ONZE GRAVER. Und van alten,a Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 3888. Woensdag 18 Juni. 1919. FEUILLETON. SST IMWIi HÏ1ÏÏWS Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.20, franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 60 cent. Elke regel meer 10 cent. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmiddag 4 uur ingewacht. Zoo blind als een mol, zegt men. Is de mol blind Neem een mol eens in handen en bekijk hem. Zoo op 't eerste gezicht ziet ge de oogen niet, maar kijk eens op de plaats, waar gij de oogen ver moedt, strijk de haren eens even ter zijde, en dan twijfelt ge niet meer een paar schitterende kraaloogjes kijken u aan. Maar klein zijn ze, dat moet gezegd worden als duin zandkorreltjes en nog kleiner. Ze zijn zwart, donkerder dan de omrin gende haren. Onze mol heeft oogen en kan zien. Hij kan de oogen ope nen en sluiten, want hij heeft oog leden. In den grond echter heeft hij de oogen niet noodig, en ze zou den maar beschadigd worden welnu, hij sluit ze zoo goed af, dat er geen korreltje in raakt. Dat doet hij met de haren, die hij door een krinspier bewegen kan. Is die spier in rust, dan staan alle haren rondom het oog rechtop en liggen tegen elkander aanspant hij de spier, dan gaan de haren van elkander staan als de mond van een trompet eir hij kan er tusschendoor kijken. Maar een mol in handen nemen, wie doet dat nu Gelukkig zijn we tegenwoordig niet meer zoo bang voor die „vieze" beesten. Een mol bovendien is in het geheel niet vies. Alleen verspreidt hij een geur, die niet aangenaam is, en die hem zelf van veel nut is, daar ze sommige van zijn vijanden op een afstand houdt, of ze in elk geval ver hindert hem op te eten. Dat laatste is hem intusschen vrij onverschillig, wanneer ze hem toch dooden. Een hond en, een kat dooden den mol, maar ze eten hem niet Ik heb een hond gekend, die zijn gedoode mollen netjes in de aarde begroef. Wat hem daartoe bewoog, begrijp ik nietbelang had hij er niet bij. Dat heeft de kever wel, die doodgraver genoemd wordtdie begraaft den mol ook, "met behulp van zijn col lega's, maar dat doet hij om in het doode lichaam zijn eitjes te leggen, zoodat zijn kindertjes bij hun geboor te een welvoorzienen disch gereed 39. «Ik zou altijd bij je willen zijn, mijn engel, dag en nacht, zonder je ooit te ver laten. Zij greep zijn hand. «En zal je dat dan niet gauw vervelen, altijd bij zoo'n een voudig vrouwtje te zijn, als ik ben «Ik geloof dat het mij nooit vervelen zal, bij je te wezen.® «Je gelooft? Je weet het dus niet zeker «Lieve Eiise, als ik zeg ik geloof, dan wil dat niet zeggen, dat ik twijfel koester, volstrekt niet, maar dan is het omdat niemand meer overtuigd is dan ik van het onwedersprekelijke feit, dat nie mand ter wereld de toekomst kan voorzien. De liefde is een gevoel, dat men heeft of dat men niet heeft; nu heb ik het, dat weet je welik zou nu altijd bij je willen zijn, je geen oogenblik verlaten altijd in die lieve donkere oogen willen kijken al tijd dat lieve mondje willen kussen, maar om je nu bepaald te beloven 't zal altijd juist zoo blijven, dat mag ik niet doen, want als het niet zoo was, zou ik mijn belofte geschouden hebben, en dat deed ik nog nooit.® Elise mijmerde blijkbaar had zij thans minder aangename gedachtenzij liet het vinden. Vies is de mol niet.'t is zelfs merk waardig, zoo rein als hij is. Geen aarde hecht zich aan zijn pelsje, 't Is altijd even schoon en even zacht. Een merkwaardig pelsje is het. De, haartjes hangen niet, zooals bij andere dieren, in een bepaalde rich ting over, zoodat men met het haar of tegen het haar instrijkt, neen, een hellingsrichting is er nietde haren staan rechtop en willen uitwijken in elke richting. Elk haartje is in het midden het dikst, en daardoor vormen ze juist een pels, die niets doorlaat, ook geen vochtigheid. En dat is wat waard voor den mol, want hij woont liefst in den vochti- gen grond. Immers daar vindt hij zijn spijs. In drogen grond is geen plantengroeidaar wonen dus ook geen wormen en engerlingen en rit- naalden, en van deze dieren moet hij leven, Een mol is immers een vleesch- eter. Een