Een reis naar Spanje.
XII
JUWEELENDIEFSTAL IN DEN HAAG.
In een hotel in den Haag is ten nadeele
van mevrouw E. afkomstig uit Duitschland
voor een aanzienlijk bedrag aan briljanten
en giouden voorwerpen ontvreemd.
Volgens haar opgave voor een bedrag
van f 10.000. De politie stelde oogenblik-
kelijk een nauwgezet onderzoek in.
o
DE OVERVAL TE BUSSUM.
De corresp. van het „Hbld." schrijft:
Stond Dinsdagmorgen de commissaris
van politie te Bussum nog sceptisch te
genover de feiten der herkenning van
den verdachte inzake den overval in de
Boazbank, in den loop van den dag is
zijn zienswijze wel eenigszins veranderd.
Veel heeft hiertoe bijgedragen een perti
nente herkenning door een tot nu toe
nog niet genoemde getuige, een modiste,
wonende aan de Brinklaan, die den ver-
moedelijken dader Donderdags vóór den
overval van half twaalf tot 12 uur had
zien paradeeren voor de Boazbank. Haar
was dit heen en weer loopen zóó opge
vallen, dat zij den man nauwkeurig had
opgenomen. Mej.v.Vucht, is wel de eenige
die met besef den verdachte in normale
omstandigheden heeft gezien wat heel wat
zeggen wil, in dit geval van een man met
zulke levendige trekken en sterk afwisse
lende gelaatsuitdrukking als die van v.
Brummen. Haar herkenning was volkomen
en direct, geen oogenblik was er eenige
aarzeling.
'Dr. Weiten, die 's heeren Joosten won
den chirurgisch behandeld heeft, heeft
onderzocht of die met het in beslag ge
nomen wapen kunnen zijn toegebracht. Bij
nauwkeurige meting is inderdaad gebleken,
dat de namaakrevolver als een soort boks
ijzer gebruikt met het ondereinde van het
handvat en den haanbeugel op het hoofd
is terechtgekomen en daar de beide ge
kneusde plaatsen teweeg gebracht moeten
hebben. De afstand der wonden komt
precies overeen met die tusschen beide
plekken van de revolver.
Het blijft een raadsel hoe de dader uit
Bussum is weggekomen. Er blijft voor de
recherche nog veel te ontwarren over.
De verdachte Brummen is Woensdag
ochtend met den trein van 9.16 naar Am
sterdam gebracht, waar hij werd inge
sloten.
Een sigarenwinkelier te Bussum, bij wi^n
Brummen vóór het misdrijf sigaretten ge
kocht heeft, heeft hem ook herkend. De
verdachte blijft ointkennen op den dag
van den overval te Bussum te zijn geweest.
AAN EEN GROOT GEVAAR ONTSNAPT
Op den weg tusschen Sneek ©n Lem
mer kreeg de chauffeur, die een autobus
bestuurde een beroerte. De bus, die om
negen uur uit Sneek vertrokken was, en
waarin ongeveer twintig passagiers geze
ten waren, zou in het water zijn gereden,
indien niet de persoon, die naast den
chauffeur zat, de tegenwoordigheid van
geest had, het stuur te wendjen. De bus liep
op een melkwagen en kwam tot stilstand.
De chauffeur werd weggedragen en de
bus kon, hoewel gehavend, doorrijden naar
de oude Lemmer nachtboot, die d<e bus
passagiers vervoert. De boot moest een
uur later dan anders vertrekken.
VALENCIA.
Valencia is na Madrid en Barcelona de
derde stad van Spanje, doch de eerste
wat rijkdom van moestuinen in zijn om
geving betreft. Zij ligt in een vlakte aan
de oevers van de rivier de „Turia of"
Guadalaviar."
De rivier was nagenoeg droog, hier
en daar vond een straaltje water
nog Zijn weg door een kleine geul iin
't zand. Een man was met paard en kar
bezig in de droge bedding zand te ver
voeren. Een troep schooljongens had er
een voetbalveld, terwijl hier en daar een
ezel op den begroeiden bodem liep te
grazen. Dat zijn rivieren, zooals wij ze in
Holland niet kennen. Bij ons de Maas,
Waal en Rijn, dat zijn zeeën van water
vergeleken bij wat ze in het buitenland
dikwijls rivier noemen. Een doodgewone
vaart heeft bij ons meer water dan daar,
meestal een groote rivier.
Verschillende zware steenen bruggen
verbinden de beide oevers. De stad heeft
een eenigszins Oostersch karakter, korte
nauwe straten en hier en daar zeilen over
de straten ter bescherming tegen de zon.
