Vierde Blad
voor het Land
van Heusden en Altena,
de Langstraat
en de Bommelerwaard.
Mo.4564 Woensdag 23 Oecember
..Vrede op Aarde".
BEHOORENDE BIJ HET
Een Kerstgeschiedenis.
Een scherpe oostenwind woei door de
straten en joeg hier en daar den sneeuw
tot hoopen bijeen. Hij voerde een ver
bitterden strijd met hoeden en mutsen
en schudde door de hoornen en struiken,
dat het een aard had. Toch was het
buitengewoon druk in de straten der
hoofdstadhet was immers de 20ste
van Decembermaand. Was het wonder
dat de naderende Kerstavond velen
naar buiten lokte, die in elk ander geval
geen voet buiten de deur zouden hebben
gezet.
Te midden van het bonte gewoel
schreed een voornamelijke gestalte met
grijzend kort geknipt haar en grauwen
spitsen baard. De wandelaar, die onver
schillig, kalm steeds voortstapte, scheen
ongevoelig te zijn voor het dringen en
stooten, het roepen en schreeuwen om
hem heen. De bonte uitstallingen voor
de winkelramen noch de kijk- en koop
lustigen, die er zich voor verdrongen,
vermochten zijn aandacht te trekken.
Hij had toch niemand ter wereld, wien
hij een Kerstvreugde kon verschaffen
en aan den snerpenden wind en de door
dringende koude was hij gewendeerst
gisteren avond toch was hy van een
langdurige Scandinavische reis in zijn
woning in de Breedstraat teruggekeerd.
Wat hem nu juist op het Kerstfeest
in de hoofdstad terugvoerde, zou hij zelf
het allerminst hebben kunnen zeggen
Niemand wachtte hem, niemand was er,
dien hij met zijn komst eens verheugd
zou kunnen stemmen, niemand had ooit
zijn afwezigheid opgemerkttoch was
het een zeker duister instinct, dat hem
naar de Heimath terugvoerde.
Deze morgenwandeling was zijn eerste
uitgang van daag door de straten der
hoofdstad, waar hij die tot een der
oudste grafelijke geslachten behoorde,
in vroegere jaren eenmaal een hooge
staatsbetrekking had bekleed. Hij had
over het algemeen een hartstochtelijke
voorliefde voor het bonte woelige leven,
doch heden waren blikken noch ge
dachten bij de drukte om hem heen
beide zweefden naar het verleden terug.
Hij dacht aan gelukkiger Kerstavon
den, die hij met zijn- vrouw en zijn
dochter eenmaal doorbracht en een rilling,
kouder dan de scherpe Noordooster,
gevoelde hij door de aderen. Zijn vrouw,
die ongeveer 15 jaren jonger was dan
hij, was hem een paar jaar geleden door
den dood ontvallen. Doch, hoe diep zijn
droefheid over het geleden verlies ook
mocht wezen, in zijn Marianne had hij,
zij het al geen vergoeding, dan toch
troost en een nieuwe levensbestemming
gevonden. Nu had hij ook haar sedert
ongeveer een jaar verloren niet de dood,
doch haar leven had haar hem ont
roofd.
Het laatste Kerstfeest nog hadden zij
tezamen gevierd onder een helderblau-
wen hemel, terwijl een zachter windje
hen omfladderde. In plaats van den
traditioneelen mastboom, hadden groote
bouquetten bontgekleurde anemonen,
crocussen, narcissen, amandelbloesems
en viooltjes op de Kersttafel gestaan
in plaats van appelen en noten goud
kleurige oranjeappels, sappige vijgen en
zoet geurende mandarijnen. Hij had
zijn kind naar Italië gebracht, om haar
en hem zelf de smart over het heen
gaan der afgestorvene te verzachten,
j Ach, ware hij nooit op deze gedachte
gekomen 1 Reeds tijdens de Kerstdagen
had zij hem nauwelijks meer toebe
hoord weinige weken later zou beider
levenslot zich van elkander scheiden.
Of het tot haar geluk zou zijn? Wie
zou het durven beweren I
Hij had Marianne niet terug gezien,
sedert zij met een Italiaansch schilder
zonder naam, die buitendien geen halven
penning bezat, voor het altaar was ge
treden.
