Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 4221. Woensdag 30 Augustus 1922
Hei is niei voldoende, dal
Uwe handen óevassdien zijn.
LIFEBUOY HEALTH 50AP
Land van altena
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.25,
en franco per post beschikt f 4.40. Afzonderlijke
nummers 6 cent.
Advertentiën van 16 regels 90 cent. Elke regel
meer 15 cent. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen
10 uur ingewacht.
BEKNOPT OVERZICHT
van het rechtsgeding in strafzaken
voor den Kantonrechter volgens
het gewijzigde Wetboek van
Strafvordering.
Den meesten lezers van het Nieuws
blad zal het uit de dagbladen wel
reeds bekend zijn dat met 1 Septem
ber a.s. belangrijke wijzigingen in
het Wetboek van Strafvordering,
waarin ons strafprocesrecht wordt
behandeld, in werking treden. Deze
wijzigingen betreffen de vereenvoudi
ging van de rechtspleging in lichte
strafzaken, d. z. dus alle strafzaken,
waarvan de Kantonrechter kennis
neemt en sommige strafzaken, die
tot de competentie van de Recht
bank behooren.
Waar nu ongetwijfeld meerdere
onzer lezers in de toekomst wel eens
met den Strafrechter en in het bij
zonder met den Kantonrechter in
aanraking zullen komen, omdat zij
tegen de voorschriften van wetten
of verordeningen hebben gezondigd,
komt het mij niet ondienstig voor
eens na te gaan hoe het rechtsgeding
in strafzaken in den vervolge zal
worden gevoerd. Hiermede wil ik
geenszins zeggen dat ik de lezers van
ons blad als groote booswichten be
schouw, maar wel dat de vele geboden
en verboden, neergelegd in wetten en
verordeningen, het tegenwoordig bijna
onmogelijk maken om steeds uit han
den der justitie te blijven. In den
regel zal het zondigen tegen die ge
boden of verboden wel gequalificeerd
kunnen worden als „overtreding" en
waar de Kantonrechter steeds kennis
neemt van overtredingen d. z. lichtere
strafzaken, meen ik dat eene bespre
king van het strafrechtsgeding voor
het Kantongerecht voor onze lezers
wel van groot belang kan zijn.
Wanneer men tot heden toe als
beklaagde op het Kantongerecht moest
verschijnen, kreeg men vooraf een
zgn. dagvaarding, in welk stuk dan
vermeld stonden dag en uur, waarop
men gelegenheid had om bij den
Kantonrechter zijne opwachting te
komen maken. Dit stuk werd dan door
een Deurwaarder of Politiebeambte
aan huis bezorgd d. i. beteekend en
wanneer niemand thuis was werd het
bij den Burgemeester gebracht. Tot
nog toe was de dagvaarding het eenige
middel om een zaak bij den Kanton
rechter aan te brengen. Het gewij
zigde Wetboek van Strafvordering
brengt hierin verandering en doet
het aanbrengen eener zaak geschieden
óf door oproeping óf door dagvaar
ding, dus op tweeërlei wijze. Het
aanhangig maken door „oproeping"
kan geschieden bij alle strafbare
feiten, waarbij zulks niet uitdrukke
lijk is uitgesloten. Welke feiten uit
gesloten zijn bepaalt de Minister van
Justitie. Deze doet van de uitgesloten
feiten voor elk kanton eene lijst opma
ken, welke openbaar wordt gemaakt.
In de gevallen, waarbij het aan
hangig maken door „oproeping" niet
is toegelaten en dit zijn er niet
vele wordt op de tot nog toe ge
volgde wijze de bekeuring aangezegd
en proces-verbaal opgemaakt.
Wat verstaat men nu onder „op
roeping" Hieronder verstaat men de
onverwijlde uitreiking bij eene ontdek
king van een strafbaar feit op heeter-
daad door een opsporings-ambtenaar
aan den verdachte van eene oproeping
om te verschijnen op eene daarin ver
melde terechtzitting van het Kanton
gerecht, waarbij dan, zoo mogelijk,
inhoud en strekking der oproeping aan
den verdachte mondeling in het kort
worden toegelicht. Men ziet dat eene
„oproeping" alleen kan plaats hebben
in geval van ontdekking op heeterdaad
d. i. -wanneer het strafbare feit ont
dekt wordt, terwijl het begaan wordt
of terstond nadat het begaan is.
De „oproeping" moet op de plaats
der bekeuring worden opgemaakt.
Dit opmaken bestaat dan in het in
vullen van een formulier door den
betrokken opsporingsambtenaar. Voor
elke oproeping zijn twee gelijklui
dende formulieren noodig. Het eene
wordt den bekeurde ter hand gesteld
en het andere wordt gevoegd bij het
proces-verbaal van uitreiking van de
„oproeping", hetwelk aan den Ambte
naar van het Openbaar Ministerie
wordt toegezonden.
