Tweede Blad
10.5003 woensdag 19 Maart
GRIEP 'SMi -
en INFLUENZA
ABDUmOOP
voor het Land
van Heusden en Altena,
de Langstraat
en de Bommeierwaard.
ALADDIN EN DE TOOVER FLU IT
Pluimveeteelt.
Landbouwriibriek.
Rendabel weidebedrijf.
ABDUSIROQPBONBONS
BEHOORENDE BIJ HET
DE REALITEIT VAN HET KUIKEN
LEVEN.
Uit een ei kwam ik ter wereld,
en ik schouwde 't leven in.
Doch vergeefs zocht ik het schoonste
iWat bestaat: de moedermin!
Niemand heeft mij hier verwelkomd.
Ik hoorde niet dat zoet geluid,
'k Voelde niet de warme liefde
Die het moederharte uit.
'k Voelde niet dien zachten adem
Streel en over mijn gezicht,
En ik wist mij, o zoo nietig,
O zoo'n hulploos, zoekend wicht.
'k Hoorde niet dat lief getokkel
Niet dat roepen, dringend zacht.
En mijn kuikenhartje vroeg mij:
Is dat het leven, dat u wacht?
Ach, 'k ontwaarde een machine,
Briandend warm, maar ijzend stil.
Zoo gevoelloos, dat ik beefde
Om m'n harte werd het kil.
jMoest ik daar mijn troost gaan zoeken
Klagen daar mijn kinderleed?
Zeggen daar mijn kinderliefde?
Ach, wat leek mij 't leven wreed!
En een storm van bittere klachten
Welt er uit mijn kuikenhart;
Waar heb ik het aan te danken,
Zooveel onverdiende smart?
Later als ik groot ben, zie ik
Nimmer kiekens om me heen:
'Met mijn vleugels hen bedekken,
Voor hen zorgen, mag 'k, neen!
Mensch, ook gij kent dat verlangen
Naar geluk en liefd' en vreugd,
Waarom dan zoo wreed vernietigd
Fr;issche, blijde kinderjeugd?
Al is het u om geld begonnen
Al trekt het goud u meer en meer,
Laat toch uw gevoel eens spreken
Geef de moedermin mij weer!
Dit gedichtje troffen we aan in den
„Boerenstand", het orgaan van den N.
C.B.
Is het inderdaad zoo erg met onze
kuikens gesteld? Zijn ze zoo zeer te
beklagen? We gelooven van niet. Wan
neer we in het bezit zijn van een"
goede kunstmoeder, dan hebben ze daar
een leventje als een prins. Dikwijls
blijft men zich nog blind staren op de
eerste lettergreep van dat woord kunst
moeder, maar wanneer we onze tegen
woordige kunstmoeders eens goed be
handelen, dan behoeft daar evenmin
kwaad van gesproken te worden
als van kunstmest en kunstboter.
Integendeel, we mogen ze wel beschou
wen als modelmoeders. Er mankeert nu
met niets aan. En waar de natuurlij
ke kuikenmoeder het vaak niet al te
tnauw neemt met de plaats, waar de
kuikens loopen of met het weer, dat
tniet al te best is voor haar kroost,
dan heeft de goed behandelde kunst
moeder alles voor, daar zij alleen bij
het beste weer en onder de voor de
kuikens meest gunstige omstandigheden
het uitloopen toelaat. Ook is de ver
warming beter. S.
VOOR DE HUISVROUW.
W ASSCHEN VAN FLUWEEL.
Fluweel wordt eerst kort geweekt in
lauw water. Zitten er vlekken in, dan
worden die eerst omgeregen met een wit
draadje. Wordt dat niet gedaan, dan is
de vlek later, als het goed nat is, niet
meer te zien.
Licht fluweel wordt dan gewasschen in
lauw sop van Sualightzeep. Heeft 't goed
afgegeven in 't weekwater, dan kan het
eerst even gezet worden in lauw water met
een scheutje azijn of wat zout. Fluweel
mag niet gewasschen nog geknepen worden,
maar wordt alleen maar los geslagen en
geklopt. Op de vlekken wordt met de
platte hand wat zeepsop gewreven. Wordt
er gewasschen dan kan het fluweel gauw
pletten.
