De Stierengevechten
in Spanje.
Kantongerecht flensden
Ingezonden
Plaatselijk Nieuws
illuzTe.,..
j i
iV er vo 1 g en Slot.
Zoo herhaalde, zich dan weer hel
geheele „spel", hier en daar met
de noodige variatie's, doch dikwijls
met hetzelfde uiteinde, alle dieren
de een na de ander gruwelijk ver
moord, dood in de arena, hen en
kele keer, doch zeldzaam, gebeurt
het dal een speler in behendigheid
tekort schiet en door den stier pp
de horens wordt genomen, in de
hoogte geworpen en den weg gaat
die reeds zoovele paarden vóór hem
opgingen.
Lichte verwondingen, door een
onverwachlen hoornstoot, of tenge
volge van een val onder een paard,
komen meer voor. Zoo zagen wij
dien middag dat een stier, paard
en ruiter legen de omheining wierp,
waardoor de picador met zijn hoofd
en ruggcgraal boven op de omhei
ning terecht kwam en aan de andere
zijde door helpers meer dood dan
levend werd opgevangen. Toen wa
ren wij het, die in Lonze handen klap
ten en gelijktijdig alsof 't afgespro
ken was, een „mooi zoo" lieten hoo-
ren. We waren in een vreemd land
en wisten ons temidden en desnoods
in handen van dat vreemde volk,
maar we konden het niet laten, on
ze afkeer en verontwaardiging over
deze moordpartijen op weerlooze
dieren te toonen. Wij van onzen kant
kenden geen genade meer voor de
beulen die een dergelijk iets in het
leven riepen en met instemming zou
den we gezien hebben dat ,alle me
despelers den weg van den picador
waren opgegaan. Enkel de hoop,
meerderen een flinke straf te zien
toegediend deed ons dan ook de ge
heele voorstelling bijwonen. Twee
uren duurde het en in dat tijdsver
loop waren niet minder danj 5 stie
ren en 16 paarden ten offer geval
len. We konden het niet meer aan
zien en Jelkens wanneer de stier
op een paard aanviel, wendden we
onze blikken maar af tot het vree-
selijke weer gebeurd was.
Eindelijk had dan toch alles, wat
voor dien middag bestemd was, den
marteldood gevonden en de spelers
deden voor de laatste maal hun
rondgang door de arena om de don
derende eerbetuigingen van hel volk
in ontvangst te nemen. Alles juichte
schreeuwde en zwaaide met zakdoe
ken, waaiers en hoofddeksels, en
wij.... wij stonden op, spuwden ver
achtelijk in de richting van de arena,
draaiden ons om, zoodat we met den
rag naar de arena stonden en de
den alsof we belangstellend de hoo-
gere rangen van het gebouw beke
ken, om ons daarna langzaam te ver
wijderen naar een uitgangstrap.
Even klonk een dreigend gemor in
onze nabijheid, donkere oogen hier
en daar die vuur schoten, doch met
een „horrible" (Spaansch woord
voor afschuwelijk) verdwenen we in
de al reeds het gebouw verlatende
volksmassa. Buitengekomen werden
we al direct aangeklampt door eeni-
ge straatjongens, die ons „Arneri-
keenen," foto's van de helden stie
renvechters wilden verkoopen, doch
door een veelbeteekend geljaar met
mijn stok, wisten wij ze op een af
stand te houden. In gedachten ver
zonken, vervolgden wij onzen weg,
we spraken haast niet, ieder van ons
was nog te vol van hetgeen we dien
middag meegemaakt hadden. Weiie
pen langzaam het park in, gingen
daar op een der vele banken zitten.
Toen kwam het bij mijn anders zoo
zaclitzinnigen vriend pas los. Ik zal
niet medecleelen in welke bewoordin
gen hij zijn hart lucht gaf, doch
zijn verwoed en verachtelijk gesis
van stierenvechters" tegen een paar
voorbijkomende Spanjaarden, even
later gevolgd door een geweldigen
schop naar een zich al te nieuws
gierig toonende opgeschoten straat
jongen, gaven blijk wat er in hem
omging. Lang hebben we daar in de
stilte van het mooie park gezeten.
