Vierde Blad voor het Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard. Mo.4564 Woensdag 23 Oecember ..Vrede op Aarde". BEHOORENDE BIJ HET Een Kerstgeschiedenis. Een scherpe oostenwind woei door de straten en joeg hier en daar den sneeuw tot hoopen bijeen. Hij voerde een ver bitterden strijd met hoeden en mutsen en schudde door de hoornen en struiken, dat het een aard had. Toch was het buitengewoon druk in de straten der hoofdstadhet was immers de 20ste van Decembermaand. Was het wonder dat de naderende Kerstavond velen naar buiten lokte, die in elk ander geval geen voet buiten de deur zouden hebben gezet. Te midden van het bonte gewoel schreed een voornamelijke gestalte met grijzend kort geknipt haar en grauwen spitsen baard. De wandelaar, die onver schillig, kalm steeds voortstapte, scheen ongevoelig te zijn voor het dringen en stooten, het roepen en schreeuwen om hem heen. De bonte uitstallingen voor de winkelramen noch de kijk- en koop lustigen, die er zich voor verdrongen, vermochten zijn aandacht te trekken. Hij had toch niemand ter wereld, wien hij een Kerstvreugde kon verschaffen en aan den snerpenden wind en de door dringende koude was hij gewendeerst gisteren avond toch was hy van een langdurige Scandinavische reis in zijn woning in de Breedstraat teruggekeerd. Wat hem nu juist op het Kerstfeest in de hoofdstad terugvoerde, zou hij zelf het allerminst hebben kunnen zeggen Niemand wachtte hem, niemand was er, dien hij met zijn komst eens verheugd zou kunnen stemmen, niemand had ooit zijn afwezigheid opgemerkttoch was het een zeker duister instinct, dat hem naar de Heimath terugvoerde. Deze morgenwandeling was zijn eerste uitgang van daag door de straten der hoofdstad, waar hij die tot een der oudste grafelijke geslachten behoorde, in vroegere jaren eenmaal een hooge staatsbetrekking had bekleed. Hij had over het algemeen een hartstochtelijke voorliefde voor het bonte woelige leven, doch heden waren blikken noch ge dachten bij de drukte om hem heen beide zweefden naar het verleden terug. Hij dacht aan gelukkiger Kerstavon den, die hij met zijn- vrouw en zijn dochter eenmaal doorbracht en een rilling, kouder dan de scherpe Noordooster, gevoelde hij door de aderen. Zijn vrouw, die ongeveer 15 jaren jonger was dan hij, was hem een paar jaar geleden door den dood ontvallen. Doch, hoe diep zijn droefheid over het geleden verlies ook mocht wezen, in zijn Marianne had hij, zij het al geen vergoeding, dan toch troost en een nieuwe levensbestemming gevonden. Nu had hij ook haar sedert ongeveer een jaar verloren niet de dood, doch haar leven had haar hem ont roofd. Het laatste Kerstfeest nog hadden zij tezamen gevierd onder een helderblau- wen hemel, terwijl een zachter windje hen omfladderde. In plaats van den traditioneelen mastboom, hadden groote bouquetten bontgekleurde anemonen, crocussen, narcissen, amandelbloesems en viooltjes op de Kersttafel gestaan in plaats van appelen en noten goud kleurige oranjeappels, sappige vijgen en zoet geurende mandarijnen. Hij had zijn kind naar Italië gebracht, om haar en hem zelf de smart over het heen gaan der afgestorvene te verzachten, j Ach, ware hij nooit op deze gedachte gekomen 1 Reeds tijdens de Kerstdagen had zij hem nauwelijks meer toebe hoord weinige weken later zou beider levenslot zich van elkander scheiden. Of het tot haar geluk zou zijn? Wie zou het durven beweren I Hij had Marianne niet terug gezien, sedert zij met een Italiaansch schilder zonder naam, die buitendien geen halven penning bezat, voor het altaar was ge treden. Dat zijn eigen leven voortaan voor altijd verwoest zou blijven, was den graaf duidelijk, verwoest van den dag af, dat het levenspad van dien kunste naar zich in Venetië gekruist had met het