,1
DE KEMP
□□no
Jan Geertzen
Ingezonden.
Voor de Belijdenis:
Su D
Engstraat HEUSDEN.
Café Restaurant
Uitspanning.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie)
Toen U mijn ingezonden stukje, naar
aanleiding van de beide artikelen over
„de nieuwe algemeene politie-verordening
der gemeente Werkendam", weigerde een
bescheiden plaatsje in uw blad te geven,
(en uit vrees voor dit zwaard durf ik
hier het onderwerp van dat korte „inge
zonden" niet vermelden, hoe graag ik het
zou willen) ontzonk mij de moed om
voor de tweede maal gastvrijheid te vra
gen. Doch bij nader inzien, en op aan
drang van derden mag ik die artikelen
niet onbestreden laten, al zal ik mij moe
ten beperken.
Na lezing er van kwam mij voor den
geest het spreekwoord,,'t Zijn niet allen
koks, die lange messen dragenEn gaar
ne had ik dit motto boven een artikelen
reeks ter bestrijding dier beide artikelen
geplaatst, indien niet uw herhaalde aan
drang op objectiviteit, waaruit blijkbaar
een verontrust geweten sprak, mij Jaet
raadzaam maakte zelfs den schijn van „per
soonlijk" te willen zijn, te vermijden. Maar
verdiend zou het zijn, als ook voor den
schrijver geldt: „die kaatst, moet den bal
verwachten", want meer dan één persoon
lijke aanval wordt in die beide artikelen
tegen den redactie-ontwerper der Wer-
kendamsche politie-verordening 'gericht.
Om dit aan te toonen behoef ik maar naar
de inleiding' te verwijzen, welke de on
bekwaamheid van den ontwerper veront
schuldigt; en naar het slot, dat melding
maakt van „gestolen bepalingen" uit ver
ordeningen van andere gemeenten. Hier
treedt voor het licht een overschatting
van zich zelf en een onderschatting van
den ander, zoo geheel anders dan de wijs-
geerige les van Paulus: een ieder achte
den ander uitnemender dan zich zelf.
Doch laat mij thans op den zakelijken
inhoud der artikelen ingaan.
Ie. Een Werkendamsche tapper, zoo
schrijft Uwe Redactie, geeft niet graag
kennis aan den burgemeester als de orde
in zijn tapperij is verstoord geweest, en
zal „daarom dit gebod ook stellig niet
naleven". De Redactie heeft telkens zulk
een gevoel van medelijden met den rech
ter, die deze politie-verordening moet toe
passen. Maar wat zou de rechter wel
van deze conclusie zeggen? Omdat de
bepaling niet naar den zin van den tap
per is, daarom is het oorbaar en dies
verschoonbaar, dat hij ze stellig niet na
leeft! Ik kan den tapper geen beter raad
heden" aanwezig zijn, omdat hij dan zou j ter" bij voorkomend geval al weer zijn
aantasten de autoriteit van den raad. Wat hoofd zal hebben te breken over de vraag
hij wel mag doen is dit: bevorderen dat wat het verschil is „tusschen kermisluia-
geven, dan den heer Kantonrechter de
proef op de som te laten maken; maar
geef hem de verzekering, dat deze die
dwaze conclusie niet zat onderschrijven,
zoolartg er in Nederland nog recht ge
sproken wordt, niet zooals de overtre
der het graag zou wenschen, maar zoo
als de wettige Overheid het wil.
2e. Uw Redactie vraagt verder „wat
zijn vermakelijkheden, is kaart- of bil
jartspel een vermakelijkheid?"
Als zij het betrekkelijk artikel 11 in
zijn geheel leest, in zijn logisch verland
en niet vergeet de klemtoon te leggen op
de woorden „in het openbaar", dan twij
fel ik niet of zij heeft het antwoord
op de vraag. Vermoedelijk heeft het woord
je „of" haar parten gespeeld. Het arti
kel luidt toch: „Het is verboden.... in
het openbaar: muziek-, sport-, gymnastiek-,
zang- en dansuitvoeringen, vertooningen,
wedstrijden, spelen, (zetter vergeet deze
komma niet) of vermakelijkheden van wel
ken aard ook, te geven of te houden".