Overal huizen met de echt Spaansche
balcons en verder veel oude poorten en
torens.
Bezienswaardige gebouwen zijn hier de
Cathedraal en den toren, vanwaar men
een mooi panorama heeft op de stad.
Verder het „Audiënc/a" of paleis van Ju
stitie, en het provinciaal museum van schil
derijen. Electrische trams doorkruisen de
geheele stad. De haven, „le Gras," ligt 3
K.M. van de stad. Het is een belangrijke
zeeha ven plaats de derde van Spanje. Groo
te zeeschepen ankeren hier direct voor
den wal
Electrische trams loopen naar Gras. De
tweede klasse wagens zijn daar heel eigen
aardige vervoermiddelen. Daarin zijn
slechts twee banken aangebracht en wel
in de lengte, zoodat de passagiers met
de ruggen naar elkaar toe zitten en dé
beenen naar buiten. Deze wagens zijn aan
de zijkanten geheel open. Het is een leuk
rijden en gezien het weer eens wat anders
was, maakten we op deze wijze ook eens
een ritje mee.
Alleen moesten we oppassen om er niet
ontijdig uitgeslingerd te worden, wanneer
de tram flinke vaart kreeg of bochten nam.
Vanaf Valencia zouden we voor de ver
andering eens een boottocht maken over
de Middellandsche zee rechtstreeks naar
Barcelona. Na eenig vragen vonden we
het kantoor van de betrokken scheep
vaartmaatschappij en waren we weldra
in het bezit van de noodige plaatsbewijzen.
's Avonds te elf uur zou de boot ver
trekken. Wij waren op tijd aan boord.
Het was prachtig weer en volte maan.
Het was werkelijk een genot aan boord te
zitten en de haven met zijn talrijke scha
pen te zien, glanzend in het heldere maan
licht. 't Werd elf uur maar de boot ver
trok niet. 't Werd twaalf en er was nog
geen enkel teeken dat er op wees dat aan
vertrek gedacht werd.
Maar het was heerlijk weer en we za
ten op een gemakkelijke bank. Ongemerkt
sluimeren we tenslotte in totdat opeens
een geroep in onze nabijheid ons w.eer
wakker deed worden. Nu was er volop be
drijvigheid aan boord. De boot voer af,
't was drie uur. Langzaam week de wal
van ons af. Meer en meer konden we de
geheele haven overzien, overgoten door
het volle maanlicht.
Zacht kabbelden de golfjes tegen het
schip. We zagen het aan voor anker lig
gende schepen dat wij vooruitgingen, maar
voelen konden we het niet. 't Was een
prachtig gezicht zoo de haven uit te glij
den en vol bewondering hingen we over de
verschansing het natuurtafereel te aan
schouwen.
Voor ons hadden wij de oneindige zee.
We zagen reeds de branding, hooge gol
ven met witbeschuimde koppen rezen en*
daalden bruischend op en neer. Weinige
oogenblikken later voelden we dat we in
zee waren. Het schip begon te slingeren.
Groote Zijgolven wierpen het nu en dan
uit de richting. De zee was tamelijk wild.
Eerst was het prettig dat omhoog en om
laag gaan, maar het duurde niet lang of
ik kreeg een wee gevoel van duizeligheid
en een zwaar gevoel in hoofd en maag.
Mijn vriend lachtte geheimzinnig, hij was
meer op zee geweest, 't Werd! erger en
ik ging languit op de gemakkelijke rust
bank liggen. Het schip slingerde hevig
en ik zag de golven boven de verschan
sing rijzen. De boot ging altijd maar op
en neer, omhoog, omlaag en weer om
hoog. Een ellendig gevoel pakte me aan.
Ik slooft de oogen want het gezicht van
dat eeuwige golvenspel daar over de ver
schansing maakte me dol. Nu begreep ik
het, het was de gevreesde zeeziekte. „Nep-
tunus kwam om zijn tol. En het duurde
niet lang of ik betaalde die tol in ruime
mate. Onbekend met de verradelijke zee
had ik mij de tochtvoorgesteld als een
pleziertocht, en nu werd het 'n lijdensweg.
