Derde Blad
No 4928 Vrijdag 28 Juni
voor het Land
van Heusden en Altena,
de Langstraat
en de Bommelerwaard.
Pluimveeteelt.
Land- en Tuinbouwwereld
BEHOORENDE BIJ HET
Nieuwsblad
Openbare vergadering van den Raad der
gemeente ALMKERK op Dingdag 25
Juni 1929 n.m. 3 uur.
Voorzitter den Edelachtb. Heer P. Berg-
meger Burgemeester.
Secretaris de Heer J. v. d. Wiel.
Alle leden waren aanwezig.
De Voorzitter opent de vergadering als
naar gewoonte met gebed, en verzoekt
hierna den secretaris de notulen der vo
rige vergadering voor te lezen, welke on
veranderd worden goedgekeurd.
Aan de orde zijn ingekomen stukken:
Een schrijven van B. en W. van stad
Hardv.nberg, waarin werd verzocht adhesie
te betuigen, aan een adres gericht aan
de staten Generaal, waarin wordt aan
gedrongen, eene wettelijke bepaling iu
't leven te roepen, waardoor het mogelijk
zal worden, belastingpenningen ten Post
kante re te storten, door welken maatregel
eenige belastingkantoren zouden kunnen
werden opgeheven.
De heer Van Leeuwen is niet voor
bezuining in dien geest, doch de heer
Verschoor zou zich met een dergelijke
bepaling wel kunnen vereenigen. Op voor
stel van B. en W. wordt het adres voor
kennisgeving aangenomen.
Een schrijven van H. H. God. St. dezer
provincie betreffende een beroep v. d.
Herv. schoolvereeniging tegen een besluit
van den raad dezer gemeente aangaande
uitkeering ingevolge art. 101 der lager
onderwijswet. Het beroep werd niet ont
vankelijk verklaard. Bij dit schrgven is
tevens een schrijven van den school raai.
En naar aanleiding daarvan stellen B. en
W. voor de daarin genoemde posten te
voldoen, 't welk wordt besloten.
In verband met een adres van eenige
bewoners aan den Nieuwendijk, tot het
vast stellen van eene verordening be
treffende niet uitvliegend pluimveegedier
te, wordt door B. en W. een zoodanige
vercidenig ter tafel gebracht, en door
den Voorzitter voorgelezen: (art. 24) de
zer verordening luidt, het is verboden
niet uitvliegend pluimveegedierte opgron
den enzi. te laten loopen zonder schrifte
lijke vergunning v. d. rechthebbende.
De heer Walraven vindt dit artikel te
ver gaande voor de arbeidersklasse. Spre
ker zegt sommige arbeiders houden toch
enkele kippen om er iets aan te verdie
nen en zou daarvoor alleen misbruik wil
len keeren.
De heer v. d. Stelt Cz. kan zich met
dit betoog wel vereenigen en staaft dit
met een voorbeeld.
De heer Nieuwenhuizen gelooft wel,
indien het noodig is, dat men dan wel ver
gunning kan krijgen voor het laten loopen
van enkele kippen.
De heer van Leeuwen heeft ook veel
last ondervonden van kippen en is daar
om voor de verordening.
De heer v. d, Meijden heeft deze week
neg vernomen da.t er al veel kippen op
geruimd worden en zou ook misbruik
tegen willen gaan.
De heer v. d. Stelt Czi. zou graag in >le
verordening opgenomen zien, dat wan
neer iemand minder dan 15 kippen had,
hij deze zou mogen laten losloopen.
De Voorzitter zegt dat zulks niet kan,
ook zegt spr. dat de landeigenaars in de
ze aangelegenheid toch een woordje mee
kunnen spreken.
De heer Koekkoek gelooft niet da,t de
ze verordening noodig is, spreker noemt
een voorbeeld aan den Kornschendijk,
waar een boer een stukje v. 't weiland, om
gespit had, en zoodoende de kippen ge
keerd heeft.
