Tweede Blad voor het Land van Heusden en Aitena, de Langstraat en de Bommelerwaard. 1,4599 ïrijüag 30 Ap/il gipaar i zin eig Bericht aan onze lezeressen. Parijsche Modebrieven Kiiiderrtilirh-k. Binnenland BEH0ORENDE BIJ HET Kom uw pijnlijke rug te hulp! Voelt gij u ellendig door doffe, stekende Yugpij 11? Wordt gij gemar teld door \heumatisehe pijnen, stijf heid en harde zwellingen in uw ge wrichten en ledematen? Hebt gij last van de hinderlijke steken van spit? Van onaangename urinestoornissen Voelt gij u vermoeid, uitgeput en op, zenuwachtig, prikkelbaar en terneer geslagen? lJas dan op uw nieren. De nieren zijn\de filters van het bloed, en zoodra zij haar taak niet meer behoorlijk Vervullen, blijven vergiften in het bloeu achter en raakt uw gestel van streVk. Rugpijn en scherpe steken als vin een mes be ginnen u te kwellen,\gij krijgt last van hoofdpijn, duizeligheid, blaas- stoornissen en slapeloosheid. Wacht niet tot ziVh verdere verschijnselen van Vierzwakte voordoen. Help uw verzwakte nieren voor het te laat is. Gebruik Foster's Rugpijn Nieren Pillen. DitXspeciale niergeneesmiddel dient uiffeluitend voor nier- en blaaskwalen. raster's Pillen hebben duizenden geholpen en kunnen u evenzeer helpen. Let op de verpakking in gli flacons niet geel etiket (alom ver krijgbaar), waardoor gij zeker zf( geen verlegen buifënlandsch goed t< ontvangen. Prijs f 1.75 per flacon, Wij behoeven er geen doekjes om te winden, laten wij ronduit verklaren: in onze maatschappij is het zoo ingericht, dat wie geld heeft huizen kan bouwen en wie het niet heeft steenen moet sjou wen. En aangezien ieder gewoon mensch liever huizen bouwt dan steenen sjouwt, is het begrijpelijk dat tusschen de stee nensjouwers en de huizenbouwers de kloof van de afgunst gaapt. Al schuilt er nu in het hierboven neer geschreven spreekwoord veel waarheid, toch is het zaak, de bewering niet als een wet van Meden en Perzen te be schouwen. Bestudeeren wij de verschijn selen in onze maatschappelijke samtenleving, d.w.z. stellen wij ons niet tevreden met een waarneming van de feiten zonder meer, dan zullen wij ontwaren, dat ons spreekwoord, evenals alle andere, slechts tot op zekere hoogte weergeeft wat in het werkelijke leven gebeurt. Nemen wij b.v. de voorwaarden die ge steld wordt voor huizen bouwen: het be zit van geld. Deze voorwaardfe is al on juist. Met geld, noch met gouden tientjes, noch met zilverlingen noch met bankjes van honderd kunnen wij iéts „bouwen". Dan zegt het spreekwoord: „kan huizen bouwen," en „moet steenen sjouwen." M.a.w. hij die geld bezit is vrij in de keuze al dan niet te bouwen, terwijl de bezitlooze moet sjouwen. In werke lijkheid is het een beetje anders. Gaan wij eens na hoe het dan wel toe gaat in de wereld, waarin, zooals de Amerik. schrijver van het ook in ons land bekende boekje „Man to Man", Jon Leitch, zoo geestig uitdrukt „de menschen verdeeld zijn in lieden die werken niet geld; ert lieden, die werken voor geld". Hoe het nu allemaal zoo gekomen .is, als het nu is en of de wereld ook andprs had kunnen ontwikkelen dan zij gedaan heeft, zullen zij buiten beschouwing la ten. Van het oogenblik af, dat wij ge boren zijn, maken wij deel uit van een samenleving en van de bestaansmogelijk heden die deze biedt, moeten wij gebruik maken. Op jeugdigen leeftijd reeds ma ken wij kennis met kleine zilveren of ko peren schijfjes, die de wonderlijke eigen schap bezitten dat ieder ze graag wil hebben en bereid is er ons in ruil iets voor te geven, de boekhandelaar een schrift, de juffrouw in het snoepwinkeltje tooverballen of veterdrop en de man ach ter het loket van het voetbalveld een stoel voor den tijd, dat de wedstrijd die wij willen bijwonen duurt. Thuis hooren wij vader en moeder herhaaldelijk spreken over geld, dat noodig is voor dit en geld dat noodig