Tweede Blad
voor het Land
van Heusden en Altena,
de Langstraat
en de Bommelerwaard.
Üii. 4583 'vlllüdLi 5
Parijsche Modebrieven
Kinderrubriek.
Waar de schoen 'm wringt.
BEHOORENBE BIJ HET
NIERKWALEN BIJ VROUWEN.
Nierkwalen bij vrouwen treden
vaak op na de geboorte van een kind.
Op zulke tijdstippen en ook bij vele
andere üchamejljke stoornissen,
waaraan vrouwen onderhevig zijn,
hebben de niereji veel te verdragen.
Vaak verzwakken deze overwerkte
organen hierdoqr, en dit veroorzaakt
verschijnselen, die licht verward
worden met vrouwelijke kwalen.
Zenuwachtig/leid, aanvallen van
duizeligheid, Hoofdpijn, stoornissen,
blaaskwalen, pijn in den rug en de
zijden, rheumatiscbe aandoeningen
en waterzuchtige zwellingen kunnen
alle ontstaan,/als de nieren het bloed
niet behoorlijk zuiveren.
Grijp in Hij het eerste teeken van
nierzwakte, gebruik Foster's Rugpijn
Nieren Pillen, zij versterken de nie
ren, kalmeéren de blaas en dragen
zorg voor de zuivering van uw bloed.
Zoodoende worden ernstige kwalen
als spit, ischias, rheumatiek, water
zucht, steen en nier- en blaasontste
king overwonnen.
Doch herinner u, dat het gemak
kelijke^ is deze kwalen te voorko
men dan te genezen. Iedere vrouw
behoorde nu en dan een dosis Fos
ter's Pillen te gebruiken.
Let op de verpakking in glazen
flacons met geel etiket (alom ver
krijgbaar), waardoor gij zeker zijt
geen verlegen buitenlandsch goed te
ontvangen. Prijs f 1.75 per flacon.
....dat ondanks de snelle bevol
kingsaanwas, het maatschappelijk
inkomen in dier voege steeg, dal
het ook per hoofd van bevolking
toenam.
Men moet zich eens rekenschap
geven, wat liet zeggen wil, dat het
de steenkolen zijn, die ons in staat
stellen granen en andere producten
uit het hartje van Noord- en Zuid-
Amerika over ijzeren banen naar de
kussteden te brengen, waar zij met
behulp van mechanische inrichtin
gen in stoomschepen worden geladen
om naar het oude Europa te worden
vervoerd, alwaar zij eveneens me
chanisch worden gelost en verder
getransporteerd om op alle' plaatsen
ook die in het hart van het Conti
nent, gelegen, te worden verbruikt
en dat al deze transporten en omla-
den geschieden, tot een prijs, waar
voor men bijv. met kar en paard
slechts een luttelijken afstand kan
afleggen.
Inderdaad is het de moeite waard,
zich eens even in te denken in dit
als van zelf sprekende verschijnsel
waarop de aandacht wordt gevestigd
door dr. F. F. Waller, in diens rede,
uitgesproken in de eerste vergade
ring van het. Verbond van Ned er-
landsche Werkgevers.
De eerste voorzitter van deze nieu
we organisatie wil ons niet alleen
in verbazing brengen over de reus
achtige ontwikkeling van de techniek
in de laatste zestig jaar, maar hij
verbindt aan deze technische en in-
dustrieele revolutie conclusies, die
van vérstrekkende beteekenis zijn en
die in wijden kring bekend moeten
zijn.
Want is het niet volkomen juist,
dat wij ons nog zoo gaarne koeste
ren in de herinnering aan den wel
stand van de voor-oorlogsche jaren,
en dat bij ons alleen het streven
voorzit, om zoo spoedig mogelijk
weer diezelfde mate van welstand te
bereiken door opvoering van onze
inkomsten en verlichting van alle
mogelijke lasten.
En spreken wij niet met voor
liefde van de normale jaren vóór
1914, zonder ons een oogenblik af
te vragen, of de huidige tijden niet
eerder aanspraak kunnen maken, op
het praedicaat „normaal' dan dien
gouden lijd uit onze herinnering.
En loch is die vraag alleszins ge
wettigd.
De bevolking van Nederland steeg
van I860 tot 1920 van 3,309,000 tot
6,865,000 en niettegenstaande deze
verdubbeling is de levenstandaard
van ons volk in diezelfde periode
enorm gestegen over de geheele linie.
