Het Kasteel llederhemert Een rechierlijke dwaling. Und van altena Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 4029 Woensdag 27 October1920 ei flit or. ftehoori een üoessel. FEUILLETON. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 4.25. en franco per post beschikt f 1.40. Afzonderlijke nummers 6 cent. Advertentiën van 16 regels 90 cent. Elke regel meer 15 cent. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur ingewacht. Vervolg. Door de goede zorgen van den te- genwoordigen eigenaar, Baron van Wassenaar van Obdam, is deze onder deskundige leiding gerestaureerd, zoo als langzamerhand meerdere gedeel ten van het kasteel zullen volgen. De trapruimte wordt overdekt door steenen kruisgewelven, waarvan de ribben eelkleurig zijn versierd een collectie oude tiunen schotels en ko peren voorwerpen verlevendigen den aanblik van het geheel. Vanaf deze wenteltrap bereikt men een der merkwaardigste vertrekken van het geheele kasteel, de z.g. ka mer van Maarten van Rossum, in den N. oostelijken toren gelegen. Hier staat een gesneden eiken bed uit het laatst der 16e eeuw. Stijlen en achterkant zijn rijk gebeeldhouwd, het hoofdeinde vertoont het wapen van Maarten van Rossum met de wildemannen als schildhouders. De wanden zijn in denzelfden stijl be timmerd. De trapeziumvormige inham in den bodem van het bed is bij de restauratie van het vertrek aange bracht, om van de oorspronkelijke voor twee personen bestemde spon de een éèn persoons ledikant te maken. Ook de zoldering uit 't begin der 15e eeuw, uit moer- en kinderbalken gevormd, verdient de aandacht. Deze is n l. geheel met ranken bloemmo tieven versierd met roet en kalk in grijze en witte kleur. Ook de aangrenzende groote kamer heeft een dergelijke gefigurende zol dering deze is daar echter ook in de 19e eeuw „weggewerkt" onder een gewit plafond, dat echter gemak kelijk weer verwijderd kan worden. In deze torenkamer bevindt zich nog een zeer oude tinnen schotel met gegraveerde voorstelling van den doop van Johannes den Dooper en als randschrift de woorden Wer da laewed und getaevet ist wiert -f auch ewig saelig wedn. Hieruit valt af te leiden dat wij hier met een oud doopbekken te doen hebben. Achterop staat de naam Claus Maluit 1495. Tot de oudste gedeelten van het kasteel behoort de vierkante toren, thans ingebouwd, die uit de 14e eeuw dateert. Het geheele ondergedeelte van dezen teren wordt overdekt door een enorm koepelgewelf, in vroeg-Gothischen stijl. Ook deze ruimte moet vroeger veel dieper zijn geweest, en hier was vroeger een der ingangen van het gebouw. Tot den ouden inventaris behooren verder een aantal waarde volle schilderijen en portretten uit de 16e, 17e en 18e eeuw, waaronder portretteu van Prins Willem I, van Egmont en Iloorne, een portret door M.j J. Miereveld en een portret van Willem V door J. P. Liotard. Ook het rijke archief, waarvan de oudste stukken uit 1217 dateeren, wordt op het kasteel bewaardon danks de vele gevaren waarvan het in den loop der tijden heeft bloot gestaan, waarbij het zelfs eens in zijn geheel door plunderende soldaten werd weggevoerd, is het zeer goed bewaard en vrij volledig gebleven. Reeds in 814 wordt gesproken van Hamarita in de gouw Teisterbant. Of daarmede echter Ophemert of Neder- hemert bedoeld wordt is onzeker. Van de kerk, voor de Hervorming aan den H. Servatius gewijd, wordt het eerst melding gemaakt in 1006. In 1088 was een Snellaert van He- mert getuige bij een opdracht, door Adelheid van Orten aan de kerk van Utrect gedaan. In 1300 geeft Reinout van Gelder den Borch te Hemert met voorburgh en hofstat ten Zutfen- sche leenrechte in leen aan Johan van Hemert Diens rechtstreeksche afstammelin gen bleven in het bezit van het leen goed tot 1502. De weduwe van Joost van Hemert was toen hertrouwd met Johan Scheiffardt van Mérode, waarop Karei de heerlijkheid en het slot aan zich vervallen verklaarde. In 1517 werd het echter opnieuw verleend aan zijn dochter Helwich van Hemert, gehuwd met Lubbert Turck of Torek van .Sinderen, waarna het tot 1655 in het geslacht Turck bleef. Maria Een ware gebeurtenis. (6) Gij ondergaat de zwaarste straf, elke verandering kan niet anders dan een ver betering voor u zijn. Geef de hoop niet op. Het is het schoonste deel van mijn ernstig ambt, een waar vriend te mogen zijn van de ongelukkigen, stelt dus onbe grensd vertrouwen in mij, beantwoord eerlijk de vragen, die ik u zal voorleggen en vrees niets. De geestelijke had met groote harte lijkheid gesproken, maar zijn woorden maakten op den gevangenen geringen in druk. Hij dacht een oogenblik na of hij wel zou antwoorden, en na een poos zei hy »Wat heb ik eigenlijk nog te vreezen,.... goed, ondervraag mij maar.