Huwelijk. HEUSDEN Binnenland. Huwelijks-uitzetten. vallen. I Volgens art. 2 vallen alleen de provin ciale wegen, dus niet de wegen die wel in beheer en onderhoud zijn bij de provin cie, maar waarvoor, in de provinciale kas door de gemeenten een bedrag voor dat beheer en onderhoud wordt gestort, on der de verordening. De grootst mogelijke meerderheid der commissie wil dit artikel verduidelijken door uit te drukken dat al leen bedoeld zijn de wegen eigendom dêr provincie. Ged. Staten zijn tegen deze toevoeging, omdat wanneer later heffing van weggeld ook voor het gebruik der gesubsidieerde wegen mocht wenschelijk blijken, nader zal moeten worden over wogen die heffing door wijziging der ver ordening mogelijk te maken, zoodat thans een uitspraak in tegenovergestelden zin nog niet moet worden gegeven. In art. 4 laten Ged. Staten weg de in terpretatie van wat in de verordening is bedoeld met de uitdrukking „van den weg gebruik te laten maken", omdat zij thans den plicht tot vertooning van de rijkaar ten willen opleggen op de bestuurders van paarden. De Comm. v. Rapp. wil de interpretatie behouden, doch deze wijzigen als volgt: „De houder van de in art. 3 genoemde rij- of trekdieren worden geacht van den weg gebruik te maken, indien tengevolge van zijn opzet of van zijne schuld op de in dat artikel genoemde wijze met die dieren van den weg wordt gebruik ge maakt." Ged. Staten vinden een dergelijke bepa ling niet noodig, omdat zoowel de hou der die op den prov .weg gebruik laat maken met een niet-aangegeven paard, als de houder, die daarmede zelf gebruik maakt, strafbaar is. Bij art. 5 willen Ged. St. de contante betaling van het weggeld voor alle aan slagen invoeren omdat de hoogste aan slag (die voor een paard, aangegeven niet in eenig bedrijf) nog slechts f 18 kan bedragen. De Comm. v. Rapp. meent dat de con tante betaling regel behoort te zijn, be houdens de bevoegdheid der Rijksont vangers om uitstel van betaling te verlee- nen. Zij meent ook, dat Ged. St. van zoo danig gebruik behooren te maken van de bevoegdheid hun gegeven bij art. 5 dat zij, die voor hun rijwielen niet kun nen betalen, van de verplichting daartoe worden vrijgesteld. Ged. Staten zeggen dat zij in gevallen van werkelijk onvermogen van de hun gegeven bevoegdheid een behoorlijk ge bruik zullen maken. Zij zullen, als zij na afloop van het eerste nieuwe belastingjaar wat meer ondervinding hebben opgedaan gaarne overwegen, of de bevoegdheid tot het geven van uitstel van betaling aan de ontvangers kan worden overgelaten. In- tusschen stellen zij zich voor de Rijksont vangers aan te schrijven er toe mede te werken dat de beslissing op verzoeken van belanghebbenden vlot en spoedig kan worden genomen. Art. 17 legt de verplichting om de rij kaart bij zich te hebben en op de eerste vordering te vertoonen op aan alle be stuurders van rij- of trekdieren. De Comm. v. Rapp. wil voor de bestuurders van paarden vrijstelling van die verplichting. Ged, Staten handhaven hun voorstel. Geëischt wordt da tvan elk paard, waar mede van den provincialen weg gebruik gemaakt wordt, belasting wordt betaald. Worden dus meer paarden gehouden ^el ke alle op den provincialen weg gebruikt worden, dan moet elk dezer paarden voor het weggeld worden aangegeven en wordt voor elk paard een afzonderlijke rijkaart verstrekt ,die derhalve ook vertoond kan worden. Wanneer een eenmaal aangegeven paard' om een of andere reden definitief of tij delijk door een ander niet-aangegeven ob ject moet worden vervangen, laat art. 9 kostelooze overschrijving der rijkaart toe. Die overschrijving kan meermalen in het belastingjaar op het belastingkantoor plaats hebben. Brief van Ged. St. van 15 Dec. 1926, houdende mededelingen betreffende