering, de betrek kingen zouden worden afgebroken. Ik raad aan te weigeren of zoo noodig de bemid deling van Spanje in te roepen, w. g, Luxburg «9 Juli '1917, No. 64. Stel, zonder eenige neiging te toonen concessies te wil len doen, het antwoord aan Argentinië uit, totdat u verdere berichten ontvangen hebt. Een verandering van ministerie is waar schijnlijk. Wat aangaat de Argentijnsche stoomschepen raad ik aan, ze te dwingen terug te keeren of anders ze in den grond dend opstoof, maar reeds had de late be zoeker de deur met kracht toegeslagen en riep nu op onbezorgden toon in een uit- heemschen tongval «Die verwenschte labéchade kent warem pel een oud vriend niet meer I De lee- lijkerd heeft mij oogen, neus en ooren vol zand gestoptPoeah, ik geloof, dat het ook al in mijn maag zit Komaan, vrienden, geef mij gauw eens wat, om op mijn verhaal te komen, if you please. De khamsin van Afrika heeft mij niet half zoo geranseld als die dolle Marseillaansche wind !<r Dit zeggende, liet hij zich bij een der tafeltjes op een stoel vallen en begon druk te hoesten en zich de oogen te wrijven onder het uitstooten van een stortvloed zonderlinge uitdrukkingen, hoogstwaar schijnlijk aan verschillende talen ontleend. De herbergier noch zijne vrouw rees van tafel op, om den vreemdeling te be dienen, maar beiden zagen hem nieuws gierig aan. Het was een lange, magere man, tusschen de veertig en vijftig, met een door de zon gebruind gezicht, en dun, grijs haar. Zijne versleten plunje bestond uit eene vuile, Turksche broek, een zee- mansjacket, door een fijnen, maar gescheur- den cachemiren gordel om zijn middel gesloten, en eene gevoerde muts van buiten- landsch model. Onder deze cosmopolietische uitrusting wist de vreemdeling echter ze kere mate van fierheid te bewaren, mis schien een laatste overblijfsel van vroegere te boren zonder dat er een spoor van over blijft óf ze door te laten. Ze zijn alle zeer klein. w. g. Luxburg. Nietwaar, dat is een leeiijk geval. Dit moet wel ontstemming wekken tusschen Argentinië en Duitschland. Niet alleen wordt de Argentijnsche minister van bui tenlandsche zaken hier maar eventjes een ezel genoemd, maar ook wordt de raad gegeven de Argentijnsche schepen spoorloos in den grond te boren. Dat de gevolgen voor de verhouding tusschen Duitschland en Argentinië nood lottig zullen zijn, behoeft geen betoog. YVat Zweden betreftreeds iri het voorjaar van 1915 had de Britsche regee ring ontdekt, zoo meldt een bericht uit Engeland, dat het Zweedsche ministerie van buitenlandsche zaken zich tot post en telegraafkantoor van de Duitsche re geering had gemaakt, en in de laatste drie jaar geregeld of aanhoudend telegrammen in Duitsch cijferschrift onder het mom van Zweedsche regeeiingstelegrarnmen had overgebracht. Cijfertelegrammen, die de onderteekenirig droegen van den Zweed- schen minister van buitenlandsche zaken en geadresseerd waren aan de Zweedsche legatie in zekere vreemde landen, zijn door die Zweedsche legaties overhandigd aan de Duitsche legaties in de landen, waarheen de berichten waren gezonden, die in werkelijkheid in de Duitsche code waren opgesteld. Op dezelfde wijze zijn Duitsche gezanten in verscheiden landen in vrije telegrafiische gemeenschap geweest met Berlijn, door hun cijfertelegrammen te overhandigen aan den Zweedschen ge zant, die die telegrammen rechtstreeks naar Stockholm stuurde, vanwaar zij naar Ber lijn werden doorgezonden. De Erigelsche regeering heeft toen aan de Zweedsche regeering de voorwaarde ge steld deze praktijk te beëindigen. Van Zweedsche zijde werd toen beloofd, dat het niet meer gebeuren zou. Zoodoende wordt deze onverkwikkelijke zaak nog hatelijker. Begrijpelijk is, dat men in Amerika en de enteutelanden allesbehalve gesticht is over de handelwijze van de Zweedsche regeering. Nu is het natuurlijk mogelijk dat de Zweedsche gezant te Buenos-Ayres niet bekend is geweest met den inhoud van de telegrammen. Hoe dit ook zij, de zaak zal hiermee niet zijn afgedaan. Er is toch al een bericht, dat het departement van Staat (buit. zaken) verwacht dat Zweden zijn gezant te Buenos-Ayres zal terugroe- welvaart, doch de joviale onbezorgdheid op zijn energiek gelaat, verbande elke gedachte aan trots op vroegere of tegenwoordige grootheid. Vrouw Cayon zag hem ongerust aan. «Zou het een zeeman zijn, Jacques fluisterde zij. «Dat schijnt wel,« antwoordde haar man, «maar niet een van onze zeeën. !t Is be paald een van den Oceaan. In deze vooronderstelling veegde hij zich den mond met de mouw van zijn overhemd af en trad naar den bezoeker toe. «Waarvan zal je gediend vroeg hij in zijn beste Fransch. De aangesprokene toonde zich in 't minst niet beleedigd door die familiariteit. «Hm, hm, hm deed hij om de laatste zandkorrels uit zijn keel te verdrijven wat drinkt men hier, mio amigo Overal, waar ik verkeerd heb, volgde ik de zeden van land en volk ik dronk rum Guyana, jene ver in Holland, brakwater in Afrika, ma dera te Galcutta.Maar laat zien, als ge hier in Provence nog echte Lamalgue hebt, dan zal ik gaarne de kennismaking hernieuwen. Cayon had niet bijster veel van deze toespraak begrepen, maar het woord «La malgue# was hem voldoende, want in een wip was hij verdwenen en kwam na eenig onderaardsch gestommel met eene flesch binnen, die hij onder het loopen behendig ontkurkte. NIEUWSBLAB in insSii si Aileii. nistrait Uit het Fransch Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1917 | | pagina 1