mol eet geen plantendat is proefondervindelijk te bewijzen. Sluit een levenden mol op in een kist vol planten, en na een dag vindt ge' hem dood. Maar geef hem wormen en engerlingen, en ge houdt hem in le ven. Wees echter zoo verstandig, er hem genoeg te geven, want anders verhongert hij u nog. Hij moet el- ken dag wel zooveel voedsel hebben als hij zelf zwaar is. Een onderzoe ker nam de proef en voerde aan één mol in vier dagen 432 engerlin gen en 250 aardwormen op, en „nog kon Gijs van den honger niet slapen." Het is merkwaardig, zooveel als een mol eet. Maar begrijpelijk is het toch ook wel. Vooreerst heeft het vleesch van het kleine ongedierte weinig voedingswaardeeen stukje rundvleesch van dezelfde grootte helpt veel meer. En dan komt daar nog bij, dat de mol ontzaglijk veel arbeid verricht, en voor veel arbeid moet de machine sterk gestookt worden. Een mol heeft namelijk, in letter lijken zin, een zwaren weg door het leven. Maar hij is'er ook op inge richt. Als ge hem in handen neemt, bemerkt ge het wel, en vooral, als ge hem uit elkander neemt. Het voorste gedeelte van zijn lichaam is veel sterker gebouwd dan het ach- hoofdje hangen. «Wat scheelt er aan-, mijn liefste «Niets je hadt misschien gelijk, maar hoe kun je zoo vreeseiijk beredeneerd zijn «Engel, ik ben 't nu zeker minder dan ooit,« en hij sloot haar andermaal in zijn armen en kuste haar vurig «maar ik ben waarheidlievendik kan wel zeggenik zal je altijd liefhebben, en als ik dat zeide, dan zou ik alleen uiting geven aan wat ik nu gevoelmaar daarom mag ik dat toch niet doen, want als ik je eens niet meer zoo lief had, iets wat nu onmo gelijk voorkomt, maar wat toch gebeuren kan, dan zou ik er niets aan kunnen ver anderen. Geen dwazer gebod is mij ooit voorgekomen, dan «Gij zult liefhebben God boven alles en uw naasten als u zei ven.® Men kan gebieden, dat men God alle eer moet bewijzen, dat men de vormen jegens Hem in acht moet nemen, dat men zijn naasten even goed moet behandelen als men zich zeiven zou willen zien behandelen, maar niet dat men iemand moet lief hebben.® Het is toch het eerste en hoogste ge bod," zeide Elise. «Wel mogelijk, maar ik begrijp het niet.® j&Dus, jij wilt mij niets beloven voor de toekomst •Zeker wel, mijn engel. Ik beloof je, dat ik altijd goed voor je zal zorgen, je vriendelijk zal behandelen en je het leven zoo aangenaam mogelijk zal maken.® «En waarom wil je mij dat wel beloven dergelijke gang. In deze gang mon den de toegangswegen uit, en voor een wezel, die den mol vervolgt, moet het dus bijna onmogelijk zijn, hem te vinden. Bovendien loopt uit het hol nog een gang naar beneden, en dat met een bocht weer raar de hoofd gang. Inderdaad een ideale mollenwoning, waarvan het maar jammer is, dat het enkel een ideale woning is en geen werkelijke. Want menschen, die er veel naar gezocht hebben, ver klaren, dat ze nooit meer hebben ge vonden dan een hol en een paar ge wone toegangswegen. De weg naar beneden voerde naar een vochtige holte, want de mol is een drinker. Kan hij geen sloot in de buurt vin den, dan boort hij een put en drinkt het grondwater. De mol schijnt een horloge op zak te hebben. Ik heb hem dikwijls na gespeurd, en altijd gevonden, dat hij zijn strooptochten doet des morgens tusschen zes en zeven, des middags ongeveer twaalf uur, en des avonds zes uur. Tusschen die -tijden is hij niet in zijn gangen te vinden. Hij neemt dus drie maaltijden per dag en dat zet hij ook in den winter voort. De diertjes, die zijn prooi zijn, zoe ken dan de diepere aardlagen op, om er te slapen en de mol volgt hen, maar niet om te slapen. Deze- gewoonte maakt hem tot een winterprofeet. Zoolang in den winter nog versche molshopen te vinden^ijn, komt er geen vorst. Hij laat zich niet door de vorst verrassen, en het kleine ongedierte nog veel minder Of de mol voor den landman een vriend of een vijand is, dat is niet met één woord te zeggen, en ook niet met twee of drie. Hij eet schadelijke insecten bij menigte, daardoor is hij nuttig. Hij eet regenwormen, waar van hij zelfs een menigte inmaakt voor winterprovisie, en daardoor is hij schadelijk, want een worm doet geen kwaad en wel goed. In het weiland is hij lastig met zijn aard- hoopen, vooral voor de maaiers en nog meer voor de maaimachines En ten slotte werpt hij veel jonge plan tjes omver, waarom hij vooral in den tuin niet gewenscht is. Dat de landbouw zonder mollen het en niet dat je mij altijd zult lief hebben Dat ligt toch ook in de toekomst. «Omdat ik die belofte kan houden, maar ik niet zeker ben of dat wel het geval zou zijn, als ik beloofde je altijd zoo lief te zullen hebben als nu.