Is dat normaal? Ongetwijfeld niet.
Wij zouden van normaal hebben
kunnen spreken, indien het wel
vaartspeil in 1913 tot op de helft
zou zijn gedaald van dat in 1860,des
noods ook indien het gelijk gebleven
ware, maar dat het zoo sterk is toe
genomen, vindt zijn oorzaak in bui-
te ngewone om s tandigh eden
En deze buitengewone omstandig-
digheden zijn te herleiden tot één
alles omvattend begrip: technische
revolutie.
Hier wringt 'm de schoen. Het is
de techniek geweest, die in de vorige
eeuw zulke reusachtige vorderingen
heeft gemaakt, dat, ondanks de snel
le bevolkingsaanwas, het maatschap
pelijk inkomen in dier voege steeg
dat het ook per hoofd van de bevol
king toenam.
Welke perspectieven de techniek
opende, moge blijken uit de industri
eel© ontwikkeling, die haar centrum
vond in West-Europa en die duide
lijk kan worden afgelezen uit de be-
noodigde hoeveelheid voedsel: de
steenkool. Duitschland produceerde
in 1860 nog slechts 12 millioen ton
kolen, waarvan natuurlijk nog een
groot deel moest dienen voor huis
brand, en leverde in 1913 niet min
der dan 220 millioen ton.
In andere landen nam de steen
koolproductie eveneens enorm toe,
en bovendien werden petroleum en
waterkracht gebruikt om energie op
te wekken.
Men heeft deze sensationeel© in
dustrialisatie ondergaan, zonder zelfs
haar beteekenis te doorgronden, men
heeft geleefd in den roes van den
speculant, die denkt, dat er aan de
rijzing van zijn aandeelen nooit een
einde komt.
Dr. Waller stelt de vraag, of de
kentering niet reeds is ingetreden,
althans voor Europa.. Want was niet
juist het groote voordeel van ons
werelddeel, dat het de „earliest start'
had, dat het een voorsprong had bo
ven de Vereenigde Staten en Japan,
omdat het ©enige tientallen jaren en
meer voor was?
Dezen voorsprong zijn wij kwijt,
wat Europa op industrieel gebied
presteert, kunnen andere werelddee-
len ook en... dikwijls goedkooper.
De cijfers toonen aan, dat de in
voer in Ned. Indië van uit Neder
land in 1913: 33,3 pCt. van den to
taal invoer bedroeg en in 1923 nog
slechts 20,9 pCt., terwijl Japan in
1923 vijfmaal zooveel in onze kolo
niën invoerde als in 1913.
Een onrustbarende verschuiving
derhalve van het zwaartepunt naar
nieuwe landen, waar de productie
kosten zoo laag zijn, dat vooralsnog
niet kan worden verondersteld, dat
het verloren afzetgebied ooit weer
heroverd kan worden.
En dat toch nieuwe afzetgebieden
moeten worden geopend, is een eisch
die dwingend voortvloeit uit de toe
name van onze bevolking.
Ieder jaar schikken zich in ons
landje 100.000 menschen meer rond
om den disch, waarop het voedsel
staat, dat verkregen is door nationa-
len arbeid, En., nu moge het waar
zijn dat telken jare ook 100.000 Ne
derlanders worden ingelijfd in het
leger van werkers, zoodat de „spoe-"
ling niet dunner" behoeft te worden,
dan blijft toch altijd nog de vraag
te beantwoorden waai' kunnen dag
in, dag uit 300 nieuwe Nederlanders
te werk worden gesteld.
Men moet zich eens even inden
ken, wat het zeggen wil, dat iederen
dag 300 arbeidskrachten zich ko
men voegen bij het overcompleet,
dat wij toch reeds hebben.
Het gezond verstand zegt ons, en
de beroepstelling bevestigt ons dit,
dat slechts de nijverheid in staat zou
kunnen zijn een dergelijke aanwaste
absorbeeren.
Maar dan spreekt het van zelf, dat
die nijverheid zich moet ontwikke
len, dat zij in staat moet zijn met
succes het hoofd te bieden aan de
buitenlandsche concurrentie, niet al
leen op binnenlandsche, maar ook,
en vooral, op de buitenl. markten.
En hieraan ontbreekt nog heel
veel. Ieder, die ook maar eenigszins
op de' hoogte is van den toestand in
industrieel Nederland weet, dat, al
mogen tal van bedrijven orders heb
ben, de financiëele resultaten alles
behalve bevredigend zijn.
