BIJVOECSEL Kteuw^blad voor het Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard. is. 4266 Woensdag 7 Feüruari r BEHOORENDE BIJ HET Vervolg Raadsverslag W IJ K. 4. Besluit van Ged. Staten tot ver daging der goedkeuring begrooting '23. 5. Een aanbieding van een Commissie die gedenkplaten voor het 25-jarig jubileum van H. M. de Koningin beschikbaar stelt tegen den prijs van \1\ ct. per ex. bij 400 stuks. Besloten wordt voorloopig nog niet op deze aanbieding in te gaan. 6. Een schrijven van den Commissaris der Koningin, naar aanleiding van de klacht van Weth. Boender en de 5 Raads leden, over het niet lezen van den post distributieschuld groot f 2925. Weth. Boender is op deze klacht terug gekomen en heett Z.Ex. in zijn adres ver klaard, dat hij door de Raadsleden is misleid en daardoor tot mede-onderteekening der klacht is gekomen. Z.Ex. verzoekt den Raad mededeeling van zijn schrijven te doen en vertrouwt dat deze thans op zijn klacht zal willen terugkomen. De leden v. d. Velden en Roza protes teeren tegen de verklaring van Weth. Boender, als zou hij door de Raadsleden misleid zijn. De leden v. d. Velden en v. d. Pol vragen, door wie Weth. Boender thans misleid is, dit zal later blijken. Weth. Boender zegt, dat hij den 31en Augustus voor den post heeft gestemd, alleen het lid v. Kuijk, die beweert te hebben geweten dat die post in de wijzi ging inbegrepen was, bleef buiten stemming, zoo staat het ook in het Raadsverslag. Op deze beslissing terug te komen, acht spr. in strijd met zich zelf. Hij is er door misleiding toe gekomen de klacht mede te onderteekenen. Het lid v. Kuijk zegt, dat hij niet heeft baweerd, te hebben geweten dat het distributiebedrag in de wijziging was be grepen, hij vertrouwde de zaak niet en heeft, voor hij zijn stem uitbracht, eerst het betreffende stuk ingezien en daardoor gemerkt dat het bedrag er in begrepen zat. De vraag is, of het bedrag is voor gelezen en spr. houdt thans nog vol van neen. De Voorzitter zegt, te erkennen dat het bedrag in de vergadering van 4 Nov niet is voorgelezen, dat behoefde ook niet omdat dit reeds in de vergadering van 31 Aug. was goedgekeurd. Het lid Roza vraagt, of hij ook hierover iets mag zeggen. Over de vergadering van 31 Aug. kan hij niet meepraten, daarbij is hij niet tegenwoordig geweest, over de vergadering van 4 Nov. kan hij wel oordeelen. Het stuk is toen door den Voorzitter voorgelezen, tusschen 2 haakjes, waarom dit juist door den Voorzitter moest gebeuren, is spr. een raadsel, omdat anders de Secretaris altijd de stukken voorleest, de betreffende post is toen echter niet gelezen en daar de Raadsleden Ged. Staten hadden verzocht het genomen besluit van 31 Aug. niet goed te keuren en deze een onderzoek hadden toegezegd, kon men bezwaarlijk weten, dat zij reeds in een volgende vergadering zouden komen om dezen post zonder eenige nadere inlichtingen goed te doen keuren. Spr. herinnert zich nog goed hoe de zaak zich heeft toege dragen. Men zei, dat de aannemer van het baggerwerk reeds verscheidene malen was geweest om zijn geld, dat men hem echter niet kon betalen omdat de betreffende post door Ged. Staten niet was goedgekeurd en daarom moest deze wijziging voorloopig plaats hebben. Den Voorzitter is toen zelfs door een der leden gevraagd, het distributiebedrag zit er dan toch niet in, waarop deze antwoordde, weineen, want als jullie het bedrag f 2925 hoort, dan vlieg je direct op. Het spijt spr. dat dit niet in de notulen en ook niet in het Raadsverslag is opge