,1 DE KEMP □□no Jan Geertzen Ingezonden. Voor de Belijdenis: Su D Engstraat HEUSDEN. Café Restaurant Uitspanning. (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie) Toen U mijn ingezonden stukje, naar aanleiding van de beide artikelen over „de nieuwe algemeene politie-verordening der gemeente Werkendam", weigerde een bescheiden plaatsje in uw blad te geven, (en uit vrees voor dit zwaard durf ik hier het onderwerp van dat korte „inge zonden" niet vermelden, hoe graag ik het zou willen) ontzonk mij de moed om voor de tweede maal gastvrijheid te vra gen. Doch bij nader inzien, en op aan drang van derden mag ik die artikelen niet onbestreden laten, al zal ik mij moe ten beperken. Na lezing er van kwam mij voor den geest het spreekwoord,,'t Zijn niet allen koks, die lange messen dragenEn gaar ne had ik dit motto boven een artikelen reeks ter bestrijding dier beide artikelen geplaatst, indien niet uw herhaalde aan drang op objectiviteit, waaruit blijkbaar een verontrust geweten sprak, mij Jaet raadzaam maakte zelfs den schijn van „per soonlijk" te willen zijn, te vermijden. Maar verdiend zou het zijn, als ook voor den schrijver geldt: „die kaatst, moet den bal verwachten", want meer dan één persoon lijke aanval wordt in die beide artikelen tegen den redactie-ontwerper der Wer- kendamsche politie-verordening 'gericht. Om dit aan te toonen behoef ik maar naar de inleiding' te verwijzen, welke de on bekwaamheid van den ontwerper veront schuldigt; en naar het slot, dat melding maakt van „gestolen bepalingen" uit ver ordeningen van andere gemeenten. Hier treedt voor het licht een overschatting van zich zelf en een onderschatting van den ander, zoo geheel anders dan de wijs- geerige les van Paulus: een ieder achte den ander uitnemender dan zich zelf. Doch laat mij thans op den zakelijken inhoud der artikelen ingaan. Ie. Een Werkendamsche tapper, zoo schrijft Uwe Redactie, geeft niet graag kennis aan den burgemeester als de orde in zijn tapperij is verstoord geweest, en zal „daarom dit gebod ook stellig niet naleven". De Redactie heeft telkens zulk een gevoel van medelijden met den rech ter, die deze politie-verordening moet toe passen. Maar wat zou de rechter wel van deze conclusie zeggen? Omdat de bepaling niet naar den zin van den tap per is, daarom is het oorbaar en dies verschoonbaar, dat hij ze stellig niet na leeft! Ik kan den tapper geen beter raad heden" aanwezig zijn, omdat hij dan zou j ter" bij voorkomend geval al weer zijn aantasten de autoriteit van den raad. Wat hoofd zal hebben te breken over de vraag hij wel mag doen is dit: bevorderen dat wat het verschil is „tusschen kermisluia- geven, dan den heer Kantonrechter de proef op de som te laten maken; maar geef hem de verzekering, dat deze die dwaze conclusie niet zat onderschrijven, zoolartg er in Nederland nog recht ge sproken wordt, niet zooals de overtre der het graag zou wenschen, maar zoo als de wettige Overheid het wil. 2e. Uw Redactie vraagt verder „wat zijn vermakelijkheden, is kaart- of bil jartspel een vermakelijkheid?" Als zij het betrekkelijk artikel 11 in zijn geheel leest, in zijn logisch verland en niet vergeet de klemtoon te leggen op de woorden „in het openbaar", dan twij fel ik niet of zij heeft het antwoord op de vraag. Vermoedelijk heeft het woord je „of" haar parten gespeeld. Het arti kel luidt toch: „Het is verboden.... in het openbaar: muziek-, sport-, gymnastiek-, zang- en