De heer Verschoor zegt, dat de heer
Koekkoek vergeet dat eerst de boer moest
spitten, spreker zou liever zien dat er
een tijd bepaald werd, dat de kippen
vast moesten big ven b.v, van April tot
September de overige tijd kan het spr.
niet schelen al loopen er 3000 op zijn
land. Hierna werd de verordening met 6
stemmen voor en 5 tegen aangenomen,
tegen deze verordening stemden de hee-
ren: v. d, Meijden, Koekkoek, Walraven,
A. v. d. Stelt Czi. en A. v. d. Stalt Az.
Een schrgven van Ged. St. dezer prov.
waarin zij den Raad verzoeken, own in
de Gem.—verordening eene bepaling op
te nemen, dat het verboden zou zijn,
om in autobussen te rooken welk schrij
ven voor kennisgeving wordt aangenomen.
Hierna komt ter tafel een verzoek om
een bijdrage voor den aanleg van een weg
naar den kop van 't land. Op voorstel
van B. en W. wordt een bedrag van f 25.—
verleend.
Een schrijven van H. H. Ged. St. de
zer prov. waarin zij adviseeren tot aan
koop van eenige schuimbluschapparaten,
in verband met het brandgevaar. Op voor
stel v. d. heer Verschoor wordt dit schrij
ven in handen van B. en W. gesteld.
Een schrijven v. d. vereeniging Schut-
tevaer, waarin den Raad wordt verzocht,
te zorgen voor goed vaarwater te Nieu
wendijk, alsmede of aan den waterstand
v. d. Alm iets kan worden verbeterd.
De heer de Jong zegt dat het water-
scnap alle pogingen in 't weric stelt, om
in den Alm zooveel mogelijk verbetering
te krijgen.
Nadat de heer v. d. Stelt Az. naar
voren heeft gebracht dat het voor Je
schippers niet altijd even gemakkelijk
is met hunne vaartuigen binnen te ko
men, wordt besloten dit adres te verwij
zen naar 't waterschap.
Naar aanleiding van een schrijven van
de lichtoommissie alhier, wordt besloten
aan den heer Buizer alhier 1300 K. W.
stroom in de speruren te leveren, tegen
20 cent per K. W.
Waarna tot lid van het stembureau no.
3 wordt gekozen de heer A. Nieuwenhui
zen.
Bij de gebruikelijke rondvraag zegt de
heer Verschoor, dat het geval op de j.l.
gehouden paardenmarkt droevig was, en
zou graagin verband hiermede èene ver
ordening in 't leven "willen roepen, dat GU
I'e trouwbare paarden niet op de markt
mogen, indien de keurmeester, zulks ge
waar wordt. Volgens de heeren de Jong
en van Leeuwen, gebeurd het dat een
paard, juist op de markt gevaarlijk is
en buiten de markt zeer mak. De aan
dacht zal hierop worden gevestigd, en
de heer Koopmans. Rijksveearts met de
keuring van paarden voor de markt be
last, zal met een en ander in kennis wor
den gesteld.
Daarna neemt de Voorzitter het woord
en zegt als volgt:
M. H. Nu wij hier gekomen zijn aan
het einde der laatste raadsvergadering,
die ik de eer heb te mogen presideerén,
wil ik gaarne een enkel woord tot af
scheid spreken. Het is bijna 3Va jaar ge
leden, dat ik het ambt van burgemeester
alhier aanvaardde, een tijdvak, eigenlijk
te kort, om in een gemeente als deze, waar
de tijd wat trager schijnt voorbij te gaan
dan wel elders, belangrijke veranderin
gen tot stand te zien komen. Toch, wan
neer ik terug zie op die achter ons lig
gende jaren, dan meen ik te mogen zeg
gen, dat er wel degelijk groei valt waar te
nemen op meer dan één gebied. Mijn
geachte ambtsvoorganger had mij een no
ta nagelaten, waarin hiji mij wees op de
groote noodzakelijkheid van het aanleg
gen van een drinkwaterleiding. Maar uit
den mond van een der vooraanstaanden! in
onze gemeente hoorde ik al dadelijk de
uitspraak„Een waterleiding hebben we
niet noodig, we drinken hier geen water."
