Os sterren en ons oog. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 3868. Woensdag 9 April. 1919. FEUILLETON. llï lilWIl IIIÏÏWÏ UHD VAN alten* Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 4.20, franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 60 cent. Elke regel meer 40 cent. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmiddag 4 uur ingewacht. Nu de avonden en nachten niet meer zoo koud zijn en we weer met genoegen eenigen tijd buiten kunnen zijn, wordt het oog al eens meer dan midden in den winter naar boven geslagen om den met sterren bezaai den hemel te bewonderen. Hoe stil en vredig stemt zulk een schouwspel; het vriendelijk -stralen van al die eenzame lichtjes giet rust in de dik wijls zoo fel bew-ogen menschenziel. Voor wie verder wil gaan dan het oppervlakkig bewonderen, voor wrie werkelijk een beetje studie wil ma ken van den sterrenhemel, is er nog 'meer te genieten. Die moet het vrije veld in op een helderen nacht als er weinig waterdamp in de lucht is. Wanneer we in zulk een nacht het oog opslaan naar het hemelge- well, dan is altijd onze eerste indruk die van een groote menigte. Beginnen we echter te tellen, dan valt het aantal ons stellig tegen. Tellen we in een bepaald gedeelte van den hemel de sterren nauwkeurig, en schatten we dan de grootte van den ganschen hemelbol, dan brengen we het niet ver over de twee duizend. Dicht bij den horizon zien we geen enkele sterde dichtheid van de lucht laat haar licht niet door. Za gen we ook daar de sterren, en kon den we tevens tellen, welke aan de andere zijde van de aarde staan, dan zouden we komen tot ruim zeven duizend. Zoo groot is het aantal zichtbare sterren, een getal, dat ons tegenvalt Wij zien sterren met meer en met 'minder licht Grooter en kleiner sterren mag ik niet zeggen, wTant in werkelijkheid zien we ze allen even groot. Die met sterker licht maken op ons oog den indruk, dat ze groo ter zijn, maar zoodra we een kijker nemen, zien we ook de grootste niet als bollen, maar als oneindig kleine lichtende punten. Zelfs in de aller grootste kijkers ziet men ze niet anders. We onderscheiden ze dus alleen naar het licht, al spreken we dan ook over sterren van de eerste of tweede, of de zevende grootte. Iieeft een ster 2 5 maal minder 21. De komst van den brief had deiL vroo- lijken geest, die tot dpsverna aan het ta feltje had geheérscht, geheel verdreven. Ook Albert, al had hij nog geen woord gezegd, trof het bericht diep. Hij zag Henrietta zwijgend aan, en haar ontroering maakte een lieflijken indruk op hem. Zóó had hij haar nog niet gezien tot nu toe kende hij haar als een verstandig en krach tig: maar vrooiijk meisje, en had hij haar zelfstandig en fier optreden bewonderd. Maar nu toonde zij ook da zachte zijde van haar karakter, en toen hij den weemoedi gen trek om haar mond, en den teederen licfdevollen glans van haar oogen gadesloeg, maakte een onbeschrijflijk gevoel van me delijden zich van hem meester. Hij had haar willen helpen, haar tot steun willen zijn, en nu zou zij over enkele dagen ver trekken, orn niet meer terug te komen. Hy had zich juist zoo verheugd in de om standigheid, dat zij voortaan al hare vacan- ties by zijne familie zou komen doorbren gen, «ooals door de meisjes voor vast was afgesproken hij zou dan met Kerstmis te vens verlof hebben gevraagd, en een heer lijken tyd met haar hebben doorgebracht hy had reeds zooveel plannetjes gemaakt, licht, dan spreken we van een ster der tweede grootte. Wat daar tus- schen ligt, noemt men sterren van de grootte 1.2; 4.5; 1.8, enz. In overeenstemming daarmee heet een ster, tweemaal zoo beider als Alde- baran, een ster van de grootte 0 5. Zoo gaat men voort tot sterren van de veertiende en zestiende grootte toe. Zulke sterren zijn natuurlijk voor het bloote oog totaal onzichtbaar. Zelfs zijn er geen .kijkers in staat ze te'zien; we kennen die allerzwakste sterren alleen, doordat ze zich gefo tografeerd hebben. Want de plaat van de camera is gevoeliger dan het oog. Maar voor zulke opnamen moet een uiterst gevoelige plaat ook uren lang blootgesteld worden aan het sterrelicht. Voor ons oog is de