zijne. Hoe klaar stonden die eerste uren in Venetië hem weder voor den geest 1 Met een klaarheid als waren er seders niet vijftien lange maanden, doch eerst nauwelyks even zoo vele uren verloopen. Het was een heerlijke Octoberdag geweest. Des middags was hij met zijn dochter van Verona gekomen en het ongeduld van het jonge meisje, omJn de interessante geheimen der Lagunen stad door te dringen, was zoo onweer staanbaar geweest, dat hij reeds een uur na hun aankomst er in had moeten toestemmeD, dat zij hun onderzoekings tocht aanvingen. Nu. hij hoopte, dat de gondelvaart hem de zoo gewenschte rust zou verschaffen, doch Marianne, die evenals in alle dingen ook in hare wijze om land en lieden te leeren kennen, anders was dan zoovelen van haar leef tijd en haar opvoeding, had van een gondelvaart niets willen weten. Zij beweerde het Canale grande, de Rialto, den Pont des Soupirs alle reeds door en door te kennen, uit de duizend en een afbeeldingen in de illustraties. Wat haar aantrok, was de binnenstad met hare smalle, hoekige stegen, haar nauwe pleinen, haar lage winkelmagazijnen, haar schreeuwende, gapende en rond slenterende volksmenigte. En als altijd had zij haar wil weten door te zetten. Zij waren allerlei nauwe, kwalij kriekende hoeken, stegen, sloppen en poortjes gepasseerd zij waren over de vischmarkt gekomen tusschen huizen, welke haast op elkander dreigden te vallen en aan Marianne's scherpziend oog was geen enkele der eigenaardig heden ontsnapt. Plotseling was zij voor een der lage donkere uitdragerswinkels blijven staan. Een heele hoop achteloos op elkaar ge worpen sieraden en kleurige Oostersche zijden shawls en doeken had hare aan dacht getrokken. Eenige oogenblikken later waren zij door de smalle deur het onooglijke winkeltje binnen gegaan. Te midden van een slordig door elkaar liggende massa Oostersche stoffen, kerk- ornamenten, heiligenbeelden, kruiken en borden stond de uitdrager in onder handeling met een schilder over een vaalgroen misgewaad, zooals het door de priesters van de Octava Epiphanae tot Septuagesimae gedragen wordt van dit oogenblik dateerde voor den armen vader het verlies zijner dochter. Nadat Marianne, die vloeiend Itali aansch sprak, een bontgewerkte Byzan- tijnschen zijden doek had gekocht de graaf zag de kleuren weder zoo duidelijk voor zich, als had hij den doek juist zooeven Marianne om den hals geslagen en nadat de schilder het groene da masten gewaad had verkregen, had hij gelijktijdig met beiden het kleine duffe winkeltje weer verlaten. Dat de schilder de beide vreemde lingen door de drukte een eind weegs op straat had begeleid, was een plicht, die de beleefdheid voorschreef, dat hij zich ook des avonds bij hen voegde, toen zij zich voor een café op het Marcusplein hadden neergezet, was zeker bijzonder vriendelijk. Dat hij echter van nu af dag in dag uit, met uitzondering van slechts enkele uren, bijna geen oogen blik van Marianne's zijrle week, dat hij vader en dochter op hun verderen tocht naar Rome onmiddellijk volgde en door Marianne, daar en later in Napels, harte lijk welkom werd geheeten, bracht den graaf al spoedig tot de smartelijke over tuiging dat hij reeds niet meer bij machte was deze beide harten vaneen te schei den. Toch had hij zijn uiterste best gedaan, om het tot een scheiding te doen komen. Een harden en bitteren strijd had hij gevoerd met zijn dochter, wier gevoelens hij niet in het minst had gespaard Hij had haar geliefde met verwijten over laden, over zijn armoede, het feit, dat hij zich nog in 't minst geen naam had weten te maken, zijn gebrek aan talent en dus aan middelen om een gezin te onderhouden. Hij had haar voorgehou den, dat zij niet alleen de liefde van haar vader, doch tevens het grootste deel van haar