y o n r
SI VIS PACBM.
UND VAN ALTENA
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heugden.
No. 3810. Woensdag 18 September. 1918.
li RATES,
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.05,
franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Si Vis Paceru Als gij den Vrede
wilt.
Maar dat a 1 s konden ze wel weg
laten, want allen willen den vrede.
Reeds zoo lang was er onvrede
geweest. De musschen kibbelden
om elk korreltje, de vlasvink met
zijn grooten mond joeg de musschen
weg en vluchtte op zijn beurt voor
de lijster. De zwaan duldde in zijn
vijver de plebeïsche eenden niet, en
de ganzen in het weiland snaterden
voordurend, dat ze verongelijkt wer
den. Staartmeezen en koolmeezen
vochten over de insectenlarven, die
ze in de rimpels van de boomschors
ontdekten, en de kippen waren zoo
strijdlustig, dat de haan moeite had
de orde te handhaven. Maar hij zelf
duldde geen anderen haan op dui
zend stappen afstands De valk en
de sperwer kenden geen grooter ge
not dan het verslinden van kleine
vogels, en wanneer de meeuwen een
vischje hadden gegrepen, twistten ze
over den buit. De havik was onte
vreden op den uil, die 's nachts de
nesten der kleinen plunderde, zoodat
er voor hem overdag niets meer te
halen viel, en alle vogels spotten met
den struis, die niet vliegen kon en
zich toch verbeeldde een vogel te
zijn, doch zij ontzagen zijn geduchten
snavel, dien hij met de kracht van
zijn sterken hals gevoelig kon doen
neerkomen. En de papegaai praatte
minachtend over dat vogelgebroed,
dat slechts fluiten en sjilpen en
schreeuwen kon.
Maar ten slotte begon al dat gekijf
en gekrakeel het vogeldom te ver
velen, en er gingen stemmen op, die
eerst fluisterend en toen al luider
begonnen te spreken over een duur-
zamen vrede. Musschen hielden on
derling een vergadering en meezen
een andere, en de kraaien riepen
luide Staaktwaarbij ze geen werk
staking op het oog hadden, maar het
staken van den vogelenkrijg. En de
gedachte van den wereldvrede drong
steeds meer door, totdat eindelijk een
der grootste een slagpen uit zijn
EEN LEVENSBEELD.
31
't Was een vriendelijk man, en een type
in zijn soort; als leeraar der muziek uit
stekend als excutant niet het middelma
tige zich verheffend.
In het kleine stadje evenwel beschouwde
men hem als een soort van phenomeen,
want Tournel arrangeerde bij elke gelegen
heid toepasselijke stukken.
Voor de zangvereeniging Polyhymnia
schreef hij koren en soli, voor de gym
nastiek vereen iging Hercules een feestmarsch
en voor het zangkoor in de Luthersche kerk
kerstliederen en paaschgezangen. Behalve
orgel, zondags in de Groote kerk, speelde
hij viool en dirigeerde de orchestvereeniging
Orpheus en het zanggezelschap Polyhymnia
gaf pianolessen aan de jonge dames, onder
wees viool,, en leerde klarinetspelen aan
den eenigen dillettant, die zich in het stadje
aan dat instrument waagde.
ïMethode," was zijn geliefkoosd stopwoord
ïSchool", het tweede, wat hij gebruikte,
't Was geheel een musicus van den ouden
stempelhij dweepte met Bach en Beet
hoven, vereerde Mozart, Meijer beer en
Mendelsohn, en zag met eenige minachting
neer op den in de mode komenden Offenbach
Advertentiën van 16 regels 60 cent. Elke regel
meer 10 cent. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmiddag
4 uur ingewacht.
vleugel trok en in sierlijk schrift een moest zijn klauwen behouden, want
brief zond aan alle vogelen, groot en
klein, om ze uit te noodigen tot een
algemeen concert,
De uil als de geleerde onder allen
stelde een symphonie samen onder
den titelSi Vis Pacem, en hij schreef
solo's en duetterr en terzetten, die een
groot jubelkoor afwisselden, terwijl
aan het slot een machtig unisono
kwam.