nomen, doch waarschijnlijk is dit wegge laten, omdat deze vraag is gesteld, nadat het besluit reeds was goedgekeurd. Door de Raadsleden is gezegd, dat zij alleen klaarheid in deze zaak wenschen en zij zich zoo noodig tot H. M. zouden wenden. Met het schrijven van den Commissaris kan spr. niet accoord gaan en of Weth. Boender nu van meening veranderd is, doet aan hun besluit niets af, zij zullen zich thans met een adres tot de Koningin wenden. Het lid v. d. Velden zegt, volkomen met het gesprokene van het lid Roza in te steramen. Van het begin af aan is de distributie geheimzinnig behandeld. Eerst bij de uitkeering van f9000die de gemeente ontving uit de Oorlogswinst-be lasting, kwamen de Raadsleden er iets van te weten. Was van het begin af aan de zaak openlijk behandeld, dan zou zij niet zoo ver zijn gekomen als thans De Voorzitter heeft eerst verklaard dat er totaal niets meer van de boekhouding der distributie aanwezig was, later was er iets gevonden, en naderhand was er nog meer voor den dag gekomen, nooit is den Raad echter rekening en verantwoording gedaan over de tekorten. Voorzitter. Het zijn geen tekorten, het is alleen schuld bij het rijk. v. d. Velden. Dit is nog niet bewezen. In 1921 is nog besloten tot het aangaan van een leening, groot f 2500 voor de brooddistributie, waarvan nog nooit geen afrekening is gezien, of deze zijn gebruikt of niet, weten wij vandaag nog niet. Toen het lid Roza en ik bij Ged. Staten zyn geweest, werd ons dit besluit naar de hersens geslingerd en zeide men, maar v. d. Velden u hebt toch zelf die f 2500 mede goedgekeurd Wij hebben hen toen duidelijk gemaakt, dat het niet over deze f 2500 loopt, dat deze er niets mede te maken hebben. Mogen wij maar zoo zonder nader onderzoek het bedrag op de schouders der belastingplichtigen leggen. Voorzitter. Hadt de zaak onderzocht, daar schoot je meer mee op dan met roepen. v. d. Velden. Ged. Staten zegden ons een onderzoek toe, waarom moest nu de secretaris de andere 3 posten voorlezen en juist deze niet. Hij moet er geen voorlezen en anders alles. Waarom is Weth. Boender van meening veranderd. Voorzitter. Omdat deze heeft ingezien dat hij ongelijk had, dit is flink. Weth. Boender. Jij hebt me misleid, dit heb ik naderhand ingezien. v. d. Velden. En je hebt zelf verklaard onkundig te zijn geweest van het besluit. Weth. Boender. Je hebt me misleid v. d. Velden. Val me niet in de rede anders zal ik den Voorzitter verzoeken je het zwijgen op te leggen, ik protesteer er tegen dat ik je zou misleid hebben. Door jou verandering hebben B. en W. een voor sprong op ons. Hoe zult u zich tegenover uwe volgelingen moeten verantwoorden. Voorzitter Ik vind het roiaal dat Weth. Boender erkent dat hij ongelijk heeft gehad, v. d. Pol. Dat begrijp ik. v. d. Velden. Bij de aanvaarding van zijn ambt heeft Weth. Boender gezworen, zoo waarlijk helpe my God almachtig, dat hij de belangen der gemeente zou voorstaan. Handelt hij thans volgens zijn geweten recht in deze zaak Voorzitter. Alle Raadsleden hebben het besluit genomen Roza. Waar blijft u dan met het ge zegde, het bedrag f 2925 zit er niet in, terwijl het er toch in zit, Weth. Boender zal niet ontkennen dat dit gezegd is. Weth. Boender. Dit is gezegd. Roza. Dat Weth. Boender van meening is veranderd, moet hij zelt weten, doch ik vind het niet flink te beweren dat hij door de Raadsleden zou zijn misleid, dat v. d. Velden dit zou hebben gedaan geloof ik ook niet, het schrijven van Weth. Boender aan den Commissaris is niet