dansuitvoeringen, vertooningen, wedstrijden, spelen, (zetter vergeet deze komma niet) of vermakelijkheden van wel ken aard ook, te geven of te houden". Het woordje „of" is hier niet verkla rend, zooals in: de Zebra of" Kaapsche ezel, maar nevenschikkend. Waaruit volgt, dat kaart- en biljarts pel— hiernaar vroeg de Redactie tot de spelen behoo- zulK een bepaling ingevolge art. 153 der i Gemeentewet door de Kroon wordt ver nietigd, als hij omtrent die „omstandig heden" van meening met den raad ver schilt. Die bevoegdheid heeft ieder inge zetene trouwens. Weigert de rechter tóch recht te doen, dan maakt hij misbruik van zijn macht en zal de raad voorziening moeten vragen bij de bevoegde macht. Wij merken nog op, dat Heeren Ged. Staten dezer provincie niet alleen geen termen vonden deze bepaling ter vernietiging aan de Kroon voor te dragen maar ook het niet noodig zelfs achten eene nadere moti veering van die „omstandigheden" aan den raaa te vragen. 4e. Het taalgevoel der Redactie wordt blijkbaar pijnlijk getroffen, als z ij leest, dat het verboden is in het openbaar ker misvermakelijkheden op te stellen of in werking te brengen", omdat zij nooit ge hoord heeft van het opstellen of in wer king brengen eener vermakelijkheid. Mag ik het geheele artikel hier laten volgen, om de Redactie te laten zien, dat zij maar een greep deed, en daarom taal- verknoeiïng ten onrechte constateerde? Het artikel luidt: „Het is verboden in het, openbaar draaimolens, slagmachines, glijba nen, luchtschommels, spellen en andere kermisvermakelijkheden op te stellen of in werking te brengen." Het blijkt dat hier niet anders dan substantieven zijn opgenoemd. De werk woorden „opstellen" en ,,in werking bren gen" zijn daarop toepasselijk overeenkom stig den aard dier zaken. De redactie is dus goed. Maar, zoo vervolgt de Redactie, „dit(die vermeende foutieve redactie) daar gelaten, wat zijn kermisvermakelijkheden en waarin onderscheiden ze zich van an dere vermakelijkheden Een criterium vin- oen we in de verordening niet." Deze vraag bewijst dat de schrijver van het artikel geen kermisganger is. Dan had hij die vraag niet gedaan. Doch laat hij zich niet ongerust maken; de heer Kantonrechter komt zoo vaak met kermis gasten ambtelijk in aanraking, dat deze wel weet, wat „kermis vermakelijkheden" Met opzet is hier dit woord gekozen, om te voorkomen, dat het opstellen en in werking brengen van bijv. een draaimo len bij gelegenheid van een feestje van schoolkinderen niet onder de verbodsbe paling van dit artikel zou vallen, maar wei om met weinige woorden het „ker- miszwijn" buiten de jaoorten van Wer kendam te houden, zoodat zelfs geen bur gemeester in deze eenige bevoegdheid is toegekend. Een criterium ontbreekt in de verordening als absoluut overbodig. Ieder Nederlander, en de rechter speciaal, weet wat „kermisvermakelijkheden" zijn, en be hoeft daartoe zelfs geen woordenboek na te slaan. 