Het is een ontzettend naar gevoel dol
en duizelig te zijn op een zoo bewegelijk
grondvlak als het dek van een op hooge
golven deinend schip. Altijd maar omhoog
en omlaag, zonder ophouden, bovendien
nu en dan door een stort golf plotseling
zijdelings uit de richting geslagen, wat
een gevoel aan de maag geeft of dat alles
er aan ontzinkt. Zoo ging de nacht voor
bij, ik was te ziek en te ellendig om op te
staan en in mijn kooi te kruipen. Met mijn
jas over het hoofd getrokken om maar
niets van dat ellendige bewegelijke grauwe
watervlak te zien, overdacht ik hoeveel
het me wel waard zou zijn aan den vasten
wal te staan. Vast besloten was ik wanneei
ik nog levend den wal zou bereiken dat
ik nooit meer een voet aan dek zou zletten.
't Was gek geweest dat we op het idee
waren gekomen om dezen tocht over zee
te maken. Maar ja, ik kende de valsché
streken van de zee niet en mijn kameraad
die het wel wist, had daar wijselijk over
gezwegen. Hij zelf had nooit last van
zeeziekte. Ook nu lag hij op de ander©
bank naast me te slapen als een os.
't Werd licht en ik keek eens van onder
mijn jas uit in het rond. We waren in de
nabijheid van de kust en we stevenden
recht op een haven aan, waarin nog twee
andere schepen lagen. In de nabijheid
van de haven stonden een twintigtal hui
zen, maar heel verderop het bergland in,
zagen wij (de vage omtrekken van een groo-
tere bebouwde plaats. Dit was „Castellon
de la Plana," de eerste havenplaats die
ons schip aandeed. Het gezicht van land
was bemoedigend en deed me weer wat
bekomen en met verlangen zag ik het oo
genblik tegemoet dat de boot vast lag,
wat altijd oneindig lang "duurt.
Onzeker nog alsof ik dronken was,
stond ik op en liep voorzichtig de loop
plank af, steeds nog met een allerellen
digst gevoel in maag en hoofd. Geluk
kig eindelijk toch weer vastheid onder
der mijn voeten, 't Was lekker warm ge
worden en na een eindje geloopen te heb
ben, kwamen we aan een uitgestrekt stil
strand. Ik zocht een mooi plaatsje in het
?and en ging er onverschillig voor de ge
heele wereld gemakkelijk liggen, om na
al de doorgestane ellende eens rustig wat
te bekomen. Mijn kameraad deed evenzoo.
Een uur later was ik weer zoover op-
gekwikt dat we verder konden gaan. Aan
de boot vernamen we dat eerst den vol
genden dag vertrokken zou worden. We
konden dus op ons gemak den omtrek
eens gaan bezien. Bij de haven waren ver
schillende cafétjes. We liepen er een bin
nen en vroegen koffie. De kastelein kwam
in hemdsmouwen en afzakkende broek aan-
geloopen. Koffie met rum? Enkel koffie,
doodgewone koffie en niets meer. Of koffie
mentWel voor den duivel, brult mijn
vriend, koffie met.... Geen koffie ,,met"
sloeg met zijn vuist op tafel, dat het
dreunde. Koffie, versta /e, doodgewone
koffie en anders niet, ouwe gauwdief.
Het zeereisje had hem ook al kort aange
bonden gemaakt. De waard was een beetje
geschrokken, maar scheen ons nu begre
pen te hebben. De koffie kwam na lang
wachten, maar zij was zoo slecht dat het
bruine nat niet te drinken was. 't Was meer
dan ergerlijk. De rum moest het hier zeker
goed maken. Bij de afrekening maakte
de waard een klein abuis. Hij rekende 2-
maal den gewonen prijs. Maar eenige
krachtwoorden van mijn maat deden hem
de vergissing duidelijk worden en den prijs
tot het normale terugbrengen.
We liepen het smerige cafétje uit, el
lendiger nog dan we er ingekomen waren.
Castellon lag 6 K.M. verder en de tram
naar die plaats Vertrok pas over een uur.
We moesten toch hier wat zien te gebrui
ken. We stapten het tweede en laatste
cafétje binnen. Ook hier alles even ar
moedig en vuil. De stoelen kraakten toen
we er op gingen zitten. Een smerig jong
ding met hoofdhaar als een ragebol waar
mede pas de glazen waren gewasschen,
stond in een hoek met één vinger in den
mond, de vreemde gasten verwonderd aan
te staren. Verder niemand te zien. Tom
schopte met zijn zware schoenen onder
tegen het blad van het tafeltje dat het
geheel van den grond opsprong, om de
aandacht te wekken. Het kleine meisje
reageerde daar in zooverre op dat het een
paar verschrikte oogen opzette, doch ze
liet ons zitten kijken. Een zware slag met
mijn stok o p het tafeltje had een *betere
uitwerking. (Wordt vervolgd).
I
i