Dat zijn eigen leven voortaan voor
altijd verwoest zou blijven, was den
graaf duidelijk, verwoest van den dag
af, dat het levenspad van dien kunste
naar zich in Venetië gekruist had met
het zijne. Hoe klaar stonden die eerste
uren in Venetië hem weder voor den
geest 1 Met een klaarheid als waren er
seders niet vijftien lange maanden,
doch eerst nauwelyks even zoo vele
uren verloopen.
Het was een heerlijke Octoberdag
geweest. Des middags was hij met zijn
dochter van Verona gekomen en het
ongeduld van het jonge meisje, omJn
de interessante geheimen der Lagunen
stad door te dringen, was zoo onweer
staanbaar geweest, dat hij reeds een
uur na hun aankomst er in had moeten
toestemmeD, dat zij hun onderzoekings
tocht aanvingen. Nu. hij hoopte, dat
de gondelvaart hem de zoo gewenschte
rust zou verschaffen, doch Marianne,
die evenals in alle dingen ook in hare
wijze om land en lieden te leeren kennen,
anders was dan zoovelen van haar leef
tijd en haar opvoeding, had van een
gondelvaart niets willen weten. Zij
beweerde het Canale grande, de Rialto,
den Pont des Soupirs alle reeds door en
door te kennen, uit de duizend en een
afbeeldingen in de illustraties. Wat
haar aantrok, was de binnenstad met
hare smalle, hoekige stegen, haar nauwe
pleinen, haar lage winkelmagazijnen,
haar schreeuwende, gapende en rond
slenterende volksmenigte.
En als altijd had zij haar wil weten
door te zetten. Zij waren allerlei nauwe,
kwalij kriekende hoeken, stegen, sloppen
en poortjes gepasseerd zij waren over
de vischmarkt gekomen tusschen huizen,
welke haast op elkander dreigden te
vallen en aan Marianne's scherpziend
oog was geen enkele der eigenaardig
heden ontsnapt.
Plotseling was zij voor een der lage
donkere uitdragerswinkels blijven staan.
Een heele hoop achteloos op elkaar ge
worpen sieraden en kleurige Oostersche
zijden shawls en doeken had hare aan
dacht getrokken. Eenige oogenblikken
later waren zij door de smalle deur het
onooglijke winkeltje binnen gegaan. Te
midden van een slordig door elkaar
liggende massa Oostersche stoffen, kerk-
ornamenten, heiligenbeelden, kruiken en
borden stond de uitdrager in onder
handeling met een schilder over een
vaalgroen misgewaad, zooals het door
de priesters van de Octava Epiphanae
tot Septuagesimae gedragen wordt
van dit oogenblik dateerde voor den
armen vader het verlies zijner dochter.
Nadat Marianne, die vloeiend Itali
aansch sprak, een bontgewerkte Byzan-
tijnschen zijden doek had gekocht de
graaf zag de kleuren weder zoo duidelijk
voor zich, als had hij den doek juist
zooeven Marianne om den hals geslagen
en nadat de schilder het groene da
masten gewaad had verkregen, had hij
gelijktijdig met beiden het kleine duffe
winkeltje weer verlaten.
Dat de schilder de beide vreemde
lingen door de drukte een eind weegs op
straat had begeleid, was een plicht, die
de beleefdheid voorschreef, dat hij zich
ook des avonds bij hen voegde, toen zij
zich voor een café op het Marcusplein
hadden neergezet, was zeker bijzonder
vriendelijk. Dat hij echter van nu af
dag in dag uit, met uitzondering van
slechts enkele uren, bijna geen oogen
blik van Marianne's zijrle week, dat hij
vader en dochter op hun verderen tocht
naar Rome onmiddellijk volgde en door
Marianne, daar en later in Napels, harte
lijk welkom werd geheeten, bracht den
graaf al spoedig tot de smartelijke over
tuiging dat hij reeds niet meer bij machte
was deze beide harten vaneen te schei
den. Toch had hij zijn uiterste best
gedaan, om het tot een scheiding te doen
komen.
Een harden en bitteren strijd had hij
gevoerd met zijn dochter, wier gevoelens
hij niet in het minst had gespaard Hij
had haar geliefde met verwijten over
laden, over zijn armoede, het feit, dat
hij zich nog in 't minst geen naam had
weten te maken, zijn gebrek aan talent
en dus aan middelen om een gezin te
onderhouden. Hij had haar voorgehou
den, dat zij niet alleen de liefde van
haar vader, doch tevens het grootste
deel van haar erfdeel zou verliezen. Of
hij al wees op de mésalliance die zij zou
aangaan, op de treurigè gevolgen van
een gemengd huwelijk, het was alles te
vergeefs geweest.
