Uit den wilden staat.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3852. Woensdag 12 Februari1919.
'EUILLF.TOV
UND VAN ALTENA
Dit blad verschijnt WOENStQAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.20,
franco per post zonder prijsverhoogirig. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 60 cent. Elke regel
meer 10 cent. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmiddag
4 uur ingewacht.
Eigen schuld, eigen schuld Wie
N een kuil graaft voor een ander, valt
er zelf in; dat ondervinden zelfs de
wilde paarden in het gebied van de
Rio de la Plata in Zuid-Amerika.
Wilde paarden zijn het stellig; ze
behooren aan geen eigenaar en hun
voorouders leefden reeds honderden
jaren in de vrijheid. Maar toch zijn
het nakomelingen van tamme paarden
In 1535 vestigde zich een kolonie
Spanjaarden ter plaatse, waar nu
Buenos-Ayres ligt Later verlieten
de kolonisten die plaats weer, en ze
deden niet eens de moeite, al hun
paarden mee te nemen. Een zevental
bleef achter.
In 1580 kwam er een nieuwe ko
lonie, en deze vond daar reeds een
menigte verwilderde paarden, zoovele,
dat tien jaar later aan iedereen ver
gund werd, ze te vangen en te ge
bruiken. Men had echter niet zoo
heel veel paarden noodig-het groot
ste gedeelte bleef vrij en teelde voort
naar hartelust. En zoo zijn ér thans
in alle deelen van de onmetelijke
Pampa's talrijke en groote kudden
wilde paarden.
Een gemakkelijk leven hebben de
dieren niet. In den zomer gebeurt
hfet dikwijls, dat het gras tot hooi en
tot stof verdroogt, zoodat ze zoeken
en speuren moeten naar een plaatsje,
dat door een waterloop bevochtigd
wordt en nog gras voortbrengt. En
in den regentijd gebeurt het, dat de
vlakte heinde en ver onder water
staat, zoodat het al even moeilijk valt,
voedsel te vinden, terwijl krokodillen
en sidderalen het dier bedreigen, wan
neer het zich in het water waagt,
gelijk het in denjagoearop het droge
een geduchten vijand heeft.
En toch schijnt onder deze wilde
paarden, deze cimarrones, een over
levering te bestaan over het leven in
gevangenschap, toen ze een ruiter
in het zadel moesten dragen of in het
gareel gespannen werden voor ploeg
en wagen. En stellig heeft de over
levering de ellénde van de gevangen
schap nog vergroot, nog erger voor
gesteld dan ze was. Er is althans
onder de cimariones niet alleen een
6.
Ik antwoordde in het bollandsch, dat
als ik hem dan toch ook in hetzelfde tenue
zou gezien hebben, en datx het dus vrij
onverschillig was, hoe hij op het terras
kwamdat ik hem echter bedankte de
moeite te hebben willen nemen, voor mij
zije jas aan te trekken.
ïToen hij hoorde, dat ik eene holland-
sche was, vroeg lnj vergunning zich even
naast mij te mogen nederzetten en ik weet
niet hoe het kwam, maar al dadelijk waren
wij in een allergezelligst gesprek gewikkeld.
Van het eerste oogenblik af, dat ik hem
zag, voelde ik mij als door een onweer
staanbare kracht aangetrokken en als hij
sprak en hoe gezellig kon hij praten I
dan kon ik mijne oogen niet van zijne
lippen afhouden. Hij vertelde mij van de
groote voetreis, doe hij deed, meestal ajleen,
nu en dan met een gids van de kleine
avonturen, die hij gehad had van de voor-
en nadeelen, aan het alleen reizen verbon
den, ja, van wat niet al I
»Ik weet niet, hoe lang wij daar samen
gezeten hebben, maar het slaan van de
klok in den kerktoren vlak boven ons,
bracht mij eindelijk uit mijne begoocheling
stérk gevoel van vrijheidsliefde, maar
ze hebben zelfs medelijden met alle
verdrukte paardennatiën en trachten
ook voor deze het juk te verbreken.