Wc hadden geen zin meer ons in het
drukke Spaansche stadsgewoel te be
geven. Telkens weer moesten onze
gedachten vol meelij terugkeeren bij
de arme paardjes, nog hoorden we
hun bang gehinnik en razende kre
ten van doodsangst en pijn. En we
overdachten hoe 'tmogelijk is dat
in deze tijden van vergevorderde be
schaving er nog een land is dat der
gelijke dingen duld, en een volk kan
bezitten dat haakt naar deze mensch-
onteerende gruwelen, dat met wel
lust, vrouwen en meisjes zoo goed
als mannen, deze bloedige taferee-
len aanschouwt.
Wij bezochten ook Africa niet zijn
donkerkleurige Arabieren, maar ner
gens zagen of hoorden wij dat bij
deze betrekkelijk onbeschaafde vol
ken, dergelijke tegen elk mensche-
lijk gevoel inbruischende volkspelen
bekend waren.
's Avonds hadden we vroeg onze
legersteden opgezocht. De winterlui-
ken waren opengelaten en daar in
de onbereikbare verte aan 's hemels
trans zagen wij de heldere sterren
beelden van de Groote en de Kleine
Beer schitteren en flonkeren.
En we wisten, daar in die rich
ting, over twee landen heen, daar
lag liet vaderland, het tehuis, heel
ver weg, doch voor onze gedachten,
als aan tijd noch afstand gebonden,
zoo dicht bij. We overdachten in
berustend verlangen hoe het daar
nu wel zou zijn in huis en hof en!
plaats, overdachten allengs toestan
den hier en toestanden daar en stel
den tegenover elkaar het mooie
Spanje met zijn torosgebouwen en
'l mistige vaderland met zijn hoo-
gere denkbeelden omtrent volksspe
len en zijn wetten lot dierenbe
scherming, en we achtten ons geluk
kig niet te beliooren tot dat land,
waar volgens het bekende lied: „de
sneeuwbloei der kastanje, prijkt aan
Ebro's lachend strand"
Nacht spreidde zich over 't aard
rijk en droomeland kwam, sluipend,
ongemerkt, ons telkens voerend weer
in de arena mei zijn drama's.
Wild warrelden de gedachten,
beelden doemden op, vormden en ver
vormden zich, vervaagden om in ge
heel nieuwe en ongekende gestalte
plotseling naar voren te treden.
We zagen „Nero" met de bloed
dorstige oogen, de duimen omlaag,
geen genade voor wat nog leefde,
donkere duivels op reusachtige, met
ontelbare zwaarden doorstoken die
ren renden aan, paarden vervorm
den in groote tijgers, die spelers
en toeschouwers besprongen, hoof
den afbeten en armen en beenen
uitrukten. Giftige monsters, slangen
reusachtige draken en allerlei schrik
kelijk gediert dook plotseling op
lusschen de rijen van 'tvolk, dat
wilde vluchten maar niet kon, ter
wijl voor de vensternissen loerden
woeste dierenoogen, uit de diepte
loeiden ontzettende geluiden die al
les overstemden. Over de muren ke
ken schimmen van paardenkoppen
met gloeiende oogen, monsterachtig
wordend in grootte en gedaante, lan
ger steeds rekkend de halzen, zoo
dat de wijdgeopende bekken als slan
gen boven het volk zweefden en
hoofden afbijtende en weer uit
spuwende.
Andere dingen kwamen op, we
doorleefden oude, bange tijden.
Zwartoogige donkergekleurde reu
zen met angstwekkende gestallen,
stierenhorens op het hoofd ijlden
door stad en land, vreeselijke pij
nigingswerktuigen bij zich, en niets
achterlatend dan ontzettend ver
minkte lijken, aangepakt werden de
ongelukkigen met de horens, pijlen
met weerhaken in het lichaam ge
worpen en daarin rondgeslingerd.