Het woordje „of" is hier niet verkla
rend, zooals in: de Zebra of" Kaapsche
ezel, maar nevenschikkend. Waaruit volgt,
dat kaart- en biljarts pel— hiernaar vroeg
de Redactie tot de spelen behoo-
zulK een bepaling ingevolge art. 153 der i
Gemeentewet door de Kroon wordt ver
nietigd, als hij omtrent die „omstandig
heden" van meening met den raad ver
schilt. Die bevoegdheid heeft ieder inge
zetene trouwens. Weigert de rechter tóch
recht te doen, dan maakt hij misbruik
van zijn macht en zal de raad voorziening
moeten vragen bij de bevoegde macht. Wij
merken nog op, dat Heeren Ged. Staten
dezer provincie niet alleen geen termen
vonden deze bepaling ter vernietiging aan
de Kroon voor te dragen maar ook het
niet noodig zelfs achten eene nadere moti
veering van die „omstandigheden" aan den
raaa te vragen.
4e. Het taalgevoel der Redactie wordt
blijkbaar pijnlijk getroffen, als z ij leest,
dat het verboden is in het openbaar ker
misvermakelijkheden op te stellen of in
werking te brengen", omdat zij nooit ge
hoord heeft van het opstellen of in wer
king brengen eener vermakelijkheid.
Mag ik het geheele artikel hier laten
volgen, om de Redactie te laten zien, dat
zij maar een greep deed, en daarom taal-
verknoeiïng ten onrechte constateerde? Het
artikel luidt: „Het is verboden in het,
openbaar draaimolens, slagmachines, glijba
nen, luchtschommels, spellen en andere
kermisvermakelijkheden op te stellen of in
werking te brengen."
Het blijkt dat hier niet anders dan
substantieven zijn opgenoemd. De werk
woorden „opstellen" en ,,in werking bren
gen" zijn daarop toepasselijk overeenkom
stig den aard dier zaken. De redactie is
dus goed. Maar, zoo vervolgt de Redactie,
„dit(die vermeende foutieve redactie) daar
gelaten, wat zijn kermisvermakelijkheden
en waarin onderscheiden ze zich van an
dere vermakelijkheden Een criterium vin-
oen we in de verordening niet."
Deze vraag bewijst dat de schrijver
van het artikel geen kermisganger is. Dan
had hij die vraag niet gedaan. Doch laat
hij zich niet ongerust maken; de heer
Kantonrechter komt zoo vaak met kermis
gasten ambtelijk in aanraking, dat deze wel
weet, wat „kermis vermakelijkheden"
Met opzet is hier dit woord gekozen,
om te voorkomen, dat het opstellen en
in werking brengen van bijv. een draaimo
len bij gelegenheid van een feestje van
schoolkinderen niet onder de verbodsbe
paling van dit artikel zou vallen, maar
wei om met weinige woorden het „ker-
miszwijn" buiten de jaoorten van Wer
kendam te houden, zoodat zelfs geen bur
gemeester in deze eenige bevoegdheid is
toegekend. Een criterium ontbreekt in de
verordening als absoluut overbodig. Ieder
Nederlander, en de rechter speciaal, weet
wat „kermisvermakelijkheden" zijn, en be
hoeft daartoe zelfs geen woordenboek na
te slaan.
5e. De ontboezeming van de Redactie
omdat voetballen te Werkendam, zon
der vergunning van den burgemeester, in
het openbaar, op een daarvoor bestemd
veld, verboden is, begrijp ik niet. Zij loost
de zucht: „Arme Werkendamsche jeugd"
Maar met welk recht? Zij schrijft er bij:
„op een daarvoor bestemd veld", maar
in de verordening staat hiervan niets. De
ze geldt in het algemeen. En geen burge
meester zal er aan denken, die vergunning
niet doorloopend te verleenen, als de club
een eigen terrein heeft, behoudens de be
paling aaln het slot van artikel ff, dat o.m.