Zocdra zien ze niet uit de verte
tamme paarden, of ze draven er heen,
begroeten de vreemdelingen met blij
gejuich, dartelen en stoeien om hen
heen, en lokken ze mee in den vroo-
lijken dans, tot ook bij het tamme
paard de herinnering aan de oor
spronkelijke vrijheid ontwaakt, en hij
meegaat met de wilden, om nooit te
rug te keeren indien hij althans
voor het oogenblik zich niet bevindt
in de macht van den ruiter, die hem
de vlucht wel weet te beletten.
Maar juist dat streven naar bevrij
ding van zijn medepaarden brengt
menig wild paard in de slavernij De
Argentijnsche landman, die een paard
begeert, gaat maar even te paard de
wijde wildernis in. Gewoonlijk duurt
het niet lang, of de cimarrones ont
dekken hem en lokken zijn paard.
De jager laat ze gerust naderbij ko
men zijn eigen beestje houdt hij wel
in bedwang. En wanneer eeu der
wilden dicht genoeg bij is, werpt hij
hem onverwachts de lasso om den
nek. Steigeren en springen helpt niet
gevangen is de zoon der steppe. Nu
springt de onversaagde ruiter uit zijn
stijgbeugels over op den naakten rug
van zijn gevangene, terwijl hij de
teugels van zijn eigen paard aan zijn
makker toewerpt.
En thans begint de dolle rit door
de vlakte. Het wilde paard tracht
te ontkomen, en draaft in woeste
sprongen voort, om den ongewonen
last van zijn rug te krijgen, doch dat
baat hem nietde knieën van den
ruiter knellen hem met ijzeren greep.
En wanneer ten slotte de krachten
van den cimarrone bezwijken en hij
stapvoets gaat loopen, dan blijkt hem
ras, dat zijn bedwinger meer volhar-
gingsvermogen heeft dan hij. Dan
gebruikt de jager de sporen, en op
nieuw draaft het paard voort. Doch
niet voor langen tijd; na nog eenige
pogingen moet bij het opgeven, en de
ruiter rijdt zachtjes met hem voort
en dwingt met de lasso hem in de
gewenschte richting. Meèstal behoeft
het spel van de wilde jacht slechts
enkele malen herhaald te worden, om
Ik stond op en wilde hem vaarwel zeggen,
toen hij mij vroeg, waar ik wezen moest.
Toen ik hem antwoordde, dat ik te Claren6
woonde, vroeg hij permissie mij thuis te
mogen brengen hij moest ook te Clarens
wezen, waar hij den nacht zou doorbren
gen. Al had ik gewild, ik had het hem
niet kunnen weigeren en zoo wandelden
wij samen terug.
»Aan mijn moeders woning gekomen,
zeide hij, mij de hand ten afscheid gevende,
dat hij met zooveel genoegen met mij ken
nis had gemaakt, dat hij morgen vóór zijn
vertrek mij nog even vaarwel zou komen
zeggen. Ik antwoordde niets, maar ik
gevoelde mij gelukkig, overgelukkig. Den
volgenden dag wilde ik den geheeien dag
thuis blijven, om zeker te wezen zijn be
zoek niet te missen, maar dat was on-
noodig, want reeds vóór twaalf uur was
hij bij mij. Toen vroeg hij mij, of ik
hem in den namiddag niet eens de mooie
plekjes in den omtrek wilde toonen. Ik
zweeg, maar mijne moeder antwoordde
voor mij, dat ik dit zeker graag zou doen.
Ik vroeg hem toen, of hij dan niet vertrok
zooals hij mij den vorigen dag had mede
gedeeld dat zijn plan was, maar hij zeide
besloten te hebben dien dag nog te Clarens
te blijven. En zoo maakten wij eene wan
deling sameh, zoo heerlijk, zoo verrukkelijk,
eene wandeling, die ik niet licht vergeten
zal. Mijne moeder beknorde mij later, dat
ik zoo lang weggebleven was, maar ik had
niet eerder naar huis kunnen gaan.
van het wilde steppenpaard een ge
dwee dienaar te maken, gedwee al
thans in de handen van den Argen
tijn, misschien nog niet van den Ne
derlandschen landman. Want natuur
lijk, het wilde paard kent niet in een
oogenblik al de fatsoenlijke manieren,
die ons huispaard in jarénlat gen om
gang met den mensch heeft aange
nomen. Hij moet het geheele bedrijf
bovendien nog leeren. Eén ding echter
staat vasthij heeft gezien, dat de
mensch zijn meerdere is.