is voor dat. Zijn wij ouder gewor den en gekomen op een leeftijd, dat wjj de meisjes in school niet meer beschouwen als andere wezens, die er evengoed niet konden zijn, dan ondervinden wij al spoe dig, dat jeugdliefde om zich te kunnen uiten, ook geld eischt: voor cadeautjes, voor fietstochten, voor stillekens geschre ven en geposte brieven. Zoo groeit de mensch op in het besief van de groote beteekenis van de koperen en zilveren schijfjes. Moeten wij ons dan ook er over verwonderen /lat de vol wassen mensch, wiens groöte zorg is de bemachtiging van een zoo groot moge lijke hoeveelheid geld om zich en zijn gezin te onderhouden, aan die schijfjes en papiertjes een groote beteekenis hecht en geneigd is ze te beschouwen als „per- vus rerum", de ziel van alle zaken? Begrijpelijk wordt ons de aanbidding van het gouden kalf. Maar stellen wij ons nu eens voor ,dat er ergens ter wereld een onuitputtelijke geldbron vloeide, dat wij, zooals straatjongens onder de kraan van een pomp hun petje houden bij gemis van een drinkbeker onzen 'hoed maar on der de geldstroom hebben te houden om zooveel geld op te vangen als wij verkie zen, wat dan? Wij zouden zoo veel geld in ons bezit hebben, dat wij alles wat' wij wenschten, konden koopen, niet meer werkten, enop een gegeven pogenblik tot de ontdekking zouden komen, dat in de winkelstraten de eene winkel na dej andere gesloten werd, daar de winkeliers uitverkocht waren. En dan? Aan het werk? Wel neen. Wje zou er wallen werken? Algemeene verarming, hongersnood zou het gevolg zijn van de geldvloed. Wat leert ons dit verzinsel nu? Dat niet het geld hoofdzaak is, maar de goe derenvoorraad, waaruit wij de zaken ne men, die wij noodig hebben voor de ber vrediging van onze behoeften. Dat wist u, zegt ge? Ja, dat spreekt vanzelf. G(e wist het, maar u drukke bezigheden, ge richt op geldverdienen hebben u kansen verdoezeld zóó zeer zelfs dat op het oogen blik, nu allerwege in Europa de goede renvoorraad te klein is geworden fom aller behoeften te bevredigen in een mate zoo als wij dat tot voor eenige jaren gewiend waren, bijna iedereen in vermeerdering van geldbezit het middel niet om de be- hoeftenbevrediging weer te brengen op het oude pijl. Ziet ginds de rijken, de geld bezitters, zij doen en laten wat zij-willen ziet hier de armen in hun zwoegpn om „rond te komen". Inderdaad, de tegen stelling bestaat. Het zou dwaas zijn haar te ontkennen. Maar, nog dwa zer is het, van die tegenstelling in geld, bezit te willen verminderen met het doel de omstandigheden voor de weinig-bezit ters en de niets-bezitters te verbeteren. Wat is de werkelijkheid DezeDe geld bezitters hebben de macht te beschikken over de in voorraad zijnde goederen. Noe men wij die goederenvoorraad onzen rijk dom. Deze bestaat dan uit: goederen om te gebruiken, voedsel, kleeren, genotsar tikelen enz., en goederen, die middelen zijn om gebruiksgoederen te maken ter aanvulling en ter vergrooting van onzen rijkdom. De eigenaar van geld nu, kan zijn bezit aanwenden om ^gebruiksgoederen te koopen, maar hij kan ook een deel be steden voor aankoop van productie-mid delen en arbeiders aan het werk stellen om tegen belooning nieuwe gebruiksgoe deren voort te brengen. Nu is de mensch een zonderling wezen. Hij onderneemt niets, of het moet hem bevrediging opleve ren. De geldeigenaar zal zijn geld zoo besteden, dat het hem het meeste voor deel oplevert. Welnu, alleen dan wanneer goederen-productie voordeel oplevert, zal hij voor dit doel geld beschikbaar stellen. De nieuwe spullen die hij laat maken, kunnen niet in het een of ander pakhuis opgeslagen worden. Het is zijn belang dat er anderen zijn, die geld bezitten, om zijn producten te koopen. Hij zal dus zijn prijzen zoo moeten stellen, dat hij voor zijn voorraad koopers vindt. Is hem dit onmogelijk dan laat