Dit dient te veranderen, niet, om
dat daardoor een aantal fabrikanten
hun winsten kunnen vergrooten,
maar omdat een bloeiende industrie
een nationaal levensbelang is.
En het kan ook veranderen, maar
dan is een andere mentaliteit van
een zeer groot* deel van ons volk
noodzakelijk.
Dan moet men een industrieel be
drijf niet beschouwen als een bron
van rook en stank en lawaai, maar
dan moet men daarin leeren waar-
deeren een stuk fundament der na
tionale welvaart.
En dan moet men een fabrikant
niet beschouwen a)ls een vijandelijk
wezen, wiens beroep is het plegen
van aanslagen op het levenspeil zij
ner arbeiders, maar dan hebben we
in hem te zien den leider, den orga
nisator van een onderneming, die
een nationaal belang is, en wier
voorspoed onzen voorspoed is.
Nogmaals, dan moeten wij niet
onze vertegenwoordigers in besturen
van stad en land opdragen verorde
ningen en wetten te maken, die de
industrie belemmeren in hare ont
wikkeling, want dan benadeelen wij
ons zelf voor nu en later.
Ten slotte dit: Dr. Waller heeft
in zijn rede den indruk gewekt, als
of hij niet vertrouwde in ©en verdere
ontwikkeling der techniek. Misschien
is dit bescheidenheid geweest van
den gedelegeerd comissaris der
Ned. Gist- en Spiritusfabriek, maar
dan zouden wij toch willen beslui
ten met de opmerking, dat, al is het
verstandig zich bewust te wezen van
het feit, dat de technische revolutie
voorbij is, wij toch nog voldoende
vertrouwen hebben in de capacitei
ten van onze ondernemers, om te
durven hopen dat, mits men hun de
ruimte geeft, zij ook in de toekomst
Nederland zullen weten te handha
ven in de voorste rij der industrieele
naties.
Beste jongens en meisjes.
Hier zijn de oplossingen van de
raadsels van verleden week:
1. Autobus (bout, bus, bas, as, os,
au.)
2. Goes. De woorden moeten als
volgt onder elkaar staan:
Kraag
bosch
ekster
beest
3. Door het zadel op een ezel te
leggen en er zelf op te gaan zitten.
4. De eetlust.
Nieuwe raadsels.:
o
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
0
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
Mijn geheel bestaat uit acht let
ters en noemt iets wat een gezonde
I jongen en meisje ook, altijd wellust.
Op den eersten regel staat het ge
vraagde woord, op den tweeden de
naam van een zee in Europa, op
den derden een flinke visch, op den
vierden ©en voorwerp waarin we wel
water halen, op den vijfden een deel
van ;een huis, op den zesden een klein
huis, op den zevenden een voertuig
en op den achtsten een medeklinker.
De beginletters van de woorden, van
boven naar onder gelezen, vormen
het woord van den eersten regel.
2. Van de week pakte ik een
spreekwoord van acht woorden op
en liet warempel weer alle lettergre
pen door elkaar vallen. Toen kreeg
ik de volgende rare woorden. Kun
nen jullie dat spreekwoord weervin
den?
Klo Kalsjet Huis het Genshe tzoot
iktN ertikt.
3. Wlie het heeft zegt het niet, wie
het neemt, weet het niet, wie het
kent, wil het niet. Wat is dat?
Wollen bont.
Wollen bont is een kleine nouveauté, die
in vele gevallen z'n geld waard is. Bont is
immers nu zoo en vogue, dat men er alles
mede garneert, zelfs de eenvoudigste mantels,
zelfs huisjasjes en ochtendjaponnen. Maar
bont is duur. En wanneer we er al een goede
som voor over hebben, om ons wandelcos-
pium en onze goede japon met echt bont te
garneeren
voor de meer
eenvoudige
kleedingstuk
ken denken
we niet aan
dit kostbaar
goedje. Van
daar dan ook,
dat wollen
bont, van ge
wone dikke
wollen lussen
gemaakt,
grooten af
trek vindt.
Deze wol
wordt zoo
dat 't werke
lijk de zachte,
zijde-achtige
bontglans
krijgt. En
al kan 't na
tuurlijk nooit
het echte
bont vervan
gen, zoo'n
dikke wollige
rand langs
een peignoir,
'n blouse of
een eenvou
dig huisja
ponnetje
doet werke
lijk heel aar
dig.