De wetgever heeft het geval voor
zien dat een verdachte eenvoudig kan
weigeren om de „oproeping" aan te
nemen. Gebeurt dit dan wordt de
oproeping geacht aan den verdachte
uitgereikt te zijn op het oogenblik
der aanbieding en wordt zij per post
toegezonden. Ook van dit een en
ander wordt dan proces-verbaal op
gemaakt, hetwelk bij de processtuk
ken wordt gevoegd.
De kortste termijn, waarop de ver
dachte kan worden opgeroepen om
ter terechtzitting te verschijnen, be
draagt voor de Kantongerechten in
gemeente met minder dan 100,000
inwoners, zooals b.v. Heusden, Waal
wijk, Gorinchem, Zaltbommel enz.,
vijf dagen sedert den dag der uit
reiking van de oproeping. „Voor
bepaalde zaken" dus niet voor alle
kan de Ambtenaar van het Openbaar
Ministerie bij het Kantongerecht ver
lenging van den termijn voorschrijven.
Deze Ambtenaar houdt het recht,
hetwelk hij ook tot dusverre had,
om zaken ter zijde te leggen en niet
te vervolgen, omdat hij vervolging
om bepaalde redenen niet wensche-
lijk of gemotiveerd acht.
Indien de oproeping niet onverwijld
is uitgereikt, of per post verzonden,
dan kan de zaak niet meer bij op
roeping aanhangig gemaakt worden,
doch moet zulks geschieden bij dag
vaarding. Dit geldt ook wanneer
vorm of inhoud de oproeping ongel
dig doen zijn of de Ambtenaar van
het "Openbaar Ministerie haar intrekt.
Is deze Ambtenaar van meening dat
de zaak niet verder behoort te wor
den vervolgd of oordeelt dat zij niet
bij oproeping aanhangig dient te wor
den gemaakt, dan geeft hij den ver
dachte zoo spoedig mogelijk kennis
dat de oproeping wordt ingetrokken.
Op de terechtzitting moet de Ambte
naar van het Openbaar Ministerie ter
zake van het feit in de oproeping
aangeduid, mondeling of schriftelijk
nadere opgave doen. De nadere op
gave moet, behoudens verbetering en
aanvulling, beantwoorden aan de korte
aanduiding in de oproeping, zulks op
straffe van nietigheid. Op verlangen
van den beklaagde of van den Kan
tonrechter wordt de nadere opgave
den beklaagde op schrift gegeven.
De Kantonrechter wijst als regel
onmiddellijk na de sluiting van het
onderzoek op de terechtzitting mon
deling vonnis, ongeacht of de zaak
door oproeping dan wel door dag
vaarding aanhangig is gemaakt. Ech
ter kan de Kantonrechter, wanneer
hij het noodig oordeelt, van dezen
regel afwijken en schriftelijk vonnis
geven. Maar ook heeft de Ambtenaar
van het Openbaar Ministerie het recht
om te vorderen en de beklaagde het
recht om te verzoeken dat schriftelijk
vonnis zal worden gewezen. In deze
gevallen kan de uitspraak worden
uitgesteld doch in geen geval langer
dan tot op den zevenden dag na de
sluiting van het onderzoek.
Zoodra het proces-verbaal der te
rechtzitting, waarin het vonnis is op
genomen, is geteekend, kan de ver
oordeelde daarvan kennis nemen.
Hij heeft dan gelegenheid om b.v.,
indien mogelijk, in hooger beroep te
gaan of cassatie aan te teekenen,
maar ook om van een nog openstaand
rechtsmiddel tegen 's Kantonrechters
uitspraak, afstand te doen, hetgeen
dan moet geschieden door eene ver
klaring af te leggen bij den Griffier.
Indien èn door den Ambtenaar van
het Openbaar Ministerie èn door den
veroordeelde afstand is gedaan van
de bevoegdheid om rechtsmiddelen
tegen het vonnis aan te wenden, kun
nen betaling en uitlevering binnen
vier en twintig uren daarna ter griffie
geschieden.
Eene bepaling, waardoor meestal
vervolging wegens het begaan eener
overtreding zal kunnen worden voor
komen, vinden we in een nieuw art.
74 van het Wetboek van Strafrecht.
Wegens haar groot belang wil ik er
hier nog de aandacht op vestigen en
dit nog te meer omdat zij op 1 Sep
tember a.s. eene belangrijke uitbrei
ding ondergaat. Immers luidt alsdan
de inhoud van genoemd artikel
Het recht tot strafvordering wegens
overtredingen, waarvan de kanton
rechter kennis neemt, en waarop geld
boete, hetzij als eenige hoofdstraf,
hetzij nevens hechtenis van ten hoog
ste veertien dagen is gesteld, vervalt
door vrijwillige voldoening aan de
voorwaarde welke de bevoegde amb
tenaar van het openbaar ministerie
op vóór den aanvang der terecht
zitting in te dienen verzoek van den
verdachte of beklaagde ter voorko
ming van de strafvervolging mocht
hebben gesteld.
