Vrede op aarde 1L
Ingezonden.
Een beschamend getuigschrift,
„VREDE OP AARDE
Parijsche Modebrieven
KERSTLIED.
Niet waar, lezeres of lezer, er zijn van Het klinkt de gansche wereld door,
die woorden die een schoone en betoo- 't Wil ons Gods liefde melden
■verende klank hebben voor elk menschen-D j
oor en doortrillen tot in elk menschen- .de1n,Pa6r altlJd w.eer 1
hart. Woorden, die beteekenis hebben laB, J"b.el Hem ter eer I
■voor alle geslachten en worden overge- T v? h uf - j0„i
dragen van de vaderen op de kinderen Helder -rijst nu het licht van den dag 11
en hoewel oud, telkens weer nieuw zijn, n. S^0]3^611 dag.
doordat zij siéu. leven storten in elk Dle 00It °°S een sterv'ling zag I
■voor het goede en schoone nog niet ge- Waarom dit lied, die blijde toon,
sloten hart. De pessemist moge schouder
ophalend voorbijgaan en met een glim
lach beweren, dat wij in onze praktische
tijd meer noodig hebben dan schoone
klanken die juist, omdat het klanken
zijn, zoo vaak bedriegen en dikwerf te
leurstellen, toch doet het goed als de
Kerstzon ons beschijnt, de poëzie van
het Kerstfeest te zoeken in het liefelijk
Vrede op aarde,
Vrede op aardeals in het laatst
van de laatste der maanden de blijde
Kerstboodschap van vrede op aarde ons
bereikt, is het dan niet alsof duizend
stemmen zich verheffen om ons toe te
roepenEen spotkreet is die prediking
van het Kerstfeest. De eeuwen volgen
elkander op en de eene eeuw herhaalt
aan de andere op den 25sten van winter
maand vrede vrede, en blijft dat roe
pen over velden bezaaid met lijken en
wil door dien kreet het kanongebulder
dat de oorlog ons hooren laat, over
stemmen. Moesten wij althans in de
20ste eeuw niet iets gevorderd zijn tot
bereiking van dat schoone ideaal, waar
van het Kerstfeest de drager is En toch,
wie het niet weet dat juist in onze eeuw
de meest bloedige oorlogen zijn gevoerd.
Dat het vernuft van het menschelijk
genie zich juist stomp heeft gepeinsd
op die werktuigen, die in den kortst
mogelijken tijd, de meeste menschen-
moorden kunnen veroorzaken.
Wat dan op al deze dingen te zeggen
en te antwoorden, waar alzoo de feiten
spreken? Zullen wij het schoone ideaal
van het Kerstfeest dan maar beschouwen
als een verijdeld ideaal en het Kerstfeest
verwijzen naar de kinderkamer, goed voor.
zwakken en eenvoudigen en met den
pessimist niet meer spreken over vrede
op aarde en evenmin gelooven dat het
ooit zoo ver zal komen
De keuze ware gemakkelijk, doch ver
derfelijk. Niet meer aan het Kerstfeest
te gelooven, is niet meer te gelooven aan
den adel der menschheid, aan de over
winning van het goede over het kwade,
van de waarheid over den leugen, van
het verhevene over het lage.
Dat zij verre en blijve van ons verre.
Als de kerstkloktoonen de christenheid
naar haar bedehuizen oproepen om daar
op verschillende wijzen en opvattingen
zich te verheugen in de oorzaak van de
kerstfeestviering, willen ook wij blijven
gelooven aan de schoone roeping van
de menschheid en medewerken zooveel
wij kunnen en zooveel in ons is, dat
die roeping steeds nader en nader kome.
Daarom klink voort, klink eindeloos
Die feestelijke zangen?
God gaf aan d'aard zijn eigen zoon,
God stilt ons diepst verlangen I
o
DE KERSTNACHT.
O Kerstnacht, schooner dan de dagen I
Gezegend zij de gouden ster,
Waarbij Orion haalt noch Wagen,
Die thans ons tegenblinkt van ver.
Wij buigen ons met d'Oosterwijzen,
Bij 't kribje van Maria's Zoon
Wij willen Hem met d'Englen prijzen,
Gedaald van uit Jehova's troon.