Wollen
bont kan
men per me
ter krijgen
in banden van verschillende breedte. In ver
schillende kleuren wordt 't vervaardigd soms
geheel effen, soms in verschillende, in elkaar
overgaande tinten. Meestel neemt men deze
garneering in de kleur van 't kleedingstuk,
waar 't op gebruikt wordt.
Vele dames vervaardigen dit bont zelf.
Daarvoor bestaan verschillende methodes, op
de wijze van Smyrna-werk, b.v. door haken
of door breien, 't Is natuurlijk een heel werk,
dat bovendien een tamelijke handigheid ver-
eischt om het bont mooi en gelijkmatig te
krijgen.
Op onze teekening ziet men een aardig
manteltje met dit krullend wolbont omzet.
Behalve voor de kleeding gebruikt men dit
bont ook als garneering voor kussens als smal
le randjes langs kleedjes langs lampekappen
en zelfs als banden onder langs gordijnen.
WILHELMIME.
4. Een ijzeren paardje met een
vlassen staartje, hoe vlugger het
paardje wordt, hoe gauwer is zijn
staartje kort. Wie weet wat dat is?
OOM KAREL.
He gelukswortel.
Heel lang geleden, woonde er in
een klein dorpje, niet ver hier van
daan, een boer die zeer bijgeloovig
was. Hij heette Knolleman. Maar niet
alleen was hij bijgeloovig, hij was
ook erg jaloersch op zijn buurman
en bovendien lui en gierig. Je ziet,
Knolleman was geen erg prettig
rnensch. Zijn buurman was een eer
lijke boer, die hard werkte en daar
door rijke oogsten van zijn land ver
kreeg. Op een goeden dag was baas
Knolleman wat op zijn akker aan
liet graven, toen hij een grooten wor
tel vond. De wortel was wel zoo dik
als een koolraap en had een prach
tige oranjekleur. Nu geloofden de
menschen in dien tijd, dat zoo'n wor
tel geluk aanbracht, terwijl sommi
gen weer meenden, dat het juist een
ongeluks wortel was die de men
schen ziek maakte en allerlei onheil
over den bezitter bracht. Knolleman
wist dus niet, wat hij met den oran
je wortel zou doen. Daarom nam hij
hem onder zijn arm en ging naar een
oude tooverheks, die in een klein
huisje, aan den rand van het bosch
woonde. Hij klopte aan de deur,
eerst zachtjes. Maar er kwam geen
antwoord. Toen klopte hij wat liar-
der. Weer kwam er niemand om
open te doen. Toen lichtte Knolle
man de klink op en stapte het huis
je binnen. Daar zat de oude toover
heks bij het vuur, waarboven een
pot niet eten hing te koken. Ze had
een verschrikkelijke groote kromme
neus en een klein grijs snorretje,
net als een man. Nu had de groote
zwarte kat van de tooverheks, alle
heksen hadden immers een zwarte
kat, nietwaar?, net een groot stuk
vleesch uit den pot gekaapt. De heks
was daarover boos, dat ze raasde en
tierde en de kat voor leelijke gauw
dief uitschold, terwijl ze niet eens
luisterde naar Knolleman, die haar
de geschiedenis van de wortel ver
telde.
Maar Knolleman, die niet een van
de slimsten was, dacht dat die woor
den voor hem bedoeld waren en dat
de wortel dus een ongelukswortel
was. De heks had leelijke gauwdief
gezegd. En nu dacht Knolleman dat
hij bestolen zou worden, als hij den
wortel behield. Daarom bedacht hij
een leelijk plan. Hij had den wortel
natuurlijk gewoon weg kunnen gooi
en. Dan zou niemand er last van
hebben gehad. Maar hij wilde zich
nu meteen eens wreken op zijn buur
man, omdat die zulke mooie oogsten
had. Hij ging dus naar huis en nam
den wortel weer mee. Toen het don
ker begon te worden, nam hij een
schop en groef een kuil in het veld
van zijn buurman, die van den prins
geen kwaad wist. Ziezoo, dacht Knol
leman, terwijl hij zich vergenoegd
de handen wreef nu stop ik den wor
tel daarin en dan zal buurman in het
vervolg wel een toontje lager zingen.
Stilletjes ging hij daarna, door de
achterdeur, weer zijn woning bin
nen.