Het schoonmaken in zeepsop wordt zoo
lang gedaan, tot het sop schoon blijft. Na
het wasschen wordt gespoeld. By het
uithalen van het fluweel, als bet een volgend
sop krygt, mag het niet gewrongen worden,
maar 't wordt zoo van het eene sop in het
andere overgedaan. Is het voldoende ge
spoeld, dan wordt het opgehangen.
Kleedingstskken worden het liefst op
kleerenhangers gehangen. Omwoel het
hout eerst met een doek, want het kan
wel vooi komen dat het hout afgeeft.
Het fluweel wordt ook zoo uit het laatste
spoelwater gehaald en kletsnat opgehangen
Onder het drogen moet het zoo af en
toe even bjjgerekt worden, zoodat het kreukel-
vrij opdroogt.
Tafelkleeden. Deze worden eerst
uitgeklopt, daarna de vlekken omregen, in
lanw water en zout geweekt, dan gewasschen
in een sop van zunligthzeep of houtzeep,
daarna gespoeld en dan recht opgehangen.
Wordt dat niet gedaan dan krygt het
een leelyken vorm.
Donker Fluweel. Dit wordt eerst
ook geweekt en daarna gewasschen in een
sop van houtzeep, of dezelfde manier als
het lichtgekleurde fl iweel. Het wordt verder
op dezelfde manier bihandeld.
Stryken van Fluweel. Wan
neer het fluweel bjjna droog is wordt het
gestreken. Dat stryken wordt op een stryk-
plank gedaan, of de verkeerde kant van
het goed wordt over de onderkant van de
bout gebaald.
Is de strijkplank dik bekleed d.w.z. zitten
er verschillende lagen wol of molton op de
plank dan kan het heel goed op de plank
gestreken worden. Is de plank dun bekleed
en het fluweel zou hierop gestreken worden,
dan zou de kans van pletten erg groot zjjn
en dan moet het op de 2-i manier gedaan
worden. Moet deze manier toegepast worder,
dan is het beste dat hierbij 2 personen
bjj zjju. De eene houdt dan het goed vast
en de andere beweegt dan de bout er over
heen. By mouwen kan dat wel eens lastig
zyn, omdat die niet dubbel gestreken mogen
worden, dan gaat dat het beste met een
warme kruik, die in de mouw heen en weer
wordt bewogen.
den weinig of geen „blauw", ook niet
na schudden. In erge mate kwam het
voor o.m. bij Bravo, Paul Krüger, en
Roode Star. Een groot verschil was
er evenwel tusschen knollen van met
kali bemeste perc. en de ande
re, die geen kal i-m est ontvingen
de kali had hier een gunstige invloed.
Bij sommige soorten zag men echter,
ook al hadden ze gebrek aan kali ge
had.
geen of hoegenaamd geen
„blauw". De conclusie luidde: „Niiet
het kaligebrek als zoodanig moet als
oorzaak van het „blauw" worden aan
gemerkt, maar het toedienen van kali
is te beschouwen als middel, waardoor
het „blauw" worden bij die soorten,
welke dit euvel vertoonen, kan worden
tegengegaan. Waarschijnlijk zoo oor
deel men moet het „blauw" worden
toegeschreven aan beschadiging der cel
len door sterken druk, gevolgd door
oxydatie van bepaalde stoffen. Maar
hoe dit zij, voor de praktijk is het
slechts van belang te weten, dat men
het euvel kan voorkomen door zorg te
dragen, dat het gewas voldoende kali
in den bodem vindt. Patentkali is hier
aangewezen.
HET „BLAUW" BIJ AARDAPPELEN.
We schreven hierover al eerder en
zullen 't na dezen nog wel eens moe
ten doen. Twintig jaar en langer ge
leden trok het verschijnsel reeds de
aandacht, en thans heeft het in de land
en tuinbouwwereld de algemeene be
langstelling. 't Komti nu meermalen
voor, dat van een partij de aardappels
geheel of goeddeels geheel oneetbaar
zijn door het „blauw" onder de schil,
zoodanig aangetaste aardappels zijn ook
moeilijk te bewaren. Men is er nog
niet achter, wat de eigenlijke oorzaak
is van het verschijnsel, ofschoon we)
meeningen dienaangaande naar voren
zijn gebracht. Wel weet men dat het
blauw" ontstaat of wordt bevorderd
door drukken of stooten, en voorts, dat
het verschijnsel zich bij de verschil
lende aardappelsoorten lang niet in de
zelfde mate optreedt. De Plantenziek-
tenkundige Dienst te Wageningen stel
de een onderzoek in bij materiaal dat
daartoe ter beschikking was gesteld
idoor de Directie der Ver. Kali-Maat
schappijen, afkomstig van een proef
veld te Hedel: 2 maal 50 knollen van
een perceel, dat geen kali had ge
kregen, en 2 maal 50 van een perceel,
waarop 1000 K.G. patentkali was
aangewend. In 't najaar werd de helft
gesneden, om te zien of de aardappelen
„blauw" vertoonden, de overblijvende
ijverden een weinig geschud en wel,
'door ze 5 maal achtereen in de kist,
Waarin ze geborgen waren, ongeveer
20 C.M. omhoog te gooien. Dit herhaal
de men na een maand, en weer een
week later werden ook deze knollen
gesneden. Wat was nu de ervaring?