« »Gij hebt op 15 Mei 4882 tien jaar tuchthuisstraf ondergaan, begon de gees telijke na zijn aanteekeningen te hebben doorzien. sOngeveer 3 maanden later, den 17en Augustus, zijt gij opnieuw ge arresteerd. Wat hebt gij in dien tusschen- tijd gedaan ?c »Toen ik ontslagen werd,« antwoordde Althanus, »werd mij 412 Mark 45 Pfen ning als nitgangskas uitbetaald. Ik dacht bij mij zelf, dat ik in Berlijn het gemak- Turck huwde eerst met Rutger van Rantwerk en daarna met Willem Thomas Guaedt tot Wickrade. Na den dood van diens zoon Johan Fre- derik Guaedt werd de heerlijkheid verkocht aan Wendelina de With, echtgenoote van Abraham Verhaa- gen, wonende in den Haag die daar mee den 19en Mei 1696 beleend werd. Deze verkocht kasteel én heerlijk heid in 1697 weder aan Otto Frede- rik baron van Vittinghof gen. Schell heer van Groenewalt en Eeckhof voor 8000 gulden. Door het huwelijk van zijn dochter met Adriaan van Lijnden kwam Ne derhemert aan de van Lijndens. In 1788 ging'het over aan de aangeno men dochter van Otto Frederik van Lijnden, Ottelina T. L. van Reed, gehuwd met W. G. T. Graaf Bentinck, heer van Rhoon en Pendrecht. Diens dochter was gehuwd met Carel Anne Daniël Bar van Nagell. Zijn zoon A. J. H. M. A. van Nagell overleed in 1880 kinderloos, de heer lijkheid nalatende aan zijn echtge noot E. A. G. van Kretschmar. De tegenwoordige eigenaar is E. W. Baron van Wassenaar van Neder- hemert. In het koor van het oude kerkge bouw van Nederhemert, in 1633 ver woest in den oorlog en herbouwd door Joh. Torek op de 14e eeuwsche grondslagen en in 1836 nogmaals ver bouwd, getuigen een aantal grafmo numenten van de vergankelijkheid van alle aardsche macht en grootheid In het midden van het koor staat het grootste dezer monumenten, ge wijd aan de nagedachtenis van Otto Frederik van Vittinghoff waarop hij zelf ten voeten uit is afgebeeld, ge- pruikt en geharnast, liggende voor een trophee van vaandels en wapenen. Een ander gedenkteeken draagt het borstbeeld van Adriaan van Lijn den, get. 1754, een derde portret van Otto Frederik van Lijnden. Zoo rusten hier vele geslachten van heeren van Nederhemert. En het huis zelf, getuige van veldslagen uit den graventijd, immers hier vond in 1061 Floris I den dood van roof en plundertochten in den Spaanschen tijd, herhaadelijk geplunderd en ver brand door Oostenrijksche en Fransche melykst werk kon vinden, daarom ging ik daarheen. Ik meldde mij aan bij de Vereeniging tot zedelijke verbetering van ontslagen gevangenen. Vijf dagen achter een kwam ik daar eiken morgen, kreeg af en toe brood, soms een bon voor de volksgaarkeuken, maar geen werk. Ein delijk op den 6en dag werd ik naar Tegel gezonden als grondwerker tegen een mark per dag eu 15 pfenning reisgeld. Het werk was zwaar en hard, ik was, zooals de opzichter zeide, te zwak daar voor, en na drie dagen werd ik als on bruikbaar weggezonden. Toen deed ik de grootste moeite om werk te vinden. Ik liep rond, tot ik des avonds doodmoe was. Ik las de advertentiën van aange plakte couranten en meldde mij overal. Maar ik had geen papieren die ik toonen kon. Had ik mijn ontslagbiljet uit de ge vangenis overgelegd, dan ware ik dadelijk weggejaagd. Ik kon dus niets verdienen.c »En leefde gij in dien tijd van uw uit- gangskas »Ja, maar die raakte op. Ik had een paar laarzen, een hemd, en dergelijke moeten koopen en elke nacht logies kostte my 90 pfenning. Berlijn is een dure stad. Toen ik een week of vijf, zes had rond gezworven, besloot ik naar de omstreken te gaan, maar daar ging het zoo mogelijk nog slechter. Waarom ik eigenlijk naar mijn geboortestreek ging weet ik zelf niet meer, ik dacht zoo, misschien vindt gij daar nog den een of ander, die u helpt, en