« •Daaraan zou ik toch boven alles hech ten,® prevelde Elise. •Mijn meisje, wees toch eens verstandig. Verondersteld nu eens, dat ik je hier plech tig beloofde dat ik je altijd even vurig zou liefhebben als nu, en neem eens aan, ik zeg neem eens aan, want ik geloof niet dat zoo iets zal gebeuren, dat mijne liefde iets verminderde, zou je dan bij mij ko men en mij mijne belofte herinneren Denk je dat het mijn liefde zou vermeerderen, als je mij kwaamt herinneren, dat ik mijne belofte geschonden had En zou jij zelve mij meer liefhebben of minder, als ik daar bij mijne belofte verbrak?® «Je hebt gelijk, Edgar, maar het is mij toch een raadsel als je gevoelt wat ik nu 'gevoel, dat ik je namelijk altijd tot aan mijn laatste oogenblik zal beminnen, hoe je dan zóó kunt spreken.® »Ik zal je dat geheim wel oplossen. Ik geloof niet, dat ik thans iets minder ge voel dan jij, maar jij bent negentien jaar en ik twee-en-dertig, jij bent een vrouw en ik een man daarin iigt naar mijne meening het geheele onderscheid. Maal laat ons daarover nu niet meer spreken, want ik geef toe, het is geen prettig on derwerp.® terste gedeelte, wat bij de andere viervoeters juist andersom is. Ver gelijk eens zijn voorpooten met zijn achterpooten. De laatste hebben blijk baar niet veel te doen, de eerste zoo veel te meer. Wat heeft hij handen 1 Met zes vingers Dat is heel vreemd want vijf is het getal van het zoog dier. Maar wel beschouwd heeft de mol er toch ook maar vijf. Dat zes de beentje, daar naast de pink, is geen vinger, maar een van de hand wortel- of polsbeentjes, dat zoo sterk vergroot is en een sikkel lijkt. Het heet dan ook sikkelbeentje. En met die sterke handen wroet hij nu maar door den grond en graaft hij zijn gangen. In twee soorten, tijdelijke en blijvende. Boven op den grond kunt gij ze onderscheiden. De tijdelijke zijn te zien als lange, smalle landruggetjes, met hier en daar een molshoop de blijvende als ondiepe goten, en zonder molshoopen. Want de blijvende gangen, die van zijn nest naar zijn jachtterrein voeren en die dikwijls dertig Meter lang zijn, maakt de mol stevig en vastde aarde, die hij loswerkt, drukt hij aan alle zijden ineen, zoodat ze niet instort. De gan gen zijn daardoor zoo wijd, dat de mol er gemakkelijk in voortloopen kan. De tijdelijke gangen dienen voor de behoefte van het oogenblikze gaan van de hoofdgang uit en door kruisen het jachtgebied, maar daar dit in een paar dagen leeggeplunderd is, worden de gangen spoedig weer verlaten, en mogen dus wel instorten. Hier doet de mol dus geen moeite op zijn gangen, en hier werpt hij de aarde dan ook omhoog. Dat doet hij door loodrecht naar boven te graven en met zijn kop de aarde bij stooten op te werpen hij zelf blijft daarbij echter wel een d.M. beneden de op pervlakte, en het is dus wel te zien, hoe sterk hij is. Behalve die gangen heeft de mol nog een woning, een ideale woning Een holletje in den grond, zoo ruim, dat hij er zich in kan omkeeren, en zacht bekleed met mos en gras en bladeren. Uit dat hol leiden drie gangen naar boven, naar een cirkel vormige gang, en daaruit weer vijf of zes schuin naar beneden naar een Beloof dan maar niets, mijn man,® zeide Elise, «maar blijf mij altijd liefheb ben.® Een kus was het antwoord. «Nu kom ik weder op de oude vraag terug van waar wij afgedwaald zijn. Wan neer trouwen wij, Elise «Dat is waar ook. Je weet, ik verlang het nog niet, maar maak jij het maar uit, mijn beste, dan zal ik aan mijn vader schrijven of hij het goed vindt.