conform. Voorzitter. Dit schrijven is juist. Er zijn leden van den Raad die den Burgemeester af willen breken, men moet maar hooren wat deze zeggen, de Burgemeester heeft het geld in den zak gestoken. Roza. Ik heb al meer gezegd dat ik dit niet geloof, dan moet de Voorzitter met namen komen. Toen wij bij den commissaris zijn geweest gaf deze ons toe dat de fout ook in den Haag kan zitten, wij verdenken niemand, doch verlangen klaarheid. Voorzitter. Er zit geen fout, maar dat wil je niet accepleeren. Roza. Dat kunnen wij zonder bewijzen niet accepteeren. Van terzijde heb ik gehoord dat wij ook nog een kwestie over de distributie met de gemeente Heusden hebben, een der heeren uit Heusden, die mij dit mededeelde wilde zich er echter niet over uit laten. Voorzitter. Dat komt omdat die zaak niet zuiver is, doch daarover wijd ik hier niet uit. v. d. Velden. Bij den strijd die wy voeren hebben wij niets met de praatjes van de straat te maken. Voorzitter. U moet niet spreken van strijd, dat lijkt net of je in het leger staat. v. d. Velden. Dat scheelt niet veel. Wij hebben Ged, Staten gezegd dat wij niemand zoeken, doch wij wenschen een inzicht in de zaak. De Commissaris verzocht ons meer meegaande te zijn, doch hoe kunnen wij dat. Roza. In naam zijn wy Raadsleden, doch in werkelijkheid staan wij gelijk roet ieder ander ingezetene, wij worden overal buiten gehouden. Wenschen wij inlichtingen, dan kunnen wij op de secretarie komen snuffelen en krijgen dan net zooveel inlich tingen als wij zelf vinden. Om meegaande te zijn hebben wij toelichtingen noodig. Voorzitter. Wilt u toelichting hebben over deze zaak. Roza. Heel graag, liever vandaag nog dan morgen. Voorzitter. De rekening en verantwoording van het bedrijf is gereed en ik zal u daar inzage van geven, doch u hebt er nooit eerder omgevraagd. U zoudt de zaak gaan onderzoeken in den Haag, waarom heb je dat niet gedaan. Roza. Daarvan mag ons geen verwyt worden gemaakt, de secretaris zou mee 2Ün gegaan> doch daar is nooit iets van gekomen. Secretaris, Ik had niets met de distri butie uit te staan en daarom wilde ik niet. Roza. Dan hadt u dat beter direct kunnen zeggen. Voorzitter. Ik sluit de discussie over deze zaak. v. d. Pol. Mag ik nog even het woord over deze zaak tot Weth. Boender richtten. Voorzitter. Nu niet te scherp, want Boender is een ouden man. v. d. Pol. Ik zou Weth. Boender alleen nog willen zeggen, dat hij erkende in de vergadering van 31 Augustus misleid te zijn. Na de vergadering van 4 Nov. ver klaarde hij mij zelf nog, blij te zijn dat ook de leden Roza en v. d. Velden er waren ingevlogen. Roza. Ik vind het zoo treurig, dat een Weth. moet verklaren nergens van af te weten, een Weth. dient toch zeker op de hoogte te zijn, dat wij als lid v. d. Raad er zijn ingevlogen is nog tot daartoe, doch een Weth. moest dit niet gebeuren. v. d. Pol. B. en W. zijn wel zoo door kneed in de gemeentezaken, dat zij de leden van den Raad wel een rad voor de oogen kunnen draaien. Lid W. Bouman. Ik heb nog geen enkele vergadering meegemaakt of het ging over de distributie, dit begint al machtig vervelend te worden. Ik zou willen dat B. en W. met de heele pappe- rassen voor den dag kwamen en ons de zaak duidelijk maakten. Blijkt dan, dat alles in orde is, dan leggen we er ons bij neer en moet het afgedaan zijn. Wij maken ons zelf en het geheele gemeente bestuur belachelijk met deze zaak, hoe eerder er een eind is hoe beter, liever vandaag dan morgen. Roza. Dit is ons eenigst streven. Benoeming