Ik geloof niet, dat nu, 3 jaar later, ie
mand hier iets dergelijks zou durven zeg
gen. Algemeen is het besef, dat een wa
terleiding dringend noodig is en dat die
er kornen moet, hoe eer hoe liever. Al
leen de vrees, dat de gemeente daardoor
beven haar krachten zou worden be
zwaard met geldelijke lasten, weerhoudt
sommigen liun volle sympathie aan de
voorloopige plannen te geven. Dat die
voorloopiige plannen er zijn en, naar ik
vertrouw, spoedig aan den gemeenteraad
zullen werden aangeboden, is reeds een
bewijs, dat de afgeloopen periode niet
zonder beteekenis is geweest. Dat ik daar
toe heb mogen meewerken, is mij bij mijo
vertrek, een niet geringe voldoening. Voor
al ook, omdat ik de vrees niet deel,
dat uitwerking dier plannen te zware
lasten zal leggen op de gemeente. De op
zet toch is aldus, dat het bedrijf zich
zelf zal moeten en kunnen bedruipen. Al
zullen de samenwerkende gemeenten het
risico op zich moeten nemen, dit risico
zal door rijk en provincie hoogstwaar
schijnlijk grootendeels worden gedekt. Ik
heb dan ook de gegronde hoops dat wan
neer, Gij, M. H., Uw taak en verant
woordelijkheid blijft beseffen, de water-
leiding binnen niet al te langen tijd zal
kunnen worden geopend.
Tot dankbaarheid stemt het me ook,
dat ik iets heb mogen doen tot bevorde
ring van den tuinbouw) waarin ik zie een
noodzakelijke uitbreiding van de bestaans
mogelijkheden onzer ingezetenen. Al ben
ik overtuigd, dat het gemeentebestuur
als zoodanig niet veel tot bevordering
van den tuinbouw doen kan, toch is het
noodzakelijk dat het gemeentebestuur dat
weinige blijft doen. Voor het overige
hangt hier onder Gods zegen alles af wan
de energie en de doorzettingskracht der
bevolking zelve. Ik hoop en vertrouw, dat
die groot genoeg zal blijken om de niet
geringe moeilijkheden te overwinnen.
In de rede, waarmee ik mijn ambt hier
heb aanvaard, sprak ik het vertrouwen
uit, dat een bevolking, die zoo trouw ter
kerk ging als deze, onmogelijk zoo con
servatief kon zijn, als ze wel eens werd
afgeschilderd. Ik ben in dat vertrouwen
niet geheel beschaamd, al was het con
servatisme toch grooter dan ik vermoed
de. Laat mij U, M. H., en in U geheel
onze bevolking, mogen toeroepen: „Con
servatisme kan een deugd zijn, maar ook
een ondeugd worden. Het hangt er maar
van af, wat ge conserveert. Daar zijn, ook
in het maatschappelijke en eoonomisch>
leven tal van dingen, waarvan het woord
der H. Schrift geldt, dat ze verouderd zijn
en nabij de verdwijning. Zulke dingen nog
te willen conserveeren, acht ik verkeerd.
Zulk conservatisme werkt in hooge mate
schadelijk en werkt revolutionaire opvat
tingen en neigingen in de hand. Tegen dit
valsch conservatisme is maar één middel:
leven steeds meer uit het Christelijk be
ginsel. De over groote meerderheid on
zer bevolking en van dezen Raad. wil
dat beginsel nog erkennen. Welnu, leeft
dan uit dat beginsel. Laat het zijn kracht
openbaren ook tot hervorming van maat
schappelijke en politieke toestanden en
verhoudingen. Prijst niet het verleden,
alsof dat zooveel beter ware dan het he
den. Want de wijze koning Salomo noemde
dat verheerlijken van het verleden boven
het tegenwoordige reeds een gebrék aan
wijsheid. En bedenkt, dat ens Christelijk
beginsel altijd en overal zich heeft geo
penbaard als een kracht lot vernieuwing
en hervorming."