Doch dan verschenen plotseling
machtige ridders in schitterend har
nas, grepen de wreede beulen'één
voor één bij de horens, slingerden ze
hoog in de lucht en verpletterden
ze tegen stadsmuren
Vroeg in den morgen verlieten we
Barcelona, weldra achter ons la
tend, „het Spanje, dat daar ligt ver
in 't Zuiden".
Strafzitting van het Kantonge
recht te HEUSDEN van Vrij
dag 19 Februari 1926.
Kantonrechter: Mr. C. W. v. Om
meren
Ambtenaar van het Openbaar Mi
nisterie (plaatsvervangend) H. J. v.
Eggelen.
Griffier: Mr. W. Ruitinga.
In de in de vorige zitting uitgestel
de zaak contra L. v. E. zeilmaker te
Werkendam wordt thans als getuige
gehoord, J. Timmermans, Secretaris
dier gemeente. Deze verklaart dat
hij den hond van verdachte meer
malen achter vee in de weide voor
zijn huis heeft zien jagen en ook dat
B. en W. verdachte op 6 October '25
hebben aangeschreven zijn hond vast
te houden. Verdachte wordt veroor
deeld tot f 3 boete sub. 2 idagen hech
tenis.
M. A. J. v. B. bakker te Ilerpt
had op 18 Januari j.l. een hond als
trekdier doen gebruiken terwijl die
hond gewond was.
De Kantonrechter: Waarom deed
je dat?
Verdachte: Ja, Kantonrechter, de
hond had de punt van zijn staart
kapot en dat komt van het kwispe
len tegen de kar. Ik heb alles gepro
beerd om het te genezen, maar niets
helpt.
De Kantonrechter: Ik vind het
best dat jij een vroolijk kwispel
staartende hond hebt, maar die
staart moet toch genezen en dat kan
ook. Koop nu een lange leeren ko
ker inel riempjes er aan en doe daar
de staart in. Zul je het doen?
Verdachte: Ik beloof het U Edel
achtbare, daar zal niks aan mankee-
ren, want ik vind het zelf vervelend.
Kantonrechter: Nou, voor dit keer
dan nog f 1 of 1 dag, in de verwach
ting, dat je de koker gauw aanschaft,
maar deiik er om dat ik er de po
litie op zal laten letten.
A. v. d. S. en A. J. d. V. beiden ar
beiders te Werkendam, hadden in
den laten avond van 2 Jan. j.l. in het
café van de Wed. v. d. Steenhoven
door in staat van dronkenschap met
een bierflesch in het rond te zwaaien
eens anders veiligheid bedreigd.
Kantonrechter: Jullie zijn de hee-
ren van dien avond toen ik juist te
Werkendam was en zelf de opstoot
jes heb meegemaakt. Ik ben blij dat
ik nu eens uit ervaring weet hoe het
te Werkendam soms toe kan gaan.
Hebben jullie gedaan, wat je bij
dagvaarding wordt ten laste gelegd?
Eerste verdachte: Ik weet het niet
meer, ik was dronken.
Tweede verdachte: Ik ontken.
Kantonrechter tegen tweede ver
dachte: Toen ik jou ©enigen tijd na
het gebeurde op straat aantrof en
last gaf om je op te sluiten, was je
stomdronken.
De rijksveldwachter J. G. J. v. d.
Brugge als getuige gehoord, zegt
waargenomen te hebben dat ver
dachten luidruchtig waren, met bier-
flesschen zwaaiden en de orde ver-
sloorden. Meijer stond er vlak bij.
De veiligheid van meerdere perso
nen werd bedreigd.
Kantonrechter: We zullen de Wcr-
kendamsche lawaaimakers van uit
Hcusden wel klein krijgen, weest
daarvan verzekerd, want mijne straf
fen zullen niet malsch zijn, daar kan
je van op aan. Nu geef ik ieder van
jullie f 25 boete en als je ze niet
hebt, kun je ook 20 dagen gaan zit
ten.