5e. De ontboezeming van de Redactie omdat voetballen te Werkendam, zon der vergunning van den burgemeester, in het openbaar, op een daarvoor bestemd veld, verboden is, begrijp ik niet. Zij loost de zucht: „Arme Werkendamsche jeugd" Maar met welk recht? Zij schrijft er bij: „op een daarvoor bestemd veld", maar in de verordening staat hiervan niets. De ze geldt in het algemeen. En geen burge meester zal er aan denken, die vergunning niet doorloopend te verleenen, als de club een eigen terrein heeft, behoudens de be paling aaln het slot van artikel ff, dat o.m. aeze vergunning niet voor den Zondag en eersten Kerstdag mag gelden. De slot opmerking bij dit artikel, dat er scherp onderscheid gemaakt wordt tusschen „k e r- misvermakelijkheden" en „gewone' ver makelijkheden is correct, maar de Redac tie valt weer in haar oude doen terug, als ze het onderscheid tusschen beiden in die Werkendamsche verordening wil aange-- ren. Haar eerste vraag is een Pilatusr geven ?ien. De verordening zou dus moeten vraag. Ik raad haar aan, als zij niet weet vastleggen het onderscheid tusschen^ k e r- wat vermakelijkheden zijn, om Van Dale's woordenboek op te slaan. Dat deed kort geleden (in de vorige maand) ook de Kan tonrechter te Zwolle, toen hij moest be slissen wat een „priëel" was. De verba lisant verstond er onder een of meer boomen en heesters met neerhangende tak ken, waaronder een „zitje", maar de rech ter vond het veiliger een goed kenner van onze moedertaal te raadplegen, t.w. Van Dale, en las: prieel is tuin- of zo merhuisje. Dus voorzien van een dakbe dekking. Dat was verstandig van dien rechter; beter dan van de Werkendamsche politie-verordening te eischen, dat zij de finieert, wat „vermakelijkheden" zijn. 3e. Uw Redactie schrijft voorts over het gesloten moeten zijn der tapperijen op den Zondag. Zij concludeert met na druk, dat deze sluiting gedurende den g e h e e 1 e n Zondag in strijd is met de Drankwet, omdat de raad, zoo vervolgt zij, slechts uren mag bepalen, gedurende wel ke de tapperijen gesloten moeten zijn de raad mag dus niet bepalen, dat tap perijen den geheelen dag gesloten moeten zijn. De Drankwet is een doolhof van bepa lingen, zoo is tyel eens opgemerkt. Dit mag ook wel ter verontschuldiging van bovenstaande onjuistheid gelden, al pleit het de Redactie niet vrij van oppervlak kigheid, toen zij, artikel 7 (lid: 3 ^der Drank wet lezende, dat spreekt van uren, haar oog niet even verder liet gaan, naar lid 4 van datzelfde artikel, waar woordelijk staat, dat de raad dagen (kan) bepalen, waaop wegens omstandigheden op grond van welke misbruik van sterken drank te vreezen is, de dranklocaliteiten gesloten moeten zijn, hetzij gedurende den gehee len dag, hetzij gedurende bepaalde uren. De raaa van Werkendam kan dus ge rust zijn. H ij oordeelde, dat die „omstandighe den" welke de wet als criterium stelt, aan wezig zijn en riep daarom die verbodsbe paling in het leven. De rechter heeft haar dus toe te passen; mag haar alleen buiten toepassing laten bij strijd met de wet, maar mag niet in eene beoordeeling treden of te Werkendam die „omstandig- m i svermakelijkheden en vermakelijkheden. Laten wij hopen, dat er een tijd moge aanbreken, dat inderdaad die definitie noo dig wordt! Dan behoort, Gode zij dank, de kermis niet meer tot de Nederlindsche feestelijkheden. Maar nu is elke definitie totaai overbodig, onnoodig en nadeelig voor de toepassing. 