grens bij de zesde grootte. Natuurlijk verschillen de oogen er zijn menschen met een buitengewoon scherp gezicht, en menschen, die niet scherp zien. Maar menschen met gewone gezonde oogen kunnen sterren van de zesde grootte nog juist waarnemen, indien ze al thans niet te dicht nevens helderder sterren staaa Het licht van een ster der zesde grootte is ongeveer hon derdmaal zoo zwak als dat van Al- debaran. We willen dat licht eens verge lijken met aardsch licht. Het licht van een ster der eerste grootte komt overeen met het licht van éèn nor maalkaars (NK) op 1100 M. afstand En om een licht te hebben, zoo sterk als een ster van de zesde grootte, zouden we dat lampje van één NK moeten hebben op een af stand van elf K.M., twee uren gaaDS Waarbij twee dingen echter in acht genomen moeten worden. Vooreerst kan gewoon electrisch licht niet zoo goed in de lucht doordringen als zon en sterrelicht, en ten tweede vangt de lucht, ook in heldere nachten, zelf veel te veel van het licht op, en dat te meer, naarrrïate we er meer horizontaal door heen kijken, Een ster, loodrecht boven ons hoofd, ver liest 20 pet. van haar licht, en een ster aan den horizon verliest alles die zien we niet eens. Een lampje zouden we natuurlijk altijd in hori- die met haar in verband stondenlucbt- kasteelen, zooals het nu bleek, die in eens verdwenen. Hij kon rich met het denkbeeld van haar vertrek maar niet vereenigen. Hij zon op middelen om de dreigende ramp nog af te wenden. »Maar is daar geen soeur de charitéte krijgen, die je moeder kan oppassen Het ia natuurlijk, dat je haar eens zien wilt, maar je kunt toch blyvend je toekomst daaraan niet opofferen. »Zou je niet meenen,« antwoordde Hen- ristte, terwiji zij hem zacht verwijtend aanzag,dat ik de aangewezen soeur de charité voor mijne moeder ben »Zeker,« zeida Elise,» Henriette moet gaan, hoe érg het mij ook spijthet is wel een vreeselijke teleurstelling voor my.« Én een paar groote tranen blonken tusschen haar wimpers. sVoor my niet minder, Eiise,« zeide Henriette met haperende stem, terwijl zij de hand van hare vriendin drukte. En in weemoedige stemming ging het gezelschap dien avond uitéém Zevende hoofdstuk. Wanneer men in Amsterdam voor de eene of andere moeieljjke zaak een bekwaam advocaat noodig had en informeerde aan wien men die zou kunnen opdragen, dan werd, na eenige mannen van leeftijd, die hunne sporen reeds ruimschoots hadden verdiend, al zeer spoedig de naam genoemd zontale lijn zien, maar de redeneering geeft ons toch eenigszins een denk beeld van de sterkte van het ster renlicht. Ons oog kan slechts een klein'deel gien van de dertig millioen sterren, die reeds door den kijker zijn waar genomen. Wanneer wij naar den hemel opzien, meenen we echter telkens meer te zien. Dat is een merkwaardig verschijnsel We letten b.v. scherp op één ster, en dan mee nen we, eenigszins links of rechts, nog een zwakke ster te zien. Wen den we echter ons oog op dat punt, dan zien we niets, en keeren we ons weer tot de eerste ster, dan zien we die zwakke ster weer. Dat ligt aan den bouw van ons oog. Door de oogopening, de' pupil, dringt licht door in ons geheele oog, en teekent op het geheele netvlies beel den af^van de omgeving. Willen wre echter iets waarnemen, dan richten we ons oog er op, en dan valt van dat voorwerp het licht op een bepaald punt van het netvlies, dat het ge* voeligst is voor de fijnste onderschei^ dingen van vorm en kleur. We zien echter tegelijk ook wel de omgeving. Terwijl ik hier kijk naar de letters, die ik schrijf, zie ik ook wel op mijn schrijftafel boeken en een vloeiblok er een inktfiescbje; ik zie zelfs het raam links Vah'mij, zonder dat ik mijn oogen van de letters afwend. Het licht van. die voorwerpen valt op de andere doelen van mijn netvlies, en die zijn gevoe liger voor zwak licht dan het deel waarmee ik kijk Zoo kan een zwakke ster dus indruk maken op mijn oog, maar wanneer ik er rechtstreeks naar kijk, zie ik ze niet meer. Dat nu juist geeft ons den indruk, dat we meer sterren zien dan we zien. We zien ze werkelijk, maar we kunnen ze niet waarnemen, want als we er naar kijken zien we ze niet meer. En