hij de productie achterwege, Ten slotte is dus de geldbezitter, de eigenaar, met al zijn macht, onmachtig om zijn niet-bezitters tot koopen te dwingen. Welnu, dit is de toestand van thans. Eigenaars zijn er in voldoende aantal en met voldoenden eigendom om de goede renvoorraad die nog steeds minder is dan wij wenschen, te doen vergrooten, maar er zijn geen koopers omdat de prijtzen, die hij zou moeten bedingen te hoog zijn. Dit is het probleem voor welks op lossing wij thans gesteld zijn. Steeds door moet de goederenvoorraad vergroot wor den en wil dit mogelijk zijn, dan moet voldaan worden aan twee voorwaarden ten eerste moeten er eigenaars zijn, die een deel van hun eigendom aanwenden voor de productie, en ten tweede: moet toch aan één voorwaarde voldaan worden wil de prikkel tot arbeid werkende goederen moeten ongelijk verdeeld worden. Het spreekwoord van een huizenbouwer en den steenensjouwer zullen wij nu wel licht beter begrijpen en het aldus opvat ten Wie geld bezit, zal als !t hem voor deel oplevert, goederen produceeren, wie het niet heeft moeten arbeiden om een deel van de productie als rechtmatig eigendom te verwerven. Of nu de geldbezitter werkt, of laat werken, doet niet ter zake, op den arbeid komt het aan. Of -dan alles gaan zal zooals wij het wenschen? Neen. Omdat ieder zijn eigen wenschen en verlangens heeft en een vol komen overeenstemming in driften, nei gingen, begeerten, belangen, overtuigin gen en meeningen onbestaanbaar is. Maar hoe onvolmaakt de bestaande orde dan ook moge zijn, zij biedt de mogelijk heid van voortdurende verbetering van goederenvoorziening mits de eigenaar er belang bij heeft zijn eigendom voor een deel productief aan te wenden in het be lang van allen, die uit de goederen-voor raad hun inkomen moeten trekken. Ten gerieve van onze dames leze ressen hebben wij besloten binnenkort over te gaan tot het wekelijks plaatsen van een nieuwe rubriek „Voor de Huisvrouw", waarin wij naast nuttige wenken, voor keuken en huis, recepten enz. ook elke week een aardig mede-ontwerp voor dames-of kinderkleeding zullen illustreeren en beschrijven. Van deze ontwerpen zul len steeds knippatronen beschikbaar zijn (voor kinderen naar den leeftijd en voor vrouwen en meisjes in de bovenmaten 42, 44, 46 en 48). Voor het bestellen der patronen zende men 55 ets. in postzegels of in geld aan de administratie van ons blad, met opgave van volledigen naam en adres, bovenmaat en het nummer van het verlangde ontwerp. De patronen worden uiterlijk binnen acht dagen bij U bezorgdeen volledige ge- t, bruiksaanwijzing wordt steeds bij elk patroon gevoegd. De cape als wandelcostuum. Is de cape voor „overdag" een poosje uit den smaak geweest, nu, in de lente, heeft ze weer met triomf haar intrede gedaan. Er worden minsfèns evenveel capes als mantels gedragen. Meestal zijn ze in den vorm van een langen mantel waarvan het bovengedeelte de cape vormt. Een enkele keer ziet men ook bonte mantels met cape. In dit geval is echter de rok van dezelfde stof als de man tel, en zou men dus beter van een cape-man- telcostuum kunnen spreken. Fijtie kleuren worden voor deze lentecapes genomen, rood violette, mat blauwe, linde- bloesemkleuren, soepele lakens. Tengere, slanke vrouwen staat een capecostuum zeer elegant, 't Heeft iets bijzonders, iets verfijnd vrouwe lijks, dat we meestal bij de rechte, gladde mantels missen. Op onze teekening ziet ge een capemantelcostuum van resedagroen laken met beige revers. Het kleine beige hoedje is met een resedagroen lint gegarneerd. Foulards. Ik zie ze graag dragen, deze kleurige zijden doeken. Vooral in de halsopening van man tels doen ze zoo goed. Of men ze om den hals knoopt of los en luchtigjes langs de re vers legt, altijd staan ze keuzig en vervroo- lijken door hun heldere bonte kleuren het meest