2)e Oortjesprint
Uitgever: L VEERMAN, Heusden.
No. 3955 Woensdag 11 Februari, 1920
FEUILLETON
DE MISDAAD ZIJNS
BROEDERS.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.25,
en franco per post beschikt f 1.40. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 60 cent. Elke regel
meer 10 cent. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen
10 uur ingewacht.
Wat wordt daarmee bedoeld?
vraagt deze of die.
Tot bescheid hierop ware een
fraaie verhandeling te schrijven, als
men maar 'zeker was er lezers voor
te vinden. We zullen dus trachten,
naar beknoptheid te streven zonder
echter dor te zijn.
Een oortje dan was vroeger een
koperen munt ter waarde van twee
duiten. Zooals ieder nog wel weet,
zijn vier duiten in waarde gelijk aan
25 cent. Een oortje of twee duiten
is dus I4 cent. In onzen Statenbijbel
wordt nog gesproken van „twee pen
ningen 't welk is een oort Ook kent
men de uitdrukking: „Hij heeft zijn
oortje versnoept," eigenlijk zijn Zon
dagsoortje, d. w. z. het geld, dat een
kind Zondags van zijn ouders ontving
als zakgeld om er in de week goede
sier van te maken. Niet veel, zal
deze of gene zeggen. Maar hij moet
denken, dat hier sprake is van een
tijd toen een mand boter en eieren
op de markt voor vier duiten werd
verkocht Werklieden verhuisden van
Haarlem naar Delft, omdat zij daar
als metselaars een duit per dag meer
konden verdienen
De oortjesprint was hetzelfde wat
men later kende als centprent. In
mijn jeugd kwamen die nog veel
voor.
De oortjesprint was een vierkant
stuk papier, zoowat een half el lang
en breed. Het papier was van de
minste soort. Elk blad bevatte meestal
een aantal verschillende prentjes,
soms wel een twintig, elk voorzien
van een behoorlijke toelichting,
meestal op rijm. Soms zelfs was aan
het Hollandsche versje nog een
Fransch toegevoegd. De teekeniugen
waren slecht, de uitvoering evenzoo.
De kleuren geleken meestal op vlek
ken, en niet zelden kwam het groen,
voor de jas bestemd, terecht in het
aangezicht, of zag men een blauwen
hond naast een kleurlooze juffrouw.
Het geheel was ver van mooi, maar
men deed het er mee, en de kinde
ren uit dien tijd voelden zich even
9.
De agent keek wederom naar de plaats,
waar de beschuldigde stond en zag hem
lang en onderzoekend aan. Langzamerhand
namen zijn trekken een uitdrukking van
verwondering aan.
«Ja en hij lijkt er wei op
en toch
«Ga voort,® zeide de heer Spence, on
geduldig. «Kunt ge er een eed op doen,
dat ge den gevangene, die hier voor u
staat, in hechtenis genomen hebt
«Ja ik geloof wel, dat ik het ge
daan heb. De gestalte is dezelfde, maar
zijn gelaat is anders®, zeide de getuige in
de uiterste verbazing.
»Ge wilt er dus geen eed op doen, dat
deze de persoon is, die gij gevangen ge
nomen hebt en die u den naarn van Frank
Muurse opgaf
«Neen®'
«Dank u«.
Hierop verzocht de advocaat den huis
knecht van Ravenwoud, die verklaard had,
dat de overledene, de heer Wilson was,
om op te staan.
De oude man voldeed bevend aan het
verzoek, De schok, dien de dood van zijn
gelukkig met een oortjesprint als de
tegenwoordige met hun fraai pren
tenboek. Niet alle oortjesprinten
echter waren op dezelfde wijs inge
richt. Sommige vertoonden slechts
een vijf- of zestal soldaten, reusach
tig groot, als de bekende grenadiers
van den ouden Frits van Pruissen.
Andere weer gaven een enkel dier,
bv. een haan of een leeuw in groot
formaat te aanschouwen. Ook wel
een enkel man, bv. den Jood met
den zak, waarmee een spelletje ge
speeld kon worden. Ook andere
spellen, zooals het Ganzenspel, het
Uilenbord en het Flosspel kwamen
onder de oortjesprinten voor
Beroemde persoonlijkheden in de
oortjesprint vereeuwigd, zijn Tijl
Uilenspiegel, Tetjeroen, Jan de Was-
scher, om van meer te zwijgen.
Tetjeroen is een kwakzalver uit
Amsterdam in de achttiende eeuw.
Als een voorbeeld van de platheid
en huiselijkheid van uitdrukking
niemand stootte zich daaraan kan
bv. dienen het prentje, waarop Tet
jeroen staat bij een grooten kookpot,
die te vuur hangt. Het bijschrift
heldert dit op.