Ja, hoort G', o Heer der englen zangen,
Gij hoort ook 't lied van 't menschenkind,
Dat voor zijn heiligst zielsverlangen
In Jezus de vervulling vindt.
Waar dus uit onze kindermonden,
Tot U de lof omhoog zal gaan,
Gij, die Uw Kind ons hebt gezonden,
Neem ook deez' kinderlofzang aan!
Komt, dat nu allen zich vereenen
In 't jubellied van Bethlehem,
Dat oud en jong nu kracht verleenen,
Aan 't blijde lied der kinderstem.
Zij deden voor den Heer te zamen
't Hosanna klinken blij en luid,
Komt roepen wij in koor ons Amen,
Hosanna, Amen I Amen I uit.
gen van al wat wij gedaan hebben,
dus ook van de Kerstfeesten en de
prediking die wij hoorden op die
dagen, en alzoo moeten verschijnen
voor Gods Rechterstoel.
Het zijn allen roepstemmen.
En toch, Hij wordt slechts te veel
vergeten, déze Jezus. Die in de Krib
be ligt. Die straks hangt aan de nage- j
len van den kruispaal. Zal Hij ons
zijn tot een oordeel of tot een voor-
deel
Mochten wij bij deze dingen eens
meer stilstaan, zoodat dit met onuit-
wischbare letteren door den Heili
gen Geest en onze ziel mocht wor
den ingegraveerd.
Dien Grooten Koning, Hij is ver
nederd, om een nederig, arm en el
lendig volk zalig te maken.
Zijn Naam zij te prijzen tot in alle
eeuwigheid.
KI. W. v. d. W.
Eere zij God in de hoogste hemelen en
vrede op aarde in de menschen een welbe
hagen.
Hetgeen wij kunnen lezen in .Lucas
2 vers 14.
Het heerlijke Kerstfeest is weer
aangebroken. Welk bijzonder groot
voorrecht lezers en lezeressen, dat
wij allen dit weer beleven mogei
Het had heel anders met ons kunnen
wezen, daarom mogen w ij(dien God,
in Wiens hand ons aller adem is,
hartelijk danken voor het groote
voorrecht ons geschonken, dat wij
de kerstklokken weer mogen hooren
en dat haar liefelijke toonen ons
roepen om te gaan naar het bede
huis.
Hoe heel anders had het echter
niet kunnen wezen. Met weemoed
in on,s hart gedenken wij hem, of
haar, die verleden jaar nog in ons
midden zich mochten verheugen en
die hu niet meer zijn, die nederliggen
r I in het stille graf, wachtende tot aan
voort, liefelijke toon van het kerstfeest j cjen jongSten wanneer de bazuin
en breng ons steeds nader aan de be- en u§ Dte ,ccns ajs cen
reiking van het schoone ideaal, waarvan ;ll( loos kindekJe "in de kribbe ter
gij de drager zijt, het ideaal vani vrede verschijnen in al Zijn
op aarde. Dat ideaal zal werkelijkheid heerlijkh«id de wJülken om
worden, gelijk op het witte Kerstfeest o0,;dcek,n levenden en de doo-
het groene Pascha volgt, gelijk de dor- d w t 'cll rijk en v00r.
rende en slapende aarde zich bereid voor wij, wie wij ook zijn,
de groeiende en bloeiende lente. goede gronden mogen gelooven,
dat zij die ons van deze aarde ver
lieten in het land der eeuwige ruste
zijn aangekomen, zoo dat ze daar
Immanuël in Zijne Schoonheid aan-
Immers, geen duurzame vrede dan na
een beslissenden strijd. De teekecender
vrede zijn er, voor wie maar oogen heeft
om te zien en ooren om te hooren.
Te midden van het kanongebulder
van den oorlog verheft zich de stem
der menschheid steeds luider en luider
om vrede. Het vredescongres te Locarno
ook dit jaar gehouden, bracht ons ook
zeker op den goeden weg weder een stap
nader. Het roode kruis dat geen ge
varen ontziet om op de slachtvelden
balsem te gieten in de wonden en over
de lijken der gesneuvelde helden, te
helpen en te lenigen waar men slechts
kan, ziet, dat zijn voorteekenen, dat is
profecij dat de overwinning ten slotte
zal zijn aan den vredevorst, die het
Kerstfeest ons aankondigt. Daarom ook
heden lichter of zwaarder de boodschap
van het Kerstfeest herhaaltVrede, vrede
op aarde.