Maar wat gebeurde er. In plaats
dat er 's nachts dieven kwamen, om
het geld en het graan en het vee van
den buurman te stelen, zooals Knol
leman vast geloofde, werd buurman
rijker dan ooit. Iederen dag kwamen
er boeren uit den omtrek, die hem
een heeleboel geld voor zijn veld bo
den. Want was het geval? Iemand
had gezien, dat Knolleman 's avonds
wat in den akker begraven had.
Dat het eeii wortel was, had hij
niet gezien, daarvoor was het te don
ker geweest. En die man had dade
lijk rondverteld, dat Knolleman een
groote schat aan goud bezat en dien
in den akker van zijn buurman had
begraven. Nu kwamen er steeds meer
boeren, die den akker wilde» koopen,
omdat zij dan meteen dien gouden
schat zouden hebben. De buurman
verkocht op het laatst zijn akker
voor'©en som, die wel honderd keer
zooveel was, als de akker eigenlijk
waard was. Hij was nu meteen heel
rijk. Dat hoorde Knolleman.
Papperlalap, dacht hij, die heks
heeft mij bedrogen, die wortel is
vast en zeker een gelukswortel, an
ders had men nooit zooveel voor
dien akker betaald. Hij nam dus des
nachts een schop en groef den wor
tel weer op.
(Wordt vervolgd.)
Verkoudheid.
„O, neen ik ben niet ziek, alleen
maar erg verkouden".
Hoe vaak hebben wij allen dit
antwoord niet gekregen op een be
langstellende vraag onzerzijds.
Inderdaad, wij meenen ons geen
onbeduidender kwaal te kunnen
voorstellen dan ©en gewone ver
koudheid. Maar juist door het veel
vuldig voorkomen daarvan, vergeten
wij zoo gemakkelijk, welke kwaad
aardige gevolgen ©en verwaarloos
de verkoudheid kan hebben, zooals
aandoening der ademhalingsorganen,
oorontsteking, om van veel ernstiger
ziekten als chronische bronchitis en
longontsteking nog niet eens te spre
ken. Immers, meer dan 75 pCt. dei-
gevallen van longontsteking wordt
toegeschreven aan een verwaarloos
de verkoudheid.
Omtrent het ontstaan van ©en ver
koudheid verkeert men nog in het
onzekere. Wel heeft men ontelbare
microben gevonden, maar misschien
spelen zij allen slechts een bijkoms
tige, ondergeschikte rol in het ver-
i koudheidsproces, terwijl de eigen
lijke verwekker, de ware schuldige
nog niet is ontdekt, en waarschijnlijk
behoort tot ©en groep van zulke on
eindig kleine kiemen, dat zelfs de
fijnste filter ze doorlaat.
Het is ongetwijfeld moeilijk zich
tegen een onbekenden vijand te wa
penen. Maar tot de zeer gemakkelijk
te treffen voorzorgsmaatregelen be-
hooren ten eerste het zooveel moge
lijk vermijden, tenminste voor zoo
ver dit in de samenleving mogelijk
is, van besmettingsplaatsen^als o.a.
schouwburgen, trams, enz en ten
tweede het zich lichamelijk zoo goed
mogelijk verzorgen, daar zwakke,
bloedarme en overwerkte menschen
het meest vatbaar zijn.
Velen trachten door het gorgelen
met anti-septische middelen, het ge
bruiken van pastilles, enz. de be
smetting te voorkomen, zonder er
zich echter rekenschap van te geven,
hoe schadelijk liet voortdurend ge
bruik dezer sterk desinfecteeren-
de middelen voor het lichaam in het
algemeen en voor de slijmvliezen in
het bijzonder kunnen zijn. Want nog
steeds zoeken de bacteriologen naar
een middel, dat het lichaam ontsmet
zonder de gezondheid aan te tasten.
Er bestaat ©en andere geneeswij
ze, zoo buitengewoon eenvoudig, dat
men ze eigenlijk nauwelijks durft te
noemen: de kamer houden. De ver
koudheid zal eerder genezen en de
„ziekte" zal niet op een twintigtal,
ja indirect misschien op een hon
derdtal personen worden overge
bracht. Tijdens de verschrikkelijke
griepepidemie zouden minder sterf
gevallen te betreuren zijn geweest,
indien iedereen zich strikt aan de
zen stelregel gehouden had.
De dokter van een meisjeskost
school liet iedere verkouden leer-
Kienw^tad