En toch kon hij ten slotte niet zien,
dat zij zich moedwillig in de ellende
van erger kwaad zou storten en zoo had
hij dan na een heftigen strijd zijn for
meels toestemming tot een huwelijk
gegeven. Maar hij zelf had althans niet
als getuige willen optreden en van Mari
anne noch van haar echtgenoot had hij
ooit taal of teeken meer gezien.
Steeds scherper blies de felle Noorden
wind den wandelaar de sneeuwvlokken
in het gelaat. In herinnering verzonken
sloeg de graaf een zijstraat in. Als bij
tooverslag was hier de aanblik veranderd
Niets van de woelige feestelijke stem
ming hier ging alles zijn gewonen ge-
lij kmatigen gang. Geen levendige ge
zichten, geen haastige schreden, geen
luide gesprekken. Een weldadige stilte
had de drukte van daareven vervangen.
De kleine zwarte kroeskop, die daar
op enkele passen afstand al fluitend den
graaf te gemoet kwam, was de eerste,
die deze stilte verbrak. Het was echter
niet om het vroolijke liedje, dat deze
op eens bleef stilstaan. De knaap, droeg
een groot vierkant voorwerp, dat met
een doek was overdekt. De wind had
een tip van den doek opgelicht; de
bonte opvallende kleuren, de eigenaar
dige teekening den graaf stokte het
bloed in de aderen dat was immers
de doek van Marianne Hoe kwam
die jongen er dan van? Zou zij
zoowaar reeds haar boedel hebben moe
ten verkoopen, om niet van honger om
te komen?
Hij had geen tijd verder na te denken,
doch greep den knaap stevig bij den
schouder. Reeds wilde hij tot dezen de
vraag richten„hoe komt gij aan dien
doek toen een nieuwe, nog heftiger ge
moedsbeweging hem een oogenblik alle
spraakvermogen benam Een nieuwe
windvlaag had den 'doek geheel opge
licht zoodat de schilderij zichtbaar werd,
met de woorden er onder „Madonna
della casa."
Het beeld van Marianne, van zijn ver
loren kindEn de «childer van het
beeldhaar echtgenoot
Op een verhevenheid zat de kleine
vriendelijke gestalte der jonge vrouw,
in een donker oudduitsche huisvrou
wendracht gekleed.
Een witte sluier viel tot over de half
neergeslagen oogen neder, welke teeder
rusten op een kindje van enkele maan
den, dat slapend in haar schoot lag
zijn kleinkind, zijn eigen kleinkind dus,
van welks bestaan hij geheel onkundig
was. Het vertrek was slechts zeer spaar
zaam gemeubeldkaal en kil zagen de
•'.anden op dit lieftallige groepje neder,
doch van het bleeke vriendelijke gelaat
der moeder straalde een glans sf van
bovenaardsch geluk, dat op de geheele
omgeving een stroom van licht wierp.
„Madonna della casa," mompelde de
oude man, „de madonna van zijn huis."
Menschenstemmen om hem heen
waarschuwden hem, dat hij niet langer
met zijn geluk alleen was. Hij trok
den doek weder over de schilderij en
stapte nu n ast den knaap verder.
„Hoe komt gij aan die schilderij,
jongen
„Van den schilder, daar in de Boor-
straat."
„En waar wou je het heen brengen
„Naar de tentoonstelling, in Kunst
liefde, hier in de buurt. Daar moet
het verkocht worden. Nu, de lui heb
ben 't wel noodig. Een vroolijken Kerst
mis zullen ze niet hebben."
„Kent gij den schilder al lang?"
„Een half jaar omtrentzoolang als
hij hier woont, ben ik zijn hulp jongen
en help ik hem zoo wat."
„En die die jonge vrouw daar
ziet zij er werkelijk even zwak uit als
op de schilderij
„Natuurlijk, meneer" hier noemde
de knaap een Italiaanschen naam in de
volkstaal verbasterd schildert alles
net als de werkelijkheid er uit ziet.