Een zeer geschikt plaatsje werd
uitgekozen, waar gelegenheid was
voor loopers en klimmers en zwem
mers, en op den bepaalden dag na
derden ze van alle kanten, 't Was
een gekrijsch en geschreeuw dooreen,
want er waren velen, die voor zich de
eerste plaats en het eerste woord
begeerden, doch ten slotte werd men
het eens, dat de kleine zwaluw voor
zitter zou zijn. Deze, die zich nooit
veel met andere vogels had bemoeid
en alleen voor zichzelf vrijen vleu
gélslag had begeerd in de vrije lucht,
nam de benoeming aan, doch ze deed
opmerken, dat ze geen zittend leven
gewoon was, en daarom slecht voor
zitter kon zijnze zou haar functie
dus maar waarnemen, vliegend boven
de hoofden van de vergaderden
Toen zong de gansclie vergadering-
het openingskoor, een fuge over de
woordenZoo gij den vrede wilt,
wagfbij ieder nog over de beste
middelen kon nadenken, en daarna
werd het woord gegeven aan de
eend, die zich in postuur zette om
de eerste solo te zingen.. De melodie
was haar voorgeschrevende woor
den dichtte zij zelf,
Ontwapening was haar thema, al
gemeen© ontwapening. De vogels
hadden zich veel te sterk gewapend
wanneer nu eens algemeen werd be
sloten, de klauwen en snavels af te
stompen, dan zou men een groote
stap zijn genaderd tot den wereld
vrede. v
Doch nauwelijks had de eend met
een lang aangehouden: „Vree!" ge
ëindigd, of van alle kanten klonk
het: „Mijnheer de voorzitter!"
En daar kwamen de tongen los
De haan kon zijn sporen niet mis
sen, want hij gebruikte ze enkel met
vreedzame bedoelingen. De gier
en andere dergelijke »muziekfabrikanten",
zooals hij ze noemde.
Er lag over zijn geheele persoon een
waas van klassieke waardigheid, dat bijna
op de grenzen van het vermakelijke kwam.
Geen zweem van artistieke losheid lag er
in den vorm van zijn hoofdhaar, dat geheel
achterover gekamd als door een grijzen
sluier de schedelhuid liet doorschemeren.
Zijn diepliggende grijsblauwe oogen zagen
eenigszins mat de wereld iri en de met
zorg gekweekte bakkebaarden, steeds kort
geknipt, begrensden een paar bleeke wangen,
die zich alleen dan hooger kleurden, als
hij zich in Polyhymnia ergerde over de
sopranen of alten, die geen maat wisten
te houden, hoezeer hij ook met zijn scepter
zwaaide of met den rechtervoet stampte,
In zijn mond, die goed besneden, meestal
vriendelijk lachte, stonden een paar tanden
te veel vooruit en gaven daardoor iets
zonderlings aan het overigens vrij regel
matige gelaat. Hij was gewoon een pince-
nez te dragen, die hem, zoodra hij op
repetitiën in vuur kwam, regelmatig van
den neus viel en hij dweepte met lange
gekleede jassen, die door een staanden boord
en een zwarte halsdas waardig werden
terzijde gestaan, om aan zijn geheele per
soon een deftig uiterlijk te geven. Zijne
kjeine handen waren bijzonder zorgvuldig
verpleegd en zijn voeten staken altijd in
keurig net schoeisel. Hij was van fransche
afkomst en zij die dit wisten, verklaarden
dat hij de voorliefde en zorg voor zijn
handen en voeten daaraan dankte.
daarmee hield hij zich aan de ran
den der rotsspeten vast De ooievaar
kon een minder spitsen en langen
snavel niet gebruiken, wijl het water
zoo diep was, Bewapening moesten
ze alle hebben, dat was noodzakelijke
levensvoorwaarde.
