Willem van Capellen. uit de inkomsten hebben doen verdwij nen; dat, voor nadere omschrijving vaneen ©n ander verwezen wordt naar boven bedoeld hierbijgaand verificatie-rapport; dat, gezien de manipulaties, die in de kasboeken hebben plaats gehad, is komen vast te staan, dat de secretaris-ontvanger met voorkennis gehandeld heeft en aan verzuim of nalatigheid in dezen niet kan worden gedacht dat, door de vaststelling der gemeente rekening 1923 door Gedep. Staten, de ontvanger weliswaar op wettige wijze van zijn beheer is ontlast, doch deze décharge, daargelaten, dat zij bij in rech ten gebleken valschheid in bewijsstukken, hare kracht verliest, aan de handelingen van voornoemden ambtenaar hun laak baar karakter niet kan ontnemen dat noch de heer Sluijmers noch diens raadsman Mr. van Urk, hoewel daartoe ruimschoots in de gelegenheid gesteld, tot heden eenige opheldering omtrent de bedoelde veranderingen in het kas boek hebben gegeven dat zelfs als hier goede trouw aan leng zou zijn, in ieder geval de heer had kunnen spelen, dan had je me wat graag op straat gezet. Daaraan heb jij to8n ook nog al fel gewerkt, om die f1500 uit mijn portemonnaie te krijgen. Nu een bedrag van f 1983.75 niet is ver antwoord door een ander, nu moet dat maar goedgepraat worden. (Een stem op de publieke tribune „Die man moet naar Den Bosch ge bracht worden!") De Voorzitter legt het publiek het zwijgen op Roza. Mag ik v. d. Pol verzoeken, een nadere toelichting te gevener zit in zijn betoog zoo weinig draad. Voorzitter. Van der Pol heeft een spiets gehouden tegen den Voorzitter anders niets. van der Pol. Neen, ik heb alleen in het generaal gevraagd het voorstel niet in omvraag te brengen. Roza Op welke gronden van der Pol. Daar zal ik niet op in gaan. Roza. Dat is al erg makkelijk, v. d. Velden. Ged. Staten van Noord brabant schreven het gemeentebestuur eerst, dat een bedrag van f 1983.75 niet Sluijmers heeft blijk gegeven niet ge-,in de gemeentekas was gevloeid, terwijl schikt te zijn tot het voeren der ge- zij een paar dagen later schreven, dat meente-administratiehet bedrag op de juiste wijze was ge- dat dit herhaaldelijk ook uit andere boekt, zij lieten evenwel tot heden feiten is gebleken dat vroeger (in 1923) de heer Sluijmers na, aan te toonen waar het bedrag dan wel verantwoord isook v. d. Pol laat reeds eenmaal een bedrag van f1500,Jdit na. Wij hebben Sluijmers genadig heeft moeten bijpassen wegens door behandeld. In het begin heeft v. d. Pol hem ontvangen doch niet verantwoorde militiegelden dat bij het nagaan der gemeente rekening 1927 is geconstateerd, dat de gemeenteontvanger daarin niet had ver antwoord le. een bedrag van f400.wegens van de hoofden der scholen ontvangen vergoeding voor het bewonen der ambts woningen 2e. een bedrag van f 5.wegens van het Bestuur van „het Wijkerzand" ont vangen vergoeding voor het gebruik van het Gymnastieklokaal 3e. een bedrag van f 3.30, wegens ontvangen gelden ingevolge het Vuur wapenreglement terwijl ten onrechte een bevelschrift tot betaling van een bedrag van fl,80 in uitgaaf was gebracht, welk mandaat niet voldaan was geteekend door den betrokkene, die bovendien verklaard heeft nimmer een bedrag van f 1,80 van de gemeente te vorderen te hebben gehad dat toen tevens is geconstateerd, dat er weer een tekort was in de kas van den gemeente-ontvanger van f410 52s; dat uit een en ander blijkt, dat de genoemde ambtenaar de administratie der gemeentefinanciën niet naar behooren verzorgt dat al de hierboven aangegeven feiten en omstandigheden duidelijk aantoonen, dat de heer Sluijmers niet geschikt is voor de hem