Tweede Blad
voor hei Land
van Heusden en Aitena,
de Langstraat
en de Bommelerwaard.
10.4569 Vrijdag 15 Januari
damhubriek"
DE NIVELLEERING.
Kinderrubriek.
Beste kinderen,
Barijsche Modebrieven
i
BEHOORENDE BIJ HET
Redacteur: M. J. L. BÉNEKER
te Ande! (N.-Br.),
Men wordt verzocht alle correspondentie,
deze rubriek betreffende, aan bovenstaand
adres te richten.
VIJFDE RONDE,
van HerptKentie.
Benjaminsde Graag,
de Joodevan Andei.
Wilhelmvan Krieken.
Vogelaar deze week vrij.
Daar de eerste ronde's nog niet volledig
gespeeld zijn, zuilen we wachten met 't
geven van den uitslag tot alle partyeo af-
geloopen zijn. We verzoeken dengenen die
nog partijen moeten spelen in de vier
eerste rondes, wat spoed te maken, opdat
ze niet te veel achter komen.
Thans bieden we onzen oplossers het
400ste probleem aan. Voor deze gelegen
heid wii ik een prijs beschikbaar stellen,
en wel
90 DAMPARTIJEN
gespeeld in den laatsten wedstrijd om het
Wereldkampioenschap, met portretten van
den Wereldkampioen Herman Hoogland en
een groep deelnemers. By meerdere goede
en op tijd ingezonden oplossingen beslist
het lof.
Pr. no. 400
Stand in cijfers
Zwart 5, 6," 44, 47, 48, 20, 24, 22,
23, 25, 27, 34 en 36.
Wit 45, 46, 24, 29, 30, 32, 34, 35,
38, 39, 43, 33, 46 en 50,
Wit begint en wint.
Oplossingen worden ingewacht tot 25
Januari a s.
Dank zij de machine bezitten
wij zooveel goederen, dat wel
vaart gebracht kan worden in de
groote massa, die vroeger in ar
moede leefde.
Als een der bezwaren tegen de
tegenwoordige productie organisatie
wordt dikwerf aangevoerdde ni
vellering van bet arbeidsloon.
Wanneer men de loonstatistieken
nagaat blijkt, dat tussehen de ver
schillende soorten van arbeid (wij
zullen in dit artikel alleen spreken
over fabrieksarbeid) betrekkelijk wei
nig verschil in waardéering bestaat,
dat bovendien den leeftijd van den
arbeider, practisch gesproken, als
loonbepalende factor uitgeschakeld
is, en dat ten slotte het verschil in
waardeering van geschoolden en on
geschoolden arbeid dé laatste jaren
belangrijk kleiner is geworden.
Is deze nivelleering nu inderdaad
zulk een groot bezwaar als door
velen beweerd wordt Ziehier een
vraag, die onzes inziens van groot
belang is. Immers, het betreft hier
direct de levensvoorwaarden van dal
deel van ons volk, dat in het ver
richten van loonarbeid het eenige
middel van bestaan vindt. Wanneer
wij nu de gestelde vraag ontkennend
beantwoorden, kunnen wij aan een
behoorlijke argumenteering niet ont
komen. Wij zullen pogen den lezer
duidelijk te maken, waarom wij, het
bezwaar der nivelleering erkennen
de, er niettemin niet zulk een groo
te beteekenis aan hechten. Wanneer
althans de gelijkmakerij niet tol het
onredelijke wordt voortgezet.
In de eerste plaats dan hebben
wij ter beschouwing de waardeering
geldelijke waardeering, van fabrieks
arbeid in het algemeen. Dank zij
de machine is het arbeidsproces voor
den mensch vereenvoudigd. De eco
nomische beteekenis hiervan is, dal
de arbeider bewegelijker is, dat hij
gemakkelijk van het eene bedrijf in
het andere kan overgaan. De fa
brieksarbeider is in hel algemeen
genomen minder sterk gebonden dan
zijn vak dan bijvoorbeeld de gezel
uit den gildentijd dat was. Dat er
enkele bijzondere vakken zijn, die
door „specialisten uitgeoefend moe
ten worden, is waar, maar deze wor
den dan ook hooger beloond.
De machine heeft vakverschillen
verdoezeld. Het gevolg is geweest:
verdoezeling van toonverschillen. Wij
laten hierbij andere dan economi
sche factoren, die op het verloop
van dit proces ingewerkt hebben
buiten beschouwing.