6e. De Redactie weet niet wat een „vreemdsoortig" dier is. Zij weet ook niet het verschil tusschen „d oen be zichtigen" en „laten bezichtigen". En als ze dan weer zoo duchtig in het nauw zit, gaat weer een zucht naar dien „armen rechter." Daar schijnt tusschen „Redactie" en „armen rechter" een eigenaardige wissel werking te zijn. Maar m. i. een onjuiste. De Redactie toets altijd de bekwaamheid van den rechter aan haar eigen inzicht, wat onbillijk niet alleen, maar ook fout is. Heusch, Redactie, de rechter kan uit maken, dat een koe-kalt met 2 koppen, 5 pooten, zonder staart, een vreemd soor- t i g dier is, dus een koekalf en geen kat. En raakt hij vast, welnu, dan doe hij als de Zwolsche rechter, en.... sla Van Dale op. Laat deze hem ook in half duister, dan een ander taalkenner geraadpleegd. Er uit komt hij. Maar wij zijn er nog [niet, immers in het gewraakte artikel staat dat het „doen bezichtigen" verboden is, en dus niet het „laten bezichtigen" zegt de Redactie. Dat is volmaakt juist van de Redactie opgemerkt. Bij het eerste denken we aan een daad, een actie. Bij het 1 a- t e n bezichtigen treedt het passieve naar voren. De bontwerker, die in een deel van zijn uitstalkast kleine roofdieren ter bezichtiging plaatst, laat deze van het publiek bezichtigen. De man, die langs de huizen gaat, aanbelt en de bewoners een vreemdsoortig dier vertoont, doet dit bezichtigen. Er is dus verschil, dat in de verordening tot zijn recht moest komen en o.i. komt. 7e. Toen ik van de „nachtmerrie" van den Werkendamschen raad las, t. w. zijn vrees voor de „kermis", hoe uw Redactie geen raad wist met het begrip „kermis- luidruchtigheid", en daarom haar vrees maar weer eens uitte, dat „de armerech- ruchtig en luidruchtig", ja, toen werd het mij vreemd te moede. Was dit in ernst gemeend? Is de kennis der moedertaal zoo gering? Mag men in een verorde ning geen regelmatig gevormde (samen gestelde) woorden bezigen, zonder den Kantonrechter een nachtmerrie te bezor gen? Meent de Redactie inderdaad, dat woorden als feestdrukte, herbergbezoek, jeugdherinneringen, brooddronkenheid, jeugdbrooddronkenheid evenmin taal kundig gevormd zijn als kermisluidruch- tigheid? De vraag stellen is haar ook be antwoorden. 8e. Het „staan op stoepen" is in Wer kendam een attractie. Een strijd tusschen politie, (gelukkig!) een zeer, zeer klein deel van het publiek wordt daar gestreden. De heer Kantonrechter straft streng. En zie, nu komt uw Redactie en steekt met zoo'n verbodsbepaling den draak. „Eerst vergunning om op de stoep te mogen staan, en dan bellen' zoo schrijft U. Mag ik den onpartijdigen lezer het geheele artikel hier neerschrijven? Ik twijfel niet, of hij zal een andere gedachte krijgen: „Het is verboden.... op stoepen of andere aanhoorigheden van gebouwen te klimmen, te zitten, te staan, te leunen of te liggen zonder van de bewoners daartoe vergun ning te hebben." M. i. is de redactie van het artikel goed, indien de raad ook het zonder vergunning op de stoepen, welke in Werkendam zoowei vóór de deur als voor de ramen liggen, wil verbieden. Meer zeg ik niet over dezen van vernuft tintelenden inval. 9e. Verboden is ook, zich in een schut ting te bevinden. Gelukkig, dat er einde lijk één ware opmerking wordt gemaakt. In dit artikel is de zinssamentrekking fout. In de oorspronkelijke redactie ontbraken de woorden „of zich hierin te bevinden". De latere bijvoeging op deze plaats is een fout, welke bij de e. v. herziening zal verwijderd worden. 