ïoor liet Land van Beusden
en AKena, de Langstraat en de
Bommeterwaard.
Ho. 4235. woensdag 18 October
BEHOORENDE BIJ HET
(Vervolg Raadsverslag ANDEL.)
Onder art. 7 van hetzelfde hoofdstuk
komt een post voor subsidie Burger). Arm
bestuur. In de gemeente bestaat echter
geen Burg. Ambestuur. Spr. vraagt, of
hulpbehoevenden zonder tusscherikomst van
de diaconie hulp of onderstand van de
gemeente kunnen krijgen.
Bij art. 1., hoofdstuk 10, kosten veearts,
zegt spr., dat het helaas niet mee loopt,
doch dat de gemeente thans zelf een veearts
heeft en subsidié verleening aan den veearts
van Almkerk dus overbodig is en vraagt,
hoelang de gemeente nog aan de overeen
komst met Almkerk vast zit.
Bij Hoofdstuk II, art. 7. Kosten ver
huringen en verkoopingen, vraagt spr.,
waarop deze post betrekking heeft.
Hoofst. 13, art. 2. Pensioenstorting is
f 300.hooger geraamd, spr. vraagt, wat
daarvoor de reden is.
Dan heeft hij gezien, dat op de begrooting
voor straatverlichting een bedrag is uitge
trokken van f 1100.in de begrooting
van het bedryf zeifis daarvoor slechts f800.
geraamd, spr. wijst op de tegenstrijdigheid
van dit feit.
Voor den administrateur van het electr.
bedrijf is een bedrag uitgetrokken voor
premie ongevallen verzekering, spr. vraagt,
of dit verplichtend is.
In de rekening en begrooting die door
den opzichter zijn opgemaakt, voor de werk
zaamheden in het Andelerbroek heeft hij
niet kunnen zien naar welken maatstaf
de dagloonen zijn berekend. Spr. vraagt,
naar welke basis daarbij is gerekend en of
misschien daarvoor slechts een globaal be
drag is genomen.
De Voorzitter zegt, dat hij eenige aan-
teekeningen heeft gemaakt van de verschillen
de vragen, mocht hij er een hebben vergeten
dan vraagt hij den heer Schouten deze
even te herhalen. Volgens spr. treft het
wel eigenaardig dat als eerste punt de heer
Schouten tevergeefs heeft gezocht naar
bezuiniging. De oude envelop die spr. voor
zich heeft en waarop hij zijn aanteekeningen
heeft gemaakt, is een bewijs, hoe hier
steeds de grootste zuinigheid wordt betracht,
in tegenstelling met sommige andere ge
meenten. Hier, waar men steeds zuinig is
geweest, kan niet bezuinigd worden, iets
wat elders wel zou kunnen.
De heer Schouten dringt aan op bezuiniging
der jaarwedden in 't algemeen waar deze,
echter Hoofdst. II. afd. I. aanhaalt, zou
dit alleen de jaarwedden van Burgemeester,
Secretaris en Gemeente-Ontvanger betreffen
en naar spr. meent zal het de heer Schouten
toch niet onbekend zijn, dat deze jaarwedden
niet door den gem. raad worden vastge
steld, doch door Ged. Staten onder goed
keuring der Kroon, gehoord den gem. Raad.
Zonder uitzondering zijn zij dan ook vast
gesteld door Ged. Staten. De pensioens
bijdrage is een andere zaak, deze zijn in
1913 goedgekeurd door den Raad.
De schatters voor de drankloealiteiten
zijn aangesteld op een salaris van f 15,
daarvoor moeten zy ieder jaar vóór 1 Mei
4 localiteiten schatten. Meent de heer
Schouten dat deze schatters moeten worden
ontslagen, of dat hun salaris moet worden ver
minderd, dan kan hij daartoe een voorstel
in dienen, hoewel Spr. niet kan adviseeren
tot verlaging.