Yei geeft mij, M. H. dat ik met dit
woord nog tracht U een richtsnoer te ge
ven bij de vervulling van Uw taak. Het
is alieen uit liefde voor Almkerk en
zijn bevolking, dat ik zoo spreek. Want
ja, ik mag het zeggen, dat ik in menig
opzicht sympathie ben gaan gevoe
len voor dit schoone land en zijn be
volking, waarin nog zooveel goede eigen
schappen openbaar worden. Ik gevoel mij
door tal van banden aan die bevolking
verbonden en het is niet zonder weemoed,
dat ik afscheid neem van U en van
onze burgerij. Dat ik nochtans getracht
beb een grooteren werkkring te verkrij
gen en dat ik dankbaar ben, daartoe
neg te worden geroepen, zult Gij me
vel niet euvel duiden. Ik blijf U allen
dankbaar veer de aangename wijze, waar
op' Ge met mij hebt willen samenwerken.
Er was, ook wanneer er meer of min
der ernstige verschillen mochten openbaar
werden, toch altijd een geest van gemoe
delijkheid en welwillendheid, die het mo-
gelijk maakte, dat we als goede vrien
den van elkander konden scheiden. In
het bijzender ook met U, heeren Wet
houders, is de samenwerking van dien
aard geweest, dat ik met groote waardee
ring op' de afgeloopen jaren kan terug
zien. Lang niet altijd waren we het sa
men eens, maar de overtuiging, dat het
ons allen ging om het belang der gemeen
te, al werd dat belang wel eens verschil
lend bezien, maakte, dat- we toch steeds
tot een oplossing konden komen.
Dat ik ook van U moet scheiden, ge
achte Secretaris, is een van de schaduw
zijden aan de verandering van werkking
verbonden. Want al zijn onze persoonlijk
heden in menig opzicht sterk onderschei
den, ik kan niet anders dan ten hoogste
dankbaar zïjn voor de wijze, waarop Ge
Uw werk hier verricht en voor de buiten
gewoon deskundige en sympathieke ma
nier, waarop Ge mij' doorgaans hebt ter
zijde gestaan. Ik spreek den hartelijken
wensch uit, dat Ge nog lang in dit
ambt tot ziegen van Almkerk moogt werk
zaam zijn en dat Ge Uw; gaven en krach
ten met dezelfde opgewektheid en toe
wijding, als waarvan ik getuige mocht
zijn, aan mijn opvolger moogt ten dienste
steden.
Ook het verder personeel in dienst der
gemeente, onzen ambtenaar, onzen ge-
meentebode, onzen gemeenteopzichter en
onzen veldwachter, dank ik voor de wij
ze, waarop ze hun werk hebben verricht
en voor de hartelijkheid, die ik voort
durend van hen heb mogen ondervinden.
Ook alle anderen, die zijdelings of recht
streeks in dienst der gemeente waren, ge
denk ik hier met groote waardeering
voor hun werk als ambtenaar.
Ik spreek den wensch uit, dat God U
allen moge zegenen in Uw persoon en ar
beid.
Mijn oprechte begeerte is ook, dat het
kerkelijk en gemeenschapsleven in deze
gemeente moge blijven groeien en bloe
ien. Naar de mate mijner krachten heb ik
er toe meegewerkt, om ook dat leven in
stand te houden en uit te breiden. Ik
zal ze niet alle opnoemen, de vereeni-
gingen., waaraan ik mijn krachten heb
megen geven, ik kan alleen de hoop uit
spreken, dat al die arbeid gezegend moge
voortgaan.
En nu beb ik ten slotte nog één
wensch. Bij al bet goede, dat ik hier in de
afgelr open jaren heb ondervonden, lag
toch altijd deze schaduw op mijn verblijf,
dat ik geen behoorlijke woning had. Al
ben ik dankbaar voor den zegen en de
vriendschap, die mijn gezin en ik in
dat huis hebben genoten, het was toch
geen woning, waarin ik me kon voldaan
gevoelen. En nu zou ik zoo gaarne willen
dat Ge het voor mijn opvolger wat ge
makkelijker maakte, om hier geheel thuis
te geraken. Ik ben overtuigd, dat Ge in
het belang van de gemeente zoudt hande
len, wanneer Ge zoudt kunnen besluiten
voor een behoorlijke ambtswoning te zor
gen. En ik zou me er in verblijden,
wanneer ik later mocht hoeren, dat Ge
cok in deze zaak met Uw tijd waart mee
gegaan.