10e. Uw Redactie schrijft, dat volgens de verordening ieder, die bij gelegenheid van een serenade of optocht meeloopt of zich aansluit, daartoe vergunning van den burgemeester moet hebben. Deze uwe meening vindt in het artikel geen grond. Zij is een gevolg van onjuist lezen. Het artikel spreekt niet varl „rnee- loopen" of „aansluiten". Er staat, dat het verboden is, optochten of serenades te regelen of daaraan deel te nemen zonder vergunning van den burgemeester. Uw Redactie weet toch ook, dat de poli tie de mee-loopers meermalen op hard handige wijze een andere straat injaagt? De door den burgemeester verleende ver gunning, (en de naleving der daarbij in het belang der openbare orde gestelde voorwaarden) is dus noodig. Die ver gunning geldt zoowel voor de regelings commissie als voor de deelnemers; en het is een eigenaardige wijze van lezen, om van dit artikel te maken, wat Uw Reüactie er van gemaakt heeft. 11. Uw Redactie weet niet wat „voor werpen van geringe waarde zijn". De raad heeft, zoo schrijft u, gelukkig ver geten te zeggen, wat onder „geringe waarde" is te verstaan. Erg dubbelzinnig. Maar toch met blijdschap constateer ik, dat eindelijk het goede spoor wordt te rug gevonden. Hiervóór verlangde u defi nitie op definitie. Nu is het andersom: gelukkig heeft de raad niets gede finieerd, waarmede u in mijn schuitje zijt gestapt; want als „een" rechter een een voudige bepaling als deze: „het is ver boden aan de huizen te venten met pa pier, enveloppen, potlooden en andere voorwerpen van geringe waarde (verkap te bedelarij") niet meer kan toepassen, dan ligt dit niet aan deze bepaling, op grond van welke reeds veel veroordee- lingen zijn uitgesproken door de rech terlijke macht, maar aan dien rechter. 12e. Eindelijk is de Redactie aan het eind van haar eerste artikel gekomen. Als slotstuk een beschouwing over artikel 17 dat luidt: „Het is verboden op den open baren weg of in het openbaar: le. Gods Heiligen Naam door Gods lasterlijke vloeken te misbruiken; 2e. Een Godslasterlijk geschrift, een Godslasterlijke publicatie of afbeelding ten toon te stellen of aan te slaan". 3e En wat zegt nu de Redactie hiervan? Dit: „een Godslasterlijk geschrift of een Godslasterlijke publicatie mag te Werken-j dam niet worden ten toon gesteld. Dit] verbod is zeker wel overbodig, want hoe men een publicatie ten toon moet stel len kunnen wij ons ganschelijk niet in denken." Vergelijk, geachte lezer, nu dit gezeg de der Redactie eens met den inhouu van het artikel boven. Dan wijst immers „ten toon te stellen" op het Godslasterlijk ge schrift terug en „aan te slaan" op d)e publicatie ot afbeelding. Deze redactie is dan ook gevormd analoog de terminolo gie van het Wetboek van Strafrecht. In mijn vorige gemeente vroeg ik over deze bepaling het advies van het Bestuur van de Vereeniging van Nederlandsche Ge meenten, dat over de eerste krachten op juridisch gebied beschikt, en werd de re dactie onberispelijk gekeurd. Ditzelfae ar tikel is door Ged. Staten van Friesland in 1921 aan de Kroon ter vernietiging, voorgedragen, wat deze weigerde te doen Het is onderwerp van bespreking ge weest in de Staten-Generaal. Niemand heeft aanmerking óp de redactie gemaakt, om dat zij onberispelijk goed is. Maar u maakt haar bespottelijk. Hier klinkt een holheid, welke aan het ledige vat doet denken: „Dit verbod is zeker wel over bodig, want hoe men bijv. een publicatie ten toon moet stellen, kunnen wij ons ganschelijk niet indenken." Wil Uw Redactie zich vermaken over werkelijke foutieve zinssamentrekking? Dat zij zich dan vermeide in artikel 95 der Gemeentewet, geredigeerd door den groo- ten liberalen Staatsman Thorbecke, welk artikel bij de talrijke herzieningen dezer wet nog in haar ongereptheid is blijven voortleven als bewijs, dat een wet-stijlist veei vrijheid wordt verleend. „De secre taris