Ten aanzien van de vleeschkeuringswet
zou gezegd zijn, dat deze zich zelf zou
dekken en er misschien nog winst mede
te behalen zou zijn. Destijds is in deze
zin ook gesproken, doch in de praktijk zal
het er wel op neer komen dat de gemeente
wel degelijk zal moeten bijdragen. De
Minister heeft gezegd, dat de Wet de ge
meente geen kosten zou opleggen. Spr.
heeft nadere inlichtingen gevraagd en hem
is gezegd dat het keurloon moet zijn een
retributie, dat wil «eggen een betaling voor
bewezen diensten en in sommige deelen
gelijk staat met een belasting. Dat het
niet mag zijn een bron van inkomsten,
doch alleen dient tot dekking der kosten.
Nu komt de moeilijkheid, gesteld dat men
precies kon uitrekenen hoeveel deze kosten
zouden bedragen, dan was het billyk dat
het keurloon deze kosten dekten. Nu eischt
men echter ook keurloon van dieren, waar
van het vleesch niet in consumptie kan
worden gebracht. Een dier dat is gestorven
moet worden gekeurd. Om deze keuring
nu op de keuring van goed vlsesch te leg
gen, acht Spr. niet goed, dat dit betaald
wordt door hem die het ongeluk treft, acht
hij onbillyk, daarom zal het in de praktijk
hierop neer komen, dat dit keurloon ten
laste der gemeente komt, hiervoor is dus
een bedrag op de begrooting uitgetrokken.
Bovendien zullen bij de inrichting van
den dienst verschillende uitgaven moeten
worden gedaan, die niet op het keurloon
gelegd kunnen worden.
Het nazien der wijzerborden is op f200,
geraamd, omdat een nieuw wijzerbord moet
worden aangebracht.
De gemeente heeft geen waterleidingen
te onderhouden. Gedep. Staten verlangen
echter, dat een bedrag voor onderhoud op
de begrooting wordt gezet.
Mochten er plannen worden gevormd
tot viering van het jubileum van onze
Koningin, en mocht de gem.-raad besluiten
tot het verleenen eener subsidie daartoe,
dan kan deze gevonden worden uit den
post onvoorziene uitgaven.
Wenscht de heer Schouten een voorstel
te doen om de f 50, duurde-toeslag voor
den dokter in te houden dan wil Spr. dit
voorstel in omvraag brengen.
Het komt hem echter voor, dat de f50,
duurte-toeslag billijk zijn. Immers inder
tijd is het salaris vastgesteld op f 300,
en is naderhand f 50,duurte-toeslag
toegekend en nu is de economische toestand
toch niet zooveel verbeterd, dat f 300,
voorheen gelijk zijn te stellen met f 350,
van thans.
De heer Schouten zegt, dit laatste vol
ledig te kunnen toestemmen hij vindt het
echter onbillijk van den een de duurtetoeslag
in te houden en een ander deze nog te
geven. Men weet allen goed, dat ver
mindering van inkomsten niet altijd kan
wachten, tot dit geen bezwaar meer is.
Het meerendeel der menschen verdient
op 't oogenblik minder dan eigenlijk billijk
is, doch deze moeten zich ook aan dezen
toestand aanpassen. Spr. heeft niet de
bedoeling te beweren, dat men thans met
f 300 evenveel kan doen als vroeger, maar
hij wil in overeenstemming handelen, met
hetgeen in het particulier leven aan de orde
van den dag is, n.l. verlaging der loonen.
Waarom moet dit bij iemand die uit de
openbare kas gesubsidieerd wordt niet ge
beuren.
De heer Millenaar meent, dat het in de
gegeven omstandigheden veel gewaagd is,
de duurtetoeslag in te houden. Overal
hoort men klagen dat de medische hulp
duurder wordt, door het inhouden der
duurtetoeslag zal dit er misschien niet beter
op worden. Spr. maant dus tot voorzich
tigheid.
De heer Schouten zegt, dat de overwe
ging, dat de ingezetenen door de dokters
schijnbaar geplukt worden, geen argument
mag zijn, om de gemeente ook door deze
heeren te doen plukken. Ten eerste is
dit onbillijk en ten tweede moet iedereen
leven met het oog op den tyd.
De heer Millenaar gelooft, dat de dokter
zich gekrenkt zal gevoelen en men gevaar
loopt dat men de geheele gemeente zal
treffen.