erfdeel zou verliezen. Of hij al wees op de mésalliance die zij zou aangaan, op de treurigè gevolgen van een gemengd huwelijk, het was alles te vergeefs geweest. En toch kon hij ten slotte niet zien, dat zij zich moedwillig in de ellende van erger kwaad zou storten en zoo had hij dan na een heftigen strijd zijn for meels toestemming tot een huwelijk gegeven. Maar hij zelf had althans niet als getuige willen optreden en van Mari anne noch van haar echtgenoot had hij ooit taal of teeken meer gezien. Steeds scherper blies de felle Noorden wind den wandelaar de sneeuwvlokken in het gelaat. In herinnering verzonken sloeg de graaf een zijstraat in. Als bij tooverslag was hier de aanblik veranderd Niets van de woelige feestelijke stem ming hier ging alles zijn gewonen ge- lij kmatigen gang. Geen levendige ge zichten, geen haastige schreden, geen luide gesprekken. Een weldadige stilte had de drukte van daareven vervangen. De kleine zwarte kroeskop, die daar op enkele passen afstand al fluitend den graaf te gemoet kwam, was de eerste, die deze stilte verbrak. Het was echter niet om het vroolijke liedje, dat deze op eens bleef stilstaan. De knaap, droeg een groot vierkant voorwerp, dat met een doek was overdekt. De wind had een tip van den doek opgelicht; de bonte opvallende kleuren, de eigenaar dige teekening den graaf stokte het bloed in de aderen dat was immers de doek van Marianne Hoe kwam die jongen er dan van? Zou zij zoowaar reeds haar boedel hebben moe ten verkoopen, om niet van honger om te komen? Hij had geen tijd verder na te denken, doch greep den knaap stevig bij den schouder. Reeds wilde hij tot dezen de vraag richten„hoe komt gij aan dien doek toen een nieuwe, nog heftiger ge moedsbeweging hem een oogenblik alle spraakvermogen benam Een nieuwe windvlaag had den 'doek geheel opge licht zoodat de schilderij zichtbaar werd, met de woorden er onder „Madonna della casa." Het beeld van Marianne, van zijn ver loren kindEn de «childer van het beeldhaar echtgenoot Op een verhevenheid zat de kleine vriendelijke gestalte der jonge vrouw, in een donker oudduitsche huisvrou wendracht gekleed. Een witte sluier viel tot over de half neergeslagen oogen neder, welke teeder rusten op een kindje van enkele maan den, dat slapend in haar schoot lag zijn kleinkind, zijn eigen kleinkind dus, van welks bestaan hij geheel onkundig was. Het vertrek was slechts zeer spaar zaam gemeubeldkaal en kil zagen de •'.anden op dit lieftallige groepje neder, doch van het bleeke vriendelijke gelaat der moeder straalde een glans sf van bovenaardsch geluk, dat op de geheele omgeving een stroom van licht wierp. „Madonna della casa," mompelde de oude man, „de madonna van zijn huis." Menschenstemmen om hem heen waarschuwden hem, dat hij niet langer met zijn geluk alleen was. Hij trok den doek weder over de schilderij en stapte nu n ast den knaap verder. „Hoe komt gij aan die schilderij, jongen „Van den schilder, daar in de Boor- straat." „En waar wou je het heen brengen „Naar de tentoonstelling, in Kunst liefde, hier in de buurt. Daar moet het verkocht worden. Nu, de lui heb ben 't wel noodig. Een vroolijken Kerst mis zullen ze niet hebben." „Kent gij den schilder al lang?" „Een half jaar omtrentzoolang als hij hier woont, ben ik zijn hulp jongen en help ik hem zoo wat." „En die die jonge vrouw daar ziet zij er werkelijk even zwak uit als op de schilderij „Natuurlijk, meneer" hier noemde de knaap een Italiaanschen naam in de volkstaal verbasterd schildert alles net als de werkelijkheid er uit ziet. En de kamer is ook precies zoo daar staat niet te veel in. Ik heb ook eens als model gestaandat hadt u eens moeten zien De knaap werd in zijn woordenvloed gestuit, doordat zij het Tentoonstellings gebouw waren