En de kamer is ook precies zoo daar
staat niet te veel in. Ik heb ook eens
als model gestaandat hadt u eens
moeten zien
De knaap werd in zijn woordenvloed
gestuit, doordat zij het Tentoonstellings
gebouw waren genaderd. Zonder op den
graaf verder te letten, stormde hij de
trappen op naar het Bureau, echter door
dezen op den voet gevolgd. De doek
was van de schilderij weggenomen en
wederom werd de graaf getroffen door
de lieftallige groep. Hij trad op de beide
heeren toe, die het schilderstuk met op-
merkzamen blik beschouwden, noemde
zijn naam, doch zóó, dat de knaap, die
iets achteraf stond het niet hoorde en
vroeg zenuwachtig gejaagd, of hij het
onmiddelijk kon koopen en meenemen.
De heeren keken elkander vragend
aan. De oudste der twee meende, dat
tegen den aankoop wel geen bezwaar
zou bestaan, doch dat de schilderij ten
minste haar tijd uit moest geëxposeerd
blijven. De commissie en de schilders
hadden dit wederzijds gecontracteerd
De graaf gevoelde eenige teleurstelling
zijn blik viel weder op den bonten zij
den doek, dien de knaap in de hand
hield. De graaf verklaarde zich niet
tegenstaande de beperkende voorwaarde,
bereid de schilderij aan te koopen, be
taalde de gevraagde som en verzocht het
bedrag dadelijk aan den schilder te
overhandigen, zonder daarbij den naam
van den kooper te noemen. De kleine
zwarte kroeskop, die als ten volle ver
trouwd bekend stond, zou deze opdracht
onmiddelijk gaan vervullen. De graaf
en de knaap verlieten beiden het Bureau.
Op de stoep zei de eerste„Ja, hoor
eens, jongenlief, nu blijft er nog een
zaakje over. Ik zou gaarne ook den
doek koopen, waar de schilderij in ver
pakt was. Hoeveel denkt gij, dat die
moet kosten Hij hield de knaap een
paar muntbiljetten van tien gulden voor.
„Kijk eens hier, dit eene is voor den
kleinen boodschapper, als belooning
voor alles, wat hij mij over de Madon
na della casa heeft verteld en dit andere
in betaling voor den doek. Zeg aan
den eigenaar, dat de kooper, die de schil
derij niet dadelijk in bezit mocht nemen,
althans den doek gaarne mede naar huis
nam. Nu, wat zeg je van den ruil
De knaap zei niet veel, doch bedacht
des te meer, hoe welkom elk muntje
zijn meester was en hoe voor hem zelf
een bedrag van tien gulden een bepaald
vermogen uitmaakte, en toch aarzelde
hij een oogenblik op den voorslag in te
gaan, daar hij al vaak had gemerkt,
dat de doek in het bijzonder zijn mees
teres veel waard was. Maar deze was
en bleef toch een arme drommel, die
een zoo schitterende gave maar al te
goed gebruiken kon. Hij draalde dus
niet langer en gaf den ouden heer, die
in zijn oogen minstens een Rothschild
moest zijn, den gevraagden doek.
Snel eenige woorden van dank stame
lend, liep hij, na den weldoener te heb
ben gegroet, ijlings met de geldsom voort,
om zijn meester op te zoeken. De over
gelukkige boodschapper trok hard de
schel over, als stond het huis in brand.
Morianne, met haar kleintje op den arm,
opende zelf de deur. Zij zag onmidde
lijk, dat er iets buitengewoons moest
zijn geschied en ook dat de jongen den
doek niet meer bij zich had. Hij wilde
haar voorbijvliegen, doch zij hield hem
staande.
„Neen, niet naar binnen, maar vertel
mij eerst hoe het met de schilderij
staat, dan kan ik hem langzaam voor
bereiden. Het is treurig genoeg, dat
wij geen Kerstfeest hebben
Intusschen was de kroeskop een weinig
tot bedaren gekomen. „Toe laat mij het
asjeblieft hem zelf gaan vertellen. Maar
dan moet u er bij zijn dan zult gij
eens wat hooren. Wat zal hij oogen
opzettenDat zal me een Kerstfeest
geven I"
Haar vraag naar den doek liet hij in
zijn agitatie onbeantwoord, maar zonder
verder vergunning af te wachten, stormde
hij het artelier binnen. Op een rieten
stoeltje voor den ezel zat de schilder,
die met duisteren blik op het doek
staarde, dat hij vóór zich had staan.
Er kwam een vroolijken trek om zijn
lippen, toen hij vrouw en kind binnen
zag komen.
„Is het bezorgd vroeg hij den knaap.