aeze vergunning niet voor den Zondag
en eersten Kerstdag mag gelden. De slot
opmerking bij dit artikel, dat er scherp
onderscheid gemaakt wordt tusschen „k e r-
misvermakelijkheden" en „gewone' ver
makelijkheden is correct, maar de Redac
tie valt weer in haar oude doen terug, als
ze het onderscheid tusschen beiden in die
Werkendamsche verordening wil aange--
ren. Haar eerste vraag is een Pilatusr geven ?ien. De verordening zou dus moeten
vraag. Ik raad haar aan, als zij niet weet vastleggen het onderscheid tusschen^ k e r-
wat vermakelijkheden zijn, om Van Dale's
woordenboek op te slaan. Dat deed kort
geleden (in de vorige maand) ook de Kan
tonrechter te Zwolle, toen hij moest be
slissen wat een „priëel" was. De verba
lisant verstond er onder een of meer
boomen en heesters met neerhangende tak
ken, waaronder een „zitje", maar de rech
ter vond het veiliger een goed kenner
van onze moedertaal te raadplegen, t.w.
Van Dale, en las: prieel is tuin- of zo
merhuisje. Dus voorzien van een dakbe
dekking. Dat was verstandig van dien
rechter; beter dan van de Werkendamsche
politie-verordening te eischen, dat zij de
finieert, wat „vermakelijkheden" zijn.
3e. Uw Redactie schrijft voorts over
het gesloten moeten zijn der tapperijen
op den Zondag. Zij concludeert met na
druk, dat deze sluiting gedurende den
g e h e e 1 e n Zondag in strijd is met de
Drankwet, omdat de raad, zoo vervolgt zij,
slechts uren mag bepalen, gedurende wel
ke de tapperijen gesloten moeten zijn
de raad mag dus niet bepalen, dat tap
perijen den geheelen dag gesloten moeten
zijn.
De Drankwet is een doolhof van bepa
lingen, zoo is tyel eens opgemerkt. Dit
mag ook wel ter verontschuldiging van
bovenstaande onjuistheid gelden, al pleit
het de Redactie niet vrij van oppervlak
kigheid, toen zij, artikel 7 (lid: 3 ^der Drank
wet lezende, dat spreekt van uren, haar
oog niet even verder liet gaan, naar lid
4 van datzelfde artikel, waar woordelijk
staat, dat de raad dagen (kan) bepalen,
waaop wegens omstandigheden op grond
van welke misbruik van sterken drank te
vreezen is, de dranklocaliteiten gesloten
moeten zijn, hetzij gedurende den gehee
len dag, hetzij gedurende bepaalde uren.
De raaa van Werkendam kan dus ge
rust zijn.
H ij oordeelde, dat die „omstandighe
den" welke de wet als criterium stelt, aan
wezig zijn en riep daarom die verbodsbe
paling in het leven. De rechter heeft
haar dus toe te passen; mag haar alleen
buiten toepassing laten bij strijd met de
wet, maar mag niet in eene beoordeeling
treden of te Werkendam die „omstandig-
m i svermakelijkheden en vermakelijkheden.
Laten wij hopen, dat er een tijd moge
aanbreken, dat inderdaad die definitie noo
dig wordt! Dan behoort, Gode zij dank,
de kermis niet meer tot de Nederlindsche
feestelijkheden. Maar nu is elke definitie
totaai overbodig, onnoodig en nadeelig
voor de toepassing.
6e. De Redactie weet niet wat een
„vreemdsoortig" dier is. Zij weet ook
niet het verschil tusschen „d oen be
zichtigen" en „laten bezichtigen". En
als ze dan weer zoo duchtig in het nauw
zit, gaat weer een zucht naar dien „armen
rechter."
Daar schijnt tusschen „Redactie" en
„armen rechter" een eigenaardige wissel
werking te zijn. Maar m. i. een onjuiste.