opgedragen taak en zijne daaruit voortvloeiende verplichtingen grovelijk verwaarloost dat het alzoo in strijd is met het be lang der gemeente, voornoemden ambte naar langer in zijn functies te handhaven. Gelet op de betrekkelijke wetsartikelen, alsmede op het voorstel van B. en W. dezer gemeente B e 1 u i t met ingang van heden den Heer E. Sluijmers, niet eervol ontslag te geven als secretaris-ontvanger dezer gemeente, benevens als ambtenaar van den Burger lijken Stand en Administrateur der af- deeling Aalburg („Ebbe"). Gedaan ter openbare vergadering van den Raad der gemeente W ij k c. a., d.d. 12 November 1928. De Voorzitter vraagt, of misschien een der heeren iets wenscht te zeggen. De heer v. d. Pol zal het niet lang maken. Hij wil evenwel beginnen bij het begin, met het eerste schrijven van Gedep. Staten, waarin mededeeling werd gedaan, dat er in de gemeentekas een bedrag van f 1983.75 te kort was. En kele dagen daarna is toen een schrijven van hetzelfde college binnengekomen, dat het bedrag op de juiste wijze was geboekt en er van onregelmatigheid geen Bprake was. Ik heb toen voorgesteld, met een Commissie uit den Raad naar Gedep. Staten te gaan. De Voorzitter heeft in een onderonsje zelf gezegd „als ze in Den Bosch eenmaal iets hebben gezegd, dan stappen ze in der eeuwig heid daar niet over heen". Wethouder v. d. Velden heeft daaraan toegevoegd: „dat geloof ik ook niet voor zulke nie tige aardwormen als wij zijn". U, mijn heer de Voorzitter, hebt naderhand ge zegd: „dat je niet meer naar Den Bosch ging, als je dat deed, dan ging je naar de Spinhuiswal, maar bij mijnheer Kamerbeek wilde je niet meer komen". Er is hier heel den zomer een hetze gevoerd tegen iemand die liever f 25 weggeeft, dan een gulden uit de ge meentekas te nemen. Ik heb het ge noemd een „Sacco in Vanzetten geval" ©n nu komt U met dit voorstel, dat ik als een laatste stuiptrekking beschouw. Ik heb gezegd, „Den Bosch zal het eind station zijn" en dat zal nu gebeuren. Iemand, die 40 jaar de gemeente heeft gediend en een vraagbaak is geweest voor iedereen ook op finantieel ge bied, zoo te behandelen en voor te stellen on-eervol te ontslaan, vind ik treurig. Daarom, mijnheer de Voorzitter, zou ik U willen verzoeken, dit voorstel niet in omvraag te brengen. Voorzitter. Die Voorzitter moet het toch maar kennendie zit hier wel, alleen om de vergadering te leiden, maar die heeft het allemaal gedaan. Toen het ging over die f1500, had ik i» iiv iC '.re-1-dé j» Vt toen ook gezegd, dat het hem als antirevolu tionair zoo moeilijk was, waarop ik heb geantwoord, dat v. d. Pol zich dat niet behoefde aan te trekken, want dat hij er persoonlijk buiten stond. Wij hebben Sluijmers alle gelegenheid gegeven zich te verdedigen, wij hebben mr. v. Urk hier laten komen en nadat ik hem al eenige malen aan den tand had gevoeld, zei weth. Roza tegen hemJawel mr. v. Urk, u hebt nu al geruimen tijd zit ten boomen, doch toon ons nu, waar wij de f 1983.75 kunnen vinden, doch daarin bleef mr. van Urk in gebreke en ook de Burgemeester van Heusden als Voorzitter van de afdeel ing Noordbrabant van den Bond van Gam -Ambtenaren verklaarde niet aan de cijfers van het accountantsrapport te willen beginnen. Zij zijn tot heden dus allen in gebreke gebleven om met cijfers aan te toonen, dat wij ongelijk hebben, terwijl het rap port van het verificatiebureau er is om ons te versterken en nu zouden wij ons voorstel moeten intrekken Dit willen wij doen, als er op dit oogenblik uit Wijk of Aalburg, den Haag of den Bosch of uit ge heel Nederland iemand ons komt aantoo nen, dat wij het fout hebben, als