het door de Tweede Kamer der Sta.ten-Gene- raal aangenomen wetsontwerp tot hef fing van een rijkswegenbelasting, zulks in verband met onze weggeldheffing. Hierbij worden ook aan de orde gesteld de beide ingekomen stukken, in den aan vang reeds medegedeeld. De Voorzitter stelt voor eerst afzon derlijk te bespreken de rijwielbelasting. De vergadering vereenigt zich daarmede. Het lid Jansen bespreekt het rapport der Comm. v. Rapp. over no. 18. Hij be toogt dat de rapporteur, Jhr. van Sasse van Ysselt, de gelegenheid heeft aange grepen om het Kamerlid Jhr. v. Sasse v. Ysselt te verdedigen. Het stuk druipt van de politiek en de druppels daarvan wil spr. afwrijvem Waar er vroeger gevraagd is de politiek uit deze zaal te houden, daar de provincie er niet door gebaat wordt. Spreker vraagt van de Staten een uit spraak of zij de dubbele rijwielbelas ting n.l. eene Rijks- en eene Provinciale billijk vinden of niet. Hij vraagt of door Ged, Staten wel voldoende drang is uitge oefend om naar middelen te zien, teneinde de provincie ptp andere wijze dan door het weggeld op rijwielen te voorzien van de noodige gelden. Voorts stelt spreker in het licht ,dat Ged. Staten bij hun ver togen aan de Regeering en de Tweede Kamer nooit hebben gewezen op de mo- reele fout eener dubbele belasting op de rijwielen in Noordbrabant. De heer Jansen dient ten slotte een mo tie in, waarin de Staten hiet betreuren, dat door de Rijkswegenbelasting van de rijwielen der bewoners dezer provincie een dubbele belasting geheven wordt, wat moreel niet wel te verdedigen is, en waar in Ged. Staten worden uitgenoodigd ten spoedigste om te zien naar middelen om een einde te maken aan dezen onge- wenschten en uitzonderingstoestand, zonder nadeel voor cle provinciale kas. De heer Mr. v. Sasse van Ysselt zegt, dat men hem er geen verwijt van mag ma ken dat hij in deze zaak de politiek heeft gebracht, daar de heer Jansen zelf eerst de politiek er bij heeft gehaald, door nummer 25 van de lijst van de stukken in de Afdeelingen te doen behandelen. Het door hein opgestelde rapport bevat eene zuivere weergave van hetgeen in de verschillende afdeelingen is gezegd en als er nu iets verkeerds in staat is dat de schuld van de geheele Comm. v. Rapp. De heer Mr. Arts vlerklaart de door den heer Jansen ingediende motie te steunen omdat hij meent dat de provinciale be lasting de ontwikkeling van het platteland in den weg staat. Hij kwalificeert ae provinciale rijwielheffing als onbillijk, ver ouderd en uit den tijd. De heer Mr. Loeff zet den loop dei- zaken met de betrekking tot de totstand koming der Rijkswegenbelasting nader uit een, zulks in het bijzondier wat betreft het vrijlaten der provinciën om weggeld te heffen van rijwielen. Spreker zegt dat van den kant der provincie bezien het weggeld alleszins billijk is, daar Noord brabant een buitengewoon groot wegen net heeft te onderhouden. Mr. Loeff vraagt zich af wat er zou moeten gebeuren als het provinciaal weg geld werd afgeschaft met de vele subsidies die de provincie thans voor nuttige za ken als tuberculosebestrijding, vacantie- kolonies enz. verleent. De heer Mr. v. d. Mortel is tegen deze motie van den heer Jansen, zoolang daar in staat de passage dat de provincie im moreel zou handelen door het weggeld voor rijwielen te handhaven. Wij leveren onder speciaal gemakkelijke condities Vraag onze voorwaarden, op aanvraag worden U deze gaarne toegezonden. Concnrreerende prijzen. Het lid Belien is van meening, dat de dubbele belasting een toestand schept die niet mag blijven bestaan. De auto's en motoren zijn z.i. de weg- vernielers. Te hunnen aanzien wordt de belasting verminderd. De evenredigheid in de heffing is ver broken. De practische conclusie voor