Maar wanneer men den moed be
wondert van den ruiter, die het wilde
steppenpaard bedwingt, hoe moet dan
de bewondering rijzen voor den man,
die voor het eerst zich geslingerd
heeft op den rug van den viervoeter,
zonder stijgbeugels, zonder' sporen,
zonder teugel of gebit; die het dier
gegrepen heeft in zijn manen en hem
gedwongen heeft tot zijn wil
Of de voorouders van het paard
nog in het wild voortleven, is niet
bekend. In Midden-Azië, ten Oosten
van het Aralmeer, leeft de tarpan,
een paard, minder mooi daü het tam
me, met eenigszins krullend haar
Dit dier heeft dezelfde gewoonte als
het Zuid-Amerikaansche verwilderde
het lokt ook de tamme paarden, die
zich ook heel gewillig in den kring
der wilde laten opnemen. Daaren
tegen laat de tarpan zich door den
knapsten ruiter toch moeilijk temmen,
en in gavangenschap sterft het ge
woonlijk na een of twee jaren. Ver
moedelijk is het dus niet verwant
aan onze tamme paarden.
De oorsprong van onzen trouwen
dienaar ligt in het duisterde afloop
van zijn geschiedenis daarentegen zou
in een niet ver verwijderde toekomst
kunnen liggen. De laatste vijf-en-
twintig jaren hebben het paard een
geduchten mededinger gegeven in den
motor In de groote steden is het
aantal paarden merkbaar verminderd
in Amerika met zijn rijkdom aan
petroleum heeft dè motor niet alleen
de rijtuigpaarden voor een groot deel
van de straten gedrongen, maar is
hij ook reeds druk bezig het ploeg
paard buiten dienst te stellen.
Gaat dat zoo door, dan beleven we
misschien den tijd, dat het paard in
Europa gedegradeerd wordt tot slacht-
»Nog een dag bleef hij, hoewel ik hem
had medegedeeld, dat ik zeker niet ander
maal met hem kon gaan wandelen, zonder
tot praatjes aanleiding te geven hij kwam
ons toen een bezoek brengen, maar een
lang bezoek en hij gebruikte het souper bij
ons. Toen hij afscheid nam, was het,
alsof hij een oud vriend van mij was, zoo
vertrouwelijk had hij gepraat. Ik wist
ook zeker, dat hij alleen om mij die beide
dagen te Clarens was gebleven, die twee
dagen, die de heerlijkste van mijn leven
waren.
»Toen hij weg was, begreep ik, dat ik
hem beminde dat gevoel, 't welk ik voor
hem had, moest het gevoel zijn, door alle
dichters bezongen, in alie romans beschre
ven, een gevoel, dat iemand, die het nooit
gekend heeft, onmogelijk kan begrijpen.
Wat ik na dien tijd gemijmerd en ge
peinsd heb, ik kan het je niet zeggen ik
heb mij zelve voorgehouden, dat ik toch
eigenlijk niets van hem wist, maar toch,
ik kon niet gelooven, dat hij een slecht
mensch zou wezen ik meende hem reeds
tot in den grond van zijn hart te kennen,
en o, ik gevoelde het, dat al had men mij
zwart op wit bewezen, dat hij slecht was
ik hem toch zou beminnen !c
>Dat begrijp ik niet, Henriette dat zou
ik, geloof ik, nooit kunnen doen.€
Omdat je nog niemand ontmoet hebt
voor wien je liefde gevoeltgeloof me, als
je eens bemint, dan vraag je niet meer
hoe hij iswacht maar, dat gevoel zult
vee, en dat het in Zuid-Amerika en
kel jachtwild wordt. In menig op
zicht zal dat jammer zijn. Want men
behoeft nog niet als de Arabier zijn
tent met het paard te deelen, om toch
het paard te waardeeren als een trou
wen en gewilligen makker en mede
werker, als een verstandig helper bij
den arbeid. Wel is-jeeu motor ster
ker en vlugger misschien* werkt hij
ook wel voordeeligermaar ik wil
toch gaarne erkennen, dat ik naar
de auto, die me voorbijstuift en me
staan laat in een wolk van stof en
damp, niet met zooveel welgevallen
kijk als naar de slanke rijtuigpaarden,
die in volle bewustheid van hun waar
digheid langs den weg dansen, of naar
het sterke ploegpaard, dat gewillig
het juk draagt.