men dat doet, dan wil ik Sluijmers vergiffe nis vragen, maar zoolang men niet kan aantoooen, dat de f 1983 75 op een andere plaats izijn verantwoord, nemen wij ons voorstel niet terug, wij kunnen en mogen dat tegenover de ingezetenen niet doen. Als v. d. Pol ons kan aantoonen waar wij het bedrag kunnen vinden, dan wil ik zijn voorstel direct steunen. Wij heb ben hier niet anders te doen als voor het recht op te komen en voor het finantieel belang van de gemeente, wij kunnen niet anders. Wij hebben ons voorstel lang overwogen, het is voor ons heusch ook niet pleizierig met dit voor stel te komen. Had iemand anders dit feit gepleegd, hij zou geboeid naar den Bosch zijn gebracht. Wij hebben niet eerder dit voorstel gedaan, niet omdat wij hem niet durfden te ontslaan, doch omdat wij den man wilden ontzien. Ik hoop dat de nieuwe Commissaris een frieschen wind over de provincie zal laten waaien, om daardoor een eind te maken aan het smeulen, ja het stinken dat het op som mige plaatsen doet, ik vertrouw dat hij dat zal doen, ik heb geen enkele reden daaraan te twijfelen v. d. Pol. Er is wel eens gezegd, dat het B. en W. hun schuld is dat de secre taris niet is ingerekend. Als er termen voor waren geweest zou dat toch wel zijn gebeurd, men ziet het nu weer te Alblasserdam, die zit reeds in de ge vangenis, wanneer er werkelijk fraude was gepleegd zou hij wel zijn ingerekend. v. d. Velden. Wie zegt U, dat als B. en W. in het begin hadden ingegrepen, of dat niet zou gebeurd zijn. Het zal de laatste stuiptrekking van B. en W. zijn, heeft v. d. Pol gezegd, doch ik ge loof als wij de ingezetenen zich lieten uitspreken, dat van de 100 zeker 80 voor het voorstel van B. en W. zouden zijn. v. d. Pol. Het spijt me dat dit voor stel niet reeds een half jaar eerder is gekomen. v. d. Velden. Dat is niet gebeurd omdat wij tot van avond toe den secre taris ontzien hebben. Wij behoeven niet alles weer in den breede uit te meten, maar de man had voor B. en W. niet zoo nietig en klein behoeven te zijn ge weest, hij had niet behoeven voor te stellen met een commissie uit den raad naar Ged. St. te gaan, dat behoeft men niet te doen als men vrij uit gaat. Men behoeft dan heel Nederland niet in be weging te brengen om zijn onschuld te bewijzen. Roza. Het is hetzelfde wat ik daar straks bij de notulen wilde zeggen. Ik heb bij geruchte vernomen, dat een lijst heeft gecirculeerd, waarin B. en W. in de schoenen wordt geschoven, dat zij den secretaris zoeken. v. d, Pol en Bouman kunnen dat natuurlijk beter weten, want die hebben, naar ik heb vernomen, dien lijst mede onderteekend. Ook altijd weer bij geruchte heb ik vernomen dat die lijst ook is geteekend door iemand, die daags van te voren nog uitriep, die man behoort in de ge vangenis en dan den volgenden dag zegt dat B. enW. den secretaris zoeken, wat pen waarde heeft dan zoo'o lijst. Het is toch verder ook te kinderachtig om van te spreken dat men op deze lijst hand- teekeningen heeft doen plaatsen door personen buiten de gemeente, menschen, die absoluut niet in de feiten zitten en niets weten als van hooren zeggen. Ik tart iedereen, hier aan de groene tafel, of door middel van de pers, met inge zonden stukken aan te toonen, dat wij den scecretaris hebben gezocht, ik ben ied.eren dag bereid die ingezonden stuk ken te behandelen en er op in te gaan v. d. Velden. Het is duidelijk met de 1500 gulden van de militiegelden ge bleken, dat Sluijmers een ontrouwbaar persoon is en dat wij hem nooit hebben gezocht. Voor dat bedrag hebben wij acht maanden gevochten en zijn er hef tige raadsvergaderingen gehouden en werd