deze ver gadering is naar zijn oordeel, dat de-pro vincie er niet aan zal kunnen ontkomen om te zoeken naar de middelen om de evenredigheid die vroeger bestond, te her stellen. i i Spr. voelt voor wijziging van art. 162b der Prov. wet, opdat de provincie recht krijgt op de heffing van opcenten op de Rijkswegenbelasting. Dat lijkt hem het middel. Met de motie-Jansen kan hij niet mee gaan omdat er sprake in is van een mo- reele tekortkoming welke hij niet kan er kennen Het lid de Broekert wijst er op, dat men zegt, dat de rijwielen de wegen ver nielen, maar de slechte wegen vernielen de rijwielen. Hij acht de belasting billijk. Het lid Mr. P. Loeff verklaart van oor deel te zijn, dat de verstoorde evenre digheid, waarover de heer Baliën sprak, hersteld wordt door de personeele belas ting. 'f 1 Het lid Foppele verdedigt een motie, waarin de Staten betreuren de dubbele belasting ontstaan na de invoering van de rijwielbelastingwet en Ged. St. worden uitgenoodigd middelen te beramen om aan dezen ongewenschten toestand een einde te maken. Het lid Mr. v. Ommeren zegt het pro vinciale weggeld voor rijwielen allesbe halve fraai te vinden, omdat vooral de min der met aardsche goederen gezegende per sonen fo r den druk van - gevoelen. Toch heeft hij bezwaar èn tegen de motie Jan sen èn tegen de motie Foppele. immers brengt het weggeld voor rijwielen jaar lijks 350 a 380 duizend gulden in de pro vinciale kas en dit bedrag kan de provin cie onmogelijk missen. Bij eventueele af schaffing van het weggeld op rijwielen moet bedoeld bedrag dus ergens anders uit worden gevonden, maar nu is het juist de vraag „waar moet het gederfde bedrag vandaan worden gehaald." Nu willen beide motie's zoo onbestemd moge lijk aan Ged. St. opdragen om middelen te zoeken die evenveel in de provinciale kas brengen als door afschaffing van het weggeld op de rijwielen zou worden ge derfd, maar zij geven allerminst eenige aanwijzing van de richting, waarin Ged. Staten moeten zoeken. Nu weet ieder dat de Provinciale Wet slechts heel weinig belastingen toelaat en de voornaamste zijn wel de opcenten op de Rijks Directe be lastingen. Zeker deze opcenten kan men wel gaan verhoogen, maar men moet niet vergeten dat de Provincie dan den weg gaat bewandelen om hare belastingbronnen uit te putten en dat gaat toch niet aan omdat er nog zooveel is dat op steun uit de provinciale fondsen Werkt. Spr. geeft in overweging aan de voorstellers der beide motie's dat zij eenigermate aan geven den weg waarlangs Ged. St. moe ten zoeken. Doen zij zulks niet dan zal spreker tot zijn spijt tegen de motie's moeten stemmen, daar hij, hoewel het weggeld op rijwielen zeer gaarne willende zien verdwijnen, Ged. St. voor geen onmo gelijke taak wil helpen plaatsen. De heer Gulden meent ,dat de Staten geen bezwaar kunn'en maken tegen een beginseluitspraak in zake d'e al of niet bil lijkheid der dubbele rijwielbelasting. Volgens spreker zou juist de minder be deelde klass'e het zwaarst door die dubbele heffing worden getroffen. De heer Willekens wijst er op, hoeveel geld cd oor de provincie is besteed voor den aanleg van rijwielpadden, waartegen door de Staten nooit efonig bezwaar is gemaakt. Spr. begrijpt de bezwaren niet. Hij zou den rijksdaalder belasting voor de wielrij ders willen behouden en willen blijven zorgen voor goede rijwielpaden. De Voorzitter zegt, dat of hier een mo tie of tien moties worden aangenomen of verworpen, de zaak blijft zoóals ze is. De toestand der provinciale finnantiën is zeer zorgelijk. Men kan gemakkelijk Ged. St. uitnoo- digen naaar middelen te zoeken. De steen der wijzen moet echter nog worden ge vonden. De heer Jansen licht de bedoeling zij ner motie nog nader toe. Die bedoeling is