Willen wij daaraan medewerken, komt,
dan de hand aan de ploeg en gezorgd
ieder voor zich, dat er al vast zij vrede
met den buurman, vrede in eigen huis,
in eigen hart en geweten.
En als allen dat doenGeloof het,
dan zullen wij reuzeschreden zetten op
dien baan en dan, wat nu nog het ideaal
van het Kerstfeest is, zal volle werke
lijkheid worden, en het in waarheid zijn
de taak, die het Kerstfeest in de wereld
vervullen moest, is volbrachter is
o—
schouwen mogen.
Hoe gelukkig en zalig zullen zij
toch wezen, die den strijd volbracht
hebben. Zij, die het Kruis' verwis
selden voor de Kroon, daar geen on
heil meer gekend zal worden., waar
men niet meer hoort van oorlogen
of geruchten van oorlogen, van haat
en nijd jegens elkander, daar waar
geen zorgen kwellen en geen zon
den ook de ziel vervaren.
Mocht ons eigen leven toch aldus
geleefd worden en mocht het met ons
arme zondaarshart zoo eens gesteld
wezen, dat de kenmerken van 'sHee-
ren genadewerk vertoont worden.
Eerlijk, het zal zoo maar niet gaan.
Er staat zoo niets voor niets, de weg
is nauw die ten leven leidt.
Er zal iets gekend en ondervonden
moeten [worden. Hem zullen wij imoe-
ten nederknielen met de Wijzen en
de Herders bij de kribbe van Beth
lehem.
In den Heere Jezus zullen wij een
borg en Middelaar moeten leeren
zoeken en ook vinden zal het goed
zijn, als wij éénmaal willen juichen
in dat land van eeuwige heerlijkheid.
Zoo is het vriendelijk, en voor
Gods gekenden, heerlijke Kerstfeest
weer tot ons gekomen.
Het is zulk een bijzonder feest.
Het draagt zulk een geheel eigën
karakter, het is huiselijk, zoo ge
zellig, zoo vertroostend.
Doch laten wij vooral dit één niet
vergeten, ook zoo ernstig.
Éénmaal zullen wij, evenzoo ik,
als u, ook rekenschap moeten afleg
De „goede oude lijd" is voorbij,
toen in een bedrijf de patroon ai
zijn arbeiders bij name kende en op
de hoogte was van hun familieom
standigheden. Met de vlucht die de
industrie nam, kwamen de zorgen
van de specialisatie en het gemoede
lijke in de onderlinge betrekkingen
moest wel verdwijnen. Voorts wer
den de arbeiders naar men het noem
de: bewust en hierin lag de kiem
opgesloten van de latere verhouding,
gelijk wij deze thans kennen, van
in den grond der zaak eigenlijk ee-
nigszins vijandig tegenover elkaar
staande partijen. Gelijkgerechtigd
heetten ze nog niet dadelijk, maar
wel voelde men al spoedig een te
genstelling van belangen, alsof de
eene partij slechts alles naar zich
wilde toehalen, en de andere voort
durend het slachtoffer was van slu
we berekening. In vele gevallen was
dit inderdaad het geval en ook nog
heden ten dage zouden er voorbeel
den van aangehaald kunnen worden
maar daarnaast zijn er lichtende uit
zonderingen op dezen met te groot
genot als algemeen gestelden regel.
Het gebruik van machines in de
nijverheid ,die steeds verder voort
schrijdende industrialisatie hebben
gezamenlijk niet de politiek ontwa
kende driften de groote wijziging ge
bracht, waarop in" de eerste regels
is gezinspeeld. Men kan zulks betreu
ren ,maar het feit moet aanvaard
worden als niet meer te veranderen
en misschien is het ook wel beter
zoo: de arbeidersbescherming liet
in dienzelfden „goeden ouden tijd" al
zeer veel te wenschen over. De
machinale vervolmaking der bedrij
ven deed steeds dringender de be
hoefte gevoelen aan een macht, welke
regelend kon optreden en wetten
voorschrijven ter bescherming van
den arbeider tegen de gevaren, waar
aan zijn arbeid hem blootstelt. De
inmenging van den staat in arbeids
vraagstukken werd een noodzakelijk
heid waarvan thans, wel een ieder
overtuigd kan heeten.