sombere costuum, Werden deze doe ken ook gedurende den winter gedragen, in het voorjaar breekt er toch pas de echte tijd voor aan. Iedere dame, die haar bont aflegt vervangt dit door een zijden doek, in afwach ting van dan tijd dat ook deze bescherming niet meer noodig zal zijn. We mogen niet vergeten hierbij op te merken, dat men een kleurige foulard ook bij wijze van garnee ring draagt op een eenvoudige japon. Een marine-blauwe voorjaarsjapon b. v. met een sterk groene zijden doek om den hals is niet te versmaden. Wat een fantasie en wat 'n kleuren vindt men in deze doekenVuur- roode, sterkblauwe doeken of gele rand lichtgrijze doeken met oranje punten, room kleurige foularos met sprekende roode en zwarte bloemen bedrukt en met een rooden rand afgewerkt. Houdt ge van de moder ne geametrtische garneeringen, zoo kunt ge ook die in overvloed vindenEr zijn doeken, geheel bedrukt met kleine ruiten of vierkleu ren, omgeven door een breeden effen rand. Andere vertonen futuristische versieringen in lichte kleuren op een zwarten ondergrond. Ook dambord patronen vooral wanneer ze heel groot zijn, maken op dezeL doeken altijd een mooi effect. Op onze teekening ziet ge een doek met zwarte, witte en cyclamenkleu- rige vierkanten, omgeven door een cyclamen- kleurigen rand. WILHELMINE. VOOR HET JONGE VOLKJE Ziehier een portret van Nikkertje en Dik- kertje, de twee ondeugende bengels, die enkele weken geleden "aan de waakzaamheid van kleine Liesje ontsnapt zijn toen zij een paar bloempjes wilde plukken en een oogenblik niet op hel kinderwagentje lette, waarin de beide poppen deden of zij sliepenDe bengels zijn weggeloopen en hebben samen een uitstapje gemaakt naar Sprookjesland. Nu zij weer heel huids van hun avontuurlijke reis terug zijn, hebben zij ons vanmorgen op het kantoor van de krant bezocht om te vertellen, dat zij aan al de jongens en meisjes een getrouw verslag van hun tocht door het Tooverland willen geven. Wij hebben beloofd dat wij hun ver haal in ons blad zullen plaatsen en dat wij er zelfs nog mooie plaatjes bij zullen maken Beste jongens en meisjes! Hier zijn de oplossingen van de vorige raadsels 1. Brave Hendrik. 2. De spreeuwen. Komen de spreeu wen (en pikken het zaad op), dan ko men de erwten niet, komen de spreeuwen niet dan komen de erwten wel op. 3. De pelikaan. 4. Een musch eet toch eerder een maat haver op, dan hij een paard op eet, niet? De nieuwe raadsels zijn: 1. Mijn geheel bestaat uit zeven letters en noemt den naam van een groot dier. Van boven naar ondqr gelezen, geven de beginletters van de woorden op de lijnen het gevraagde woord. X X X X X X X is het gevraagde* woord. X X X X X X is een Friesch plaatsje aan de Zuiderzee. X X X X X is een land waar het erg warm is. X X X X is een plaatje, dat meestal op ons lijkt. XXX gebruiken we als we gaan visschen. XX is een ander woord voor »thans«. X is een medeklinker. 2. Van achteren naar voren gelezen, maak ik dikwijls groote plassen; Van vo ren naar achteren gelezen, kan men mij nooit wit meer wasschen. 3. Hoe wordt een nikker als hij in de Witte zee gedoopt wordt? 4. Maak van de volgende door elkaar geworpen lettergrepen, een spreekwoord van acht woorden: Pelvaltver devan denap nietstam. OOM KAREL. DE BETOOVERDE EIEREN. Heel lang geleden leefde er niet ver hier vandaan, op een groot kasteel, een heel lieve fee. De menschen, die in den omtrek van het kasteel woonden, hielden heel veel van haar. Maar ze wisten niet, dat het een fee was. Ze dachten dat het een heel rijke gravin was, die ujt een ver land was gekomen. Niemand wist vanwaar en ze durfden het natuurlijk niet te vragen ook. Nu, een gravin was het ook. Maar toch was ze een fee. Daii.' komt, omdat ze eens toen ze nog klein' was, door een ouden toovenaar was mee genomen naar zijn kasteel. Daar had hij van alles voor