De Redactie toets altijd de bekwaamheid
van den rechter aan haar eigen inzicht,
wat onbillijk niet alleen, maar ook fout
is. Heusch, Redactie, de rechter kan uit
maken, dat een koe-kalt met 2 koppen, 5
pooten, zonder staart, een vreemd soor-
t i g dier is, dus een koekalf en geen
kat. En raakt hij vast, welnu, dan doe hij
als de Zwolsche rechter, en.... sla Van Dale
op. Laat deze hem ook in half duister, dan
een ander taalkenner geraadpleegd. Er
uit komt hij. Maar wij zijn er nog [niet,
immers in het gewraakte artikel staat dat
het „doen bezichtigen" verboden is, en
dus niet het „laten bezichtigen" zegt
de Redactie. Dat is volmaakt juist van de
Redactie opgemerkt. Bij het eerste denken
we aan een daad, een actie. Bij het 1 a-
t e n bezichtigen treedt het passieve naar
voren. De bontwerker, die in een deel
van zijn uitstalkast kleine roofdieren ter
bezichtiging plaatst, laat deze van het
publiek bezichtigen. De man, die langs
de huizen gaat, aanbelt en de bewoners
een vreemdsoortig dier vertoont, doet dit
bezichtigen. Er is dus verschil, dat in
de verordening tot zijn recht moest komen
en o.i. komt.
7e. Toen ik van de „nachtmerrie" van
den Werkendamschen raad las, t. w. zijn
vrees voor de „kermis", hoe uw Redactie
geen raad wist met het begrip „kermis-
luidruchtigheid", en daarom haar vrees
maar weer eens uitte, dat „de armerech-
ruchtig en luidruchtig", ja, toen werd het
mij vreemd te moede. Was dit in ernst
gemeend? Is de kennis der moedertaal
zoo gering? Mag men in een verorde
ning geen regelmatig gevormde (samen
gestelde) woorden bezigen, zonder den
Kantonrechter een nachtmerrie te bezor
gen? Meent de Redactie inderdaad, dat
woorden als feestdrukte, herbergbezoek,
jeugdherinneringen, brooddronkenheid,
jeugdbrooddronkenheid evenmin taal
kundig gevormd zijn als kermisluidruch-
tigheid? De vraag stellen is haar ook be
antwoorden.
8e. Het „staan op stoepen" is in Wer
kendam een attractie. Een strijd tusschen
politie, (gelukkig!) een zeer, zeer klein
deel van het publiek wordt daar gestreden.
De heer Kantonrechter straft streng. En
zie, nu komt uw Redactie en steekt met
zoo'n verbodsbepaling den draak. „Eerst
vergunning om op de stoep te mogen
staan, en dan bellen' zoo schrijft U. Mag
ik den onpartijdigen lezer het geheele
artikel hier neerschrijven? Ik twijfel niet,
of hij zal een andere gedachte krijgen:
„Het is verboden.... op stoepen of andere
aanhoorigheden van gebouwen te klimmen,
te zitten, te staan, te leunen of te liggen
zonder van de bewoners daartoe vergun
ning te hebben." M. i. is de redactie
van het artikel goed, indien de raad ook
het zonder vergunning op de stoepen,
welke in Werkendam zoowei vóór de deur
als voor de ramen liggen, wil verbieden.
Meer zeg ik niet over dezen van vernuft
tintelenden inval.
9e. Verboden is ook, zich in een schut
ting te bevinden. Gelukkig, dat er einde
lijk één ware opmerking wordt gemaakt.
In dit artikel is de zinssamentrekking fout.
In de oorspronkelijke redactie ontbraken
de woorden „of zich hierin te bevinden".
De latere bijvoeging op deze plaats is
een fout, welke bij de e. v. herziening
zal verwijderd worden.
10e. Uw Redactie schrijft, dat volgens
de verordening ieder, die bij gelegenheid
van een serenade of optocht meeloopt
of zich aansluit, daartoe vergunning van
den burgemeester moet hebben.
Deze uwe meening vindt in het artikel
geen grond. Zij is een gevolg van onjuist
lezen. Het artikel spreekt niet varl „rnee-
loopen" of „aansluiten". Er staat, dat
het verboden is, optochten of serenades
te regelen of daaraan deel te nemen
zonder vergunning van den burgemeester.
Uw Redactie weet toch ook, dat de poli
tie de mee-loopers meermalen op hard
handige wijze een andere straat injaagt?