lid Burgerlijk Armbestuur, wegens periodieke aftreding van het lid G. P. L. Bouman. Door B. en W. is de aftredende als no. 1 en de heer A. de Kok als no. 2 op de voordacht geplaatst. De aftredende wordt met op een na algemeene stemmen herbenoemd, een stem was blanco uitge bracht. De heer Bouman verklaart zijn benoeming aan te nemen en zegt de leden dank voor het in hem gestelde vertrouwen. Benoeming lid Schattingscommissie Rijks inkomstenbelasting. Een voordracht is hiervoor niet opge maakt, doch B. en W. bevelen daarvoor aan, de heer C. v. Helden. Het lid v. Kuijk zegt, dat het vroeger de gewoonte was, dat een lid van den Raad hiervoor werd benoemd, spr. zou daarvoor aan willen wijzen het lid v. d. Velden. Bij de stemming verkreeg het lid v. d. Velden 4 en de heer C. v. Helden 3 stemmen, zoodat de eerste, die verklaart zijn benoeming aan te nemen, is benoemd. Benoeming lid Commissie schooltoezicht, aftredend de heer A. v. d. Heuvel. Op de voordracht zijn geplaatst de heeren A. v. d. Heuvel en J. M. Reas. De aftredende wordt met algemeene stemmen herbenoemd. De Burgemeester wordt gemachtigd tot het houden der jaarlijksche verpachtingen. De rekening 1923 en de begrooting 1923 der afdeeling Ebbe wordt gedurende 14 dagen voor de leden ter inzage gelegd, terwijl zij door een Commissie, bestaande uit de leden W. Bouman, v. Kuijk en v. d. Velden, zullen worden onderzocht. Wijziging Gemeentebegrooting 1923. Van Ged. Staten is ingekomen een nota van aanmerking op verschillende posten dezer begrooting. Onder mededeeling, dat de regeling der jaarwedde van de gem.- ambtenaren bij hun college berust, meenen Ged. Staten dat de periodieke verhooging voor den Gem.-Ontvanger niet ingehouden had mogen worden. Verder komt het hun onbillijk voor de periodieke verhooging voor den gem.-veldwachter niet toe te kennen, aangezien dit salaris niet hoog mag worden genoemd. Ten onrechte is voor pensioen storting der gem,-ambtenaren niets op de begrooting geraamd, indien de Raad de bevoegheid mocht bezitten een gedeelte te verhalen, dan nog moet een gedeelte door de gemeente worden gedragen. Waarom is de jaarwedde van den gem.- bode lager geraamd dan het vorig jaar De post voor den nachtwacht wenschen Ged. Staten weer op de begrooting te zien geplaatst, er kunnen zich omstandig heden voordoen dat het dienst doen van een nachtwacht noodzakelijk is. Verder is de post voor de-straatverlichting lager geraamd. Ged. Staten vragen, of hierbij wel is bedacht, dat de inkomsten van het G. E. B. hierdoor ook lager worden. Tevens verzoekt het college overlegging van een rentabiliteitsrekening van het G. E. B. met rekening en verantwoording over 1922. Ged. Staten vragen waarom niets is geraamd onder de ontvangsten Hoofdst. V art. I. uitkeering van het Rijk overeen komstig de art, 1 tot en met 10 wet 24 Mei 4897. Verder is nog bij hun college ingekomen een achttal adressen van gem.-ambtenaren uit deze gemeente, die hunne medewerking inroepen om het Raadsbesluit tot verlaging hunner tractementen en het verhaal der pensioenstorting niet goed te keuren. Ged. Staten schrijven naar aanleiding daarvan in een bijzondere brief dat het hun bevreemd, dat de Raad thans een ander standpunt inneemt dan in 1917, toen pas premie vrijpensioen is verleend, verande ring van standpunt in zoo'n kort tijdsbestek komt hun niet wenschelijk voor, vooral ook omdat de toestand der salarissen van Burge meesters en Secretarissen in deze provincie thans niet gunstiger mag worden geacht als in 