Een gevallen grootheid.
Und van altena
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3894. Woensdag 9 Juli. 1919.
FEUILLETON.
Hf ESÜWI& III1JWI
Dit blad verschynt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden 4.20,
franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 60 cent. Elke regel
meer 10 cent. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmiddag
4 uur ingewacht.
„De gewezen Duitsche keizer zal
door de geallieerden voor een recht
bank te Londen gedaagd worden.
Reeds bespreekt men de vraag waar
het proces zal gevoerd worden en er
schijnt overeenstemming te heerschen
dat niet de Westminster Hall, waar
alle groote historische staatsprocessen
gevoerd zijn, maar de Old Bailey,
het gewone gerechtshof voor crimi-
neele justitie, daar de geschikte plaats
voor is."
Dit courantenbericht trof mij door
zijn schrille tegenstelling met een
artikel dat ik, onder den titel van
„Een 25jarig keizersjubileum" in een
oud tijdschrift las. Ik laat dit artikel
hieronder volgen. Had de man, die
het schreef, zulk een verkeerden
kijk op keizer Wilhelm Is de keizer
misschien in de 6 jaren die er sinds
verloopen zijn, zoo sterk veranderd
Is hij misschien het werktuig van
nóg sterkeren dan hij geweest
Wie zal het ware licht laten vallen
op deze groote figuur Zullen zijn
vijanden het schuldig over hem uit
durven spreken
EEN 25-JARIG KEIZERSJUBILEUM.
Vijf en twintig jaren het vierde
eener eeuw waar is de tijd ge
bleven
Duitschland droeg rouw. Keizer
Frederik III lag daar eenzaam in
het kasteel Friedrichskron te Pots
dam, bezweken aan de verraderlijke
keelziekte.
Hij lag daar, de doode, op het
ijzeren veldbed, den grijzen ruiter-
mantel over de voeten, de handeD
gevouwen over de lange kurassiers-
sabel, waarmede hij eens zijn leger
den weg ter overwinning had ge
wezen. En op zijn borst rustte, de
lauwerkrans, waarmede de grijze
koning in 1870 den held van Wörth
had geëerd.
Onze Fritsonze Leeuwzoo
hadden hem de Pruisen genoemd.
Maar er klonk geen blij gejuich van
de Duitsche bergen, toen zijn voet
den troon beklom. Droevig en ang
stig staarde het volk naar zijn kei-
45.
Daarom was het hem ook een teleur
stelling geweest, toen Elise, na hare te
rugkomst van de huwelijksreis met haar
echtgenoot een paar dagen op Nordenstein
kwam doorbrengen, dat hij haar niet zoo
opgewekt en vroolijk vond als hij meende
dat iemand in hare omstandigheden wel
zijn moest. Hij kon daarvoor geen ver
klaring vinden, en zulks te minder, omdat
hij zag, hoezeer beide echtgenooten aan
elkander gehecht waren. Hij dacht dat
misschien eenige vermoeidheid van de reis
daarvan de oorzaak was, maar kon toch
niet nalaten, toen het jonge vrouwtje
eenige oogenblikken voor haar vertrek bij
hem in zijn kamer kwam, om hem nog
eens hartelijk vaarwel te kussen, haar te
vragen
»En, Elise, ben je nu volkomen geluk
kig
»Ik ben heel, heel gelukkig, lief vader
tje,* was het antwoord.
»Maar niet volkomen Daarop heb je
niet geantwoord.*
Elise werd eenigszins verlegen, maar
zeide, terwijl er een traan in haar oog
opwelde
Zou er volkomen geluk hier op aarde
zer, want hij was reeds door den
dood geteekend, en de drie maanden
zijner regeering vormden één bange
wanhopige worsteling tusschen de
wetenschap en den dood.
Zoo werd de kroonprins dan ge
roepen tot den troon. Hij zou regee-
ren als keizer Wilhelm II, en was
toen negen en twintig jaar.