Dat het „blauw" bij de 8 onderste aard
soorten zeer ongelijk optrad. De Zeeuw-
sche Blauwe en de Kampioen vertoon-
Voorde Borst.
HOE ONDERZOEKT MEN HET
„BLAUW?"
Het „blauw" in sommige streken,
b.v. de Bommeierwaard, ook wel
„zwart" genoemd, openbaart zich het
sterkst bij het naveleinde. Wie een on
derzoek wil instellen, beginne dan ook
bij het naveleinde en snijde kleine
plakjes af. Al naar de mate van aan
tasting, ziet men dan vlak onder de
schil kleinere of grootere blauwachtig
tot grauw getinte vlekjes. Is de aard
appel er sterk door aangetast, dan zet
zich deze verkleuring meer naar het
midden toe voort, en de geheele snij-
vlakte is dan min of meer grauw ge
kleurd. Dergelijke knollen gaan dan niet
zelden in rotting over. Soms zijn de
vlekken ook min of meer bruin getint.
Opmerkelijk is, dat de schil steeds on
aangetast blijft. Bij het koken van „blau
we" aardappelen blijven de verkleurin
gen bestaan, terwijl de blauwe plekken
min of meer hard worden.
ROOFBOUW AAN KALI.
Te lang heeft men geleeraard, dat
kleigrond geen kali-bemesting noodig
had. 't Gevolg is geweest, dat men op
die gronden voortdurend roofbouw aan
kali pleegde, met als slot in vele ge
vallen: een minderwaardig, meer of min
der sterk „blauw" vertoonend aardap
pelgewas. Zoo ging het op verschil
lende plaatsen in Noordelijk Oronin-
gfen, in de streken langs Rijn,, Waa)
en Maas in verschillende deelen der
Zuid-Hollandsche eilanden, enz. De er
varing, in de laatste jaren opgedaan
op onze zavel- en kleigronden, heeft 't
kaligebrek op vele dier gronden dui
delijk doen zien, doch tevens,, dat de
perceelen zonder kali op die proefvel
den regelmatig bij de vatbare soorten,
aardappelen leverden, die ernstig aan
„blauw" leden.
HEI PROEFVELD TE HEDEL.
Het Centraal Kaliproefveld te Hedel
trok 't vorige jaar een stroom van be
langstellende bezoekers, vooral ook uit
de wetenschappelijk wereld. Er wer
den 8 soorten aard verbouwd. De lin-
kerstrook ontving 1000 K.G. patent
kali per H.A., de rechterstrook 500
K.G. de middelste ook niets, d.w.'zl.
geen kali. Het geheele veld werd
overigens bemest naar 800 K.O. super
en 500 K.O. zw. ammoniak per H.A.
Reeds spoedig bleef de strook zon
der kali achter, het loof werd er don
kergroen, het blad 'bleef klein en ge
drongen, werd bruinachtig, koper- en
bronskleurig, en de eene soort vroeger,
de andere later, ging veel te vroeg
tijdig te gronde. Dit zijn de gewone
kenteekenen van kali-gebrek.
Hoeveel patentkali is er noodig, om
het „blauw" met succes te bestrijden?