nu zouden we toch nog wel meer sterren zien, indien de sterren hemel niet zoo licht was. De achter grond, waarop we de sterren zien, lijkt ons bij den eersten opslag flu weelachtig zwart, maar als we goed acht geven, zien wij wel, dat hij volstrekt niet zv^art is. Daartoe gaan we maar staan in een bosch of in van een veel jongeren, die echter bezig was zijne reputatie voor goed te vestigen. Men noemde dan Edgar Ravening, en wan neer men hem wiide spreken, was 't het best zich des middags na twee uur ten zijnen huize op het Singel aan te melden. De groote koperen plaat, waarop zijn naam stond gegrift, viel den bezoeker al spoedig in het oog, en zoo was het ook voor Van Dormen niet moeilijk het huis te vinden, dat hij zocht, Na eerst in een klein spreekkamertje te zijn gelaten, wordt Van Dormen door de meid uitgenoodigd haar te volgen, stapt den wit marmeren gang bijna tot het einde af, en gaat dan, gevolgd door de gedien stige, de trap op bovengekomen moet hij zich links wenden, waarna de meid de deur van de groote ruime voorkamer open doet, waar de gevierde advocaat den be zoeker met eert gullen lach te gemoet komt. Wel, mijn waarde vriend, dat vind ik recht braaf van je, dat je mij eens komt opzoeken kijk, je overstelpt mij met wel dadigheden. ïlk zou liegen,zegt Van Dormen, ter wijl hij da hem toegestoken linkerhand hartelijk drukt, »als ik je wijs maakte dat ik alleen voor jou hier kom. Neen, ik meest hier toch wezen, en nu wilde ik eens zien hoe de patient het maakt. Hoe gaat het er mee voegde hij er bij, op den reekterarm van Ravening wijzende, die in eenm zwarten doek hing. een laandan bemerken we dat de hemel licht afsteekt tegen de boo menkruinen. Dat is geen wonder. Behalve de zevenduizend sterren, die we zien, zijn er zoo oneindig veel meer. die we niet ,ziendertig millioen, die waargenomen zijn, en wie weet hoe veel inillioenen en millioenen, die door de kijkers nog niet te bereiken zijn. Deze allen zenden ook hun licht tot "aan de aarde. En al zien wij ze niet elk afzonderlijk, hun gemeenschap pelijk licht dringt toch wel tot ons oog door en kleurt den hemel licht. Afgedacht nog van den grooten Melk weg en de vele kleinere lichtvlekken aan den hemel, die ook met het bloote oog wel waar te nemen zijn. Die lichte achtergrond nu maakt, dat de sterren niet zoo duidelijk te zien zijn dan anders het geval zou wezen. Ieder kan zich hiervan ge makkelijk overtuigen. Wanneer we tusschen do bladeren van een boom door een ster zien, dan lijkt haar licht ons sterker dan anders, vrij wat sterker. Treden we onder den boom vandaan in de open lucht', dan zien we het -endérscheid. Natuurlijk hangt voor het kijken der sterren zeer veel af van den toestand der lucht. In ons land met zijn vele dampen verkeeren we niet in het gunstigste gevalook- al is de lucht helder, dau bevat zij nog meestal veel waterdamp, die de doorzicht baarheid belemmert. We hebben maar zeer enkele waarlijk heldere nachten. Veel beter gelegenheid heeft men in droge landen, en ook veel beter op do bergen Waar men beide tegelijk heeft, is de toestand bet meest geschikt voor de waarneming, b.v. op de sterrenwacht van den Mount Wilson in het Westen van Amerika. Een gewoon oog kan daar in de vrije lucht de sterren van de zevende grootte nog zien, dus sterren 2 5 maal zoo klein als die wij hier kunnen waarnemen Voor ons, leeken, die den sterren hemel waarnemen, is deze bewonde renswaaröig en grootsch, maar hoe moet deze zich wel voordqen aan degenen die haar wetten bestudeerd hebben, Om iets te noemenmen heeft uitgerekend dat de ster die op Uitmuntend, mijn beste, ik geloof niet, dat het lang meer duren zal. Maar laat mij je nog eens bedanken voor den dienst, dien ge mij bewezen hebt. Ik ben ver duiveld blij, dat de zaak zoo isafgaloopen. Wij, Amsterdammers, hebben dergelyke zaakjes nooit, en ik geloof ook niet, dat ik licht daartoe zou gekomen, maar toen ik eenmaal dien kerel een rammeling had gegeven en ze in Arnhem allemaal zeiden, dat ik hem satisfactie schuldig was hier in Amsterdam zouden ze gezegd heb ben, dat hij zijn verdiende loon gekregen had -ben ik er toe overgegaan. Ik moet er nog om lachen als ik er aan denk. Ik een duelik heb er nooit aan gedacht, »Neen, dat kon ik wel zien.n xTIoe zoo a Wel, uit do manier waarop jij je wa pen gebruiktet ik geloof, dat je dacht dat hot een stok was.