De verdachte in de vorige zaak
A. J. de V. komt wederom voor de
balie en nu voor „vloeken op de(
openbare straat". Verdachte zegt dat
'twel mogelijk is dat hij het gedaan
heeft.
De Kantonrechter kan op grond
van het ambtseedig proces-verbaal
van Meijer, moeilijk anders doen dan
aannemen dat verdachte wel dege
lijk gevloekt heeft en geeft hem hier
voor f 10 subsidiair 5 dagen.
De verdere behandeling van twee
zaken, waarvan in de eene de reeds
genoemde WerkendammersA. v. d.
S. en A. J. d. V. de verdachten zijn,
in de andere A. J. d. V. alleen, wordt
wegens ontkenlenis van de Verdach
ten, 14 dagen uitgesteld om alsdan
den veldwachter Meijer als getuige
te hooren.
Een hond van A. de R., water
molenaar te Dussen, had een kat
van C. Donkersloot doodgebeten.
Donkersloot, die als getuige werd
gehoord, verklaarde dat het de twee
de kat reeds was, die de hond dood
gebeten had. Ilij had gezien dat de
hond de kat beetpakte.
Verdachte beweerde dat iedere
hond een kat achterna ging, waarop
de Kantonrechter antwoordde: „als
jij weet dat jou hond katten vangt,
is het je plicht te zorgen, dat die
hond niet op straat komt", 'tWordt
nu een duur poesje voor je, want
je krijgt nu f 5 boete of 3 dagen,
hechtenis.
M. B., rijwielhersteller te Nieu-
wendijk, was te Sleeuwijk dronken
geweest. De veldwachter van Elze-
lingen snapte verdachte en deze was
toch miet zoo dronken of hij wist
nog een valschen naam op te geven.
Stellig speelde hem de naam van Mi
nister Colijn door het hoofd, want
hij gaf op te 'heelen Aric Colijn.
Of hij dit deed U'it ijdelheid of niet,
kwamen we niet te weten. 'tWerd
echter voor verdachte een duur zaak
je want het dronken zijn kostte hem
f 5 boete of 3 dagen hechtenis, ter
wijl de herinnering aan Minister Co
lijn hem op f20 boete of 10 dagen
hechtenis kwam te staan.
W. v. H., koopman te Meeuwen,
werd op 8 Januari j.l. 's morgens
te 6 uur dronken aan den Meeu-
wenschen dijk gevonden door den
gemeente-veldwachter van der Pol.
Verdachte kon niet loopen en is
toen op een met een paard bespan
nen wagen van Jacob Vos heel netjes
naar huis gereden. Verdachte vertel
de dat hij den vorigen dag te Heus
den was geweest om belasting te be
talen en bij het naar huis gaan
eenige vrienden had ontmoet met
wie hij aan de fuif was gegaan. De
Kantonrechter zei, dat hij verdachte
een ideaal mensch vond, want dat
er heusch niet velen zijn, die hunne
op het altaar des vaderlands ge
offerde zuur verdiende penningen
nog gaan befeesten. Maar toch komt
het mij voor dat je je wat al tej
veel aan het feestgenot hebt over
gegeven, hernam de Kantonrechter,
want een winternacht langs den weg
slapende doorbrengen en dan nog
nuchter zijn, wijst er wel op dat je
niet alleen op het altaar des vader
lands hebt geofferd, maar ook flink
aan Bach us en dit laatste stellig
meer dan van een offerend mensch
redelijkerwijs kan worden gewacht.
Verdachte: Maar, Ed.Achtbare, ik
heb ook een klap gehad en daardoor
kon ik niet opkomen.
Kantonrechter: Van wien?
Verdachte: Van een mij onbekend
persoon.
Kantonrechter: Geloof je nu zelf
dal dat waar is? Bederf nu je zaak
niet verder, want het gaat er weer hee-
lemaal naast. Nu krijg je van met 3
boete of 2 dagen hechtenis, omdat
het mij voorkomt dat zoo'n winler-
nachtelijk slaapje in de vrije natuur
reeds een straf op zichzelf is.