Wanneer voor de eerste maal kali in
den vorm van kunstmest wordt gege
ven, zal het gewenschte doel: een flink
en gezond aardappel gewas, niet spoe
dig, d.w.z. met een matige kaligift, wor
den bereikt. De uitkomst leerde duide
lijk, dat er kleigronden zijn, die niet
slechts kali, doch veel kali noodig heb-
J ben, vooral in de eerste jaren. De oor-
i 'zaak hiervan is, dat een deel,, soms
j het grootste deel der gegeven oplos-
I bare kali door den grond scheikundig
gebonden wordt, geabsorbeerd,
zooals dat wetenschappelijk heet, en;
twel zoo vast, dat de planten, vooral
zwakke opnemers, zooals aardappelen,
vlas, gerst, klavers, erwten, boonen, e.a.
er niet meer van kunnen profiteeren.
Door proefnemingen op rivierklei langs
de Maas o.a. kon worden vastgesteld
dat er perceelen zijn, die in het eerste
jaar met 1500 K.G. patentkali bemest
moeten worden om de aardappelen zon
der kenteekenen van „blauw" te doen
groeien, en tevens om practisch
„blauw"-vrije aardappelen te kunnen te
len.
STIKSTOFBEMESTING
EN „BLAUW".
Er kan een kern van waarheid zit
ten in de meening van sommige land
bouwers, dat een zware stik stof bemes
ting nadeelig werkt op het „blauw",
ln de laatste jaren is 't gebruik van
stikstofmeststoffen in verband met de
prijsdaling sterk toegenomen, en bij ve
le landbouwers op de klei zal de toedie
ning van kali daarmee geen gelijke tred
gehouden hebben. De sterke stikstof
bemesting heeft groote, soms zeer groo-
te oogsten geleverd, doch waar niet
extra met kali is bemest, ging dit ten
koste van het bodem-kali-kapitaal. Voor
al in een droog jaar als 1928 komt
de bodemkali niet voldoende tot oplos
sing, en bestaat groote kans,, dat de
stikstofovermaat leidt tot kaligebrek,
speciaal in het laatste tijdperk Vart
groei, als de groote hoeveelheid zetmeel
gevormd en vervoerd moet worden:
een proces, waarbij de kali een belang
rijke rol speelt. Laat 1928 derhalve voor
de landbouwers op zavel en klei een
waarschuwing zijn tegen eenzijdige be
mesting, en vooral tegen te sterke stik
stofbemesting zonder voldoenden kali
toevoer.
PROEF MET BRAVO.
Vooral de „Bravo" is vatbaar voor
„blauw". Daarom is van belang, wat
de heer J. Knollema te Slochteren in
„De Veldbode" meedeelde omtrent de.
door hem met Bravo verkregen resul
taten. Toen hij bij deze soort, behalve
fosforzuur en stikstof, 3 baal kalizout
40 pCt. aanwendde, kreeg hij aardap
pelen, totaal ongeschikt voor de con
sumptie: alles blauw! Toen gaf hij een
zeer zware kalibemesting: 10 baal pa
tentkali per H.A. Het resultaat was
iverrassend, schrijft hij: „geen enkele
blauwe, alles prima consumptieaardap
pelen". Deze waarneming geeft een be
vestiging van hetgeen we hierboven
mee deelden: dat eerst bij toediening
van een vrij groot kwantum kali het
„blauw" in vele gevallen kan worden
bestreden.
In de meeste streken van ons land
wordt het wei- en hooiland niet zoo be
handeld als het wezen moet. Weliswaar
is hierin gelukkig de laatste jaren een
Verandering ten goede te bespeuren,
van een behandeling van hooi- en wei
land dis onze andere cultuurgewassen
is echter op de meeste plaatsen nog
geen sprake.
Door de lage prijzen der landbouw
producten, de verhoogde landpachten,
landprijzen en arbeidsloonen, is in het
landbouwbedrijf een ware crisis uitge
broken, waarvan het einde niet te voor
zien is. Een gunstige uitzondering hier
op maakt het weidebedrijf. Dit bedrijf
geeft geen redenen tot klagen, maakt
zeifs nog veel goed waar het slechts
als onderdeel van de boerderij wordt
uitgeoefend.
Het is opmerkelijk dat, hoewel dit
bedrijf zoo'n goede uitkomst geeft het
het op vele plaatsen nog stiefmoeder
lijk bedeeld Wordt. Zoo ziet men vaak
gewassen, welke lang niet zoo een goe
de uitkomst geven, beter behandelen.
Het is dan ook zeker dat de gras
landen door betere behandeling en be
mesting bijna overal veel betere op
brengsten kunnen geven.