Maar al wordt dit grif toegegeven,
met de aanvaarding van dit mensch-
kundig alleszins toe te juichen be
ginsel was tevens de deur open ge
maakt voor te ver gedreven bemoei
zucht. Langs lijnen van geleidelijK-
heid eerst breidde de invloed van
den werkgever op sociaal terrein
zich uit, politieke evenementen daar
na gingen er een krachtig woord
in [meepraten en weldra kwam het
dan ook zoo ver, dat met volkomen
negatie van den meest fundamen-
teele beginselen van een economisch
beheer van het bedrijf de staat zich
vermat om regelen voor te schrijven,
waarnaar de leiders zich hadden te
gedragen. Hebben wij het niet be
leefd, dat in de ergste crisis-periode
na den vrede van Versailles bij de
beoordeeling van een aanvrage om
overwerkvergunning de minister zich
niet ontzag om zulks te weigeren,
met deze redeneering, dat een ver
kregen order (veroverd door Com
mercieel inzicht en gebruikmaking
van eigen relaties) dan maar ver
deeld moest worden over andere con
currenten, die veel werkloozen on
der hun .airbeiders hadden?
Het is een booze herinnering uit
kwade bewogen tijden, maar tot zul
ke excessen komt de overheid, wan
neer zij, door welk motief dan ook
gedreven, haar eersten en uitsluiten
den plicht vergeet: in het arbeids
vraagstuk slechts algemeene richt
lijnen te Lrekken, voorzorgen te tref
fen voor een deugdelijke arbeids
prestatie in gezonde omstandigheden
en alleen uitwassen te voorkomen.
•Wij zijn voor ons land gelukkig, al
thans gespaard gebleven voor proef
nemingen als men elders probeerde,
dat de staat het zelf maar eens zou
doen in bedrijven niet van openbare
orde. Toch wij hebben ook nu nog
van die heerlijke vondsten, al heeft
de praktijk nog niet hun gelijk ge
geven ,die krachtig protesteerden.
Natuurlijk bedoelen wij niet de
arbeidswet, want deze heeft door de
straffe en onbuigzame bepalingen
al genoeg ellende opgeleverd,
welke een herleving van de nationale
industrie ernstig belemmerde. Wat
ons op het oogenblik voor den geest
staat, is de arbeidsgeschillenwet.
Ook hier verdient de grondge
dachte aller instemming. Het moet
inderdaad niet mogen voorkomen,
dat hetzij door werkstaking heizij
door uitsluilng het economisch even
wicht verbroken wordt, het sociale
leven uit zijn voegen gerukt.
De bemiddeling, welke de wet
voorschrijft, kan groote gevaren voor
de gemeenschap voorkomen en ook
al neemt men den kring van de bij
eenig geschil betrokkenen klein, de
ellende [met den nasleep van zulk
een conflict wettigt het ingrijpen in
bemiddelenden zin van een buiten
staander, die met voldoende macht is
bekleed om aan zijn woord gezag te
verleenen, als zijn persoon al niet
reeds vertrouwen inboezemt. De wet
echter werd opgesteld en aangeno
men in een periode, toen van ver
trouwen heel weinig sprake was, al
thans in de eerlijke gezindheid van
den werkgever. Wij leefden toen in
een ethischen zwijmel, waardoor in
een rose, neen: fel-roode, kleur be
keken werd wat van bepaalde zijde
werd herdacht.