Deze voorwaarde bestaat inde
betaling, binnen een door den amb
tenaar te bepalen termijn en op eene
door dezen aan te wijzen plaats, van
eene bepaalde geldsom, met of zonder
uitlevering van aan verbeurdverkla
ring onderworpen voorwerpen of vol
doening der geschatte waarde of af
stand van reeds in beslaggenomen
voorwerpen. Zoodanige uitlevering,
voldoening of afstand wordt steeds
in de voorwaarde opgenomen, indien
ter zake van het feit verbeurdver
klaring zou moeten volgen. Bedoelde
termijn kan vóór den afloop daarvan
eenmaal worden verlengd.
De te betalen geldsom bedraagt ten
minste vijftig cents en ten hoogste
het maximum der boete op het feit
gesteld.
Is op de overtreding geene andere
hoofdstraf gesteld dan geldboete en
biedt de verdachte of beklaagde aan,
binnen den door den ambtenaar van
het openbaar ministerie te bepalen
termijn het maximum der boete te
betalen en de aan verbeurdverklaring
onderworpen voorwerpen uit te leve
ren of af te staan of hunne geschatte
waarde te voldoen, dan zal die amb
tenaar het stellen van eene daartoe
strekkende voorwaarde niet mogen
weigeren.
In de gevallen waarin de straf wordt
verhoogd wegens herhaling, is die
verhooging ook van toepassing, wan
neer het recht tot strafvordering we
gens de vroeger begane overtreding
volgens het eerste lid is vervallen.
De bepalingen van dit artikel gel
den niet voor een minderjarigen per
soon die tijdens het begaan van het
feit den leeftijd van achttien jaren
nog niet heeft bereikt."
Correspondeerend met dit artikel
uit het Wetboek van Strafrecht, is
het volgend nieuwe artikel uit het
Wetboek van Strafvordering:
„Indien iemand overeenkomstig de
bepalingen van art. 74 van het Wet
boek van Strafrecht de vervolging
wenscht te voorkomen, zal hij, voor
zien van eene schriftelijke magtiging
van het openbaar ministerie bij het
tot beregting der zaak bevoegde
kanton-geregt, binnen den termijn bij
die magtiging daartoe bepaald en op
de plaats bij die magtiging daartoe
aangewezen, welke plaats kan zijn
het kantoor van den met de invor
dering der boeten belasten ambtenaar
of de griffie van dat kanton-geregt
of van het kanton-geregt, binnen welks
regtsgebied zijne woonplaats gelegen
is, aan de hem gestelde voorwaarden
moeten voldoen.
In het exploit van dagvaarding en
in de oproeping, bedoeld bij art. 252a,
wordt de beklaagde, op de wijze, door
den Minister van Justitie te bepalen,
opmerkzaam gemaakt op de bevoegd
heid, hem bij art. 74 van het Wet
boek van Strafrecht verleend."
Waar men tot nog toe slechts het
recht tot strafvordering wegens over
tredingen, waarop geen andere hoofd
straf was gesteld dan geldboete, kon
doen vervallen door vrijwillige be
taling van het maximum der boete
op machtiging van den bevoegden
Ambtenaar van het Openbaar Minis
terie binnen eenen door dezen te
stellen termijn, daar ziet men, dat
het in den volksmond genoemd „recht
van afkoop" door het nieuwe artikel
74 eene belangrijke uitbreiding heeft
gekregen, daar nu ook afkoop (om
den volksterm te gebruiken) mogelijk
is van strafvordering wegens over
tredingen waarop geldboete, hetzij als
eenige hoofdstraf, hetzij nevens hech
tenis van ten hoogste veertien dagen
is gesteld. Een verzoek om het recht
van strafvordering te doen vervallen
moet vóór den aanvang der terecht
zitting door den verdachte of be
klaagde aan den Ambtenaar van het
Openbaar Ministerie worden inge
diend, welke Ambtenaar dan de voor
waarde stelt waaraan door belang
hebbende vrijwillig moet worden vol
daan om de zaak als afgedaan be
schouwd te zien.
Bij de zgn. „afkoop" is dus de
Ambtenaar van het Openbaar Minis
terie de autoriteit, die het heft in
handen heeft door het stellen der
voorwaarde, waaraan de verdachte
of beklaagde heeft te voldoen. Zoo
bepaalt b.v. de Ambtenaar de hoe
grootheid der te betalen geldsom,
welke ten minste vijftig cent bedraagt
en ten hoogste het maximum der
boete op het feit gesteld.
Ten slotte nog iets dat de aandacht
verdient.