tweeledig, n.l. het uitlokken eener be ginseluitspraak en vervolgens ontstem ming uit te spreken over hetgeen de re geering heeft gedaan. Volgens spreker kan, wat hij voorstelt nooit kwaad aan de zaak doen. Het woordje „moreel" wil hij graag uit de motie schrappen. De Commissie van Rapp. kan zich in meerderheid niet vereenigen met de mo tie Foppele, waar deze practisch onuit voerbaar is. De heer de Vlam betoogt dat de motie over de onbillijkheid der belasting thuis- behoort in de Tweede Kamer en niet hier. De heeren Mr. v. Ommeren, v. d. Schans en G. v. d..Ven stellen de volgendemotie voor: ,,Het is wenschelijk, zoodra de fi nanciën der provincie het toelaten het weggeld voor rijwielen af te schaffen." De motie-Jansen in stemming gebracht wordt met 46 tegen 8 stemmen verworpen. Voor de heeren Gruijs, Gulden, Putman Cramer, Jansen, Uijen, mr. P. Arts, Be- liën Van v. Rijen. De motie Foppele is ingetrokken. De motie-v. Ommeren c.s. wordt even eens ingetrokken. RIJBEWIJZEN VOOR BESTUUR DERS VAN RIJ- EN TREKPAAR DEN. (De hierboven afgedrukte adressen wor den mede behandeld.) De heer Bax verwijst naar den inhoud dezer adressen, omdat hij vooral groote moeilijkheden ziet voor de landbouwers om steeds wanneer ze met paard en kar over den provincialen weg gaan een weg- geldkaart bij zich te moeten hebben. Spr. gaat dus mee met de Commissie v. Rapp. om het voorstel van Ged. St. niet aan te nemen. De heer Mr .v. d. Biesen, F:. Smits v. Oijen en G. R|. v. di. Ven (Vlijmen) ver klaren accoord te kunnen gaan met het voorstel van Ged. Staten omdat zij er voor de landbouwers niet zoo'n groot bezwaar in zien om steeds hun wteggeldkaart bij zich te hebben. De heer Putman Cramer maakt in hoofd zaak bezwaar tegen het voorstel van Ged. Staten, waar de ambtenaar er in den re gel niet voor is het den burger gemak kelijk te maken. De heer v. d. Schans meent dat Ged. Staten bij hun voorstel blijk geven geen juisten kijk te hebben op het onderhavig geval. Spreker ontwikkelde eenige bezwa ren tegen het bij zich dragen van een weggeldkaart en betoogt de groote moei lijkheid om het vergrijp te constateeren. Spreker meent dat door deze belasting niet zal worden bereikt, hetgeen men er wel van verwacht. De Voorzitter kan de meening van den heer v. d. Schans niet deelen. Ged. Staten begrijpen de naar voren gebrachte bezwaren niet. Zij kunnen zich het verzet tegen hun voorstel niet goed goed verklaren. Het lid Mr. v. d. Mortel verklaart dat de Comm. v. Rapp. van meening is, dat het misbruik niet zoo groot zal zijn, omdat liet thans hoofdzakelijk overland- bouwpaarden gaat. Men moet naar haar inzicht niet meer lasten opleggen dan strikt noodzakelijk is. Hij verdedigt nader het standpunt der Comm. v. Rapp. Het lid Jhr. Mr. Smits v. Oijen ver klaart dat een inspecteur hem 14 dagen geleden heeft medegedeeld, dat er heel veel overtredingen worden geconstateerd. Er zijn eigenaars van meer paarden die slechts één kaart hebben. Gestemd wordt nu over het voorstel der C. v. R. om de bestuurders van paarden vrijstelling te verkenen van de verplichting de rijkaaart 'bij zich te heb ben. Het wordt verworpen met 27 tegen 25 stemmen, e Voorzitter deed nog mededeeling van een telegram van den heer Bressers te Dongen, houdende dankbetuiging voor de wenschen der Staten bij gelegenheid van zijn 70en verjaardag. De vergadering werd te zes uur ver daagd tot Vrijdagmorgen half elf. Vergadering van Vrijdag 28 Jan. Aan de orde komt allereerst het ta rief van het veerrecht Werkendam-Har- dinxveld. Het lid Gulden acht vijf cent voor het meenemen van een rijwiel over het veer te hoog, omdat de kleine menschen daar door het zwaarst worden getroffen. Spr. stelt voor het tarief zoodanig te wijzigen dat rijwielen