Tetje kookt hier paardenvijgen,
Om er drankjes van te krijgen.
Geen wonder dat kort daarop volgt
De boeren miss'lijk van den stank
Brengen zijn flesch terug met drank.
Evenzoo in het leven van Uilen
spiegel, den befaamden' Duitschen
gelukzoeker, waarin het heet:
De Poolsche koning had een nar
Beroemd in 't potsenmaken
Raad eens, hoe Tijl hem overwon,
Pas op! 'tZijn vuile zaken.
Gelukkig lost het vers zelf het
raadsel niet op
„Jan de Wasscher" is een echt
type uit het leven van den minderen
man, die zijn huis niet weet te re-
geeren. Het begint heel gewoon
Jan de Wasscher en zijn Griet
Trouwen hier, gelijk gij ziet.
Erger is, dat Jan weldra reden
heeft om een ander oud vers te be
peinzen
Och, was ik maar nooit getrouwd
Dat heeft me genoeg berouwd.
geliefden meester hem had gegeven, scheen
den trouwen knecht vele jaren verouderd
te hebben en zijn oogen waren verduisterd
door tranen, terwijl hij voor de rechters
stond. De heer Spence, als de zaakwaar
nemer der familie, kende den ouden huis
knecht van aanzien en wist, hoeveel de
man van zijn betreurden meester had ge
houden. Hij sprak daarom dezen getuige
veel vriendelijker aan, dan hij den vorigen
had gedaan.
Wees zoo goed den gevangene aan te
zien. Wie zegt gij, dat deze heer is
De oude knecht veegde zijn oogen af en
hief ze langzaam op naar de plaats, die
door den heer Spence was aangewezen.
Zoodra hij den gevangene nauwlettend aan
zag, deed hij een uitroep van verbazing
hooren.
«Ze zeiden, dat het mijnheer Frank is,
maar het is mijnheer Herbert
Een gemompel van verbazing ging door
de zaal. Zelfs de rechters konden een
kreet van verwondering niet onderdrukken.
De voorzitter stond op en vroeg»Hoe
zeidet ge, dat de naam van den gevan
gene was ?c
De advocaat, die volstrekt geen verba
zing had doen blijken bij de herkenning
door den huisknecht, antwoordde zeer kalm
Herbert Muurse I
«Sta mij toe, u deze zaak nader te ver
klaren. De gevangene hier, de heer Her-
bert Muurse, kwam aan het station van
Norwood aan, om tien minuten over zessen
Hij moet vaten wasschen, vuil lin
nen wasschen, glazen wasschen, zelfs
kinderen wasschen mettertijd Alle
huiswerk m0b't hij verrichten, want
zijn vrouw blijkbaar een voor
loopster der Vrouwenbeweging
acht zich te goed voor de gewone
taak der huisvrouw, laat haar man
volbrengen wat haar taak is, terwijl
zij zelf uitgaat of er haar gemak van
neemt. Jan de Wasscher, de goede
sukkel, schikt zich in alles. Als voor
beeld van de behandeling der leer
rijke geschiedenis van Jan en Griet,
dieno het prentje, waarop Jan de
Wasscher staat geteekend, omringd
dooreen tal van kinderen met haar
bossen als van Indianen. Een heeft
hij bij den rug en haalt hem een
kam door den haardos. Het onder
schrift, luidt heel duidelijk:
Hij kamt zijn kind'ren, daar zijn wijf
Zoekt buitenshuis haar tijdverdrijf.
Is het hier de verkeerde wereld
in het klein, ook die wereld iri het
groot geeft de oortjesprint te zien
Gelukkig is het hier geen werkelijk
heid. Men ziet den visscher in het
net, terwijl de visschen er van pret
omheen dansen.
Ook de muizenwereld ontbreekt
niet, waarbij de kat in de val zit enz.
De print geeft als .eerste tafreel te
zien „Het meisje, dat den jongen
naloopt". Of de kinderen der acht
tiende eeuw reeds zoo vroeg rijp
waren, dat ze dit begrepen?
Een zeer eigenaardige oortjesprint
is die der wel eens genaamde „Stads-
ongelukken". Dit waren bekende
straatfiguren, kreupelen, lammen en
verminkten, die medelijden zochten
te wekken en zoo aalmoezen te trek
ken Dat daaronder wel eens bedrog
liep, toont het vers onder den man
op krukken
Gij loopt op krukken,
Zijt ge aan een been
Wel kreupel? Neen!
Foei slechte stukken.