In het begin van 1874 had de
kroonprins zijn belijdenis gedaan, en
toen de volgende merkwaardige ver
klaring afgelegd, die als een richt
snoer voor zijn leven kon gelden:
„Ik wil mijzelven mijn leven lang
in kinderlijk geloof aan God toewij
den, op Hem vertrouwen, Hem steeds
voor Zijn genade danken. Ik geloof
in Jezus Christus, mijn Heiland, door
Wien ik vaij de zonde verlost ben.
Hem, die mij zoozeer heeft liefgehad,
wil ik weder liefhebben, en dit be
wijzen door liefde voor mijn ouders,
grootouders, broeders, zusters en fa
miliebetrekkingen, maar ook voor alle
andere menschen. Ik weet, dat een
zware taak mij in mijn leven wacht,
maar die overweging zal mijn moed
stalen en niet terneer drukken."
In 1876 legde hij aan het gymna
sium te Kassei een prachtig eind
examen af, om vandaar naar de
universiteit te Bonn te gaan, waar
de toekomstige keizer zich vier jaar
lang met stalen vlijt en onvermoeiden
ijver op de studie toelegde.
In 1881 trad de kroonprins met de
prinses Augusta van Slees wij k-Hol-
stein in den echt. Dit jonge vorste
lijke paar was nu eens niet tot elkaar
gebracht door de onbarmhartige hand
eener hardvochtige staatkunde, maar
door den innigen band eener weder-
zijdsche liefde. Deze beide menschen
behoorden bij elkander. God had hen
voor elkander bestemd: en hun echt
is tot op dezen dag een schitterend
voorbeeld geweest van een gelukkig,
kuisch, Christelijk huwelijk.
Toen Wilhelm II den troon beklom
deden in de staatkundige wereld
zonderlinge geruchten de ronde.
Men was het nog niet vergeten,
dat hij vroeger, als gewoon overste,
tegen alle reglementen in, voor het
front van zijn regiment een gloeiende
strafrede had gehouden tegen de
bestaan, vader
Daarop had hij niets gezegd, omdat hij
die vraag ontkennend zou moeten beant
woorden, maar het deed hem toch pijn,
dat dit gebrek aan volledig geluk door het
jonge vrouwtje op dat tijdstip reeds ge
voeld werd. Hij had het gesprek toen
niet verder voortgezet, omdat hij begreep
dat het Elise niet aangenaam was, en
omdat misschien de oorzaak lag in een
van die kleine geschillen, welke bij den
aanvang van een huwelijk, wanneer de
karakters van man en vrouw nog niet ge
heel aan elkander gewend zijn, menigmaal
voorkomen, maar van zelf weder bijgelegd
worden, en ook niets beduiden, wanneer
de beide gehuwden elkander slechts waar
lijk liefhebben. Maar die geschillen moe
ten niet aan een derde, al is hij ook de
vader, medegedeeld worden, want juist
daardoor worden zij veel ernstiger van
aard.
Het zachte, meegaande karakter van
Elise in aanmerking genomen, kwam het
hem wel vreemd voor, dat er zulk een
geschil zou zijn ontstaan, maar hij kon
anders geen reden voor hare minder op
gewekte stemming vinden.
De huwelijksreis was naar Parijs in
plaats van naar Zwitserland geweest. Ed
gar en Elise hadden van het zomersche
Parijs met volle teugen genoten zij had
den heerlijke oogenblikken doorgebracht
in de prachtige tuinen van die wereldstad,
den tuin der Tuileriëu, van het Luxem-
revolutionaire elementen in de maat
schappij. Daar werd bij verteld, dat
deze jonge man tuk was op eer en
roemde Duitsche staatkunde zou
thans een gevaarlijken koers inslaan,
en de wereldvrede werd bedreigd.
Zoo spraken de sombere profeten.
Doch wat is er van uitgekomen
De vijf en twintig jaren, die achter
ons liggen, hebben die profetiën te
schande gemaakt, en vervuld is ge
worden, wat in 1888 een Pruisisch
dagblad voorspelde: „Wilhelm II zal
als keizer optreden voor Christendom
en monarchie; hij zal een vorst we
zen voor de geringe lieden, en een
beschermer der zwakken en armen
Zeker, daar zijn fouten en vlekken
te vinden in zijn lange regeering.