1917. Genoemde salarissen zijn in deze provincie lager dan in andere, b.v. Gelderland. Verwijzing naar het Ryk gaat ook niet op omdat het Rijk de salarissen harer ambtenaren wel voldoende verhoogd heeft. Zoo de pensioenstorting naar het oordeel van Ged. Staten al verhaald zou mogen worden, zou dit dan toch slechts mogen geschieden van die ambtenaren, die na 1917 in dienst zijn getreden en zou het het te verhalen percentage nog slechts 3 pCt. mogen bedragen. De secretaris zegt, dat voorlezing der 8 adressen wel niet zal noodig zijn. Het lid Roza zou het wel aardig vinden, eens te hooren wat die heeren schrijven. Het is inmiddels 12 uur geworden, zoo dat op voorstel van den Voorzitter de vergadering wordt verdaagd tot 's namiddags 2 uur. Te ruim 2 uur zijn alle heeren. weer aanwezig en heropent de Voorzitter de vergadering. Waarom is onder hoofdstuk V art. 1 de ontvangsten niets geraamd. De secretaris zegt, dat bij het opmaken der begrooting niet bekend was, dat deze uitkeering weer zou worden gegeven. Men zou thans daarvoor f 5000,kunnen ramen, het vorig jaar bedroegde uitkeering f6000. Aldus wordt besloten. Waarom is niets geraamd voor de pensioenstorting der gem.-ambtenaren. Het lid v. Kuijk zegt, dat het niet de bedoeling is geweest alles te schrappen, de raad heeft alleen dat gedeelte op de ambtenaren willen verhalen, waartoe hij recht had. Spr. zou dit thans nog willen doen, doch de druk voor de gemeente blijft toch nog groot genoeg. Het lid v. d. Velden vreest, dat de be grooting dan weer zal terugkomen. Het lid Roza zegt, dat als de Raad alleen dat gedeelte verhaald, waartoe hij recht heeft, de begrooting niet zal terug komen. Vraagt men spr. of de salarissen nu werkelijk te hoog zijn, dan kan hij daarop niet anders antwoorden dan neen, ik vind ze niet te hoog, doch de boeren mochten ook wel meer inkomen hebben en die moeten het toch ook mee betalen. Was de toestand der belasting betalers rooskleurig, dan zou hij niets liever doen dan de salarissen laten zooals zij zijn. De Voorzitter zegt, dat nog geen enkele gemeente in den omtrek tot het verhalen der pensioenstorting op de ambtenaren is overgegaan. Het lid Roza acht dit geen bezwaar, dan moet Wijk in deze maar eens voor gaan. Het lid W. Bouman zegt, dat de gem. raad van Drunen daartoe ook reeds besloten heeft en dat Waalwijk hierin ook wel zal volgen. Het lid v. d. Velden zegt, dat de ambte naren 2 jaren terug in slechter conditie verkeerden dan de arbeiders. Het lid Roza kan het den ambtenaren niet kwalijk nemen, dat zij hun best doen om hun salaris te behouden, dit is hun recht. Spr. is er ook niet tegen wat water in den wijn te doen en zou er voor te vinden zijn met 1 Jan. 1923 de helft en met 1 Juli de geheele pensioenstorting te verhalen, zyn standpunt geheel prijsgeven kan bij echter niet. Het lid W. Bouman kan zich volkomen met dit standpunt vereenigen. Het lid v. d. Velden zegt, dat de gemeente Wijk in de schuld zit, doch hij kan het niet goedkeuren, om daarom aan het loon der ambtenaren, die hun dienst moeten presteeren, te tornen, wat maakt het beetje, wat daarmede bezuinigd wordt, uit op het geheel. Het lid v. Kuijk zegt, dat de loonen niet verlaagd worden, alleen de periodieke verhoogingen wordt ingehouden en de pensioenstorting wordt verhaald. Het lid v. d. Pol vraagt, hoeveel perso neel in andere bedrijven, b.v. het bank wezen, aan den dyk worden gezet en de arbeiders moeten het thans ook wel met veel minder doen. Het lid v. d. Velden zegt, dat dit laatste wel waar is, een arbeider is thans blij als hij voor fl.50 kan gaan werken, doch al was dit f 2.50 per dag dan was dit loon nog veel te laag. De Voorzitter zegt, dat zijn arbeider f 12 per week verdient, en dat deze ver klaart, daarmede goed ror.d te komen. Het lid Roza merkt op, dat dit geen vooruitzetting voor de salarissen der gem.