De door den burgemeester verleende ver
gunning, (en de naleving der daarbij in
het belang der openbare orde gestelde
voorwaarden) is dus noodig. Die ver
gunning geldt zoowel voor de regelings
commissie als voor de deelnemers; en
het is een eigenaardige wijze van lezen,
om van dit artikel te maken, wat Uw
Reüactie er van gemaakt heeft.
11. Uw Redactie weet niet wat „voor
werpen van geringe waarde zijn". De raad
heeft, zoo schrijft u, gelukkig ver
geten te zeggen, wat onder „geringe
waarde" is te verstaan. Erg dubbelzinnig.
Maar toch met blijdschap constateer ik,
dat eindelijk het goede spoor wordt te
rug gevonden. Hiervóór verlangde u defi
nitie op definitie. Nu is het andersom:
gelukkig heeft de raad niets gede
finieerd, waarmede u in mijn schuitje zijt
gestapt; want als „een" rechter een een
voudige bepaling als deze: „het is ver
boden aan de huizen te venten met pa
pier, enveloppen, potlooden en andere
voorwerpen van geringe waarde (verkap
te bedelarij") niet meer kan toepassen,
dan ligt dit niet aan deze bepaling, op
grond van welke reeds veel veroordee-
lingen zijn uitgesproken door de rech
terlijke macht, maar aan dien rechter.
12e. Eindelijk is de Redactie aan het
eind van haar eerste artikel gekomen. Als
slotstuk een beschouwing over artikel 17
dat luidt: „Het is verboden op den open
baren weg of in het openbaar:
le. Gods Heiligen Naam door Gods
lasterlijke vloeken te misbruiken;
2e. Een Godslasterlijk geschrift, een
Godslasterlijke publicatie of afbeelding ten
toon te stellen of aan te slaan".
3e
En wat zegt nu de Redactie hiervan?
Dit: „een Godslasterlijk geschrift of een
Godslasterlijke publicatie mag te Werken-j
dam niet worden ten toon gesteld. Dit]
verbod is zeker wel overbodig, want hoe
men een publicatie ten toon moet stel
len kunnen wij ons ganschelijk niet in
denken."
Vergelijk, geachte lezer, nu dit gezeg
de der Redactie eens met den inhouu van
het artikel boven. Dan wijst immers „ten
toon te stellen" op het Godslasterlijk ge
schrift terug en „aan te slaan" op d)e
publicatie ot afbeelding. Deze redactie is
dan ook gevormd analoog de terminolo
gie van het Wetboek van Strafrecht. In
mijn vorige gemeente vroeg ik over deze
bepaling het advies van het Bestuur van
de Vereeniging van Nederlandsche Ge
meenten, dat over de eerste krachten op
juridisch gebied beschikt, en werd de re
dactie onberispelijk gekeurd. Ditzelfae ar
tikel is door Ged. Staten van Friesland
in 1921 aan de Kroon ter vernietiging,
voorgedragen, wat deze weigerde te doen
Het is onderwerp van bespreking ge
weest in de Staten-Generaal. Niemand heeft
aanmerking óp de redactie gemaakt, om
dat zij onberispelijk goed is. Maar u
maakt haar bespottelijk. Hier klinkt een
holheid, welke aan het ledige vat doet
denken: „Dit verbod is zeker wel over
bodig, want hoe men bijv. een publicatie
ten toon moet stellen, kunnen wij ons
ganschelijk niet indenken."
Wil Uw Redactie zich vermaken over
werkelijke foutieve zinssamentrekking? Dat
zij zich dan vermeide in artikel 95 der
Gemeentewet, geredigeerd door den groo-
ten liberalen Staatsman Thorbecke, welk
artikel bij de talrijke herzieningen dezer
wet nog in haar ongereptheid is blijven
voortleven als bewijs, dat een wet-stijlist
veei vrijheid wordt verleend. „De secre
taris wordt door den raad die een aanbe
veling van twee personen, door Burge
meester en Wethouders in te dienen, ont
vangt, benoemd, geschorst, of ontslagen."