De heer Verwijs vraagt, of er ook een
begrooting is hoeveel huisgezinnen er worden
behandeld. En of het bekend is of de te
behandelen gevallen boven of beneden deze
begrooting bleven.
De Voorzitter zegt, dat B. en W. een
lijst samenstellen en dat deze lijst zoo
noodig gewijzigd wordt, alle gezinnen die
op dezen lijst voorkomen worden gratis
behandeld. Spr. zegt, dat het er niet
over gaat of de dokter zich zal terugtrekken.
De vraag is, naar zijne meening deze, of
men mag bezuinigen waar men eenigszins
kan, zonder rekening te houden met de
Jbillijkheid. Is de practijk met f 300 of
f350 behoorlijk betaald, ja dan neen.
Het wil spr. voorkomen, dat f350 wer
kelijk niet te veel is.
De heer Schouten meent, dat het alleen
de vraag is of de duurtetoeslag opnieuw
moet worden toegekend, is het salaris te
laag, dan zou men dit moeten verhoogen.
De Voorzitter zegt, dat de dokter inder
tijd om salarisverhooging heeft gevraagd,
doch dat de Raad toen heeft besloten deze
niet te verleenen en alleen duurtetoeslag
toe te kennen.
De heer v. Houwelingen gaat volkomen
met het gesprokene van den heer Schouten
mede.
De Voorzitter hoopt, dat de Raad hem
zal besparen, wat hij in een ander college
heeft ondervonden, waar men handelde
alsof wij geen zedelijke verplichting als
christen hebben tegenover behoeftige krank
zinnigen en men deze ongelukkige men
schen maar zoo goedkoop mogelijk onder
dak moet zien te brengen. Volgens spr.
is het onze plicht deze zoo goed mogelijk
te doen verzorgen.
De heer Schouten zegt, dat het niet
zijn bedoeling is, deze zoo goedkoop mogelijk
onder dak te brengen, of er echter op
den duur voor den betrokkene niet een
voordeeliger gelegenheid zou zijn te vinden
is een andere vraag. De Voorzitter knoopt
de duurtetoeslag van den dokter aan het
volgend geval vast. Spr. meent, dat hij
dit niet moest doen. Het eerste geval
betreft iemand die zijn diensten presteerd,
het tweede ongelukkige raede-menschen.
Wat dit laatste geval aangaat, meent hij
zich te kunnen beroepen op de woorden
van den Voorzitter, gesproken in een
vroegere openbare vergadering, waar deze
met het oog op de hooge kosten, vroeg of geen
pogingen zouden worden gedaan om de
verpleging goedkooper gedaan te krijgen.
De Voorzitter erkent dat hij de zaak
is vooruitgeloopen en zegt, ook de over
tuiging te hebben dat het niet de bedoeling
van den heer Schouten is, dergelijke on-
gelukkigen zoo goedkoop mogelijk onder
dak te brengen, zelfs ten koste der ver
pleging. Spr. kan den Raad echter de
verzekering geven, dat op 't oogenblik ge
tracht wordt, om niet alleen in het belang
van de gemeente, doch ook in het belang
van den betrokkene een voordeeliger weg
te vinden.
De heer schouten zegt dat dit de heele
strekking van zijn vraag was.
De Voorzitter zegt wat de duurtetoeslag
voor den dokter betreft, hij, zoo de heeren
meenen dat f 300,voldoende is, het
voorstel om deze te doen vervallen in om
vraag wil brengen.
De heer Verwijs meent dat het een
groot verschil zou uitmaken zoo de dokter
bezwaar maakte, om meer gezinnen te be-
handelen dan oorspronkelijk op de lijst
voorkomen.
De heer de Fijter is van oordeel dat
het geen bezwaar vormt voor den een de
duurtetoeslag in te houden en voor een
ander niet, het een behoeft geen reden te
zijn voor het andere.
De heer Schouten zegt dat de breed
voerigheid van het debat hem noopt, meei
te zeggen, dan hij van plan was. Dt
gemeente-geneesheer heeft op zich genomei
de minvermogende kosteloos te behandelen
Nu is spr. een geval bekend, dat d
geneesheer aan het ziekbed van een meisj'
1 HfettwsMad