- ambtenaren is, als een arbeider met een gezin van f 12 kan leven, dan kunnen de ambtenaren het ook wel met iets minder doen. Weth. Bouman zegt, dat volgens het advies van Ged. Staten de pensioenstorting niet verhaald mag worden, spr. zou zich aan dit advies willen houden. De Secretaris licht toe, dat zoolang Ged. Staten het Raadsbesluit tot het ver halen der pensioenstoting niet hebben goedgekeurd, de post op de begrooting geplaatst moet worden, anders komt de begrooting toch weer terug. Het lid W. Bouman kan zich niet neer leggen bij het advies van Ged. Staten spr. gaat van het standpunt uit, dat zoo de ge meente recht heeft tot verhaal der pen sioenstorting, dit ook moet geschieden en wenscht daarvan een voorstel te maken. Het voorstel om 3 pCt. van de pen sioenstorting en 5g pCt. voor weduwen- pensioen op de salarissen der ambtenaren te verhalen, hierop in stemming gebracht wordt aangenomen met 4 tegen 3 stemmen. Tegen stemden de beide Wethouders en het lid v. d. Velden. De Voorziter zegt, het voorstel, om den post f 14 60 wegens periodieke verhooging salaris van de gem.-ontvanger weder op de begrooting te plaatsen, in stemming te zullen brengen. Dit voorstel wordt verworpen met 5 tegen 2 stemmen. De beide Wethouders stemden voor. Thans is aan de orde, de vraag van Ged. Staten, waarom het salaris van den gem.-bode lager geraamd is, dan het vorig jaar. Het lid Roza vraagt, of Ged. Staten geen uittreksel van de notulen hebben gehad, dan hadden deze kunnen zien waarom de duurtetoeslag gedeeltelijk is ingehouden. Spr. die de adressen van het achttal gem.-ambtenaren inmiddels heeft ingezien, zegt dat hem eenige zinsneden daarin niet aanstaan en dat hij daarom voorstelt de heele zwik van de vorige vergadering te handhaven. Het lid W. Bouman verlangt, dat de adressen thans worden voorgelezen, men kan geen zaken doen zonder dat men met deze zaken op de hoogte is, het lid Roza merkt op, dat de adressen niet in den haak schijnen, spr. wil deze dus ook kennen. Het lid Roza zegt, dat in de adressen tot Ged. Staten wordt gesproken over verkiezingsleuze, spr. zegt zich van de verkiezing totaal niets aan te trekken en meent, dat in den Bosch niet den indruk gevestigd behoeft te worden, dat achter de besluiten verkiezingspolitiek schuilt. Hierop leest de Secretaris de 8 adressen voor, waarmede ongeveer een half uur gemoeid is. De adressen zijn van de heeren R. J. v. Doveren, Burgemeester, E. Sluijmers, Secretaris, H. K. C. van Doveren, Ambtenaar ter secretarie, M. de Graaf, Gem.-bode, G. Hak, Gem.-veldw., Mej. Janson, Verloskundige, en van het Hoofdbestuur van den Ned. Politiebond. Alle adressen dringen er bij Ged. Staten op aan het Raadsbesluit tot verlaging der salarissen en verhaal pensioenstorting, niet goed te keuren. Het adres van den ambtenaar H. K. C. v. Doveren zegt, dat de rechtspositie der ambtenaren door het Raadsbesluit in het gedrang komt en dit indruischt tegen alle rechtsgevoel. De uitdrukking van een der Raadsleden, dat er toch iets gedaan moet worden, wijst er, volgens adressant op, dat de leden van den Raad ruggespraak

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1923 | | pagina 5