wordt door den raad die een aanbe veling van twee personen, door Burge meester en Wethouders in te dienen, ont vangt, benoemd, geschorst, of ontslagen." Aldus niet alleen de benoeming, maar ook de schorsing en het ontslag geschiedt door den raad die daartoe een aanbeve- lling van twee personen van Burgemeester en Wethouders ontvangt" Zoo ben ook ik aan het slot van mijn eerste artikel gekomen, en rest mij nog de behandeling van uw tweede stuk! Doch eerlijk gezegd, mijn tijd is er veel te kostbaar voor, en dus zal ik hopen, dat de Redactie het goed vindt deze verhandeling hiermede definitief te sluiten. Want ook het „vervolg" der critiek op de Werken damsche politie-verordening is niet op peil. 't Spijt me dit te moeten c^nstateeren. Alleen nog dit eene: Toen in het 2e artikel de Redactie schreef, dat het door haar geschrevene slechts was te beschou!- wen als een „bloemlezing uit de vele gerechtigheden, die men in het nieuwe geesteskind van de Werkendamsche vroede vaderen kan vinden", vroeg ik haar, naar aanleiding van haar triomfkreet: „Wil men meer, dan zijn wij gaarne bereid meer te geven", om toch met die „bloemlezing uit de vele ongerechtigheden" voort te gaan. Maar.... ik kreeg „nul" op het re kest, en na de beide artikelen in de num mers van 5 en 12 Febr. verscheen te dezer zake niets meer. Jammer, want die fraaie beeldspraak „b lo e nalezing uit ongerechtigheden deed nog veel schoons verwachten. IV. BEUKENKAMP, Burgemeester van Werkendam. o Aangezien de geachte inzender het ons nog steeds kwalijk schijnt te nemen, dat wij zijn eerste stukje niet opnamen, la ten wij het, om verkeerde gevolgtrekkingen te vermijden, hieronder met de gevoerde correspondentie volgen, met weglating van den naam natuurlijk, waarover het mee- uingsverschil juist liep. Uit deze correspondentie blijkt tevens voldoende waarom aan het verzoek om meer te geven, tot heden geen gevolg is gegeven. Voor het verdere laten wij het woord aan den schrijver van het hoofdartikel. „De Werkendamsche Politieverordening" die zich naar aanleiding van dit Ingezon den stuk, gaarne bereid verklaara de pen weder ter hand te nemen. DE REDACTIE. Sleeuwijk, 13 Febr. 1926. Aan de fa. Veerman, uitgever v. h. Nieuwsblad v. h. Land van Heusden en Altena etc. te Heus den. M. de R. Dringend verzoek ik U onderstaand stukje in Uw blad te willen opnemen. Ik vertrouw, dat U dit zult doen. Hoogachtend, W. BEUKENKAMP. M. de R. De zo o milde critiek op de Werken damsche Politieverordening trekt veel aan dacht. Mag ik daarom den schrijver daar van verzoeken, zijn critiek voort te zet ten, omdat hetgeen hij heeft gegeven nog slechts, naar zijn eigen woorden, „een bloemlezing uit de vele ongerechtigheden" is. Wellicht valt er leering uit te trek ken; in elk geval zijn de stukken voor het publiek interesant, en zou het mij moge lijk zijn bij mijn antwoord het geheel te overzien. Alleen één zeer dringend ver zoek: laat de schrijver er zijn naam onder plaatsen, als het niet is, die er alge meen voor gehouden wordt; maar niet door mij; gezien inhoud en stijl. Hoogachtend, W. BEUKENKAMP. Burgemeester van Werkendam. Sleeuwijk, 13 Febr. 1926. Heusden 16 Febr. 1926. Den Ed.Achtbaren Heer W. BEUKENKAMP Burgemeester van Werkendam. teekenen wij inmiddels, Hoogachtend, Fa. L. J. VEERMAN. —o Sleeuwijk 19. Februari 1926. Aan de firma L. J. Veerman uit geefster van het Nieuwsblad van het Land van Heusden enz. 