Daar heeft in het Duitsche gemoed
een smartelijke toon getrild, toen
Bismarck werd naar huis gezonden,
en al mag het waar zijn, dat voor
twee zulke krachtige, zelfbewuste
karakters geen ruimte was op het
zelfde schip, we hadden toch een
bevredigender vorm gewenscht voor
het ontslag van den ouden loods, die
het staatsschip met zoo geniale hand
door de branding had gestuurd.
Door de toeneiging van den keizer
tot Krüger werd Engeland de vriend
van Duitschlands vijandende keizer
kon geen stap over de grenzen doen,
of hij zag Engeland op zijn weg, en
de „Panter," die naar Agadir stoomde,
is weer onverrichter zake huiswaarts
gekeerd, toen Engeland zoo krachtig
de partij van den Franschen bond
genoot in de Marokkaansche kwestie
opnam. Marokko is een vernedering
voor Duitschland geweest, en die
vernedering had de keizer aan En
geland te danken.
Met de regeering van keizer Wil
helm is voor het Duitsche rijk een
tijdperk van weergaloozen economi-
schen bloei ingetreden, en het arme,
berooide Duitschland van vroeger is
thans een rijk, welvarend land ge
worden. Het leger neemt vandaag
nog de eerste plaats in van de Eu-
ropeesche strijdmachtende Duitsche
oorlogsvloot volgt de Duitsche han
delsvloot naar de uithoeken der we
reld, en allicht is deze keizer de
machtigste man ter wereld.
Wij, Nederlanders, denken met
bourg, het park des Monceaux, de Buttes
Chaumontzij hadden verrukkelijke tocht
jes gemaakt naar Versailles, St. Germain,
Bougival, Vincennes, ja zelfs naar Com-
piègne en Fontainebleau, en waren tot de
overtuiging gekomen, dat een verblijf te
Parijs in den zomer zeker niet minder
genotvol behoeft te zijn dan in het koude
jaargetijde. Maar de veertien dagen wa
ren bijna om eri Ravening, die bespeurde
hoezeer zijn vrouwtje van hun verblijf te
Parijs genoot, kon het niet van zich ver
krijgen, haar zonder reden te noodzaken
naar Amsterdam terug te keeren. Hij
vertelde haar toen, een brief gekregen te
hebben, waarin hem werd bericht, dat de
behandeling der zaak, waarvoor hij gemeend
had terug te moeten komen, veertien da
gen was uitgesteld en dat zij dus, als zij
verkozen, langer zouden kunnen uitblijven.
Ravening had verwacht, dat dit bericht
Elise genoegen zou doen, en werkelijk nam
zij ook zijn voorstel om nog eenige dagen
te Parys te blijven en dan over de Ar
dennen huiswaarts te keeren, dankbaar
aan, maar toch kon zij hem niet ontvein
zen, dat het in haar hart was opgekomen,
hoe de reis naar Zwitserland dan toch
plaats had kunnen hebben. Maar zij weet
dit geen oogenblik aan hem, want hij had
het immers ook niet kunnen voorzien
Dit was ook niet de reden, waarom zij
haar vader niet had kunnen antwoorden,
dat zij volkomen gelukkig was neen, die
lag dieper.
sympathie aan den vorst, en gelooven
hem, wanneer hij verzekert, dat de
Nederlandsche onafhankelijkheid hem
aan 'thart ligt.
Wij zijn overtuigd, dat Nederland
vele vrienden heeft in Duitschland.
En keizer Wilhelm II i3 er een van.
Een man des vredes is deze vorst.
Hij heeft vooral in de laatste jaren
meer dan eens zelfbeperking getoond.