® Kijk, het is nu bijna Maartals wij eens zeiden Juni, dan hebben we ook een mooi seizoen voor onze huwelijksreis ?t «Aanstaanden Juni al riep Elise uit, alsof het denkbeeld haar verschrikte. «Ja, is je dat te gauw vroeg Rave ning eenigszins teleurgesteld door dien uit roep. «Neen, mijn beste, ik wil het graag omdat jij het wilt, maar ik denk dat mijn vader het wel wat gauw zal vinden. Ik ben pas negentien jaar.® «Heb je mij r.iet gezegd, dat je vader zooveel mogelijk je in alles vrij liet? Zou hij zich hierin dan tegen je wil verzetten «Neen, dat geloof ik niet,® antwoordde Elise, langzaam. «Dus hangt het er maar van af, of jij wilt «Ik zal willen,antwoordde Elise. «Je wilt dus nog niet •Och Edgar, vraag me dit nu niethet is mij alles zoo haastig het overvalt me zooik had gedacht misschien een paar wel stellen kan, is duidelijk. Onze Noordzee-eilanden en ook Wieringen en Walcheren kennen geen mollen. Op sommige van die eilanden zijn ze uitgeroeid, op andere zijn ze nooit geweest. Zoodat ten slotte blijkt, dat de mol niet onontbeerlijk is in de huishou ding der natuur, maar evenmin een landplaag is. BUITENLANDSCH OVERZICHT. Hoe dikwijls zouden we al naar de courant gegrepen hebben met de vraag: «Zouden de Duitschers nu teekenen of niet? Zal dan eindelijk de langverwachte vrede en de zoo noodzakelijke orde weer- keeren En telkens was het antwoord een groot vraagteeken. En ook nu is het dat weer. Wel zeggen de Duitschers Wij zullen nooit of te nimmer de vredes voorwaarden aanvaarden, indien wij niet een mandaat krijgen over onze eigen kolo niën. Wij zouden zeggen de Duitschers zullen wel niet zoo gauw er toe overgaan te teekenen. Ook omdat bij een weigering van hun zijde de wanorde zal toenemen in de Entente landen. Het is er nu reeds denk slechts aan Frankrijk alles behalve rustig, maar blijft de toestand gelijk hij nu is en moet Duitschland weer bezet worden door de troepen der geallieerden dan is niet te voorspelden welk een ellende Europa nog wacht. Wel heeft Clemenceau in Frankrijk het zoover weten te brengen dat de stakende transportarbeiders het werk hebben hervat. Het verkeer zal in Parijs dus weer op den ouden voet of wilt ge op de zelfde wielen voortgaan en rollen. Maar pu beginnen de mijnwerkers het bijltje en de houweel er bij neer te leggen. En dat kan een leelijk ding worden. Ter wijl de vier heeren te Parijs dus zoowat klaar zijn met hun «vredeswerk® wordt de rest van een der overwinnende weer danig bedreigd. En van Frankrijk alleen Ach de com-: munisten en revolutiemannen zitten niet stil. Die willen niet alleen Rusland en Hongarije zegenen met bet vestigen van een nieuwen heilstaat, doch de heele wereld maken tot het terrein hunner onverwer- pende bemoeiingen. «Wij zijn sterk tengevolge van ons inter nationalisme en de verbreiding van het internationalisme zal geschieden niet alleen jaar geëngageerd te zullen blijven. «En zou je dat liever gewild hebben •Neen, dat zeg ik niet, maar toch, laat me een beetje tijd om er aan te wennen. Ik zal wel willen maak je maar niet on gerust.® Ravening was niet geheel tevreden. Hij sloeg zijn arm om de slanke taille van Elise, trok haar dicht tegen zich aan, en zeide toen half luid Wie heeft nu de meeste liefde, ik, die naar het oogenblik hunker, waarop ik je m ij n vrouw mag noemen die de dagen en uren tel, welke ik nog verwijderd ben van den tijd, dat ik je altijd bij mij zal hebben, of jij, die maar noode er toe kunt besluiten, mij te beloven dat .wij in Jöni zullen trouwen Al mag dan in de toe komst je liefde grooter zijn, de mijne wint het thans verre.® Zij sloeg hare donkere oogen met een zacht verwijtenden blik tot hem op. Ze gevoelde zich onschuldig en zij wilde zich niet verdedigen. Alleen zeide zij op ern- stigen toon «Edgar, geen grooter liefde is mogelijk, dan die ik voor jou heb.® Hij had reeds spijt van zijn gezegde hij zag dat hij haar gegriefd had, en on billijk gegriefd; zijne uiting was alleen het gevolg geweest van de teleurstelling, die hij ondervond, toen hij bespeurde dat haar verlangen naar het huwelijk het zijne niet evenaarde. me: ins it lab voer hgi Laid van Heïsdeo si Altena, óo Lanistraat en do Bemmelerwaard Wordt vervolgd). 1

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1919 | | pagina 1