« »Om je da waarheid te zeggen, ik had veel liever een stok in mijn handen gehad, dan had ik den steek toch gekregen, maar ik had nog eons even gelegenheid gehad, hem op zijn tabberd te komen. »Een mooi duel zou dat geweest zijn sLicht zoo mooi als het nu was. Ja het moet voor jelui secondanten een be spottelijk gezicht geweest zyn.« »En ga jij je hu oefenen op de wa penen >Waar scheelt het je? Ik denk er niet aanneen, ik heb nu mijn duel gehad, hoor hst was een jammerlijke onzin, maar één na het dichtst bij ons is, zich beweegt met een snelheid van 110 K M. per secondeen dat ze zoover van ons verwijderd is, dat haar licht 4 jaren noodig heeft om ons te be reiken Is het niet waar, dat meer weten brengt tot nog meer bewonderen? BUITENLAMDSCH OVERZICHT. Wie gedacht heeft dat met het eindigen der veldslagen de rust terstond in Europa zou wedeikeeren, is wel heal erg teleur gesteld. Het ziet er wel naar uit dat de onrust steeds toeneemt. Het gist en brod delt onder in de vulcaan. Wij leven op een vuurspuwende berg. Hier an daar is de bodem al opengereten en slaan de vlam men omhoog. Maar 't lijkt pas een begin. Straks, wie weet hoe spoedig zullen zich nieuwe kraters openen, uitspuwend verderf en ondergang over de menschheid. En dan Man zegt dat er geen vruchtbaarder bodem is dan de afgekoelde lava. Zal de wereld, als de hartstochten uitgewoed hebben, een nieuwe toekomst tegengaan van een nooit gekend geestesleven, Zal de tempel, die opgebouwd zal worden uit de bouwvallen der neergeworpen verouderde toestanden, een heiligdom zijn van licht en vreugde Een dwaas die het gelooft. Do zeden mogen veranderen, maar de mensch niet. Uitwendige omstandigheden mogen verhef fend werken, maar als de mensch niet innerlyk vernieuwd wordt, blijft feiteiyk alles by het oude. Wij voor ons ver wachten niet een menschheid, die in haar geheel gelukkiger en edeler uit den hul digen chaos te voorschyn zal treden. Dat het een chaos is en al meer wordt kan ieder zien. Rusland een en al verwarring, en geen mensch die in staat is er orde te scheppen. Hongarije op weg Rusland na te doen. Roemenië, dat ook de proef gaat nemen met het bolsjewisme. En nu Beieren, dat denzelfden kant opgaat, Aldaar is de sovjet-republiek uitgeroepen. Uit Muenchen, de hoofdstad, wordt ge meld De voorzitter van den centralen raad, Niekisch, kondigde de uitroeping van de sovjet-republiek aan en verklaarde dat de Landdag nooit meer zou vergaderen. Verder werd gezegd dat de taak der eerstkomende dagen zal zijn, het afschaffen der partijen, dit doet er niet toe, het is achter den rug, en ik kan «r nu om lachen. Maar ik doe het nooit, nooit weer »Zoo, heb je er in eens genoeg van »Ja, verbeeld je dat zoo'n nietsdoener, zoo'n smeerpijp, want dat is hy, naar ik later van verschillende zyden hoorde, je daar eens eventjes naar de andere wereld had gestuurd, alleen omdat hij een sme rige streek deed JHet is al te gekik begrijp nog niet van mij zeiven dat ik het duel heb aangenomen al miju kennissen hier vinden het dan ook een krankzinni- genstreek.ee dNu, in Arnhem vinden ze dat niet, en je kunt er zeker van zijn, dat je door tal van jonge meisjes bewonderd wordt. ï>Daar heb ik niet veel aan, als het op zoo'n afstand door onbekenden geschiedt. Maar het is toch wel een vermakelijk idee, dat je daar zoo op eens, zoo geheel buiten je eigen schuld, een held, een beschermer der verdrukte onschuld wordt. Zoo'n doek geeft ook wel iets interessants, vin'je niet »Ja, vooral, als je daarbij zoo'n zouavenpak aanhebt als jij. Takel jij je altijd zoo toe op je kamer iJa, dat moet je me niet kwalijk ne men er is niets wat zoo lekker zit U »Ook die blauwe kwast aan je fez?« »Die hoort er onafscheidelijk by. En als hij er afvalt? »Dan laat ik hem er weer aanzetten. Wordt vervolgd.) NIEUWSBLAD lel van iBisden en Altua, Ie Langstraat en Ie Boimelerwaard. f

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1919 | | pagina 1