Scherp was en is het Duitsche zwaard,
maar het bleef in de schede. De
keizerlijke hand strekt zich uit naar
de lauweren van den vrede, niet
naar die van den oorlog, want de
oorlogslauweren zijn met bloed be
vlekt en gedrenkt met veel tranen
BUITENLANDSCH OVERZICHT
Gelijk het hoofdartikel van dit blad het
reeds aanstipte, is de Entente van plan den
gewezen Duitschen keizer te Londen voor
een gerechtshof te dagen. In een ver
handeling geheeten ïOm den gewezen
Keizer« geeft de N. R. C. hieromtrent een
beschouwing die uitmunt door klaarheid en
raakheid van gedachten.
Men verwondert zich eenigermate, dat
het Engelsche volk er op gesteld schijnt,
dezö sensationeele gebeurtenis op zijn ge
bied te zien plaats grijpen. De konings
processen, die de Engelsche geschiedenis
kent, vormen niet de roemrijkste bladzijden
der historie van het Angelsaksische ras,
gelijk trouwens in nagenoeg alle landen de
politieke processen, die er gevoerd zijn,
weinig bijgedragen hebben tot de glorie
van een volk. Ook als men terugdenkt
aan de geschiedenis van ruim eene eeuw
geleden, en aan het lot, toen over Napoleon
gebracht, begrijpt men niet goed, dat En
geland prijs stelt, in het thans aanhangig
te maken geding eenige leiding te nemen.
Napoleon was een reus, een geweldig ge
nie, en kon deswege inderdaad, ook na
zijn val, wellicht nog gevaarlijk worden
geacht voor de rust in Europa. Niettegen
staande dat is zijn verblijf op St. Helena
niet iets geweest, waar degenen, die er
toe meegewerkt hebben, eer mee hebben
behaald of zelfs maar dankbaarheid inge-
oogst. Wilhelm II daarentegen is geen
man van grooten wilzijn rol is onher*
roepelijk afgespeeld. Gevaar dreigt van
zijne zijde hoegenaamd niet, tenzij, mis
schien, wanneer men zou pogen, van hem
in dit opzicht een Napoleon te maken, dat
Toen zij zich voor haar leven aan Ed
gar verbond, was het haar hoogste wensch
hem volkomen gelukkig te maken, hem
in alle opzichten te voldoen, geheel voor
hem te levenals die wensch vervuld
ware geworden, dan had zij haar vader
op zijn vraag volmonding »ja« kunnen
antwoorden. Maar dit was niet het geval
geweest. Geen vier weken waren noodig
geweest om haar de overtuiging te schen
ken, dat Edgar niet datgene bij haar ge
vonden had, wat hij hoopte. Niet ten
onrechte had zij, hoewel onbewust, vrees
gekoesterd voor het onbekende land, dat
zij zou binnentreden, want die vrees bleek
haar niet ongegrond. Zij had Edgar zoo
lief als misschien ooit eene vrouw een
man heeft liefgehad, maar hare liefde
was meer van geestelijken aard En dit
juist was Edgar, dit gevoelde zij, al
had hij gepoogd het voor haar te verber
gen met zijne vurige, harstochtelijke
liefde zoo zeer tegengevallen hij smachtte
naar diezelfde vurige wederliefde, maar
die kon zij hem niet geven. Hij was niet
zoo gelukkig als zij gehoopt had, dat hij
zou worden en daarvan was zij de oorzaak.
Het hielp haar niet of zij zich al trachtte
voor oogen te houden, dat zij daaraan ge
heel onschuldig wasvoor hem maakte
dat geen onderscheid en alleen voor hem
wenschte zy te leven. En wanneer hij
niet bij haar was en zij die zaak overdacht,
dan liepen soms heete tranen langs hare
wartgen, omdat haar schoonste droom zoo
ook hem een martelaarskroon op het hoofd
werd gedrukt. Er is op het oogenblik,
dunkt ons, geen beter middel, om in Duitsch
land de reactie te voeden, dan het geding,
waar men zich nu te Londen op spitst.