Geve God, de Almachtige, van WieD
alleen heil en voorspoed is te wachten,
aan Almkerk en zijn bevolking, aan allen
arbeid, die hier op maatschappelijk en
politiek en kerkelijk gebied verricht
wordt, Zijn genadigen zegen.
Met deze bede eindig ik.
Hierna wordt het woord genomen door
den heer de Jong als oudsten Weth. en
zegt geachte Burgemeester na uw af
scheidswoord, zij *t mg vergund nog en
kele w orden tot U te spreken. Aller
eerst wil ik U en ik geloof wel, dat ik
dat namens den geheelen Raad kan doen,
gelukwenschen met uwe benoeming tot
burgemeester te Onstwedde. Het is voor
U een groote verandering en eene mooie
bevordering. Maar daarmee rijst tegelijk
de verantwoordelijkheid en klimmen de
werkzaamheden. Dit kan U echter niet
anders dan voldoening geven de voldoe
ning dat uw dagelijkschen arbeid, uw
volle krachtsonplooing vordert. En waar
u ons dan gaat verlaten, brengen wij
U onzen welgemeenden dank, voor de
wijze, waarop U onze vergaderingen leid
de en presideerde. Er was wel eens vér-
schil van meening, maar dat kan niet
anders. Wij danken U dat U met onze
eigenaardigheden geduld wiluet hebben.
Ook voor de betoonde toewijding en be
handeling der gemeentebelangen onzen
hartelijken dank.
Wij wenschen u toe, dat het U ge
geven mag worden als Burgemeester van
Onst wedde de rechte man op de rechte
plaats te zijn.
Wij wenschen U toe, U en uw gezin
voor persoonlijk en huiselijk leven, tot
in lengte van dagen, Gods rijken zegen.
Ik heb gezegd.
De heer v. d. Meijden zegt hierna dat
het hem leed doet dat de Burgemee
ster gaat vertrekken en hij gelooft ook
wel dat hij dit namens alle leden kan
zeggen want spreker zegt wij hebben
een goede burgem. gehad. De tijd die U
hier hebt doorgebracht, was echter heel
kert, waardoor uwe voorgenomen pro
grams niet konden worden afgewerkt, spr.
wenscht hierna de burgemeester en zijn
gezin toe dat het hen allen wel moge
gaan.
Daarna neemt de Secr, het woord en
2 egt geachte heer burgemeester. Daar voor
ons afscheid nog eenige dagen resten,
wil ik thans volstaan, met mijne erkente
lijkheid te betuigen, voor uw vriendelijke
woorden aan mijn adres gericht.
Ik beb behoefte om hier in 't open
baar tc- verklaren, dat het mij; spijt, dat
U van ons heen gaat, maar daar het be
sluit daartoe nu eenmaal genomen is,
blijft er voor ons niets andera over, dan
daarin kalm te berusten, ik dank u voor
bet in mijl gestelde vertrouwen en voor
de medewerking, die ik van u heb mo
ge ondervinden. Ik hoop dat de Heere
uw gezin en u nog een reeks van jaren
spare.
En dat u de noodige krachten en be
kwaamheid wordt geschonken, om als
voorbeeldig burgervader nog vele jaren
werkzaam te zijn. Ik heb gezegd.
Ten slotte spreekt het jongste lid nog
woorden van erkentelijkheid, aan 't adres
v. d. Voorzitter memoreert op welke ver
schillende wijzen de burgemeester in het
belang der gemeente is werkzaam geweest.