Een ander prentje vertoont den
bekenden „Flip in den bak". Dit
was een man, beroofd van beide
beenen. Hij zat rechtop in een bak,
die met zeelen over zijn schouders
was bevestigd, en schoof zoo met
op den dag van den moord, toen hij, zoo-
als zijn kaartje duidelijk bewijst, met den
trein van 5.39 uit Londen vertrokken is.
Hij lijdt aan plotselinge aanvallen van dui
zeligheid en bij het verlaten van den trein
kreeg hij zulk een duizeling en daar hij
de deur van de wachtkamer open zag,
stapte hij naar binnen en ging zitten, van
plan zijnde daar te blijven, tot bij beter
was, toen hij plotseling gevangen genomen
werd. Hij wilde juist aan den agent en
aan den chef gaan uitleggen, dat de een
of andere vergissing moest plaats hebben,
maar daar hij dringend gewaarschuwd
werd, niets te zeggen, achtte hij het 't
verstandigst te zwijgen, tot hij mij zou
gezien hebben. Nadat ik hem gesproken
had, ried ik hem aan, in zijn zwijgen te
volharden, totdat hij in het publiek zou
kunnen bewijzen, dat men een onschuldige
gevangen genomen had. Gij hebt thans
de getuigenis gehoord van den man, die
hem in hechtenis nam en van den huis
knecht, hoort nu ook mijn derde getuige.®
Toen riep de heer Spence een anderen
getuige en het volgende gesprek had plaats.
«Gij zijt beambte aan een der stations
te Londen en belast met het uitgeven van
kaartjes naar Norwood
«Ja, mynheer.
«Hebt gij ook kaartjes uitgegeven op
den namiddag van 29 November, den dag,
waarop de heer Wilson werd vermoord
«Ja, mijnheer.®
«En hebt ge, zooals gewoonlijk, de num-
zijn handen over de straat. Wellicht
troostte hem het toepasselijk vers:
Hou uw gemak,
Flip in den bak,
Want kost gij loopen,
Gij deed veel kwaad,
Dat gij nu laat
Om brood te koopen.
Heel vleiend was het zek^ niet
Ten slotte vermeld ik no- orin-
ten van algemeenen aan oor
stellingen gaven op alle No.
3 gaf bv. te zien Het w vijn,
en-de vermaning voor de
Het wilde zwijn, wees op uw hoede,
Verschrikkelijk is zij in haar woede,
Vooral wanneer zij jongen heeft,
Dan siddert al wat haar omgeeft.
Vlak daarnaast komt een voorstel
ling van vreedzaam schuitjevareu of
wel van spelende kinderen.
Hier wordt op't duidelijkst afgebeeld,
Hoe of men haasje over speelt.
Maar goed dat het er bij staat.
Toch valt ook uit deze printen,
gelijk uit de andere, over het volks
leven, het lagere vooral, in vroeger
dagen nog wel iets te leeren. Ik denk
hier b.v. aan het printje, dat een
vrouw voorstelt, die in een kraampje
drinkwaren verkoopt, waarvan een
man iets gebruikt. De toelichting
zegt
Kees die drinkt bij mooie Kee,
Een lekker kommetje melkthee.
Heel eenvoudig. Maar het leert
ons, hoe vroeger in kraampjes warme
thee te krijgen was, die tegelijkertijd
met de melk werd gekookt. Dit
mengsel heette melkthee.
De oortjesprint heeft haar tijd ge
had, is bijna verdwenen. Zij bereidde
den tijd voor, waarin de jeugd door
schoone platen, passende voorstellin
gen, schoolboeken met prenten enz.
het leeren vergemakkelijkt en de
ontwikkeling bevorderd werd. Wij
hebben thans het betere. Of daarbij
echter zooveel onschuldig genoegen
gesmaakt wordt als vroeger bij het
oude, waag ik te betwijfelen,
0
mers van de kaartjes opgeschreven
«Ja.®
«Hebt ge het boek bij u, waarin de
nummers der kaartjes zijn opgeschreven en
is daarby aangeteekend, voor welken trein
ze werden uitgegeven
»Ja.«
»Wees zoo goed en lees de nummers
op de eerste klassen-kaartjes, die tusschen
vijf en zes uur werden afgegeven.®
«Tusschen vijf en 5.15, toen de sneltrein
vertrok, gaf ik kaartjes voor Norwood uit,
genummerd 373 tot en met 420.
«En daarna.®
«Na 5.15 tot 5,39, toen de volgende
trein vertrok, gaf ik de nummers uit van
421 tot en met 456.