Aldus niet alleen de benoeming, maar
ook de schorsing en het ontslag geschiedt
door den raad die daartoe een aanbeve-
lling van twee personen van Burgemeester
en Wethouders ontvangt"
Zoo ben ook ik aan het slot van mijn
eerste artikel gekomen, en rest mij nog
de behandeling van uw tweede stuk! Doch
eerlijk gezegd, mijn tijd is er veel te
kostbaar voor, en dus zal ik hopen, dat de
Redactie het goed vindt deze verhandeling
hiermede definitief te sluiten. Want ook
het „vervolg" der critiek op de Werken
damsche politie-verordening is niet op peil.
't Spijt me dit te moeten c^nstateeren.
Alleen nog dit eene: Toen in het 2e
artikel de Redactie schreef, dat het door
haar geschrevene slechts was te beschou!-
wen als een „bloemlezing uit de vele
gerechtigheden, die men in het nieuwe
geesteskind van de Werkendamsche vroede
vaderen kan vinden", vroeg ik haar, naar
aanleiding van haar triomfkreet: „Wil men
meer, dan zijn wij gaarne bereid meer
te geven", om toch met die „bloemlezing
uit de vele ongerechtigheden" voort te
gaan. Maar.... ik kreeg „nul" op het re
kest, en na de beide artikelen in de num
mers van 5 en 12 Febr. verscheen te
dezer zake niets meer. Jammer, want die
fraaie beeldspraak „b lo e nalezing uit
ongerechtigheden deed nog veel
schoons verwachten.
IV. BEUKENKAMP,
Burgemeester van Werkendam.
o
Aangezien de geachte inzender het ons
nog steeds kwalijk schijnt te nemen, dat
wij zijn eerste stukje niet opnamen, la
ten wij het, om verkeerde gevolgtrekkingen
te vermijden, hieronder met de gevoerde
correspondentie volgen, met weglating van
den naam natuurlijk, waarover het mee-
uingsverschil juist liep.
Uit deze correspondentie blijkt tevens
voldoende waarom aan het verzoek om
meer te geven, tot heden geen gevolg is
gegeven.
Voor het verdere laten wij het woord
aan den schrijver van het hoofdartikel.
„De Werkendamsche Politieverordening"
die zich naar aanleiding van dit Ingezon
den stuk, gaarne bereid verklaara de pen
weder ter hand te nemen.
DE REDACTIE.
Sleeuwijk, 13 Febr. 1926.
Aan de fa. Veerman, uitgever v.
h. Nieuwsblad v. h. Land van
Heusden en Altena etc. te Heus
den.
M. de R.
Dringend verzoek ik U onderstaand
stukje in Uw blad te willen opnemen.
Ik vertrouw, dat U dit zult doen.
Hoogachtend,
W. BEUKENKAMP.
M. de R.
De zo o milde critiek op de Werken
damsche Politieverordening trekt veel aan
dacht. Mag ik daarom den schrijver daar
van verzoeken, zijn critiek voort te zet
ten, omdat hetgeen hij heeft gegeven nog
slechts, naar zijn eigen woorden, „een
bloemlezing uit de vele ongerechtigheden"
is. Wellicht valt er leering uit te trek
ken; in elk geval zijn de stukken voor
het publiek interesant, en zou het mij moge
lijk zijn bij mijn antwoord het geheel te
overzien. Alleen één zeer dringend ver
zoek: laat de schrijver er zijn naam onder
plaatsen, als het niet is, die er alge
meen voor gehouden wordt; maar niet
door mij; gezien inhoud en stijl.
Hoogachtend,
W. BEUKENKAMP.
Burgemeester van Werkendam.
Sleeuwijk, 13 Febr. 1926.
Heusden 16 Febr. 1926.
Den Ed.Achtbaren Heer
W. BEUKENKAMP
Burgemeester van Werkendam.
teekenen wij inmiddels,
Hoogachtend,
Fa. L. J. VEERMAN.
—o
Sleeuwijk 19. Februari 1926.
Aan de firma L. J. Veerman uit
geefster van het Nieuwsblad van
het Land van Heusden enz.
't Spijt me, dat blijkens Uw brief van
16 dezer mijn verzoek tot plaatsing van
bedoeld stukje in Uw blad bezwaar ont
moet. Ik blijf echter bij mijn eerste ver
zoek. Dus onverminkt opnemen of niets.