ons door den Voorzitter naar het hoofd geslingerd, de bal rolt den ver keerden kant uit en deze had daartoe het volste recht, want nadat de secretaris ons 8 maanden lang had laten zoeken en laten vechten, wetende dat de 1500 gulden niet waren verantwoord, kwam hij te elfder ure met het bedrag aandragen en zei hij, hier heb je ze nou, waar je al dien tijd naar gezocht heb Herhaalde malen heb ik met de vuist bij de heftige debat ten op de tafel geslagen, wat de Voor zitter mij verbood, doch ik zei ik doe het toch, al laat je me van de secretarie dragen de f 1500 zullen terecht komen. Van den Commissaris kregen we te hooren jullie zoekt den Burgemeester. Toen de Secretaris met het bedrag kwam aan dragen, hadden wij hem al kunnen zoe ken, doch wij hebben toen de zaak laten rusten en er nooit meer tegen den Secre taris over gesproken. Sla de notulen maar na en ik tart u te bewijzen, dat er ooit iets meer over is gezegd. De kwestie van zoeken is daarmede geheel uit den weg. Voorzitter ik zal het voorstel van B. en W. in omvraag brengen, het wordt aangenomen met 5 tegen 2 stemmen. Voor stemden de heeren Roza, v. Loon, Mans, v. Helden, v. d. Velden tegen de heeren v. d. Pol en Bouman. Voorstel van B. en W. tot het in stellen van een burgerlijke rechtsvorde ring, strekkende tot terugbetaling of vergoeding aan de gemeente van het bedrag van f1983.75 De Secretaris leest ook dit ontwerp besluit voor. De heer v. Loon vraagt, of het de bedoeling is de zaak in handen van den Officier van Justitie te geven, waarop de Voorzitter antwoordt, dat het alleen de bedoeling is, een rechtsvordering tegen den heer Sluijmers in te stellen. De heer v. d. Velden merkt op, dat de Officier van Justitie door dit voor stel vanzelf in de kwestie zal worden gemengd. Het voorstel van B. en W. wordt hierop met dezelfde stemmenverhouding aangenomen als het vorige voorstel alleen de heeren v. d. Pol en Bouman stemden tegen. Wethouder Roza zegt, dat, nu het een uitgemaakte zaak is dat het voorstel van B en W. is aangenomen, hem toch nog iets van het hart moet. Het verwondert spr. n.ml., dat de heer v. d. Pol die steeds heeft aangedrongen de zaak in handen van den Officier van Justitie te geven en den Secretaris ontslag te geven nu tegen dit voorstel stemt. Hoe moet men dit nu verklaren v. d. Pol. Wat je nu hebt gedaan had je reeds een half jaar eerder moeten doen, daarom ben ik er nu niet meer voor. Roza. Dat het lang geduurd heeft, geef ik toe, doch werk dan nu mede om er een eind aan te krijgen. Wij hebben den heer Sluijmers de gelegen heid gegeven zich te verweren en hem zoo genadig mogelijk behandeld. B. en W. hebben hem de gelegenheid gebo den, ziekenverlof te nemen voor een tijdvak van drie maanden, om daarna den dienst eervol te verlaten, mits na tuurlijk het bedrag gestort werd, welk voorstel hij eerst aannam. Achteraf bekeken is het verkeerd geweest, dat wij zoo hebben gehandeld, wij hadden direct krasser moeten optreden. Wij hebben dat niet gedaan, omdat wij dat niet durf den, doch alleen omdat wij te meegaand waren en den man wilden ontzien. v. d. Pol. Daarover zal ik het stil zwijgen maar bewaren. Roza. Neen, dat moet je niet doen ik verzoek je, kom voor den dag, kom van onder de tafel uit en kom er open en eerlijk boven op. Als je wat te zeggen heb zeg het dan, met te zwijgen doe je ons geen pleizier. Ik verzoek, neen ik tart je kom voor den dag. Wij worden toch gedwongen tot ons voorstel, wij kunnen niet anders. Nou, als je niet voor den dag wilt of durft komen, dan is er niets aan te doen. v. Loon. Ik kan maar niet begrijpen, toen v. d. Pol in een