genaderd. Zonder op den graaf verder te letten, stormde hij de trappen op naar het Bureau, echter door dezen op den voet gevolgd. De doek was van de schilderij weggenomen en wederom werd de graaf getroffen door de lieftallige groep. Hij trad op de beide heeren toe, die het schilderstuk met op- merkzamen blik beschouwden, noemde zijn naam, doch zóó, dat de knaap, die iets achteraf stond het niet hoorde en vroeg zenuwachtig gejaagd, of hij het onmiddelijk kon koopen en meenemen. De heeren keken elkander vragend aan. De oudste der twee meende, dat tegen den aankoop wel geen bezwaar zou bestaan, doch dat de schilderij ten minste haar tijd uit moest geëxposeerd blijven. De commissie en de schilders hadden dit wederzijds gecontracteerd De graaf gevoelde eenige teleurstelling zijn blik viel weder op den bonten zij den doek, dien de knaap in de hand hield. De graaf verklaarde zich niet tegenstaande de beperkende voorwaarde, bereid de schilderij aan te koopen, be taalde de gevraagde som en verzocht het bedrag dadelijk aan den schilder te overhandigen, zonder daarbij den naam van den kooper te noemen. De kleine zwarte kroeskop, die als ten volle ver trouwd bekend stond, zou deze opdracht onmiddelijk gaan vervullen. De graaf en de knaap verlieten beiden het Bureau. Op de stoep zei de eerste„Ja, hoor eens, jongenlief, nu blijft er nog een zaakje over. Ik zou gaarne ook den doek koopen, waar de schilderij in ver pakt was. Hoeveel denkt gij, dat die moet kosten Hij hield de knaap een paar muntbiljetten van tien gulden voor. „Kijk eens hier, dit eene is voor den kleinen boodschapper, als belooning voor alles, wat hij mij over de Madon na della casa heeft verteld en dit andere in betaling voor den doek. Zeg aan den eigenaar, dat de kooper, die de schil derij niet dadelijk in bezit mocht nemen, althans den doek gaarne mede naar huis nam. Nu, wat zeg je van den ruil De knaap zei niet veel, doch bedacht des te meer, hoe welkom elk muntje zijn meester was en hoe voor hem zelf een bedrag van tien gulden een bepaald vermogen uitmaakte, en toch aarzelde hij een oogenblik op den voorslag in te gaan, daar hij al vaak had gemerkt, dat de doek in het bijzonder zijn mees teres veel waard was. Maar deze was en bleef toch een arme drommel, die een zoo schitterende gave maar al te goed gebruiken kon. Hij draalde dus niet langer en gaf den ouden heer, die in zijn oogen minstens een Rothschild moest zijn, den gevraagden doek. Snel eenige woorden van dank stame lend, liep hij, na den weldoener te heb ben gegroet, ijlings met de geldsom voort, om zijn meester op te zoeken. De over gelukkige boodschapper trok hard de schel over, als stond het huis in brand. Morianne, met haar kleintje op den arm, opende zelf de deur. Zij zag onmidde lijk, dat er iets buitengewoons moest zijn geschied en ook dat de jongen den doek niet meer bij zich had. Hij wilde haar voorbijvliegen, doch zij hield hem staande. „Neen, niet naar binnen, maar vertel mij eerst hoe het met de schilderij staat, dan kan ik hem langzaam voor bereiden. Het is treurig genoeg, dat wij geen Kerstfeest hebben Intusschen was de kroeskop een weinig tot bedaren gekomen. „Toe laat mij het asjeblieft hem zelf gaan vertellen. Maar dan moet u er bij zijn dan zult gij eens wat hooren. Wat zal hij oogen opzettenDat zal me een Kerstfeest geven I" Haar vraag naar den doek liet hij in zijn agitatie onbeantwoord, maar zonder verder vergunning af te wachten, stormde hij het artelier binnen. Op een rieten stoeltje voor den ezel zat de schilder, die met duisteren blik op het doek staarde, dat hij vóór zich had staan. Er kwam een vroolijken trek om zijn lippen, toen hij vrouw en kind binnen zag komen. „Is het bezorgd vroeg hij den knaap. Deze knikte heel geheimzinnig