Indien het laatste, dan begrijpt U zeker,
dat ik op de gastvrijheid van Uw blad
maar geen tweede beroep zal doen tot
plaatsing van mijn antwoord op de beide
artikelen. Ik merk al lang waar de schoen
wringt.
Uw slot-vraag bevreemdt mij, want U
is toch geen Redactie blijkens het on
derschrift. Doe U dan precies als de
N. R. Gt. en plaats aan het hoofd van Uw
blad wie Hoofdredacteur is. Bij elk se-r
rieus blad mag dat het publiek weten.
Bij het Uwe schijnbaar niet. Vandaar mijn;
vraag.
Hoogachtend,
W. BEUKENKAMP.
Ed.Achtbare Heer,
r Tegen plaatsing in ons blad van de
laatste "drie regels van Uw Ingezonden
stuk meenen wij bezwaar te moeten ma
ken, en wel omdat wij niet goed begrijf-
pen, waarom de naam er door U met
de haren wordt bijgesleept.
Wat de hoofdartikelen betreft, deze zijn
geheel zakelijk en verdienen dus ook ge
heel zakelijk te worden beantwoord, .voor
een antwoord van Uwe hand, mits dan
ook strikt zakelijk willen wij onze ko
lommen gaarne openstellen.
De Schrijver der door U bedoelde
Hoofdartikelen wenscht zijn naam niet be
kend te maken, omdat hij geen enkele
reden ziet, waarom hij zulks doen zou.
De Redactie deelt ten deze Schrijver's
meening geheel.
Schrijver vraagt ons U mede te deelen,
dat hij Uw antwoord afwacht, alvorens
meer ter zake te schrijven.
Gaarne zouden wij van U nog wen-
j schen te vernemen welk belang U er
bij heeft om den naam te kennen van den
Schrijver der bewuste Hoofdartikelen, daar
het U toch zeker evengoed als ons bekend
is, dat de naam van den Schrijver van
Hoofdartikelen nimmer bekend wordt ge
maakt en de Redactie voor den inhoud
i daarvan aansprakelijk is.
i Gaarne Uw antwoord tegemoet ziende
\i
Heusden, 24 Febr. 1926.
Den Ed .Achtbaren Heer
W. BEUKENKAMP
Burgemeester van Werkendam.
Ed.Achtbare Heer,
Naar aanleiding van Uw schrijven van
19 dezer spijt het ons, dat U ons bezwaar
tegen het laatste gedeelte van Uw Inge
zonden stukje schijnbaar niet kunt voe
len en U op onverkorte opname blijft
aandringen.
Uw laatste schrijven kan echter ook
onze zienswijze niet veranderen, zoodat
wij dus niet tot opname kunnen overgaan i
Ons blad is een „neutraal plaatselijk)
blad" dat gewijd is aan de belangen van\
de streek.
Wij ftjijden piet aan grootheidswaanzin lom
het ge/ijk te willen stellen met een blad
als de N. R. Ct. dat een groot blad en te
vens een partij orgaan is.
Plaatselijke bladen en zelfs Provinciale":
bladen vermelden nooit den naam van de
Redactie aan het hoofd van hun olad,
tenzij zij tevens als partijorgaan dienst
doen omdat de Redactie evenals dit met
ons blad het geval, berust bij den Uitgever
zelf, dat zij daarom niet serieus zouden
zijn, kunnen wij' niet inzien.
Wij herhalen nogmaals dat wij gaarne
bereid zijn een zakelijk antwoord van Uwe
hand op te nemen.
Inmiddels teekenen wij,
Hoogachtend,
UEd, dw. dnr.
Fa. L. J. VEERMAN.
Uitgeefster en Redactie v. h.
„Nieuwsblad van Heusden".
GOUD, ZILVER, UURWERKEN.
Gouden en Zilveren Kerk
boek-slootjes.
bouwen,
verbouwen,|
plannen,
bestekken, teekeningen,
toezicht, billijk tarief.
Aanbevelend
A. MICHAËL, AALBURG
13e zoek: j|;l
van ouds bekend j|
Hótel
St. Janstraat 10-12
'8 BOSCH.
!:|i
Geachte Redactie,
-O-