vroegere raadsver gadering sprak over een man met twee aangezichten, wie hij bedoelde. Doch ik heb nu van de straat gehoord, dat Bouman heeft verklaard dat de admini stratie van den Secretaris zoo'n reuzen knoeiboel was, ik begin nu te begrijpen, dat het lid v. d. Pol de heer Bouman heeft bedoeld. Bouman. Ik zal daarop maar niet ingaan, als wij ons moeten storen aan de praatjes van de straat, dan kunnen wij wel thuis blijven zitten. Daar niemand verder het woord ver langt, sluit de Voorzitter de vergadering. kAstefiik' kan mf ?w rk^n to- en- meer: .1 -JU 11 Nu de zomer ten. einde is, en wij met rassche schreden den winter na., deren, is de tijd weer aangebroken, die ze geestelijke verheffing, de tijd, dia ons gelegenheid geeft tel studee- rtn, lezen en dus tot levensver. rijking. 's Zomers komen wij er zoo licht toe, alleen het hóóg.noodige te doen, om maar zoo veel mogelijk te kunnen builen zijn en genieten van het heerlijke, dat de Natuur ons dan biedt. Maar als 't stormt buiten, als de regen te gen de ruiten klettert en de wind giert door den schoorsteen, dan is 't heerlijk, in een prettig.verwarmde kamer te zijn. en onder den koesterenden schijn van 't geel lamplicht zijn uren te slijten mat bo.ke!n. Boeken geven ons zooveel ge- not! En als wij, door lazen, smaak heb. ban gekregen in Kunst, dan hebben wij een schat gekregen, die heel ons Leven riiker maakt, mooier, beter en dus.... gelukkiger. Zoo kunnen wij dus zelf, alleen door te lezen geen sensatie- romannetjes of detective-p rullaria, maar goed geschreven boeken ons g'aestelijk levien veredelen en dus ons geluk vtetrgrooten. Maar intenser nog wordt deze levensvermooiing, wannaer wij het werk van groote Kunstenaars hooren voordragen door 'n declamator, die zelf óók Kunstenaar is, die het ge schreven woord weet te verklanken tot een stuk levende taal en daardoor eigen lijk ook weer scheppend Kunstenaar wordt. Zulk een Kunstenaar is Willem van Cappellen. Velen hebben reeds, door middel .van de radio, hem kunnen licoren. En dan is hij reeds mooi; zeker vérre t' verkiezen boven velen! Maar, Willem van Cappellen in wer- kdikheid hooren, zijn woord hooren en tegelijk zijn mimiek zien, da,t is een genieten van 't begin lot het einde. Ik spreek van mimiek. Maar ik zou haast kunnen zeggen': de mimiek van Wil lem v(an Capellen," zóó eigenaardig is die van karakter. Sober, van 't begin tot het einde, soms als onbeweeglijk, op één plaats blijvend, bijna niet- ac teer end, wordt hij impeneerend door zijn eenvoud. Het Bestuur van het Departement Hcusden, heeft goed gedaan, als eer ste in de rij van sprekers voor dit jaar, Willem van Cappellen uit te nocdi- g'en. Het is een waardige inzet. Het voornaamst© onderwerp dat wij te hooren kregen was „Brand"', een dra matisch gjediclrt in vijf bedrijven van den bekenden in 1906 gestorven Noor. schen schrijver Henrik Ibsen. Spreker begon met een inleiding, die diende, om in goede trekken oen be schrijving te geven van Ibsen als mensch en schrijver. Ibsen was, ©venals Sha kespeare, een zoekende ziel, lijdend, zoo als prof. dr. Francis Bull der universiteit te Oslo het uitdrukte, door zijn „ge spleten ijnnerlijk", altijd gepijnigd door twijfel, hetwelk kwam doordat liij de dingen wilde bezien van meer dan één standpunt. Zelden vond hij bevrediging Nu eens had hij een vaste overtuiging, dan weer werd die eensklaps geschokt, door dat zich andere perspectieven voor hem .ponden. Maar steeds, en voor ie der, is hij de- reus, de stoere, da onver zettelijke, de krachtige strijder voor recht en waarheid, de eerlijke zoeker.... En voor zijn strijd hebben