Deze knikte heel geheimzinnig toe
stemmend en reikte hem het verzegelde
couvert over.
„Hier is het antwoord 1"
„Antwoord Ik wist niet, dat er
antwoord noodig was de schilderij
moet opgehangen worden, en daarna
naar een andere tentoonstelling getrans
porteerd worden, totdat zij weer hier
terug komt." De schilder opende het
couverteen aantal banknoten kwamen
er uit te voorschijn. Een oogenblik
zag hij als bewusteloos ronddaarop
verhelderde zijn blik en gaf hij zijn
gemoed lucht in den blijden kreet
„Marianne." Hij sprong op en sloot
vrouw en kind jubelend en juichend
in zijn armen.
„O kind; o, beste vrouw, wij zijn
gered 1"
Langen tijd duurde het, eer de vreug
deroes zoover geweken was, dat de kleine
bemiddelaar verslag kon geven van het
geen hem was wedervaren en eerst na
dat hij uit het geluk van zijn meester
begreep, dat deze hem niet hard zou
vallen over het koopje, dat hij opeigen
hand had durven sluiten, kwam hij met
zijn eigen muntbiljet voor den dag en
met het verhaal, hoe hij daaraan was
gekomen.
Marianne kon het niet laten, een
oogenblik er over te jammeren, dat zij
haar doek kwijt was. „Die doek die het
allereerst getuige was van onze ontmoe
ting!" en haar oog werd door een traan
verduisterd. Doch haar man kustte dien
weg. „Kom kind, wat is ons verder aan
dien doek gelegen? Hij heeft immers
zijn bestemming vervuld. Gij hingt hem
over de schilderij, opdat hij de Madonna
geluk zou brengen. En nu, jij kleine
deugniet, vertel mij voor alles eens, hoe
die heer eigenlijk heet".
De jonge haalde de schouders op.
„Je bent een domme jongen, meer
niet, dat je dat niet weet. Maar vertel
dan ten minste, hoe hij er uit ziet."
De zwarte kroeskop poogde een nauw
keurig signalement te geven, Marianne
wendde zich afelk woord, waarmede
de knaap het uiterlijk van den goeden
heer beschreef, sneed haar door de ziel.
Hoe moest het wel gelijken op haar
armen vader Zij had kunnen meenen,
dat het inderdaad haar vader zelf was,
als niet nog slechts enkele dagen geleden
een vriendin haar had meegedeeld, dat
hij al sinds maanden in het Noorden
reisde en op het oogenblik in Stokholm
was. En toch, al ware hij terug, hij
was er de man niet naar, om haar ooit
hare handelwijze te vergeven. Hij zou
de slechtste schilderij van den onbe-
duidensten schilder eerder goed vinden
dan het beste werk van haar echtgenoot.
Twee dagen later op den middag voor
Kerstavond bracht het dienstmeisje aan
Marianne een aan haar geadresseerd
pakket. Toen zij het opende, kwam de
Oostersche doek met een klein briefje
er uit te voorschijn. Het briefje be
helsde een verontschuldiging, dat de
schrijver een doek, welke blijkbaar voor
de bezitster van hooge waarde was ge
weest, door een list en zonder haar toe
stemming had machtig weten te worden
en verder een verzoek om den schrijver
te vergunnen haar persoonlijk zijne
excuses en tegelijkertijd den schepper
der „Madonna della casa", welker ge
lukkige bezitter hij was, zijn dank te
kunnen betuigen. Het schrijven was
niet onderteekend.
Marianne was alleen met haar kindje.
Haar man was uit, om voor de versie
ringen te zorgen voor den Kerstboom,
die des avonds zou ontstoken worden.
Het dienstmeisje, die zij na den zoo
voorspoedigen verkoop van de schilderij
had gehuurd, was in de keuken bezig
zij kon zich dus ongestoord aan hare
gedachten overgeven.
In gepeins verzonken, dacht zij aan
dengene, dien zij ter wille van haar
geluk had verloren. Zij hoorde het
luiden der huisschel niet eens en keek
eerst op, toen hij, met wien zich zoo
juist hare gedachten bezig hielden, maar
dien zij in verre, verre streken had ge
waand, plotseling voor haar stond.