Wanneer een strafbaar feit wettig en
overtuigend was bewezen, was de Kan
tonrechter tot nog toe verplicht den
beklaagde te veroordeelen en kon hij
alleen het meer of minder ernstige van
het strafbaar feit in de strafmaat tot
uitdrukking brengen. Met 1 Septem
ber a.s. komt ook hierin wijziging en
is het mogelijk dat de Kantonrechter,
indien hij dit in verband met de ge
ringe beteekenis van het feit en de
omstandigheden, waaronder het be
gaan is, raadzaam acht, in het vonnis
kan bepalen, dat geen straf zal wor
den toegepast. Ik voor mij juich de
nieuwe bepaling van harte toe. Im
mers is het mij bekend, dat gepleegde
feiten, hoewel strafbaar, toch van zoo
geringe beteekenis kunnen zijn, dat
de laagste straf (50 cent geldboete)
nog onbillijk is te achten. En zoo kun
nen zich ook omstandigheden voor
doen, die zelfs nog de minimum straf
door den Kantonrechter opgelegd,
onevenredig doen zijn aan het ge
pleegde kwaad.
Uw gezondheid wordt voortdurend
bedreigd .wanneer de handen niet
volkomen rein Zijn.
Gebruik daarom LIFEBUOY-ZEER
en U zult weldra, den weldadigen
invloed op Uw huid gevoelen.
Fóbriksnten van Sunlight en Lux.
BUITENLANDS CH OVERWICHT
Het schijnt dat de Duitsche tegenvoor
stellen niet geheel onaannemelijk worden
geacht, anders zou de Duitsche regeering
waarschijnlijk niet zijn uitgenoodigd om
heden vertegenwoordigers naar Parijs te
zenden.
Wat deze Duitsche tegenvoorstellen be
treft, zij zijn ter elfder ure aan Bradbuiy
overhandigd, en niet voor de beide leden
van de Commissie te kennen hadden ge
geven dat hun reis vruchteloos was geweest.
Óp dat kritieke moment schijnt Wirth voor
den dag gekomen te zijn met een nieuw
plan, waaromtrent nog niet veel bekend is,
maar dat toch niet geheel en al onbevre
digend blijkt te zijn. De rijkskanselier zou
als waarborg voor de verplichte levering
van hout en steenkool contracten met
Duitsche ondernemers sluiten, welke dus,
op straffe van zware boete, gehouden zou
den zijn om de leveringen op tijd te laten
geschieden. De bereidwilligheid der vak-
vereenigingen, om overwerk toe te staan,
heeft dit nieuwe plan mogelijk gemaakt.
Hierdoor zouden de Geallieerden eenige
zekerheid krijgen, dat de Duitsche leverin
gen zouden blijven voortduren tijdens het
door Duitschland begeerde moratoiium. De
»Vorwarts betoogt dat Frankrijk, als de
eisch van nproductieve panden« werkelijk
slechts voortkomt uit de vrees, dat de En
tente na afloop van het moratorium met
leege handen zou blijven zitten, in de eerste
plaats instemmen moet met het Duitsche
voorstel, dat op stuk van zaken meer waar
borgen biedt dan het program van Poin-
caré, en het blad trekt de conclusie dat
uit het verwerpen van dit voorstel dan
blijken zou, »dat Frankrijk noch schadever
goeding, noch herstel wenscht doch slechts
naar militaire, politieke, industrieele en
economische hegemonie in Europa streeft.
De Fransche Marine heeft een gevoelig
verlies geleden door het vergaan van een
harer grootste oorlogsschepen, n.l. het slag
schip France.
Het schip behoort tot het eskader van
de Middellandsche Zee, dat onder bevel van
vice-admiraal Salaün, einde Juli van Toulon
vertrok tot het houden van oefeningen.
In tijd van oorlog heeft de France een
etat-major van 24 officieren en 1085 man
schappen, maar thans telde de equipage
820 koppen.
Vrijdagavond was het schip, na schiet
oefeningen te hebben gehouden op de kust
van Bretagne, voor de baai van Quibron
gekomen. Het was toen laag water. Tegen
10 uur stootte, volgens »de Matin«, het
schip in de doorvaart van La Teignose op
een vermoedelijk onbekende® rots. Het
schuurde langs de rots en de schok was
zoo hevig, dat er in den romp van de France
een scheur van 40 Meier ontstond, waar
door het schip spoedig geheel weerloos was.
Het binnenstroomende water doofde de
vuren, zoodat de machines niet meer kon»
den werken. Het duurde ongeveer 3 uren
voor het schip geheel zonk en omkantelde
op een plek waar 26 meter water stond.
NIEUWSBLAD
viorhetLandvanHeisdeiienAlten^deLangstraalendeBomnielerwaard
DEXEVER'-S ZEEP M?
VLAARDINGEH