we eer bied. En ieder van zijn drama's is een stuk van zijn leven, waar ze ten nauw ste mee samenhangen. Onderling verschil len die drama's soms héél veel? Maar dat komt, omdat Ibsen zelf zoo vaak an ders dacht. Een oplossing komt er dan ook nooit. Steeds hebben we 't gevoel: („niet af", maar dit. begrijpen we beter, als we Ibsens levensloop kennen. In Maart 1898 verschenen zijn verza melde werken, waarvan zijn brieven ook intregeerend bestanddeel vorm ?n, om dat die juist den mensch Ibsen beter lee- ren kennen. Hoewel Ibsen zich 't liefst zoo min mogelijk met politiek bemoeide* welke zoo vaak aanleiding geeft tot onrechtvaardig- hei 1 en „beginselverzaking als 't r.c.odig is", had hij toch zijn ideeën ge- vrrmd over een ideaal-staat. „In ons staatkundig leven", zegt Ibsen zelf, „moet. ten adellijk karakter komen. Ik b?-' doel natuurlijk niet. den adel der ge boorte, noch va,n het. geld, noch van het verstand en zelfs niet den adel der begaafdheid. Ik denk aan den adel van het karakter, van den wil en van den aard." Hier hebben we den filosoof Ib sen. De Staat, wortelt in den Tijd. Hier in is haar wortel en ook haar t-op. Een. wigheidsvormen mceten we nergens in pogen te zien, noch in kerk noch in kunst noch in iets anders. Niets is sta biel in de begrippenwereld. Al was Ib sen zelf innerlijk^ nu eens revolution ise ir (in den goeden zin!) en dan weer rsactionnair, in praktische politiek zagj hij geen nujti. Ibsen heeft een machtigen invloed uitgeoefend op de dramatische kunst \an zijn tijd. Zijn tconeelstukken schreef hij niet uitsluitend tot aesthetisch genet, maar hij behandelde daarin allerlei so ciale vraagstukken, zender evenwel de kunst op te offeren. Hij istond wel niet op 't standpunt „kart pour l'art" maar hij was tcch ook te veel artist, om te vervallen in ein deloos betoogen en redeneeren. Veel drama's heeft hij geschreven. Regelmatig om de twee jaar verschenen ze. Hij werkte dan ook veel en lang, beschouwde vrienden als een tijdroovende en overbodige weelde, bezocht zelden) schouwburgen of concerten „Bitte um Arbeitsruhe" was zijn parool. En zijn vrouw Susanna Thoresen, die voor hem altijd een groot© steun geweest is, hield de visite van de deur! De vrouw is een intregeerend bestanddeel in Ibsens dra- ma's. Het huwelijk moet zijn een eer lijk verdrag, waarbij beide partijen ge- zoo vaak voorkomende huwelijkstragedie trachten op te lossen jn echtbreuk, zegt Ibsen, maar men moet zijn heil zoe ken in de verlossende macht der liefde. Zooals reeds opgemerkt, staat in zijn drama's de ethiek meer op den voor grond, dan de aesthetica. Altijd weer is hij didactisch, leerend en, zoo noo- dig, gispend. Algemeen wenschelijke pro blemen behandelt hij op 't tooneelwe reldbeschouwingen zet hij er tegenover elkaar, en steeds zien we den zoeker. Maar duidelijk treden altijd, naar voren, waarheidsliefde en individualteit. „Wees u zelf zegt hij. „Hij is het sterkst, die alleen staat. Ook aan dogma of con fessie mag 't leven niet worden opgeof. ferd. Men moet streven naar geestelijke zelfstandigheid en geestelijke vrijheid. Maar dit mag nimmer ontaarden in zelf zucht of losbandigheid. Een der bekendste drama's van den. grooten Noorschen schrijver is „Brand". Men heeft dit drama weleen3 grncemd „Het Hooglied van den Wil". En in den p>ersoon van Brand vinden we dan ook een onverzettelijke wils kracht Brand, die tot zijn sterven- uur volhoudt zijn „quantum satisal lesof.... niets... Men cffere, zegt hij, zooveel men wil, als men niet alles geeft, wat baat het dan? Voor zijn ideaal of. fort Brand alles, zelfs... vrouw en kind. De menschen