In artikel 49 van de wet wordt
den werKgever de verplichting opge
legd om bij een conflict, dat in zijn
bedrijf is uitgebroken en waarbij in
ernstige mate het algemeen belang
betrokken wordt geacht, aan een
commissie van enquête boeken en
bescheiden open te leggen. De be
zwaren tegen dezen eisch liggen voor
liet grijpen en wie zou de kennisne
ming van het inwendige beheer zij
ner zaken willen toestaan aan een
commissie, dus: vele personen, die
om de toedracht goed te kunnen be-
oordeelen ook deskundigen moeten
zijn, dus; concurrenten? Het fraaiste
staal van wetgeving vinden wij ech
ter in art. 50, dat den minister volle
vrijhed geeft, om wetenschap over
vrijheid geeft, om wetenschap over
ging smet gevangenisstraf aan den
betrokkene is afgeperst, naar eigen
goedvinden te publiceeren. Het doet
er, Iterwille van het principe, niet toe,
of die wetenschap betrekking heeft
op van te voren aangeduide gehei
men van bedrijf of nering, of op
andere als vertrouwelijk te bescnou
wen schriftelijke stukken.
De minister mag de aldus verwor
ven kennis, verkregen door de mo
derne pijnbank van bedreiging niet
gevangenisstraf, aan liet groote pu
bliek prijs geven. Wel moet hij, al
vorens tot het verraad van die gehei
men te besluiten overleg plegen met
de bij het geschil betrokken vakver-
eenigingen van werkgevers en arbei
ders, maar deze als waarborg mis
schien gedachte voorwaarde heeft
voor den bewindsman geen bindende
kracht. Het overleg is verplicht, ge
houdenheid aan de beslissing daar
van niet. Trouwens, die rem behoedt
niet voor het gevaar, dat den werk
gever [dreigt. Ook al ware de minister
geklonken aap het resultaat van ge
noemd pverleg. De onthulling van
bedrijfs geheimen, openlegging van
boeken en correspondentie zijn enor
miteiten, te ernstiger waar hierdoor
inzage gegeven wordt aan hen, die
al bovenmenschelijk geaard moeten
zijn om die voor hen kostelijke ken
nis te vergeten wanneer zij het lo
kaal verlaten om weer in het eigen
werk terug te komen.
Het doet er niets aan af, dat deze
artikelen nog geen toepassing von
den. Hoezeer ook de kans op een
hanteering daarvan gering moge
schijnen het feit van hun bestaan is
al erg genoeg, een bewijs tevens van
de gemoedsgesteldheid in nog niet
zoo lang vervlogen dagen. Deze arti
kelen 49 en 50 zijn een beschamend
getuigschrift.
Mooi ondergoed.
't Is ons vrouwen ingeboren, om ons graag
in fijne, mooie dingen te kleeden. En we zijn
niet tevreden, wanneer alleen maar $nze bo
ven kleeren naar onze smaak zijn, ook ons
ondergoed hebben we liefst fijn en goed van
snit. In Parijs, de stad der fijne lingerie^
ziet men de mooiste en heerlijkste dessins, die
een dame zich maar wenschen kan. Ze zijn
zoo gracieus, zoo teer en fijn, dat een vrou
wenhart beslist een beetje vlugger klopt bij
het aanschouwen van al dit begeerlijks.
De heel fijne, dure stuks ondergoed zijn
vervaardigd van crêpe georgette, van crêpe
mousseline of kunstzijde. Ze hebben mooie
elegante modelletjes en zijn gegarneerd met
kant: Valenciennes, Brusselsche of tulle kant.
Meestal is deze kant geel of crème van kleur.
Dit mooie ondergoed, dat heel veel in rose
tint vervaardigd wordt, komt in den laatsten
ook voor in heliotroop en orchidee-, in barn
steen- en cyclamenkleur, alle zeer fijne, teere
tinten.
Maar ook in 't meer eenvoudige ondergoed
dat hier heel niet duur kost, vindt men snoe
zige exemplaren, van rose of lila batist, in
zachtgeel of lichtblauw. Ze zijn alle met kant
afgezet en hebben een goeden en sierlijken snit.
Voor nachtjaponnen worden heel veel op-
naaiseltjes gebruikt en open zoompjes. Hierbij
behooren snoezige ochtendmutsjes van dezelfde
stof en met dezelfde garneering. Heel typische
mutsjes zagen we, met een oogsluiter van fijne
kant. Dikwijls hebben de mutsjes een dia-
deemvorm rn zijn ze bewerkt met geplisseerde
strookjes en gekleurde zijden bloempjes. Ook
pyjama's ziet men nog veel dragen, met zwart
zijden of satijnen pantalons en lange kleurige
kimono-achtige overkleeden, die aan den hals
met een groote struisveeren pierrot kraag zijn
afgewerkt.