gratis kunnen worden mee genomen. De Voorzitter ontraadt aanneming van het voorstel-Gulden. Hij wijst er op dat het veer geld Rost, terwijl omtrent de opbrengst voor de gemeente Werkendam nog niets kan worden gezegd. Conform het voorstel van Ged. Staten wordt besloten. Brief van Ged. Staten ten geleide van een ontwerp-besluit tot toekenning van eene bijdrage uit de Prov. kas aan de be sturen van den Alg. Ned. Wielrijdersbond. Toeristenbond voor Nederland en van de Kon Ned. Automobielenclub in de kosten van aanschaffing en plaatsing van ijzeren palen met naamborden, bij den ingang van steden en dorpen i n deze provincie, groot f 7,70 per te plaatsen naambord. De Comm. v. Rapp. gaat hiermede ac coord. De heer Coenen betoogt de wenschelijk- lijkheid dat Ged. St. aangeven de officieele schrijfwijze van de namen der gemeente. Spr. zegt dat bijv. de naam der gemeente Roosendaal op vier of vijf verschillende wijzen wordt geschreven. Conform het voorstel wordt besloten. Brief van Ged. St. ten geleide van een ontwerp-besluit tot wijziging van het ta rief voor het veerrecht tusschen Gorinchem en de Werken en Sleeuwijk. De Comm. van Rapp. gaat hiermede ac coord. De heer Gulden wil speciaal de aan dacht vestigen op de tarieven voor per sonenvervoer en de coupon-boekjes, die ten behoeve daarvan verkrijgbaar zijn ge steld. Hij vestigt de aandacht er op, dat door den kleinen man de couponboekjes niet kunnen worden genomen om financiëele bezwaren. Hij verzoekt de bijzondere aan dacht van Ged. St. bij de behandeling van dit tarief. Het lid Mr. v. Ommeren is van meening dat de gemeente Gorinchem wel wat te veel winst trekt uit het veer. Dat de reke ning over 1925 handig is opgesteld er kent hij gaarne. Immers is de feitelijke winst over dat jaar plm. f 30,000 en om nu de winst niet zoo hoog te doen schij nen geeft het veer aan de gemeente eene vergoeding van f 10,000. Zeker is dit aar dig verzonnen. Nu acht spreker het in het belang van de inwoners van het Land van Heusden en Altena dat in het tarief op meerdere punten verlagingen worden aangebracht, en waar nu het voorgestelde tarief maar voor één jaar zal gelden, wil hij Ged. Staten verzoeken zich ten spoe digste in nauwe verbinding te stellen met Ged. St. van Zuidholland om over 1928 lagere tarieven te krijgen en wel' in den geest als door den heer Hoofdingenieur van den Provincialen Waterstaat in Noord brabant in zijn schrijven wordt voorge steld. Burgemeester en Weth. van de Werken c.a. geven als hun wensch te kennen dat de veerboot niet zal varen onder de kerk diensten op Zondag, opdat het personeel gelegenheid zal hebben naar de kerk te gaan. Maar men vaart met tweie ploegen, zoodat de eene ploeg gelegenheid heeft om zich 's voormiddags en de andere om zich 's namiddags naar de kerk te bege ven. Spreker meent dat, hoewel hij voor stander is van Zondagsrust, het niet aan gaat om de veerboot Gorinchem-Sleeuwijk op Zondag eenige uren stil te leggen, daar we dan een verkeersbelemmering krijgen die toch wel wat heel ver gaat. Immers mag toch niet vergeten worden dat be doelde veerboot een deel uitmaakt van den grooten verbindingsweg Amsterdam- Antwerpen-Parijs. Conform het voorstel van Ged. Staten wordt besloten. Ontwerp-besluit tot wijziging der ver ordening tot heffing van leges ter pro vinciale griffie. Voorgesteld wordt op de afgifte van vergunningen voor het inwerking bren gen of houden van autobusdiensten en tot aanleg en instandhouding van tramlij nen leges te heffen, n.l. voor autobussen een van f) 10, voor tramlijnen een van f 40 en voor de wijziging of overdracht van (b edoelde vergunningen resp. f 5 en f 20. Voorts worden eenige tekstverbete ringen in de verordening voorgesteld en vervallen de leges van