Overigens sluit spreker zich van liarte
aan, bij de woorden reeds tot den voor
zitter gericht. Hij* wenscht dezen toe ge
trouw te zijn tot het einde tot God u
oproept, opdat hij' u dan zal hoorengaat
in gij getrouwe dienstknecht, over wei-
ning rijt gij' getrouw geweest over veel zal
ik u zetten gaat in, in de vreugde uws
Heeren. Ook wenscht spreker den bur
gemeester nog toe, veel geluk, met zijn
gezin in zijne nieuwe standplaats. Hier
na dankt de Voorzitter de sprekers met
eenige welgekozen woorden, en sluit de
ze openbare vergadering.
WENKEN EN MEDEDEELINGEN.
HET GROOTBRENGEN VAN KUIKENS
OP EEN DRAADVLECHTBODEM.
Op het Ohio proeffokstation (V.S.)
heeft Mr. Kennard drie jaar lang deze
methode toegepast met 't beste gevolg.
Twee der opfokhuizen werden centraal
verwarmd en één door middel van ant-
braciet kachels. De eendagkuikens wer
den direct op een gasbodem gebracht.
Deze bestond uit vlechtwerk met vierkan
te mazen, welke ongeveer een halv duim
wijd waren. De kuikens tierden best, van
af hun geboorte tot aan den leg hebben
ze op dien bodem geleefd, 't Gevaar
voor infectieziekten door middel van de
mest was er veel minder groot door.
Zoo bezit het proeffokstation ook hen
nen, die 4 jaar .opgesloten zijn geweest in
een hok op zoo'n gaasbodem. Ook hier
had men gunstige resultaten te boeken
Een fokker in de beurt van dit proef
station heeft succes gehad door 1500
kuikens op zoo'n gaasbodem groot te
brengen. Het groote voordeel achtte hij,
dat er veel arbeidsloon en strooisel uit
gespaard wordt. Daar staat weer tegen
over, dat een enkele maal teenen én
veerenpikken voorkwam.
(Am. Poultry Journal).
WORMMIDDELEN.
De middelen om wormen uit te drij
ven moeten onder de vergiften gezocht
werden. De zetel der wormen zijn de
darmen. Eer 't voedsel en dus ook de ge
neesmiddelen daar zijn, heeft 't de krop)
do kliermaag en de spiermaag moeten
pasaeeren. Rr moeat nu een middel ge
vonden worden, dat 't vergif geen in
vloed van de spijsverteringsvochten on
dervindt en ook het dier zelf niet kan
veigiftigen. Daarom is 't zeker van be
teekenis te vermelden, dat Dr. Geo H.
Lee deze vinding heeft gedaan, door in
een capsule, die weerstand genoeg heeft
om een vrij sterke drukking te doorstaan
en aan verschillende zuren 't hoofd kan
bieden, de vergift-en te doen. De practi
se he waarde dezer capsules is al aan
getoond en ze worden in groote hoeveel
heden geleverd. Ze kunnen worden toe
gediend aan kuikens, vanaf tien weken.
In ons land worden ze nog niet verhan
deld, wat toch zeer wenschelijk zou zijn.
Het adres is Geo H. Lee Oo 520. Lee
Bldg Omaka Nebr. De fabrikant biedt
prcefcapsules aan op franco aanvraag aan
bo vengenoemd adres.
HET EERSTE VOEDSEL AAN ONZE
KUIKENS.
Velen meenen nog, dat kuikens maar
direct volop- voer moeten hebben zoodra
re uit het ei zijn. Proefnemingen op
verschillende proefstations hebben uitge
wezen, dat kuikens 7 dagen kunnen le
ze nder eenig voedsel te gebruiken, 't Zou
natuurlijk dwaas zijn tot die uiterste grens
te gaan, maar we leeren er wel uit dat
we ens niet moeten laten verleiden door
dwaze liefde tot de kuikens ze in de
eerste 70 uur van hun bestaan maar
flink wa.t voedsel voor te zetten. Ze krij-
gen er niets dan ingewandset oornis sen
door. De eerste 60 k 70 uren geve men
geen voedsel. Na dien tijd komt 't eer
ste opfokvoer in aanmerking. S.
BIETENVLIEG EN ZAAITIJD DER
BIETEN.