„We zullen hierover de debatten
sluiten," zei ten slotte de zwaluw,
„en we zingen dus het tweede koor
over de woordenBewapening is
onafwijsbaar."
„Maar nu geef ik het woord," ver
volgde daarna de voorzitter boven-
vlieger, „aan den leeuwerik, die een
voorstel heeft."
't Was den kleinen zanger moeilijk
geweest, zoolang op den grond te
blijven; hij wierp zich thans in de
hoogte en in vroolijke toonen zong
hij zijn lied: „Als gij den vrede wilt,
verklaar dan vrij de lucht." En hij
toonde aan, dat de lucht vrij moest
zijn voor iedereendat niemand
méér recht op de lucht kon doen
gelden dan een ander.
Maar ook hij kreeg tegenspraak
„Ik kan er niet in komen, mijnheer
de voorzitter," zei de sperwer, dat
de lucht vrij zou zijn. Gaarne wil
ik toegeven, dat alle vogels een
ruimte van drie vleugelslagen rond
om hun nest voir eigen terrein kun
nen verklaren, maar verder behoort
de lucht aan ons, roofvogels Wij
hebben eenmaal in lang vervlogen
jaren die lucht voor ons veroverd
't is ons eigendom, en daarvan doen
wij geen afstand Wanneer kleine
vogels zich in de lucht willen ver-
'lieffen, dan doen zij dit bij onze
gratie"
-En valk en havik en gier eri
arend klapten met de vleugels en
juichten den spreker toe En zonder
het woord van den voorzitter af te
wachten, zetten'ze het derde koor in
met de woorden „De vrije lucht is
voor de sterken en de grooten."
Maar nauwelijks was het koor uit
of de ooievaar vroeg het woord en
met hem de reiger, en ze zongen
samen een duo. Wij zijn grooten,"
zongen ze, en wij zijn sterken, en
toch is in het lied van daareven niet
aan ons. Wij hebben geen
gedacht
Zijn kleindochter Augusta, die sedert den
dood harer ouders bij hem woonde, was
het zonnetje in huis hij had zijn kleinkind,
dat zoo vroeg reeds weeze werd, afgodisch
lief, en als het bruingclokte hoofdje van
het bijna veertienjarige meisje zich ver
trouwelijk tegen zijn arm legde en het
fijne handje zijn wangen liefkoosde, terwijl
de donkere fluweele oogen zoo innig har
telijk in de zijne keken, was er niet veel
wat de oude aan zijn kleinkind weigeren
kon.
Augusta was niet bepaald mooi te noe
men het krullend, bruine haar en de
prachtige oogen waren haar grootste sieraad
voor het overige was haar gezichtje goed
besneden, ofschoon de ietwat te groote
mond er iets onregelmatigs aan gaf.
De nog weinig ontwikkelde vormen en
de eigenaardige onbeholpenheid aan haar
leeftijd eigen, maakten, dat haar vrij lang
opgeschoten gestalte bij den eersten indruk
weinig aantrekkelijks had bij nadere ken
nismaking en opmerkzame beschouwing
echter was het aan te nemen, dat zich uit
de nog slechts half ontloken knop weldra
een schoone frissche bloem ontwikkelen zou.
Iets was er, wat iedereen aangenaam
bij haar aandeed, namelijk haar melodieuse
stem, en grootvader Tournel was er trotsch
op als kenner te kunnen zeggen Augusta
zal eenmaal een sieraad van Polyhymnia
worden, zoodra ze wat meer school heeft.