BUITRtfLANDSCH OVERZICHT.
Waarom geven de overwinnaars aan
Duitschland nu toch niet den lang begeer
den vrede De oorlog is immers gedaan
De Duitsche kracht gebroken. Waarom
dan nu niet een einde gemaakt aan den
wapenstilstand en een afdoendnn vrede ge
sloten
Daar moet wel meer aan vastzitten dan
de gewone opmerker denkt. Het is mak
kelijker een heele wereld uit haar voegen
te lichten, dan den loop der zaken weer
te herstellen. Makkelijker de menschheid
in haat te doen ontvlammen en het maat
schappelijk leven te ontwrichten dan ver
zoening te stichten en het raderwerk weer
als vroeger te doen loopen. Bovendien daar
moet straf worden opgelegd. Wat zal men
den »schuidige« laten dragen. Wat doen
met zijn bezittingen, zijn koloniën, zijn vloot.
En wat zal ieder der overwinnaars als buit
wegdragen Duizenden vragen doen zich
voor die ons een antwoord vragen. Maar
hier liggen voetangels en klemmen. Ieder
der deelnemers aan de vredesconferentie
ziet met wantrouwenden blik zijn buurman
aan of die ook te veel voor zich zal op-
eischen. Daar is ook nog de kwestie van
het zelfbeschikkingsrecht der volkeren. Denk
aan de Balkan volken. Aan de Polen. Aan
de natieën in het vreegere Oostenrijk-Hon-
garije. Aan de Arabieren. Deze laatsten
hebben een kranigen voorvechter in den
emir der Hedzjas, die met groote vaardig
heid zijn eischen heeft verdedigd.
De emir vroeg, dat alle volken van Azië,
ge ook nog wel leeren kennen.
»Ja, maar als ik wist dat hij een slecht
karakter had, dan zou mijn liefde toch
spoedig verdwijnen.
»Misschien zou jij anders zijn dan ik,«
zegt Henriette.
»En heb je later niets meer van hem
gehoord
»Drie dagen later zond hij mij een prach
tig medaljon uit Interlaken, met een kort
briefje, waarin hij my dat aanbood als
een souvenir aan de beide dagen die wij
samen doorbrachten, en als een bewijs van
dankbaarheid voor de welwillendheid, welke
ik voor hem had gehad.c
»Was zijn portret in dat medaljon?*
»Neen, helaas niet. Dat speet mij toen
wel, maar ik moest met mijn moeder er
kennen, dat het zóó toch delicater was.
Hij mocht toen immers nog niet vooron
derstellen, dat het bezit van zijn portet
voor mij waarde had. Al had hij dit ook
gevoeld, hij kon het toch niet voor waar
aannemen.*
»En later?* vroeg Elise.
Henriette zweeg.
»Heb je later niets meer van hem ver
nomen Je hebt hem toch zeker bedankt
voor zijn caudeau
sik heb hem een briefje geschreven om
hem te bedanken, maar daar ik niets van
hem wist dan dat hij te Amsterdam, woont,
weet ik niet of het terecht is gekomen.*
»En heeft hij niet geantwoord?*
»Er was geen antwoord noodig hy had
die zich van de Arabische taal bedienen,
van de linie Alexandrette-Diarbekr tot den
Indischen oceaan, zullen worden vereenigd
tot een oriafhankelijken staat Hedzjas onder
waarborg van den volkenbond.