Verdwenen eenvoud.
We kunnen 'tnu wel met zekerheid zeggen,
de gladde, rechte, haast primitief-eenvoudige
japonnetjes hebben afgedaan, deze leuke, slanke
toiletjes, die een jong meisje zoo goed kleedden
en die ze zoo gemakkelijk en voor betrekkelijk
weinig geld zelf maken
kon. We zien er nog
wel eens een enkel, maar
over 't algemeen worden
toch reeds de moderne
japonnen gedragen. Deze
zijn veel drukker en voller,
met haar plooien en
plissees. volants, vestjes,
guimpjes, met wijde tu
nieken die golvend af
hangen, met geplooide
ceintuur en groote man
chetten. We zijn daar
mede wel een heel eind
af van den heerlijken
eenvoud der vroegere mo
de en ook valt zoo'n
modern costuumpje niet
meer zoo gemakkelijk,
zoo vlug en zoo goedkoop
te maken. Bekijken we
het japonnetje van onze
teekening, zoo valt ons
al dadelijk op de wijde
tuniek, die met een rand
bont is afgezet. Ze is
van voren korter dan van
achteren, gelijk de laatste
smaak aangeeft, en volgt
daarin de taillelijn. Zeer
wijd is de tuniek van boven uitgesneden. De
opening is ingevuld met een wit zijden vestje
met hoogen kraag en klein omliggend boordje.
Ook de hoedjes waren den laatsten tijd te
eenvoudig naar den zin van mevrouw mode.
Klein mogen ze blijven, maar ze worden weer
druk gegarneerd. Een groote voorliefde heeft
men hierbij voor medaillons en riempjes van
goudleer. Enkele origineele modelletjes hebben
zelfs, in 't midden van een kokarde, een kleine
foto Verder worden ook met de stof
van 't hoedje veel variaties aangebracht. Men
legt ze in vouwen, plooien, rimpeltjes enz.
En met de avondjaponnen gaat 't al net het
zelfde. 't Is alles plooien en volants wat de
klok slaat. Het alleraardigst zijn eigenlijk uog
de gebloemde en zijden japonnen met de
de zijden sjerp om de heupen en de reusachtige
strik aan de linkerzijde.
Zelf gemaakte meubeltjes.
De Franschen die van nature zeer, zeer
zuinig zijn en bovendien begaafd met een
buitengewone handigheid, vervaardiger vaak
zelfs snoezige, kleine meubeltjes, die veel tot
de gezelligheid van het huis bijdragen. Met
behulp van enkele planken en ripoline-verf
weten ze de leukste dingetjes samen testellen,
zooals b.v. ook het aardige stoeltje van onze
teekening. Ge ziet: Er is werkelijk niet veel
vakkennis noodig om dit in elkaar te timmeren
en toch is 't een alleraardigst, modern zitje.
De lijnen zijn heel eenvoudig, maar goed.
Opgebouwd is 't uit vier stevige, dikke planken,
waarvan er twee als zijleuning dienen, een als
rug en een als zitting. Ter versiering zijn
kleine openingen uitgesneden. Het hout is,
na goed glad geschuurd te zijn, geverfd in
diepblauw, met oranje op de snijvlakken. Men
heeft op het bankje een dik kussen gelegd
met modern gebloemd goed overtrokken.
WILHELMINE.
Een overloed van de laatste mode-modellen
voor dames en kinderen, vinden onze lezeressen
in „Het Nieuwe Modeblad". Bij elk model
komt een practische beschrijving voor.
„Het Nieuwe Modeblad", tweemaal per
maand verschijnende, met telkenmale 2 gratis
knippatronenbladen, is bij de administratie
dezer courant verkrijgbaar voor 95 cents per
kwartaal of 11.25 franco per post.
—O—
rran waar die glans, dit englen koor,
zingt op Bethlems velden