G. A. S. en I). v. W., beiden te
Andel hadden op 1 Jan. j.l. uit bal
dadigheid getrokken aan de bel van
de woning van den heer D. den
Dekker en ook nog tegen de huis
deur getrapt.
Verdachten zeiden wel aan de bel
te hebben getrokken, maar getrapt
tegen de deur hadden ze niet.
Kantonrechter: Waarom hebben
jullie zoo ruw gebeld?
Verdachten: Om Nieuwjaar te
wenschèn.
Kantonrechter'lis een vreemde
manier van Nieuwjaar wenschen, ze
ker op z'n Andels.
Getuige den Dekker: Ik hoorde
dat iemand mijn erl' opkwam, die
belde. Ik vroeg toen wat hij wilde,
waarop hij vreeselijk begon te vloe
ken en te razen. Ik meen zeker dat
het Sterrenburg was. Later zijn ze
met hun vieren teruggekomen en de
bel heb ik toen vastgehouden, zoo
dat die niet kapot kon.
Ik ben toen achteruit gegaan om den
veldwachter te laten halen. Een
kwartier later is er weer gebeld en
toen was mijn knecht Naaijen op
'terf met deii veldwachter, 'tbleek
dat Sterrenburg toen gebeld had. Er
is legen de deur getrapt, dat is nog
zichtbaar, maar erg is het niet.
Jacob de Cloe werd als getuige
gehoord. Deze verklaart dat het t
doel was met hun vieren den Dek
ker Nieuwjaar te gaan wenschen.
Ze werden niet gauw genoeg open
gedaan en toen hebben de verdach
ten ieder 2 keer gebeld. De ver
dachten hebben niet op de deur ge
klopt, maar ze hadden wat te veel
op en kwamen toen met de voeten
tegen de deur. Getuige heeft gehoord
dat verdachte S. heeft gezegd: „Als
je er niet uitkomt, dan wou ik dat
je kapot ging".
Kantonrechter: Bij het verhoor
door den veldwachter hebt ge anders
verklaard. Ik raad je aan de waar
heid te zeggen en niet te liegen, want
je staat onder eede en als ik je ver
denk van meineed laat ik je onmid
dellijk in hechtenis nemen.
Getuige: Ik was bij 't verhoor door
Fondse zoo zenuwachtig.
Kantonrechter: En ben je dan nu
niet zenuwachtig?
Getuige: Ja, ook wel, maar toen
was hel erg.
Kantonrechter: Nu, maar ik zeg
je dat je nu niet zoo zenuwachtig
bent of je kunt precies de waarheid
zeggen. Wat is er gezegd tegen Mijn
heer den Dekker?
Getuige: „Kom er eens uit, dan
sla ik je kapot."
Kantonrechter: Zie je nu wel, dat
je het drommels goed weet.
De verdachte G. A. S. kreeg f 15
of 3 weken tuchtschool en de ver
dachte v. W. f 15 of 10 dagen hech
tenis en bovendien krijgen beide ver
dachten nog een geduchten uitbran
der als dank voor hunne Nieuw-
jaarswenschen.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie).
Aan den „Criticus van Woerekom".
Allereerst een complimentje
Voor mijnheer de criticus,
Die een ieder wil 't erkennen
Wel iets goeds ons gaf en dus:
Moet men dit in hem waardeeren.
(Licht streelt het zijn eergevoel
Maar tóch ga 'k hem óók wat leeren..
'k Zal U zeggen wat 'k bedoel:
Bij de fouten, die hij aanwees
In „Modern Woudrichem"
Komt toch óók - en dat stoot mij nu
Wel een enk'le fout van hém.
Moeten verzen altijd rijmen?
Vindt U dat een eerste eisch?
Wie zich door het r.ijm laat binden
Geeft die het gevóél niet prijs?
'tDoet mij denken aan de dichters
Uit de Rederijkerstijd,
Met hum rijmelwoordenboeken
En hun rijmelende vlijt.
,,'tHondje zag in U geen dichter..."
Viel U eensklaps uit de pen
'tGeen ik als een „valsche beeld
spraak"
Dus een grove fout herken.