toe stemmend en reikte hem het verzegelde couvert over. „Hier is het antwoord 1" „Antwoord Ik wist niet, dat er antwoord noodig was de schilderij moet opgehangen worden, en daarna naar een andere tentoonstelling getrans porteerd worden, totdat zij weer hier terug komt." De schilder opende het couverteen aantal banknoten kwamen er uit te voorschijn. Een oogenblik zag hij als bewusteloos ronddaarop verhelderde zijn blik en gaf hij zijn gemoed lucht in den blijden kreet „Marianne." Hij sprong op en sloot vrouw en kind jubelend en juichend in zijn armen. „O kind; o, beste vrouw, wij zijn gered 1" Langen tijd duurde het, eer de vreug deroes zoover geweken was, dat de kleine bemiddelaar verslag kon geven van het geen hem was wedervaren en eerst na dat hij uit het geluk van zijn meester begreep, dat deze hem niet hard zou vallen over het koopje, dat hij opeigen hand had durven sluiten, kwam hij met zijn eigen muntbiljet voor den dag en met het verhaal, hoe hij daaraan was gekomen. Marianne kon het niet laten, een oogenblik er over te jammeren, dat zij haar doek kwijt was. „Die doek die het allereerst getuige was van onze ontmoe ting!" en haar oog werd door een traan verduisterd. Doch haar man kustte dien weg. „Kom kind, wat is ons verder aan dien doek gelegen? Hij heeft immers zijn bestemming vervuld. Gij hingt hem over de schilderij, opdat hij de Madonna geluk zou brengen. En nu, jij kleine deugniet, vertel mij voor alles eens, hoe die heer eigenlijk heet". De jonge haalde de schouders op. „Je bent een domme jongen, meer niet, dat je dat niet weet. Maar vertel dan ten minste, hoe hij er uit ziet." De zwarte kroeskop poogde een nauw keurig signalement te geven, Marianne wendde zich afelk woord, waarmede de knaap het uiterlijk van den goeden heer beschreef, sneed haar door de ziel. Hoe moest het wel gelijken op haar armen vader Zij had kunnen meenen, dat het inderdaad haar vader zelf was, als niet nog slechts enkele dagen geleden een vriendin haar had meegedeeld, dat hij al sinds maanden in het Noorden reisde en op het oogenblik in Stokholm was. En toch, al ware hij terug, hij was er de man niet naar, om haar ooit hare handelwijze te vergeven. Hij zou de slechtste schilderij van den onbe- duidensten schilder eerder goed vinden dan het beste werk van haar echtgenoot. Twee dagen later op den middag voor Kerstavond bracht het dienstmeisje aan Marianne een aan haar geadresseerd pakket. Toen zij het opende, kwam de Oostersche doek met een klein briefje er uit te voorschijn. Het briefje be helsde een verontschuldiging, dat de schrijver een doek, welke blijkbaar voor de bezitster van hooge waarde was ge weest, door een list en zonder haar toe stemming had machtig weten te worden en verder een verzoek om den schrijver te vergunnen haar persoonlijk zijne excuses en tegelijkertijd den schepper der „Madonna della casa", welker ge lukkige bezitter hij was, zijn dank te kunnen betuigen. Het schrijven was niet onderteekend. Marianne was alleen met haar kindje. Haar man was uit, om voor de versie ringen te zorgen voor den Kerstboom, die des avonds zou ontstoken worden. Het dienstmeisje, die zij na den zoo voorspoedigen verkoop van de schilderij had gehuurd, was in de keuken bezig zij kon zich dus ongestoord aan hare gedachten overgeven. In gepeins verzonken, dacht zij aan dengene, dien zij ter wille van haar geluk had verloren. Zij hoorde het luiden der huisschel niet eens en keek eerst op, toen hij, met wien zich zoo juist hare gedachten bezig hielden, maar dien zij in verre, verre streken had ge waand, plotseling voor haar stond. Als voor een geestesverschijning terug schrikkend, sprong zij ophet kleine kindje ware haar, in de 'ontroering van het oogenblik, bijna ontvallen, als niet de oude