haar getooverd en hij had haar zoo lief gevonden, dat hij haar ook een beetje tooveren had geleerd. Nu kon ze het dus ook. En wat goed hoor. Ja, en niet zoo'n beetje goochelen, zooals tegenwoordig de goochelaars wel doen. Nee, zij kon het echt. Als zij met haar tooverstokje je boterham met spek aan raakte, kon ze er in eens een heerlijk,'e taart van maken, of een groote peer. En die kon je dan opeten. Ze was natuur lijk erg rijk ook. Want ze had maar met haar tooverstokje een kiezelsteentje aan te raken en te zeggen: Abacradabra, 10 gulden, en dan rolden er tien mooie' nieuwe zilveren guldens voor haar voe ten. De fee hield, zooals trouwens alle fee- en, heel veel van kinderen. Maar allje kinderen zijn niet allemaal even aardig. Er zijn er zelfs wel eens, die leelijW jokken, of die gierig zijn, of die leelijke woorden zeggeel, of hun moeder uitlachen. Ja, zulke leelijke kinderen zijn er wel, O, ik weet natuurlijk wiel, dat jullie zoo ondeugend niet zijn. Maar in dien ouden tijd dan, waren1 ze er nog wel. En dat wist die fee ook, ze vond dat heel naar. Ze zou zoo graag gewild hebben dat alle kinderen eerlijk waren en veel van hun ouders hielden en ze geen verdriet deden. Niet dat het van die Brave Hendrikken moesten zijn, heelemaal niet. Alle kinde ren zijn wel eens stout. Maar daarom kunnen ze in hun hart wel heele flinke, aardige jongens en meisjes zijn. Op een goeden dag dan besloot de fee eens te kijken, welke kinderen nu eigenlijk wat voor een ander over had den. Niet omdat ze op een belooning hoopten, maar alleen uit vriendelijkheid. De fee nam daarvoor de gedaante aam van een arme oude vrouw, met nog maar één groote' gele tand in haar mond. Ze liep heelemaal gebogen en leunde op een stokje. Zoo ging ze op een ouden boom stam zitten aan den kant van den weg. Want als ze zich- niet veranderd had1!, dan zouden zeker alle kinderen, die er langs kwamen, haar wel _wat gegeven hebben, als ze er om gevraagd ha>d!. Wie zou nu niets over hebben voor zoo een lieve, mooie, rijke gravin? Dat wist de fee en daarom bad ze zich in een leelijke oude vrouw, met nog maar een tand, veranderd. Ze had daar zoo eejn uurtje gezeten, toen er vier kleine jon gens aankwamen, Bartje, Dorus, Thijs en Bas heetten ze. Ze hadden,1 alle vier een tasch bij zich, waarin hun boterham zat en hun boeken want ze waren op weg naar school. Tusschen den middag bleven ze op school hun brood opeten, omdat ze wel een uur moesten looien van hun huis naar school. Ze liepen hard, want ze speelden krijgertje. Toen ze bij den boomstam kwamen, waar de oude vrouw opzat, riep Thijs: Kijk eens, jongens, wat oud wijf. En daar moest Bas verschrik kelijk om lachen. Bartje en Dorus vonden dat niet zoo leuk. Wat is daar nu voofr durf aan om een oud vrouwtje uit te schelden? Het vrouwtje wenkte met haar stokje en vroeg: Jongetjes, jongetjes, ik ben maar een arme oude vrouw. Heb ben jullie niet een stukje brood voor me? NOG STEEDS SNELLE GROEI VAN HET CENTRAAL GENOOTSCHAP. Sedert 1 Februari zijn weder nieuwe afdeelingen opgericht teLemmer, Anna Paulowna, Holten, Termunten, Monniken dam, Sint-Pancras, Gramsbergen, Nijkerb, Oud Beyerland, terwijl nog verscheidene in voorbereiding zyn. Op het oogenblik zijn 4 van de 9 Tehuizen in exploitatie en spoedig zullen in alle 9 huizen weder de vroolijke kinder stemmen weerklinken. Van Mei tot October is reeds voor 2666 kinderen plaats gevraagd en nog dagelijks komen er meer. De afgeloopen winter- en voorjaarsver- pleging toont weder een totale vooruitgang van 5308 verpleegdagen sedert het reeds zoo gunstige jaar 1925. ffienwsblad Goed opgepast dus en steeds trouw ons blad nazien, want eerstdaags beginnen wij ons nieuwe verhaal voor de Jeugd Nikkeltje en Dikkertje in Sprookjesland" Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1926 | | pagina 5