het was bovendien zomer. »Hadt gij de bedoeling Tenner op te zoeken Toen nog niet. Gij moogt mij gelooven of niet. ik had Tenner geheel vergeten.... Ik ging dus op weg en kwam 15 Aug. onder kerktijd in Sudernleben aan. Maar toen ik er was ontzonk mij de moed. Ik durfde mij niet te vertoonen. Ik bezat niets meer dan enkele pfenningen. Den vorigen dag had ik niets anders te eten gekregen dan een bord soep van een boerin en een stuk brood, en ik had een verren tocht achter den rug. De streek kende ik goed, ik ging dus even buiten Sudern leben in het bosch en sliep of dwaalde daar den geheelen, snikheeten dag. Om een uur of vijf kon ik het niet langer uithouden van den honger. En toen dacht ik eensklaps aan Tenner. Als die man werkelijk Maar een stuk brood zou hij toch wel voor mij hebben, dacht ik. Ik maakte een grooten omweg, omdat ik niet door het dorp wilde gaan. Tegen zeven uur kwam ik aan zijn huis.c ïHoe kwaamt gij er toe, juist Tenner op te zoeken. Gij wist hoe hardvochtig hij was en gij haatte hem ?Ik haatte hem volstrekt niet meer. Ik haatte niemand en had niemand lief. Wat de menschen daarvan verteld hebben is niet waarNu ja, voor goedhartig heb ik hem nooit gehouden. Maar ik dacht»als ik mijn oom zeg, hoe het mij op dit oogenblik gaat, dan helpt hij benden, staat daar nog even hecht en sterk als voor eeuwen. Was het een tijdlang na het beleg van Bommel uitsluitend fort, volgens verdrag met den toenmaligen Heer van Hemert versterkt tegen de Span jaarden, later door een Hollandsche bezetting verdedigd in het laatst der 18 eeuw werd het meer voor bewo ning door de eigenaars geschikt ge maakt. In dien tijd werd ook het omliggende plantsoen, waarin thans zooveel zware, voor ouder schijnende boomen voorkomen, aangelegd. Te genwoordig alleen in de zomermaan den bewoond, ligt het daar te mid den van de uitgestrekte vruchtbare landerijen en het stille dorp dat nog steeds bijna geheel tot de heerlijkheid behoort, als een hoogst belangwek kend monument uit de geschiedenis dezer streken, dat onder de goede zorgen van zijn tegenwoordige eige naar voor een deel in zijn vroegeren staat hersteld, nog haast evenveel eeuwen kan trotseeren als zijne grijze muren reeds hebben zien heen vlieden Nijeveen, P. W. T. van den Berg. BUITENLANDS CH OVERZICHT. Het gevaar, dat de staking in de Engel- sche kolenmijnen op andere groepen van arbeiders overslaat, is lang niet denkbeel dig. De spoorwegbeambten zijn al zeer moeilijk in bedwang te houden. In een bijeenkomst van spoorwegmannen is een voorstel om het spoorwegpersoneel uit sym pathie voor de mijnwerkers het werk te laten neerleggen, slechts met één stem meerderheid verworpen. Het congres van de nationale unie van spoorwegbeambten blijft eenige dagen bijeen, om den loop van zaken af te wachten en daarnaar zijn hou ding te bepalen. Tegelijkertijd kondigt zich een staking van transportarbeider aan. Ook een deel van hen wordt tengevolge van de staking werkloos, omdat er geen steenkolen te laden en te lossen zijn. Dat zijn de boot werkers. Maar een andere categorie van transportarbeiders op wie juist in de tegen woordige crisis alles aankomt, de voerlie den, sleepers en bestuurders van vracht auto's die niet van de steenkolen afhan kelijk zijn, kondigen een staking aan, als niet spoedig aan hun eisch tot loonsver- hooging wordt voldaan. mij misschien wat, en meer verlang ik niet.» Ik stond dus voor Tenners deur en klopte herhaaldelijk. Ik kon het niet uithouden van den honger en er werd niet opengedaan. Toen kwam die man voorbij, die in het proces de waarheid heeft ge sproken. Ik wilde niet gezien worden en ging dus achter het huis. Toen zag ik op het erf een ladder bij het open luik. Die vervloekte ladder Was het mij maar niet zoo gemakkelijk gemaaktStelen wilde ik niet, het was eigenlijk meer nieuwsgierigheid. Gij gelooft dat misschien niet, maar het is toch zoo. Ik ging dus den ladder op en keek door het luik. Daar hingen worsten en hammen, daar lagen appelen I En ik was razend van den honger. En nu zeg ik u de waarheid ik stal weder, voor de tweede maal in mijn leven. Het is my slecht bekomen Ik klom naar binnen, vulde mijn zak met appelen, nam een ham, verborg dien