vader, daar voor haar, tegelijk moeder en kind in zijn armen had ge slóten. Zij uitte een hartverscheurenden kreet, die den armen vader tot in merg en been doordrong. Nog vaster drukte hij haar hoofd aan zijn borst, terwijl hij fluisterde „Mijn lief arm kind wat heb ik je gedaan I" Nog hield hij zijn kind omarmd, toen de deur geopend werd en de schilder door zijn trouwen factotum gevolgd, het vertrek binnentrad, eenige bijeengebon den bloemen in de hand. „Zijt gij het O Zie eens, wie daar tot ons gekomen is 1" De schilder keek in het ter zijde ge wende gelaat; toen hij den graaf her kende kwam er een trek van bitterheid om zijn lippen „Niet tot ons, maar tot u is hij gekomen". Hij wilde hem pas- seeren en het atelier binnen gaan, toen hij zich door vier armen zacht en toch stevig voelde omslingerd, zoodat hij als vastgeworteld moest blijven staan. Ten overvloede hing ook de zwarte kroeskop nog aan zijn jaspanden, zoodat hij zich wikken nog bewegen kon. „U zult toch niet wegloopen Dit is de heer, die uw schilderij gekocht heeft." Wat daar verder gedurende het vol gende uur geschiedde, zou niet een der drie hebben kunnen navertellen. Alleen het dienstmeisje en de factotum door leefden deze momenten in de keuken bij volle bewustzijn en tevens vol onge duld, in de vrees, dat de Kerstgeschen ken door de ongewone emotie hun zou den ontgaan. Eindelijk uit verveling waren zij al begonnen elkander in de haren te zitten liet zich een klokje in het atelier hooren. Verlegen traden beiden de wijdgeopende deur binnen, waarna zij, door den glans verblind, eenige oogenblikken de oogen sloten. Toen zij deze weder opensloegen, kwam het zelfs hun voor, dat de helle vroolijke glans niet alleen straalde van de vele schit terende kaarsjes, doch ook van de ge laatstrekken van de drie menschen, die daar elkander onder de groene takken omhelsden. De kroeskop maakte de dolste caprio len. Al begreep hij ook hoegenaamd niets van hetgeen er gebeurd was, hij beschouwde zich toch in zekeren zin, en terecht, als de portier, die zijn meester en meesteres de poorten tot dit geluk had ontsloten. Hij was de eenige, die onder al deze gemoedsaandoeningen, den schel hoorde overgaan en er zich dade lijk een nieuwe gelukstijding van voor stelde, terwijl de anderen elkander vra gend aanzagen, wat deze stoornis in het feestelijk uur wel kon beteekenen. Ditmaal zou dan toch waarlijk het optimisme van den knaap gelijk hebben. De late boodschap was vervat in een dergelijk couvert als dat, waarin de banknoten waren bezorgd. De inhoud van het schrijven luidde „Van regeeringswege is ons de op dracht gegeven, ons tot u te wenden met de vraag, of gij genegen zoudt wil len zijn, door onze bemiddeling den aankoop van uwe schilderij Madonna della Casa te vernietigen. De Minister, die gisteren 'de schilderij op de Ten toonstelling zag, heeft het voornemen te kennen gegeven, voor het geval de privé-kooper bereid zou wezen, van zijn rechten aftand te doen, het schilderstuk zelfs voor een hoogere som ten behoeve van het Rijksmuseum aan te koopen. Wij verzoeken u, in aanmerking geno men de zijde, van welke deze opdracht tot ons komt, niettegenstaande het late uur dringend nog om eenig voorloopig antwoord." Marianne vloog juichend, haar echt genoot om den hals. „Zijt gij nu overtuigd, ongeloovigedie gij zijt, dat het niet alleen de verblinde oogen van een liefhebbenden vader zijn, die uw arbeid voor een meesterstuk verklaren 1" De schilder drukte zijn vrouw een kus op de lippen. Dan fluisterde hij, doch zoo zacht, dat slechts zij hem kon verstaan „Is het wonder? Het is immers jouw beeld, Madonna." De schilderij werd niet voor het museum afgestaan, fficuwsblail

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1925 | | pagina 13