Nu rijst allereerst de vraag:
Moeten wij treuren over dat ver
dwijnen van de vakverschillen, over
den ondergang van den vakman, die
plaats moest maken voor den fa
brieksarbeider? Neen. De verdwenen
vakman werkte voor een kleine
groep bevoorrechten. Hij zelf leefde
van de opbrengst van zijn arbeid
en deze was juist voldoende om....
te leven. De scherpe maatschappe
lijke tegenstelling tussehen rijk en
arm bestond vroeger niet minder
dan thans met dit verschil dan even
wel, dat de grens van armoede vroe
ger dicht bij de grens van den hon
ger liep; en, dat armoeland in vroe
gere jaren zeer dicht bevolkt was
en wij thans mogen spreken van een
ontvolking van dit "gebied. Dank zij
de machine die een deel van den
arbeid voor ons heeft overgenomen,
en dat deel veel vlugger afwerkt
dan wij zouden kunnen doen. De
Engelsche katoenfabrieken hebben
een capaciteit van ruim 5 milliard
yards katoen per jaar. D. i. zooveel
katoen, dat de aarde 120 maal er
mede omwonden kan worden. Ais
geheel het Engelsche volk met de
hand katoen ging weven, zou het
lang geen 5 milliard yards per jaar
kunnen afleveren en geen lijd over
hebben om iets anders te doen. M.
a. w. na een dag zou hè,t er mee
moeten uitscheiden om voedsel te
zoeken enz. Dank zij de machine be
zitten wij zooveel goederen, dat wel
vaart gebracht kan worden in de
groote massa, die vroeger in ar
moede leefde.
Thans de nivelleering van het ar
beidsloon. Kon de arbeider voor zijn
loon alleen het hoogst noodigekoo-
pen, d.w.z. zou zijn arbeid hem juist
voldoende middelen om in leven te
blijven, dan zou de nivelleering als
een vloek beschouwd moeten wor
den. Dan zou het van weinig betee
kenis zijn, dat hij beter gekleed is
dan de arbeider uit een vorige eeuw
dat hij beter voedsel nuttigt en dat
hij met zijn gezin een behoorlijke
woning betrekken kan. Zoo is de toe
stand evenwel niet. Wij weten alles
zeer wel, dat de tegenwoordige pro
ductie organisatie het onmogelijk
maakt, dat ook de arbeider in staat
is een deel te verwerven van wat
men noemt de „cultuurgoederen".
De heer Schaper heeft onlangs in
„Elet Volk" verklaard, dat ook voor
den arbeider beschavings goederen
beschikbaar zijn. Gelukkig. Onze pro
ductie organisatie maakt het moge
lijk ,dat de arbeider een deel van
zijn inkomen kan besteden aan „cul
tuurgoederen". En dit sluit in, dat
arbeider A. in staat is anders te
leven dan arbeider B. en deze weer
anders dan arbeider G. Dank zij de
marge tussehen loon en kosten voor
levensonderhoud. Het verschil tus
sehen beide bedragen kan ieder uit
geven aan die goederen, welke het
beste zijn levensbehoefte bevredigen.
Er is op het oogenblik een (arbeiders
radio-vereeniging*.Zegt dit niet reeds
wat. De arbeider heeft een gramo-
foon, hij kan van tooneelkunst genie
ten ,van de muziek enz.
Toch zijn wij niet tevreden. Er
kan meer bereikt worden. En hier
mede zijn wij gekomen aan onze be
zwaren tegen de nivelleering. De uit
schakeling van den leeftijd alsloon-
factor is een ernstig bezwaar. De
gemiddelde arbeider werkt helgroot
ste deel van zijn leven voor een en
hetzelfde weekloon. Wij schrijven
thans geen loon-technische beschou
wing, zullen over de leeftijdskwes
tie daarom niet uitweiden. Volstaan
wij met het neerschrijven van de
bewering ,dat naar onze overtuiging
in het collectief arbeidscontract, wil
het voldoen aan de eischen, die aan
een dergelijke instelling zijn testel
len, in "de toekomst de leeftijdsfac
tor in rekening zal moeten worden
gebracht.
En ten slotte: de ongeschoolde ar
beider zal op den duur de bevoor
rechte positie, waarin hij, dank zij
de oorlogsverhoudingen is komen le
verkeeren, te verliezen.
Zoo komen wij dan tot het besluit,
dat de nivelleering van het arbeids
loon als tendentie erkend moet wor
den ,maar dat de gevolgen niet zoo
hinderlijk zijn als velen denken en
dat reeds thans krachten werken,
die de overdreven gelijkmakerij der
laatste jaren ongedaan zullen maken.