onder mijn jas en klom weer naar beneden,c Waarom hebt gij dat niet dadelijk gezegd bij uw eerste verboor I« riep de geestelijke uit. Althanns lachte flauwtjes. Na een oogenblik antwoordde Althanns »De rechter-commissaris zou mij toch niet geloofd hebben. Hij wilde er niets van weten Hij heeft er nauwelijks naar ge vraagd. Hij wilde weten hoe ik Tenner vermoord had, waar het geld begraven was daar kon ik hem niets van zeggen en toen leek mij de geschiedenis te leelyk.ee Iri het steenkoolconflict komt men niet verder, omdat er wantrouwen over en weer is. De leiders van de mijnwerkers blijven staan op hun eisch dat de twee shillings meer per schoft onvoorwaardelijk aan de del vers moeten toegestaan worden daar naast zijn zij bereid de verzekering te ge ven, dat de werklieden onder hun invloed mee zullen werken aan het verhoogen van de productie. Noch de regeering noch de eigenaars nemen voorloopig roet die ver zekering genoegen. In plaats van een ver zekering willen zij een waarborg. De mijn werkers vreezen, dat het stelsel van de eigenaars en de regeering ten slotte op overproductie en werkloosheid voor een deel hunner zou uitloopen. Het klinkt vreemd in een tijd, waarin alles om productie schreeuwt, van de mogelijkheid van over productie te hooren spreken. Maar de steen kolen zijn duur, ook voor den Eogelschman die er minder voor betaalt dan de buiten lander, vele industrieën lijden onder gebrek aan bestellingen en verbruiken minder steen kolen, en het buitenland, dat den extra hoogen prijs moet betalen, neemt alleen het strikt rioodige. Eindelijk concurreert de steenko'enpro- ductie van de halve wereld tegenwoordig met de Engelsche, wat zich nog meer zal laten voelen, wanneer de vrachten verder dalen. De groote welvaart van den En- gelschen kolenuitvoerhandel is eenigszins kunstmatig, daar zij berust op een nood, die het gevolg van den oorlog is. Wegens de vrees voor overproductie bij de kolen- delvers, hebben de eigenaars niet veel ver trouwen in de medewerking van de leiders der arbeiders aan het verhoogen van de productie. Zij weten ook, dat de leiders dan aan het toezicht op de ontginning hun aandeel zullen eischen en niet zullen toe laten, dat er vooral in de minst rendee- rende beddingen gewerkt wordt. Bekend is, dat nu reeds van den kant van de delvers geklaagd is, dat de eigenaars de beste lagen onaangeroerd laten, om, zoodra het regeeringstoezicht afgeschaft en de kolenhandel vrij is, door een snelle en ruime productie van de gunstige conjunc tuur te kunnen profiteeren. De Engelsche regeering heeft zich in tusschen alvast voor den strijd gewapend met een wetsontwerp, dat haar buitenge wone bevoegdheden geeft en dat wel voor Woensdag in tweede en derde lezing in het Lagerhuis zal worden aangenomen. De communistische propaganda, die met »Vertel verder, Althanus. Toen gij den ladder afgeklommen waart, wat deed gij toen »Ik keek rond. Men kan bij Tenners huis een kwartier ver zien. Er was nie mand te bespeuren. Ik ging dus op weg. Na vijf minuten ging ik aan den rand van een sloot zitten, sneed een stnk van den ham af en verslond dat. Maar mijn maag was zoo zwak, dat ik het niet verdragen kon. Ik spuwde het dadelijk uit. Met de appelen ging het beter en na een poosje kon ik ook een stukje ham doorslikken, hoewel het mij schriklijk tegenstond. Toen ging ik verder. Ik ontmoette onder weg eenige mannen, maar weggeloopen ben ik niet, ik was veel te moe om hard te loopen. Den nacht bracht ik weder in het bosch door. Ik at nog een paar stukjes ham en den volgenden morgen de laatste appelen. Daar ik dacht dat Tenner wel van diefstal zou gesproken hebben, hield ik mij den geheelen dag schuil. Na zonsondergang nam ik den ham op en ging verder, maar niet ver, want ik was schriklijk moe. Ik sloop in een schuur, verborg den ham en sliep in. Den volgdnden morgen in de vroegte werd ik door arbeiders gewekt. Zij grepen mij vast en sloegen mij en wilden mij verjagen. Toen een hunner riep »Hij heeft net zoo'n jas aan, hij is bepaald den man dien zij zoeken I Wordt vervolgd). NIEUWSBLAD m\Islliil m Heusüen n Altena, de Langstraat n öe gomieierwaard i

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1920 | | pagina 1