de nationaliteitsbe- wijzen. De Comm. van Rapp. gaat met het ontwerp accoord. Wordt zonder bespreking of stemming goedgekeurd. Het overige in de vergadering behan delde zullen we niet vermelden omdat het voor onze omgeving van geen of al thans zeer weinig belang is. INBRAAK. In den nacht van Zaterdag op Zondag heeft te Oosterhout bij Breda een inbrekier geopereerd, die over een groote bruta liteit en driestheid schijnt te beschikken. Althans bij niet minder dan drie inwoners heeft hij zijn slag trachten te slaan. Bij de eerste twee was zijn succes zeer gering, doch bij zijn laatste bezoek, n.l. aan de wo ning van mevr. v. d. Pol, was het geluk hem milder gestemd. Door het indrukken van een ruitje van het keukenraam schoof hij door middel van een stuk hout de knip van de deur. Hij zag daar kans een partij sigaren alsmede een geldkistje in houdende honderd gulden, mede te ne men. De gemeentepolitie stelt een ijverig onderzoek in. In den tuin van evenge- noemde woning werden voetsporen aan getroffen waar bereids afdrukken van zijn genomen. o ONGELUKKEN. Het vijfjarig dochtertje van den heer v. G. te Eindhoven trok een pot kokende thee van de kachel, waardoor haar jon gere zusje den inhoud over het lichaam kreeg. De arme kleine, bekwam deerlijke brandwonden aan armpjes en beentjes. Bij het heien op een bouwwerk aan de Zandvoortschelaan te Heemstede brak een tros, waardoor een werkman, de 59-ja- rige W. het heiblok op het hoofd kreeg. De man kreeg een hersenschudding en is aan de gevolgen overleden. De 31jarige mej. Z., woonachtig te IJmuiden Oost, is door onbekende oorzaak tusschen IJmuiden en de Velserbrug in het Noordzeekanaal te water geraakt en verdronken. Een persoon is te Amsterdam onder in vloed van sterken drank in de machineka mer van een tramboot der N.H.T.M^ ge vallen, tengevolge waarvan hij het bewust zijn verloor. Zijn toestand is ernstig. POGING TOT CDOODSLAG. Het Gerechtshof te 's Bosch heeft ver oordeeld A. R., timmerman te Bunde, tot twee jaar en drie maanden gevangenisstraf met aftrek van preventief, ter zake van poging tot doodslag op Chr. Paas. De adv.-generaal had 4 jaar geëischt. o FRAUDULEUZE INVOER? Öoor de kommiezen is onder de ge meente Rucphen een tweetal smokkelaars aangehouden. Een hunner verdween per rijwiel. De ander werd echter gegrepen en zijn bagage die bleek te bestaan uit een 140 stel speelkaarten, in beslag ge nomen. Q EEN RARE SINJEUR. Om schrik aan te jagen? De dochter van een landbouwer onder de gemeente Axel had reeds sedert gerui- men tijd omgang met een jongeling, die zich niet in de sympathei van de ouders mocht verheugen. Doch het meisje wilde echter haar liefdie niet prijs geven. Toen nu Zondagavond het paartje huis waarts keerde, werd het met een paar ge weerschoten begroet, die gelukkig niet trof f fen. Het paar nam de vlucht. Het meis j je heeft verder den nacht bij kennisset doorgebracht, doch is later door haar va der naar huis gehaald. o MOTOR-ONGELUK. De motorrijder M. v. d. Steen, aanneme te Hintham kwam met zijn motor onde 's Bosch te vallen, doordat hij de mach; over het stuur verloor, toen hij een kenni, groette. Hij kwam met het hoofd op d l steenen neer, waardoor hij een diepe wor de boven het oog op liep. In bewustelocj zen toestand werd de man naar het zie kenhuis vervoerd, j DE EX-KROONPRINS OP WIERINOEli De ex-kroonprins door eenige heere vergezeld is Maandag te Wieringen aangil komen. Hij bracht eerst een kort bezoel aan den hoefsmid en reed daarna naar dl woning van den burgemeester. Verder we 1 den nog verschillende oude kennissen b<| zocht, Hij is na eenige dagen aldaar i| hebben vertoefd weder vertrokken. HJ1IIEH,

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1927 | | pagina 6