Door een goede afwatering, door een
goede verpleging, door een rationeele
bemesting en door het gebruik van
een goed zaadmengsel bij den aanleg
van grasland.
Vooral wat betreft de bemesting zijn
wij er van overtuigd dat deze nog niet
in den haak is, en dat voor bet groot
ste deel daardoor de opbrengsten niet
zoo hoog zijn als men zou wenschen.
Wat er dan aan de bemesting hapert?
Volgens onze meening wordt er over
het algemeen nog veel te weinig stik
stof naast de fosforzuur- en kalibe-
mesting gebruikt. Zeker een fosforzuur-
en kalibemesting dient men niet te ver
geten, de stikstof mag echter evenmin
gespaard blijven.
Een groot geluk is het nu dat wij
in de goedkoope synthetische stikstof
een krachtig middel bezitten de op
brengst en de kwaliteit van het gras
te verhoogen. Hoe kunnen wij nu deze
stikstof het voordeeligste toedienen?
ln het voorjaar per H.A. 40 a 60
K.O. zuivere stikstof in den vorm van
200 a 300 K.G. zwavelzuren ammoniak
of 150 a 225 K.O. Leunasalpeter of 200
a 300 K.O. kalkammonsalpeter 1 O,
10. Djor een lange rotsachtige gang kwamen
ze in het huis van Aya en haar moeder. Wat
was het daar gezellig ingericht. Overal lagen glim
wormen en lichttorren die voor de illuminatie
zorgden, en in de huiskamer bing een groote
diamant, die zoo schitterde, dat Aladdin zyo
oogen moest dichtknijpen, zoo hel was het. Mak
kelijke rustbanken stonden tegen den muur. Aya
Bam haar nieuwen vriend spoedig mee naar haar
Peetoom, een ouden, grysgebaarden kabouter, die
in een rotshol woonde, dat door een ruime, lange
gang in verbinding stond met hun woning.
11. »Je wordt wel bedankt, jongen,* sprak de
oude baas, toen deze het verhaal van haar red*
ding gehoord had. We zouden niet geweten heb
ben hoe we onze kleine meid terug hadden moe
ten krygen,« want ze was ver buiten onzen too-
verkring gevlogen, en ik kon zelf nu niets doen.
Ik zal je ryk beloonen. Maar vertel me eerst eens,
hoe jij, die heelemaal niet uit deze streek komt,
hier verzeild bent geraak',c
Alladdin vertelde zyn droevig verhaal en de oude
kabouter had oprecht medelijden met hem. »Je
familie kan ik je niet teruggeven,* sprak by,
»maar hier heb ik iets, dat wellicht van veel nut
voor je zal zyn. Het is een tooverfluit, en als je
hierop blaast, zal iedereen naar je luisteren. En
elkeen die een poosje je spel gehoord heeft, zal
gelukkig en tevreden worden.
12. En wanneer je hem iederen dag maar wat
voorspeelt, wordt zelfs de slechtste mensch braaf
en goed. Het is een groot geschenk, Aladdin,
gebruik het ten zegen*. Aladdin dankte hartelijk
en nam afscheid van den goeden kabouter. Het
werd hoog tyd voor hem, om naar huis te gaan,
en na een hartelijk vaarwel van Aya en haar
moeder brachten zjj hem buiten, waar Aladdin
moest beloven, spoedig terug te komen. »Je blaast
maar op je fluit*, sprak de fee, »en dan komen
we direct uit onze grot.* Toen raakte ze hem
weer even aan met haar tooverstaf en plots stond
Aladdin weer levensgroot voor de rots, terwijl de
kleine feeën hem toelachten en daarna verdwe
nen. Overgelukkig keerde AUddin met zyn fluit
huiswaarts.
Wordt vervólgd).
Nieuwsblad
>!-
zijn een gevolg van besmetting
langs de ademhalingsorganen.
Tast de kwaal in haar oorzaak
aan. De planten-extracten in
Abdijsiroop zuiveren Uw borst
van de slijm met ziektekiemen
en zullen den hoest verdrijven,
't Aangewezen middel bij Griep,
jê |/|ff nre Bronchitis, Kink-
hoest en Asthma.
Flacons :f 1.50, f 2.75,! 4.50
60 cent
p. dooa
Iet» Nieuw» Voor onderweg
Het is gelukt Abdijsiroop
te „stollen" met behoud
van alle genezende
bestanddeelen tot