Een nicht van Tournel, juffrouw Barbara,
bestuurde het kleine huishouden en hield
rekening met de inkomsten, iets wat de
kromme snavels en geen scherpe
klauwen, we zijn geen roofvogels,
maar vreedzame bewoners van het
moeras, doch we eischen voor ons
ook een plaats op onder de zon, en
we meenen, dat wij als nuttige vogels
daar ook aanspraak op hebben. Daar
bij staan wij de geachte zangers van
zooeven volstrekt niet in den weg,
daar wij ons richten op ander ter
rein. Wij exploiteeren enkel het
water
„Mooie dingen," viel eensklaps
het verzet in van havik, uil en sper
wer, „mooie dingen Voorzitter, wij
beschuldigen hier openlijk de twee
langbeenige zangers. Ze zouden niet.
op ons terrein komen Maar wie
snapt ons de muizen en de kevers
voor den snavel weg Wie eet de
jonge hazen en konijnen, zoodat wij,
de rechtmatige jagers, er naar kun
nen fluiten Dat doen die twee, en
daartoe hebben zij zich reeds lang
gewapend met vèrreikende snavels
en lange beenen. Neen, daar stellen
wij onze klauwen tegenover."
En nu werd het een gekrijsch en
geroep over en weer. De grootere
kozen allen partij, en de kleinen
klaagden over de langsnaveligen even
sterk als over de klauwieren. Het
waren beide booze machten, zeiden
zij, maar zij durfden het niet luid
zeggen, ze zeiden het zacht, en ze
sloten zich maar aan bij een van de
twee partijen der Sterken. En daar
door kwamen ze weer tot hun ouder
ling gekibbel.
Van het unisono kwam niets. De
zwaluw wierp zich in de lucht, om
een vliegje te vangen, en ze sjierpte
luid„Si vis pacem, para bellum.
Als ge den vrede wilt, bereid u ten
oorlog De ouden zeiden het en de
jongen doen het. Wat zeg jij er van,
duifje Ik heb je op de vergade
ring niet gezien
„Ik?" zei de duif. „Ik wil vrede
en daarom houd ik vrede met alle
vogels."
En rustig pikte de duif een gerste
korrel op.
Overgenomen uit „Tim."
o
muziekmeester zelf niet deed. In dat op
zicht was hij artistiek en had geen school.
Ware Barbara er niet geweest om, zooals
zij het noemde »den duim op 'tlaadgat te
houden", Tournel zou het lot gedeeld hebben
van velen zijner kunstbroeders, die meer
schulden hebben dan contanten en die van
de hand in de tand leven. Nu echter
heerschte er een zekere mate van welge
steldheid in het gezin, en al wees de huis
houdelijke balans gewoonlijk geen batig saldo
aan, toch sloten Debet en Credit op weinig
na.
't Was niet tegen te spreken dat juffrouw
Barbara, al was 't dan ook maar zachtjes,
de pantoffel hanteerde, maar zij deed het
met verstand en overleg en ofschoon de
de toon van haar humeur enkele malen
»in mineur" klonk, zooals Tournel beweerde,
was zij toch goedhartig en braaf, ja zelf3
te braaf, te vroom naar den zin van haar
neef, die, volstrekt niet kerksch, zich met
Barbara's begrippen over den godsdienst
niet vereenigen kon en beweerde dat zij
alleen de dominé's naliep, omdat het zoo de
mode was.
Toch was dat niet zoo. Juffrouw Barbara
was een nauwgezet mensch, die de uiterlijke
vormen van den-godsdienst in eere hield,
haar lievelingspredikant had, getrouw eiken
Zondag naar de kerk en viermaal 's jaars
naar 't avondmaal ging. Zij bad voor het
eten lang, at gauw en dankte weer lang.
Hoekig en beenig van gestalte, met een
grof tanig gelaat, kleine, scherpe, donkere
oogjes en weinig vaal bruin haar, droeg zij
BUITENLANDSCH OVERZICHT.