En bedenken wij, die mopperen
over de onvolmaaktheid van onze
samenleving, bij dit alles wel liet
ware woord van een Amerikaan-
schen socioloog: „De vooruitgang is
geen automatisch proces. De wereld
wordt beter om'dat de mensch wil,
dat zij beter wordt en de middelen
weet te vinden om haar beter te ma
ken."
Waar een wil is, is een weg. Dit
wordt maar al te dikwijls vergeten.
De gestoorde maaltijd.
De geschiedenis die ik je nu ga
vertellen, is waar gebeurd, al lijkt
het ook nog zoo vreemd. En ais
ik me niet vergis, hier in de stad.
Vraag maar eens aan Vader of Moe
der, of het niet waar is.
Er was dan eens een jongetje, die
een heele kast van het mooiste speel
goed had. Daarbij was ook een groo
te blokkendoos, waarin hij twintig
houten soldaatjes bewaarde. Die
soldaatjes waren zoo wat zoo groot
als een vuist en waren mooi aange
kleed met blauwe jassen. En ze droe
gen een geweer op schouder en een
groote sa he 'Top *Tj. Toen het jon
getje die mooie soldaatjes gekregen
had, zagen ze er allemaal precies
hetzelfde uit. Maar wat was er ge
beurd. Op een goeden dag had Hek
tor, de hond, een van de soldaatjes
in zijn bek genomen en hem een
been had afgebeten. Het soldaatje
had heel hard gehuild van pijn, maar
niemand had het gehoord. Voortaan
had het soldaatje nu nog maar één
been en het kon dus niet zoo stevig
staan, als de andere negentien, die
twee beenen hadden. Wanneer het
jongetje met zijn houten soldaatjes
ging (spelen, haaide hij inatuurlijk nog
allerlei andere dingen voor den dag,
als een spoortrein, waarin de sol
daatjes mochten rijden en een mooi
kasteel. In dat kasteel woonde ook
een houten poppetje. Maar dat was
geen soldaatje, o, nee. In het kasteel
woonde een prinsesje, dat zoo vroo-
lijk was, dat zij altijd danste. Ze
stond dan ook altijd op haar eene
been. Ze had echt haar, dat heel
mooi zwart was en droeg een rood
zijden jurkje. Omdat het prinsesje
altijd op haar eene been stond, dacht
dat eene houten soldaatje, dat zij
ook maar één been had. Dat komt
prachtig uit, zei hij bij zich zelf.
Ik heb ook één heen, weet je wat,
ik zal haar vragen, of zij mijn vrouw
wil zijn, Maar dat was makkelijker
gezegd dan gedaan. Dat eene houten
soldaatje wilde het wel vragen,
maar hij durfde niet, omdat hij maar
een heel gewoon soldaatje was en
liet poppetje met de zijden jurk een
prinsesje, clat in een groot kasteel
woonde. Hij besloot dus eerst een
praatje met haar te maken. Nu wist
hij heel goed, dat als het spel van
het jongetje afgeloopen was, al de
soldaatjes weer in de groote blok
kendoos werden gedaan en in de
kast gezet. Toen het soldaatje dus
zag, dat zijn broertjes opgeborgen
zouden worden, verstopte hij zich
achter den tafelpoot. En terwijl alle
andere soldaatjes in de donkere blok
kendoos verdwenen, bleef het eene
soldaatje achter den tafelpoot slaan.
Hij stond nu vlak bij het kasteel,
waarin het prinsesje woonde. Hij
zag haar heel goed staan, op haar
eene been. Maar, hoe moedig hij
anders ook was, hij was immers een
soldaat, nu durfde hij niet eens een
praatje met het prinsesje te begin
nen en hij bleef maar stokstijf staan.
Ondertusschen was het nacht ge--
wordenj. De maan scheen helder door
de vensterruiten. Toen sloeg het buij
ten twaalf uur. En zie, toen gebeur-l
de er iets wonderlijks Al het speel-|
goed werd opeens levend en begon
te bewegen. Het houten soldaatje
kon zijn oogen niet gelooven. ,»Want
hij wist niet dat 's nachts, als do
kinderen slapen het speelgoed leeft
en feestviert. Hij zag nu hoe de
harlekijn vroolijk begon te springen.
De olifant zwaaide met zijn snuit
en het houten paard huppelde van
zelf de kamer door. Op het poppen-
kasteel begon ook alles te leven. De
poorten werden opengedaan en daar
stapte het vroolijke prinsesje, dat
anders altijd danste, naar buiten.