Nog een tweetal kleinigheden,
Maar die laat ik nu met rust,
'k Wil z'een and're keer wel zeggen,
Zoo het U en and'ren lust.
Liever wil ik besluiten met te er
kennen, dat in de critiek van „Cri
ticus van Woerekom" heel veel
goeds zit. Hel béste er van lijkl mij
echter nog hel doel. N.I. het „ge
dicht" „Modern Woudrichem" aan
de kaak te stellen, als een verzame
ling klinkklare onzin, nietszeggend
gezwam, van iemand, die beter deed,
z'n ^gevoelens in proza uit te druk
ken, of béter nog: niets te zeggen
Wijk 22 Febr. '26.
He. Ma. Wo.
Een Goddelijke zon straalt van
een blauwen hemel,
En giet haar gouden glans op 't zo-
mcrlooze land:
Het is, als wekt z'een stroom van
Alverwinncnd leven,
Wanneer haar warme gloed k'omt
dalen op 't land.
Een vroolijk blij gefluit rijst nu
weer uit de dreven,
Van vogels zonder lal, met duizen
derlei stem,
Veel kinderkelen uilen luid hun
blije leven,
Met vroolijk hoog geschal "in
vreugdevolle stem.
'k Zag voor een ópen raam wat
blauwe bloempjes bloeien,
In potjes, vroolijk rood, en er om
heen wat groen.
Op smalle vensterbank lag stil een
poes te soezen:
Licht droomde zij van Lent' en
boomen teedergroen...
Wijk 22 Febr. '26.
He. Ma. Wo.
Almkerk In de j.l. Vrijdag gehouden
vergadering van de Zondagschoolvereen.
»Samuel« alhier, werden tot Bestuursleden
herkozen de Ileeren P. van Drunen en
A. Burghout.
Andel. Naar wy vernemen, heeft de
uitvoering der Chr. Gem. Zangvereeniging
ongeveer f50 opgebracht.
De broodbakkersknecht G. Béneker
kreeg dezer dagen bloedvergiftiging aan
eea zyner vingers. Hij moest zich onder
geneeskundige behandeling stellen.
Dassen. By den landbouwer V. werd
dezer dagen het spek uit den schoorsteen
ontvreemd. Dader(s) onbekend.
Als een zeldzaamheid kan zeker
wel gemeld worden dat hier op enkele
plaatsen reeds koeien in de weide loopen.
Ra&msdonksveer. De collecte voor
het Studiefonds van den Ger. Bond bracht
f 433.30 op.
Tot Bestuurslid van »Het Groene
Kruis« werd gekozen de WelEd. Geb.
Heer Mr. de Roon.
Waspik. Door de regeering is aan de
N. V. de Scheepbouwwerveo v.h. P. en
A. Ruytenberg toegestaan van af heden te
laten werken van 's morgens half zeven
tot 's avonds half zes.
By de gehouden publieke aanbe
steding van een concertzaal voor rekening
van den Heer H. v. lersel Montens, bouw
kundige de Heer A. de Bruijn alhier, werd
ingeschreven als volgt
Timmerwerk
Jos Leijten Raamsdonk f3885
C. Roovers Waspik f3375
A. Roovers f3343
Gebrs. Boom Raamsdonk f 3110
P. de Graauw Waspik f2938
Metselwerk
S. van Daal en A. Mutsaers Waspik f 3940
C. Savelkouls f3670
IVidssft
J. v. d. Broek Waspik f 7254
J Michaels Capehe f6390
A. de Graauw f 6344
Het werk is gegund aan de laagsten
inschrijver.
Werkendam. Zondagavond maakte
Ds. Kalkman in de Kerk bekend dat van
een eenvoudige zuster der gemeente de
som van f 50.was ontvangen voor de
armen.
De Zaterdag j.l. gehouden voetbal-
wedstrijd tusschen »A. D. O.c van Gorin*
chem en »W. V. V. Ic alhier, eindigde
met 71 in het voordeel van de Gorin-
hemsche vereeniging.