Als voor een geestesverschijning terug
schrikkend, sprong zij ophet kleine
kindje ware haar, in de 'ontroering van
het oogenblik, bijna ontvallen, als niet
de oude vader, daar voor haar, tegelijk
moeder en kind in zijn armen had ge
slóten. Zij uitte een hartverscheurenden
kreet, die den armen vader tot in merg
en been doordrong. Nog vaster drukte
hij haar hoofd aan zijn borst, terwijl hij
fluisterde
„Mijn lief arm kind wat heb ik je
gedaan I"
Nog hield hij zijn kind omarmd, toen
de deur geopend werd en de schilder
door zijn trouwen factotum gevolgd, het
vertrek binnentrad, eenige bijeengebon
den bloemen in de hand.
„Zijt gij het O Zie eens, wie daar
tot ons gekomen is 1"
De schilder keek in het ter zijde ge
wende gelaat; toen hij den graaf her
kende kwam er een trek van bitterheid
om zijn lippen „Niet tot ons, maar tot
u is hij gekomen". Hij wilde hem pas-
seeren en het atelier binnen gaan, toen
hij zich door vier armen zacht en toch
stevig voelde omslingerd, zoodat hij als
vastgeworteld moest blijven staan. Ten
overvloede hing ook de zwarte kroeskop
nog aan zijn jaspanden, zoodat hij zich
wikken nog bewegen kon.
„U zult toch niet wegloopen Dit is
de heer, die uw schilderij gekocht heeft."
Wat daar verder gedurende het vol
gende uur geschiedde, zou niet een der
drie hebben kunnen navertellen. Alleen
het dienstmeisje en de factotum door
leefden deze momenten in de keuken
bij volle bewustzijn en tevens vol onge
duld, in de vrees, dat de Kerstgeschen
ken door de ongewone emotie hun zou
den ontgaan.
Eindelijk uit verveling waren zij
al begonnen elkander in de haren te
zitten liet zich een klokje in het
atelier hooren. Verlegen traden beiden
de wijdgeopende deur binnen, waarna
zij, door den glans verblind, eenige
oogenblikken de oogen sloten. Toen zij
deze weder opensloegen, kwam het zelfs
hun voor, dat de helle vroolijke glans
niet alleen straalde van de vele schit
terende kaarsjes, doch ook van de ge
laatstrekken van de drie menschen, die
daar elkander onder de groene takken
omhelsden.
De kroeskop maakte de dolste caprio
len. Al begreep hij ook hoegenaamd
niets van hetgeen er gebeurd was, hij
beschouwde zich toch in zekeren zin,
en terecht, als de portier, die zijn meester
en meesteres de poorten tot dit geluk
had ontsloten. Hij was de eenige, die
onder al deze gemoedsaandoeningen, den
schel hoorde overgaan en er zich dade
lijk een nieuwe gelukstijding van voor
stelde, terwijl de anderen elkander vra
gend aanzagen, wat deze stoornis in het
feestelijk uur wel kon beteekenen.
Ditmaal zou dan toch waarlijk het
optimisme van den knaap gelijk hebben.
De late boodschap was vervat in een
dergelijk couvert als dat, waarin de
banknoten waren bezorgd. De inhoud
van het schrijven luidde
„Van regeeringswege is ons de op
dracht gegeven, ons tot u te wenden
met de vraag, of gij genegen zoudt wil
len zijn, door onze bemiddeling den
aankoop van uwe schilderij Madonna
della Casa te vernietigen. De Minister,
die gisteren 'de schilderij op de Ten
toonstelling zag, heeft het voornemen
te kennen gegeven, voor het geval de
privé-kooper bereid zou wezen, van zijn
rechten aftand te doen, het schilderstuk
zelfs voor een hoogere som ten behoeve
van het Rijksmuseum aan te koopen.
Wij verzoeken u, in aanmerking geno
men de zijde, van welke deze opdracht
tot ons komt, niettegenstaande het late
uur dringend nog om eenig voorloopig
antwoord."
Marianne vloog juichend, haar echt
genoot om den hals.
„Zijt gij nu overtuigd, ongeloovigedie
gij zijt, dat het niet alleen de verblinde
oogen van een liefhebbenden vader zijn,
die uw arbeid voor een meesterstuk
verklaren 1"
De schilder drukte zijn vrouw een
kus op de lippen. Dan fluisterde hij,
doch zoo zacht, dat slechts zij hem kon
verstaan
„Is het wonder? Het is immers jouw
beeld, Madonna."
De schilderij werd niet voor het
museum afgestaan,
fficuwsblail