«Hier is een kaartje, gestempeld op 29
November. Op welken tijd werd dat uit
gegeven
«Het nummer is 455. Het is op één
na het laatste, dat voor den trein van 5.39
werd uitgegeven.®
«Kunt ge er een eed op doen, dat dit
kaartje kort vóór 5.39 op dien dag werd
afgegeven
«Ja, Mijn boek toont nog aan, dat het
vóór 5.39 verkocht werd.®
«Zou het mogelijk zijn geweest voor een
reiziger van den trein van 5.15, om in het
bezit te komen van dit kaartje, genaamd
455
«Neen.®
«Dank u.®
De advocaat vestigde thans de aandacht
BUITENLANDSCH OVERZICHT
't Gaat nog altijd om de uitleverings
kwestie.
Gelijk wij ons herinneren had von Les-
ner, de Duitsche zaakgelastigde te Parijs,
geweigerd de lijst aan zijn regeering over
te reiken. Toen werd aan Kilmannach,
de Britsche vertegenwoordiger te Parijs,*
opgedragen lijst en begeleidende nota aan
de Duitschers te gaan overhandigen. In-
tusschen is de namenlijst in het bezit van
de Duitsche regeering gekomen maar niet
door den Engelschen, doch door den
Franschen zaakgelastigde.
Oppervlakkig bezien schijnt dit aan de
zaak zelf niets te veranderen, maar in dit
geval heeft men dan toch waarschijnlijk
ongelijk. Een bericht van de N. R. Ct.
deelde Zaterdagavond mede, dat de gezan-
leoraad Vrijdagavond van zes uren 's avonds
tot half negen over de kwestie beraad
slaagd heeft en dat de bijeenkomst geheel
in beslag werd genomen door een uiteen
zetting van Lord Birkenhead, Lord-kanse-
iier van Engeland. Men beraadslaagt,
aldus de correspondent, niet over de her
ziening van de lijst, maar over de gevolgen
van tegenstand van Duilschland en over de
middelen om dien tegenstand te breken.
Als men nu leestmen beraadslaagt
niet over herziening van de lijst, zonder
dat de gedachtengang van het bericht het
noodzakelijk maakte dit feit te noemen,
dan vraagt men zich toch afwat bedoelt
men met die onnoodige mededeeling Be-
teekent het misschien, dat men wèl daar
over beraadslaagd heeft. Wij wijzen hier
slechts op, in verband met hetgeen wij
nader over de kwestie willen schrijven.
En dat lord Birkenherd een uiteenzetting
hield, is dan eveneens een feit, dat 0. i.
beteekenis heeft.
Op dit bericht is nu later een ander
gevolgd, waarin medegedeeld wordt, dat
de Fransche zaakgelastigde het document
zou overhandigen. Hetgeen dan ook ge
schied is.
Wij hechten aan deze berichten, gelijk
wij zeiden, groote beteekenis. En wel
omdat thans blijkt, dat de Britsche regee
ring niet ingenomen met de overhandiging
is geweest. En men behoeft niet ver te
zoeken om te verklaren hoe het komt, dat
niet de Britsche maar de Fransche zaak
gelastigde de nota overhandigd heeft.
Men weet dat de bekende Daily Chro
nicle het blad is, waarvan men zegt, dat
van de rechtbank op het feit, dat dit
kaartje, gevonden op den gevangene, een
«geheel retour« was van Londen naar
Norwood en weer terug naar Londen. Hij
toonde aan, dat een inwoner van Norwood
's morgen een kaartje aan het station zou
genomen hebben en 's avonds van Londen
naar Norwood teruggegaan zou zijn met
het halve retour, terwijt een ongeschonden
kaartje was, des avonds te Londen genomen.
De heer Spence schiep even adem en
ging toen voort: «Ik vertrouw, mijne hee-
ren, dat deze bewijzen u overtuigen, dat
de gevangene onmogelijk de persoon kan
zijn, die om tien minuteu voor zessen, bij
aankomst van den trein van 5.15 uit Lon
den, gevangen werd genomen, daar de
trein van 5.39 waarmede deze heer reisde,
niet voor tien minuten over zessen in Nor
wood aankwam. De beambten aan het
station hebben ongetwijfeld iemand anders
gevangen genomen, dien zij in ^de wacht
kamer opsloten. Het is onbegrijpelijk, dat
zij hem de gelegenheid lieten om te ont
komen, maar dit is een zaak, waarmede
we ons thans niet hebben bezig te houden.
Het is zeer duidelijk bewezen dat deze
heer de man niet is, die oorsprenkelijk
gevangen werd genomen, maar indien de
man, die met den trein van .5.15 reisde,
werkelijk Frank Muurse was, dan was hij
de broeder van dezen heer en daar de twee
broeders veel op elkander gelijden, is de ver
gissing, die klaarblijkelijk heeft plaats gehad,
zeer begrijpelijk. Wordt vervolgd