Nu zal aan de Nederlandsche regeering
het verzoek gedaan worden Wilhelm II
uit te leveren. Volgens het aangehaalde
blad behoeft hiertegen van onze zyde geen
bëzwaar gemaakt te worden, indien maar
vaststaat dat het college, hetwelk de zaak
onderzoeken moet, voldoende waarborgen
voor onpartijdigheid biedt, en indien den
gewezen keizer gelegenheid wordt verschaft
de kwestie omtrent de verantwoordelijkheid
voor den oorlog te doen vaststellen op
grond niet slechts van wat uit Berlijn aan
bewijsstukken is aan te voeren, maar in
dien ook Fransche, Russische en Engelsche
getuigen worden gedagvaard. En dan moet
het geding in het openbaar gevoerd wor
den, zoodat de geheele wereld wete wat
er gezegd en behandeld wordt.
Ons dunkt dat ieder er voor moet we
zen, als deze zaak aldus wordt aangevat.
Ook de gewezen keizer. Maar dan moet
de rechtbank absoluut neutraal zijn. Want
dit is met klompen aan te voelen, dat
indien de geallieerden de rechters benoe
men, zij noodwendig het schuldig over den
ex-keizer moeten uitspreken. Deden zij
dat niet, dan zou aan het vredestractaat
zijn geheelen grondslag worden ontnomen.
En nu voelt ieder lezer, zelfs met zijn
klompen, dat de geallieerden deze kans
niet willen loopen. Als de beschuldigde
te Londen verschijnt, zal dit moeten zijn
om veroordeeld te worden. Dit staat van
te voren vast. En daarom is, naar ons
oordeel, heel deze rechts(?)handeling een
vertooning, een Janklaassenspel, een brok
gemeene onwaarachtigheid en een blijk
van het meest weerzinwekkende farizeïsme.
Daar zijn nog altijd personen die zich
voor den keizer in de plaats willen stellen.
Eerst was dit von Bethmann Hollweg. Nu
komt Hindenburg en verklaart, dat voor
alle orders en daden van het opperste
legerbestuur sedert 29 Aug. 1916 hij alleen
de verantwoordelijkheid draagt. Ook zegt
hij in zijn schrijven aan den rijkspresident
dat alle met de oorlogvoering verband
houdende besluiten van Z. M. den keizer
en koning, sedert dien dag op Hindenburgs
uitdrukkelijk advies en op zijn volle ver
antwoordelijkheid genomen en uitgevaardigd
zijn. En ten slotte zijn het de vijf zonen
van den keizer, die willen gedaagd wor-
onverwacht en zoo spoedig reeds was
verdwenen.
Van een buitenlandsche reis omstreeks
half Juli te Amsterdam terug te komen,
is zeker niet aanlokkelijk, en Ravening
had zijne vrouw dan ook voorgesteld, bij
Overveen of Bloemendaal een optrekje te
huren, waar hij dan dagelijks na afloop
zijner werkzaamheden bij haar zou komen,
maar zij had dit afgeslagen zij wilde bij
hem blijven, en zoo betrokken zij kort na
hunne terugkomst hunne nieuwe woning,
niet ver van het huis waar Ravening tot
dusverre gewoond had, en waar voorloopig
zijn kantoor zou gevestigd blijven. Des
avonds ging het jonge echtpaar, als het
weder het slechts eenigszins toeliet, in de
vrije lucht, soms naar zee, en gewoonlijk
werd om veertien dagen de Zondag op
Nordenstein doorgebracht. Van Albert wa
ren intusschen steeds goede tijdingen ge
komen hy was van den geïsoleerden post,
waar hij eenigen tijd het bevel had gevoerd,
afgelost, had daarop deelgenomen aan een
tocht van veertien dagen door het vijan
delijk gebied, die een ware zegetocht was
geweest, en was daarna met het bataljon,
waartoe hij behoorde, op Kotla-Radja ge
plaatst, waar hij althans gezelschap had,
en waar in elk geval het verblijf, hoewel
nog alles behalve aangenaam, toch ver te
verkiezen was boven zijn vroegere plaatsing
op den post in de oosterlinie.
Wordt vervolgd.)
NIEUWSBLAD
voor het Land van Heusdon en Altena, de Langstraat gn de Bommelerwaar^
.W" -.