Het soldaatje zag nu meteen dat
het prinsesje twee beenen had. De
harlekijn en de olifant en het paard
kwamen nu naar het prinsesje toe,
maakten allemaal een diepe buiging
en vroegen, of zij wat met hen wilde
spelen. Dat wilde het prinsesje graag.
Om beurten klom ze nu op den
rug van den harlekijn, het houten
paard en den olifant. De harlekijn
maakte dan allerlei gekke sprongen,
zoodat het prinsesje het uitschaterde,
terwijl de olifant en het paard haar
door de kamer reden. Toen ze moe
waren gingen ze zitten en nu haalde
het prinsesje allerlei lekkers uit het
poppenkeukentje en begonnen ze
feest te vieren. Het arme houten sol
daatje moest toekijken. Want hij
durfde niet achter zijn tafelpoot van
daan te komen. Toen de nacht voor
bij was en het licht begon te wor
den hielden de prinses, de olifant,
de harlekijn en heL paard dadelijk
op met spelen. Het prinsesje ging
weer in haar kasteel op één been
staan, de anderen gingen weer naar
hun plaats en toen de eerste zonne
straal de kamer binnenkeek, kon nie
mand zien ,dat hier een poppenfeesl
geweest was. Ze stonden allemaal
weer even stil en stijf als anders.
Maar het houten soldaatje was
achter zijn tafelpoot van vermoeid
heid in slaap gevallen. Zoo vond de
moeder van het. jongetje hem, loen
ze stof afnam. Ze pakte hem bij
zijn eene been op en stopte hem in
de blokkendoos, bij de andere sol
daatjes. Daar verleide hij, wat hij
dien nacht allemaal gezien had, dat
het danseresje toch twee beenen „had
en dat hij nu heelemaal niet meer
durfde te vragen, of zij met hem
wilde trouwen. Het houten soldaatje
keek heel bedroefd en of zijn kame
raadjes al probeerden hem te troos
ten, niets hielp. Daarom besloten de
soldaatjes om dien avond ook niet te
gaan slapen. Toen het jongetje dan
ook 's avonds ophield met spelen,
verstopten de soldaatjes zich alle
maal en waren nergens te vinden.
De menschen gingen allemaal naar
bed en het speelgoed bleef alleen
in de kamer. Toen de torenklok 12
uur sloeg en het maantje vroolijk
door het venster weer naar binnen
keek, begon alles weer te leven. De
harlekijn danste, de olifant en het
paard huppelden door de kamer en
het prinsesje zette haar andere been
op den grond en wandelde liet ka
steel uit. De soldaatjes keken heel
verwonderd toe. En toen het prin
sesje begon te dansen, klapten ze
allemaal in hun houten handjes.
Het prinsesje danste een prachti
ge wals en toen het uit was, mar
cheerden de soldaatjes, behalve die
eene met zijn eene been, naar haar
toe en vroegen, of zij voor haar
mochten vechten. Ik vind het heel
lief van julli, zei het prinsesje met
een hoog stemmetje, maar ik kan
jullie heusch niet gebruiken. Er is
niemand, die mij kwaad wil doen,
dus ik zou niet weten tegen wie
jullie zou moeten vechten. Daarna
vertelde de aanvoerder van de sol
daatjes, dat het soldaatje met liet
eene been erg veel verdriet had en
dat hij graag met haar had willen
trouwen.
Het prinsesje luisterde aandach
tig. Eindelijk zei ze: Ik wil jullie
een pleziertje bereiden. Kom alle
maal in mijn kasteel, het paard en
de olifant en de harlekijn komen
ook. Dan zal ik wat taartjes en wijn
uit de poppenkeuken ;h?alen en dan
zullen we vroolijk feest vieren.
Dat vonden de soldaatjes prachtig
en het duurde niet lang, of ze zaten
allemaal in de mooie kamer van het
kasteel om een lange tafel. Het sol
daatje met het eene been mocht naast
het prinsesje zitten. Het werd een
heerlijk feest. Het prinsesje was erg
vriendelijk en onthaalde de houten
soldaatjes op allerlei lekkers uit de
poppenkeuken. En ze dronken wijn
uit ^zilveren vingerhoedjes. Daarna
zongen ze allemaal een aardig lied
je. De olifant was net bezig, met
zijn bromstem een olifantenlied te
zingen, toen de harlekijn riep: Het
wordt dag. Meteen vlogen de sol
daatjes, het paard, de olifant en de
harlekijn weg, ieder naar zijn eigen
plaats in de kamer. Het prinsesje
ging op één been staan en niets be
woog er meer. Alles zag er weer
uit, alsof er nooit iets van zijn plaats
was geloopen. Behalve het soldaatje
met zijn eene been. Die kon niet zoc
hard wegloopen, als zijn kameraad
jes. En toen het dag was geworden,
stond hij nog in het poppenkasteel.
vlak naast het prinsesje op haar
eene been. En het was net, of ze
met elkaar stonden te praten.