hebben idealen. Kcmt er een moment, dat ze zich bewust zijn, an die idealen iets te moeten prijsge ven, dan doen zij dat. Maar Brand niet! DL geeft niets prijs en lijkt daardoor li 'fdeloos, onbarmhartig, al te streng. D ernst van de plicht stelt hij on3 vcor oogen! Brand is geboren op de naakte fjordenkust van Noorwegen, waar altijd koude en nevel is. Zijn moeder is door hebzucht tot een slc-cht mensch gewerden. Zij was ge trouwd met een veel ouderen man, en kel cm diens geld. Toen Brands' va der gestorven was, had Brand iets vree- s-lijks gezien, hetwelk hem het grein tje liefde, dat hij nog voor zijn moe der gevoelde, ontnomen had. Staande in een hoek der lijkkamer, met 'n psalmboek in de hand, sta rend naar zijn doode Vader, zag hij, hoe zijn moeder kwam binnensluipen en rechtstreeks naar het doodsbed ging. En grabb'lend ging zij toen aan 't, zoeken Eerst opgelicht 't hoofd van den docde, Daar kwamen pakken onderuit, Zij telde, fluistrend: meer toch, meer! Toen groef zij uit de bed dekussens Een pak, met touwen dichtgebonden. Zij scheurde, trok, met woeste rukken, Beet met haar tanden 't touw aan stukken. I Toen groef zij weer; zij vond nog meer, Doch telde fluistrend: meer toch, "V"-? -*■ tyï r f n Da.t was haar zonde. En zij vrees de een vrees elijke straf, wanneer liaar stervensuur zou slaan. Eén middel wist r/.f slechts, om haar straf te ontko men of verminderen: Brand moest priester worden. En zoo gebeurde. Branid werd zieleherder, maar leef. de eerst vér van zijn moeder, van welke hij geen liefde ondervond, en die hij ook geen liefde kon betoe nen, haar slechte natuur kennende, en haar misdaad niet vergetende. Brand is een krachtige man ge worden. Hij haat slapheid en lafheid L..-Wees wat je bent, voluit geheel, Niet half, niet stuksgewijs verdeeld... Wars is Brand van „humaniteit", van .schipperen", van „geven en nemen", van de „gulden" middenweg. „God was toch' ook niet humaan jegens Christus?" zegt hij. Dat de hoofdfiguur in „Brand" een predikant is, acht Ibsen zelf een bijko mende omstandigheid. Brand had van alles kunnen zijn, behalve „van alles maar een beet je". Het eerste bedrijf speelt hoog op da rctsen. Een diklce mist omhult alles en Brand is cp weg naar zijn geboortedorp, vergezeld van een boer en diens zoon. De laatste twee gaan naar de dochter van den boer, die op sterven ligt. Plot seling komt men bij kloven, gevaarlijke kloven, en de boer durft niet verder. Huis en hof, veel heeft hij over voor de zielsrust van zijn dochter, maar.... niet zijn leven..., niet alles! Brand, moet al. léén zijn weg vervolgens en roept nog, vanuit den mist „Geen kruis wijst jou den rechten weg;.... Jij bent al op het breede pad..." Nu wordt de mist lichter en de zon breekt dóór. Ejnar en Agnes, bruidegom en bruid, komen den berg op, stoeiend en vroolijk. Brand spreekt hen ernstig toe. Op Ejnar maken zijn woorden wei nig indruk, maar Agnes is er door ge troffen ,,'t Was, of hij groeide onder 't spïa- km." zegt zij tegen Ejnar. En met hun vreug- d is 't gedaan In het derde tafereel van dit be drijf treedt, de kleine Gerd op, een meis je Zij is in „Brand" de verpersoonlijkte schuld van Brands moeder, en tevens de personificatie van den waanzin. Lokkend roept het kind Brand naar omhoog, naar haar „kerk van ijs en sneeuw". Maar Brand gaat naar bene- cbn, waar 't dorpskerkje ligt* in de vaste meening, echter, dat het daér ook niet goed is. Hij voelt zich de van Ged geroepene, om de wantoestanden te verbeteren: „Op, ziel! Grijp 't blanke zwaard! Met kracht t i

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1928 | | pagina 2