Daar gingen geruchten dat de vrede op
lil was. In een naburige stad, zoo zei men,
vlagden alle huizen en de muziekcorpsen
trokken door de feestelijke straten want
de vrede kwam Ja, de Duitschers
waren uit Frankrijk weggetrokken én som
migen beweerden zelfs, dat.België al
ontruimd was. Hoe zeer de begeerte naar
liet einde van dezen ellendetijd in de zielen
brandt, blijkt wel dat deze geruchten grif
werden geloofd. Ach, mijn Lezer, een
mensch neemt zoo graag voor waar aan
wat hij wenscht. Maar er is niet veel van
waar, of liever van heel dat verhaal is
niets waar. Hoe komt men dan aan die
verzinsels Nu daar is wel een heel klein
vredeswolkje aan den strakken hemel ver
schenen, een wolkje zoo groot als een mans
hand, gelijk dat heet in het bekende ver
haal uit het Oude Testament. Zal dat
wolkje aangroeien en een regen van heil
en verkwikking doen nèerstroomen over de
amechtige menschheid? Laten we bij het
begin beginnen.
Oostenrijk-Hongarije heeft een nota, een
vredesnota verzonden aan alle volken, die
bij den huidigen oorlog betrokken zijn, met
het doel te komen tot een vredesconferen
tie, waarop vriend en vijand van gedach
ten zouden kunnen wisselen. De nota
vangt aldus aan
Een objectief en allerernstigst onderzoek
van den toestand in alle oorlogvoerende
staten laat er geen twyfel meer aan be
staan, dat alle volken, aan welken kant ze
ook strijden, smachten naar het spoedig
einde van den bloedigen strijd. In weer
wil van deze natuurlijke en begrijpelijke
wenschen naar vrede is het tot nu toe niet
gelukt, die voorwaarden in het leven te
roepen, die in staat zouden zijn om het
streven naar den vrede dichter bij de ver
wezenlijking te brengen en de kloof, welke
de oorlogvoerenden tegenwoordig nog van
elkander scheidt, te overbruggen. Derhalve
moeten beter aan het doel beantwoordende
middelen en wegen overwogen worden,
waardoor de verantwoordelijke factoren van
alle landen de gelegenheid zouden kunnen
krygen om de tegenwoordig bestaande
mogelijkheden van een vergelijk grondig te
toetsen.
Na er aan herinnerd te hebben dat de
vroegere vredespogingen alle schipbreuk
hebben geleden, gaat de nota voort
ln het bewustzijn om vastberaden in
haar muts en haar vijf-en-veertig-jarigen
maagdelijken staat met gelatenheid.
Toen Tournel haar den voorslag van
dokter Abels om Dorus in huis te nemen,
mededeelde, had zy haar wenkbrauwen
gefronst en gezégd »Als je er wat mee
verdient, Tournel, is 't goed, maar anders
zou ik er niet op gesteld zijn zoo'n ker
misklant in huis te nemen, 't Is gewoonlijk
raar soort, halve heidens, die van God,
noch zijn gebod weten als ik last van den
jongen krijg, moet hij de deur uit'n vir
tuoos steekt in dien jongen, zeg je 't Zal
wat wezen, als 't voor de heeren. komt
Augusta daarentegen had zich op de
komst van den Dorus verheugd. Vooral
de omstandigheid dat de knaap »kermis-
klant" was geweest, maakte hem in haar
jeugdig oog belangwekkend en haar levendige
verbeelding tooverde haar een vluggen clown,
vol jolige grappen en kuren voor de oogen.
Tournel, geheel vervuld met de gedachte
aan het onmiskenbaar talent van den jongen,
had met geen enkel woord van zijn mis
maaktheid gesproken hij zag in hem alleen
den muzikant, niet den bultenaar.
Was dus geen wonder, dat op den
avond toen Dorus voor 't eerst de woning
van den muziekmeester binnentran, Augusta
een kreet van teleurstelling niet kon onder
drukken en halfluid uitriep
»Bah een bochel 1"
Wordt vervolgd.)
grwaari