't Spijt me, dat blijkens Uw brief van 16 dezer mijn verzoek tot plaatsing van bedoeld stukje in Uw blad bezwaar ont moet. Ik blijf echter bij mijn eerste ver zoek. Dus onverminkt opnemen of niets. Indien het laatste, dan begrijpt U zeker, dat ik op de gastvrijheid van Uw blad maar geen tweede beroep zal doen tot plaatsing van mijn antwoord op de beide artikelen. Ik merk al lang waar de schoen wringt. Uw slot-vraag bevreemdt mij, want U is toch geen Redactie blijkens het on derschrift. Doe U dan precies als de N. R. Gt. en plaats aan het hoofd van Uw blad wie Hoofdredacteur is. Bij elk se-r rieus blad mag dat het publiek weten. Bij het Uwe schijnbaar niet. Vandaar mijn; vraag. Hoogachtend, W. BEUKENKAMP. Ed.Achtbare Heer, r Tegen plaatsing in ons blad van de laatste "drie regels van Uw Ingezonden stuk meenen wij bezwaar te moeten ma ken, en wel omdat wij niet goed begrijf- pen, waarom de naam er door U met de haren wordt bijgesleept. Wat de hoofdartikelen betreft, deze zijn geheel zakelijk en verdienen dus ook ge heel zakelijk te worden beantwoord, .voor een antwoord van Uwe hand, mits dan ook strikt zakelijk willen wij onze ko lommen gaarne openstellen. De Schrijver der door U bedoelde Hoofdartikelen wenscht zijn naam niet be kend te maken, omdat hij geen enkele reden ziet, waarom hij zulks doen zou. De Redactie deelt ten deze Schrijver's meening geheel. Schrijver vraagt ons U mede te deelen, dat hij Uw antwoord afwacht, alvorens meer ter zake te schrijven. Gaarne zouden wij van U nog wen- j schen te vernemen welk belang U er bij heeft om den naam te kennen van den Schrijver der bewuste Hoofdartikelen, daar het U toch zeker evengoed als ons bekend is, dat de naam van den Schrijver van Hoofdartikelen nimmer bekend wordt ge maakt en de Redactie voor den inhoud i daarvan aansprakelijk is. i Gaarne Uw antwoord tegemoet ziende \i Heusden, 24 Febr. 1926. Den Ed .Achtbaren Heer W. BEUKENKAMP Burgemeester van Werkendam. Ed.Achtbare Heer, Naar aanleiding van Uw schrijven van 19 dezer spijt het ons, dat U ons bezwaar tegen het laatste gedeelte van Uw Inge zonden stukje schijnbaar niet kunt voe len en U op onverkorte opname blijft aandringen. Uw laatste schrijven kan echter ook onze zienswijze niet veranderen, zoodat wij dus niet tot opname kunnen overgaan i Ons blad is een „neutraal plaatselijk) blad" dat gewijd is aan de belangen van\ de streek. Wij ftjijden piet aan grootheidswaanzin lom het ge/ijk te willen stellen met een blad als de N. R. Ct. dat een groot blad en te vens een partij orgaan is. Plaatselijke bladen en zelfs Provinciale": bladen vermelden nooit den naam van de Redactie aan het hoofd van hun olad, tenzij zij tevens als partijorgaan dienst doen omdat de Redactie evenals dit met ons blad het geval, berust bij den Uitgever zelf, dat zij daarom niet serieus zouden zijn, kunnen wij' niet inzien. Wij herhalen nogmaals dat wij gaarne bereid zijn een zakelijk antwoord van Uwe hand op te nemen. Inmiddels teekenen wij, Hoogachtend, UEd, dw. dnr. Fa. L. J. VEERMAN. Uitgeefster en Redactie v. h. „Nieuwsblad van Heusden". GOUD, ZILVER, UURWERKEN. Gouden en Zilveren Kerk boek-slootjes. bouwen, verbouwen,| plannen, bestekken, teekeningen, toezicht, billijk tarief. Aanbevelend A. MICHAËL, AALBURG 13e zoek: j|;l van ouds bekend j| Hótel St. Janstraat 10-12 '8 BOSCH. !:|i Geachte Redactie, -O-

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1926 | | pagina 6