Zoo vond de moeder van het jon
getje hen, toen ze de kamer weer
afstofte. Óch, zie eens wat leuk, Bob,
zei ze tegen het jongelijje, dat sol
daatje met zijn eene been daar staat
daar te praten met het prinsesje.
Leuk hè. Ze hooren bij elkaar,
allebei op hun eene heen. Weet je
wal, je moet ze zoo laten staan, dan
zijn ze man en vrouw. Bob vond
het goed. En het houten soldaatje
Die was den koning te rijk. Want
nu was zijn liefste wensch vervuld.
Hij had wel kunnen springen van
blijdschap. Maar dat kon natuurlijk
niet, want de menschen weten niet,
dat het speelgoed ook leeft. Hij
moest dus wachten tol 's avonds half
twaalf. Maar toen gaf hij dan ook
een groot feest en onthaalde al zijn
kameraadjes op lekkernijen uit de
poppenkeuken. En hij heeft nog heel
lang gelukkig met zijn prinsesje ge
leefd.
Hier zijn wat aardige raadsels.
Probeer ze eens op te lossen
1. x Op dekruisjes-
X lijnen, van links
Xnaar rechts en
Xvan boven naar
XXXXXXXXX onder, moet de
Xnaam van een
Xhandwerksman
X komen te staan,
x Op de eerste
regel staat een medeklinker, op de tweede
een verkorte meisjesnaam, op de derde
een ding, dat men in bijna alle schoenen
vindt, op de vierde een werkwoord, dat
aangeeft, wat er gebeurt als ijzer met
water in aanraking komt, op de vijfde
het gevraagde woord, op de zesde een
voorwerp, dat we bij den bakker kunnen
vinden, op de zevende een nuttig vier
voetig dier, op de achtste een huisdier
en op de negende een medeklinker.
2. Welke wagens hebben geen wielen
3. Ik spreek zonder tong, ik roep
zonder long
zonder zin en verstand, roep 'k
vreugd en leed door 't land.
4. Ik ben een plaatsje in Overijsel.
Snijdt mij den kop af en ik houd
nog een oor over. Hoe heet ik?
VAN MOOIE EN NIET-MOOIE
MODEGRILLEN.
Niet elke gril van mevrouw mode - even
min als v^n elke andere vrouw - kunnen
we appreeieeren. Daar is nu bijv. het ge
verfde bont. Bij elk toilet kan men bont krij
gen in dezelfde kleur. Er is roze en violet
mollebont, gele skungs, groene vos, er is
blauw en rood en paars bont Hoe kunnen
we nu dierenvachten in zulke onnatuurlijke
kleuren mooi vinden. Het bont verliest daar
door immers, geheel zijn eigenaardig karak
ter, 't lijkt net een gewone, op de fabriek
gemaake garneering.
Wat wel mooi is echter, dat is de meer
vrouwelijke lijn van de japonnen, de wijdere,
vaak even uitspringende rokken. Ze zijn gra
cieus en sierlijk, wanneer men ook hierin
ten minste niet overdrijft en de toiletten al
te druk van plooien en volanis voorziet. De
vrouw van goeden smaak zal hierin de juiste
maat weten te houden. Over het algemeen
is de ruimte aan den rok niet gelijk verdeeld.
Nu eens is ze van voren, dan weer van achte
ren, aan de beide zijkanten, ofwel is slechts
één zijde zeer bevoorrecht.
GLANZEND EN MAT.
Een aardige afwisse
ling brengt men, door
glanzende stoffen met
matte stof te garneeren
en omgekeerd. Heel
gemakkelijk gaat dit,
wanneer men te doen
heeft met een stof die
aan de voorzijde glan
zend is, zooals bijv.
crepe satin. Men heeft
dan meteen een koste-
looze garneering. Ban
den van dezelfde stof
worden, met de ver
keerde zijde boven, dwars
over de japon genaaid.
Fluweelen toiletjes wor
den heel veel met zijde
gegarneerd.
VEEL BONT.
Nooit zag ik zoo veel
bont dragen als dezen
winter.
fficuwsblad