Dit jaar wordt ons land in hevige mate
geplaagd door enkele vliegensoorten,
waarvan de bieten- en de uienvlieg wel
de voornaamste zijn. De bietenvlieg voor
al vertoont zich overal en niet alleen
bieten, maar evenzeer de spinazie en snij-
bict moeten het ontgelden. We hoorden
al van boeren, die de bieten maar omge
ploegd hadden. Het aanwenden van be
strijdingsmiddelen verkeert nog in het
stadium der proefnemingen. Er is nog
niet met zekerheid te zeggen of ze inder
daad van beteekenis zullen zijn. Daarom
trof ons een artikeltje in het Tijdschrift
over plantenziekten, waarin de heer M.
v. d. Broek zijn ervaringen meedeelt. Hij
vertelt daarin, dat 't hem herhaaldelijk
getroffen heeft, dat later gezaaide bieten
in veel mindere ma,te van de bietenvlieg
te lijden hadden, dan vroeger gezaaide.
Daar hij zijn eigen waarnemingen niet vol
doende achtte, om daaruit met stellig
heid een conclusie te trekken verzocht
hij door een krantenartikeltje de Brabant-
sche boeren hem te willen meedeelan,
welke ervaringen zij hadden. Van allo
kanten ontving hij mondelinge en schrif
telijke antwoorden, die op een paar uit
zonderingen na, alle hierin overeenstem
den, dat de in 1928 laatl gezaaide bie
ten minder te lijden hadden, dan de vroeg
gezaaide. Dit kan veroorzaakt zijn door
dat de vliegen in verband met den tijd,
dat ze te voorschijn gekomen zijn, de
eitjes hoofdzakelijk hebben gelegd op de
bladeren der vroeg gezaaide bieten. Oalc
kan 't komen, doordat de laat gezaaide
bieten onder gunstigen groei voorwaarden
verkeerden, waardoor ze regelmatiger en
krachtiger konden doorgroeien dan de
laat gezaaide, waardoor ze ook minder
van do aantasting der bietenvlieg te lij
den hadden. Ter illustratie hiervan volgt
hier de uitslag van een proef: 1. zaai
tijd 28 April, zeer hevige aantasting;
2. zaaitijd 1 Mei, zeer hevige aantasting
3—9 Mei sporadisch.
De bieten hebben geen bepaalde voor
keur voor het een of andere ras. Wan
neer we ook eens aannemen dat ook el
ders zich dit voorjaar hetzelfde verschijn-
sel heeft voorgedaan, n.l. een veel gerin
gere aantasting der laat gezaaide bieten.
Men mag dan daaruit de conclusie trek
ken, dat laat zaaien steeds een goed mid
del is, om de aantasting door de bieten
vlieg te voorkomen? Weineen zal men
mij waarschijnlijk antwoorden, want de
vlieg verschijnt de eene lente vroeger,-
een andere wat later, z;oodat de mogelijk
heid niet uitgesloten ia, dat in verband
met den verschgningstijd juist de laat
gezaaide bieten het sterkst worden aan
getast. Al lijkt voor deze redeneering
heel wat te zeggen, toch lijkt ae mij niet
geheel juist. Stel, de bietenvlieg komt
zeker voorjaar door ongunstig weer laat
voor den dag, dus heel wat na den eer
sten zaaitijd der bieten. De jonge bie
tenplantjes hebben natuurlijk ook den
invloed van Het slechte weer ondervonden
en ten tijde dat de bieten vliegeneitjes
gaan leggen, hebben zij1 zioh hoogstens
even of nog niet hersteld van de on
gunstige periode, welke zij! hebben door
gemaakt. Ze zullen zich dus in geen be
tere conditie bevinden dan de laat ge
zaaide bieten, die zich nu pas gaan ont
wikkelen. Dus ook bij een laat verschij
nen der vliegen loopen de vroegst ge
zaaide bieten minstens evenvel, zoo niet
meer kans dan de laat gezaaide om in
hevige mate te worden aangetast. Al
leen hebben de vliegen nu wa,t meer