Over zijn uiteenzettingen seint de corres
pondent van de N. R. C. dan nog de
volgende indrukken
Het is een ernstige kwestie, want ze
raakt de belangen van twee groote landen,
Frankrijk en Groot-Brittanië. Een groot
deel der Fransche pers komt reeds by
voorbaat op tegen alles wat een beletsel
zou zijn voor de bescherming, die Frankrijk
sedert eeuwen uitoefent over de bevolking
van Syrië. Men is hier van oordeel, dat
zoo ergens de mandaats-theorie van toe
passing is, het hier wel het geval is in
overeenstemming met eeuwen-oude traditiën.
De correspondent stelt dan de vraag,
aan welke mogendheid, Frankrijk of Enge
land, men het mandaat zal verleenen dan
of de moeilijkheid de keuze ontwijken zal
daar Amerika als niet-belanghebbende daar
voor uit te - kiezen. Een antwoord daarop
is nog niet te geven, maar men kan in
elk geval reeds zeggen dat de Hedzjas zich
zeer onafhankelijk gevoelt en zich in beginsel
verzet tegen een mandaat over Syrië. Men
ziet dat het gerezen probleem vrij lastig
is en dat er heel wat heen en weer ge
praat noodig zal zijn om het op te lossen.
Dat is het eigenaardige, dat als er een
moeilijk vraagstuk te behandelen is, ei
maar weer een commissie benoemd wordf
die het zaakje moet zien op te lossen
Dan is men ten minste voorloopig er vai
ontslegen en beslissing te nemen. Maa
eindelijk moet die commissie toch haa
rapport uitbrengen. En dan
Lloyd George is naar Engeland vertrok
ken. Wilson gaat naar Amerika terug.
Het werk schijnt toch wel op te schieten
te Parijs. Twee der gewichtigste aange
legenheden n.l. de aanspraken van. Italië
en de eischen van Frankrijk ten aanzien
van het gebied links van den Rijn zijn
ongeveer geregeld.
Binnen enkele dagen.mag men ook een
bijlegging van de geschillen tusschen Zuid-
Slavië en Italië^ verwachten. En wat de
kwestie van den volkenbond betreft, oor
deelt de correspondent, dat deze voor het
vertrek van Wilson en George aan de orde
zal komen, en dat dan de eigenlijke struc
tuur van den hond zal worden vastgesteld.
Dat is trouwens noodig, want Clemenceau
zal het beginsel van den volkenbond aan
mij geschreven en ik antwoordde,zeide
Henriette op eenigszins verontschuldigenden
toon.
»En heb je in dat jaar dan piets meer
van hem gehoord
»Neen, Elise,* zeide Henriette treurig.
»lk heb nooit meer iets van hem gehoord.
Maar hij heeft het ook zoo druk, want ik
lees zijn naam telkens in de courant.
Zeker is hel, dat de kans om hem te ont
moeten een belangrijk aandeel heeft gehad
in mijn besluit om in Holland te komen.*
ïHoe heet hij
Lieve, laat mij dat niet zeggen. Dat
heeft immers niets met de zaak noodig
Ik heb je nu alles verteld ik heb je iets
verteld, wat eigenlijk nooit iemand had
moeten hoorenik heb je een blijk van
vertrouwen gegeven, dat ik nooit aan een
ander zal geven. Het heeft me veel ge
kost, maar laat mij zijn naam niet noe
men.*
»Goed, Henriette, vergeef me dat ik er
om vroeg. Ik dacht niet door. Je zult
me zelfs plezier doen het niet te zeggen
Een kus van Henriette was het wel
sprekende antwoord.
»Dat medaljon heb je my nog nooit
laten zien, Henriette. Heb je het in Zwit
serland gelaten
^Behalve mijn moeder heeft niemand
ooit gezien. Maar jij moogt het ook zien
vraag het mij in Arnhem maar.*
van Heusden nil AI ten a, Langstraat en h B limine I email
(Wordt vervolgd.)