Tweede Blad
80.5029 Woeasdag 18 Juni
Het vergaan der Capelsche Boet.
voor het Land
van Heusden en Altena,
de Langstraat
en de Bommelerwaard.
ALADDIN EN DE TOOVERFLUIT
Ingezonden.
Tuinbouw.
Burgerlijke Stand.
BEHOORENDE BIJ HET
De Pinksterstorm, 28 Mei i860.
De grootste ramp, die de binnen-
stoomvaart heeft getroffen.
In de „Echo van het Zuiden" la
zen we de volgende herinnering
De bladen, die Dinsdag 29 Mei
i860 uitkwamen, bevatten het vol
gende bericht van het Meteorologisch
Observatorium, zooals toen het Meteo
rplogisch Instituut heette te Utrecht,
nopens de weersgesteldheid van de
Pinksterdagen 27 en 28 Mei
„Nadat er Zaterdag 's namiddags
een paar donderbuien bij dalenden
barometerstand langs de stad waren
gegaan, werd het weder guur en
onstuimig. Zondagmorgen was het
zelfs guur en stormachtig en er vie
len zware regenbuien. Des avonds
werd 't echter stiller, doch voor dit
jaargetijde zeer koel. De barometer
stand nam in den loop van den dag
in hoogte toe en menigeen, die niet
wist, dat die stand, op een enkele
plaats waargenomen, geen weervoor-
zegging toelaat, maar alleen door
vergelijking met andere plaatsen tot
een volgende weersgesteldheid kan
worden, zag zich den volgenden dag
bedrogen.
De meteorologische wetenschap
lag voor 70 jaar nog vrijwel in haar
windselenhet seinWees op uw
hoedel werd toen nog niet lang voor
zich teekenen van storm voor den
leek jopenbaren, door telegraaf en
radio binnen en buiten onze gren
zen gegeven. En zoo kunnen wij het
ons voorstellen het was immers
betrekkelijk stil dat Maandagmor
gen de 42 passagiers der Capelsche
Stoomboot voor een pleiziertochtje
naar Rotterdam plaats namen in de
verwachting, dat het weer wel op
knappen zou en zij in Rotterdam een
naar aangename uren zouden door
mengen. Ook de stad Geertruiden-
xerg maakte dezelfde pleizierreis. Te
gen 2 uur 's namiddags vertrokken
beide booten uit R'dam en bereikten
tegen 3 uur Dordrecht. Onderwijl
was de wind zoo aangewakkerd, dat
Cornelis Dijkmans, de gezagvoerder
van de Geertruidenscheboot beslist
weigerde de reis voort te zetten, al
hoewel verschillende passagiers hem
daartoe aanzochten.
De kapitein van De Langstraat
aldus de naam der Capelsche boot
meende echter het gevaar het hoofd
te kunnen bieden en zette de jreis
door de hooggaande golven van Kil
en Holl. Diep en Amer voort.
Tegen 5 uur bereikte men de zand
bank de Koekoek tusschen Lage-
Zwaluwe en Drimmelen.
Door een hevigen rukwind brak
da,ar de tag en sloeg de stormfok'
overboord, waardoor de boot stuur
loos werd. Tegelijkertijd moet een
der passagiers een patrijs raampje
hebben geopend, waardoor het wa
ter de kajuit binnen drong met zoo'n
geweld dat het onmogelijk was, het
raam weder te sluiten.
Allen, die beneden zaten, vlogen
in doodsangst naar het dek. De boot
zonk daarin 3 vadem water. Van de
passagiers werd de een na den ander
van boord gespoeld. Acht personen
poogden zich op het rad te redden,
waaraan zij zich gearmd vastklemden.
Eén golfslag sleurde ze tegelijk in
de diepte.
Den stuurman en negen passagiers
gelukte het in den mast te klimmen.
Te midden van den hevigen storm,
met van water druipende kleeren,
versteven van koude, brachten ze den
den nacht door. Den volgenden mor
gen om 7 uur, kwam de stad Geer-
truidenberg op haar thuisreis op de
plaats der verschrikking aan. De ijve
rige bemanning, geleid door den er
varen gezagvoerder Dijkmans, geluk
te het dit tiental te redden. Van de 10
leden, der bemanning werd alleen
de stuurman gered, van de 42 pas
sagiers verdronken er 33, de meesten
herkomstig uit Capelle, maar ook Til-
burgers en Bosschenaars waren er
onder. Eén schipper verloor bij deze
ramp, de zwaarste, die de binnen-
stoomvaart hier te lande ooit heeft
getroffen, drie dochters, een weduwe
twee zoons.
(Buiten verantwoordelijkheid der
Redactie.)
Mijnheer de Redacteur!
Beleefd verzoek om opname van
het volgende, U dankend voor de
plaatsruimte.
Naar aanleiding van het ingezon
den stuk over de verg. van de Pol
der het Zuiderveld gedagteekend 28
Mei 1930, zij het mij vergund eenig
licht te werpen over dat stuk, gelijk
ook onze geachte inzender zich zoo
uitdrukt over de verborgen plekken
en vunze hoeken. Die geachte Mijn
heer (de inzender van dat stuk) weet
allies bij zijn naam te noemen, heel
goed dan, maar waarom mag zijn
naam niet voor den dag komen,
schuild soms hier iets. Ik vind het heel
royaal en gepast wanneer iemand
denkt een woord op zijn tijd en plaats
te spreken, en hij zijn naam durft ge
ven. Of het is toch niet de bedoeling
van de inzender om kwade hoofden
en een wrijving te brengen, ook nog
na de uitslag van de stemming. Laat
men vrede bewaren en vieren ook in
de Polder het Zuiderveld en het be
lang dien aangaande behartigen. Vol
gens inzender zou de partij-vorming
zijn de geschillen van één kerk ge
nootschap (dat wij hier verder buiten
beschouwing laten) maar waar
kwam dan de propaganda vandaan
van degenen die buiten dat kerkge
nootschap staanonbewust soms P,
zooals de inzender boven in zijn stuk
dat woord ook gebruikt. Moeten die
tegenstanders allemaal in hun eigen
tuintje eerst wieden voordat zij me
nen het belang van de Polder te mo
gen en durven behartigen. Mij dunkt
het was niet om zoo juist weer te
geven wat propaganda en stemming
aangaatmaar een bijl nemen om te
hakken op de tegenpartij, hetgeen
nu niet meer noodig is, en nooit in
het belang van den Polder genoemd
kan worden. Wanneer wij het licht
van den inzender goed bezien,
lijkt ons een kwaadwillig en wrevelig
gevoel zich te uiten, dat zich wil wrij
ven en koelen.
Geen naam noemen voor de actie
of propaganda van de partij die de
j inzender zich kiezen wil ik, zooals ze
I door hem is genoemd. Bij deze woor-
den is toch den inzender wel zeker van
de eerlijkheid der propaganda van
zijn kant, daar hij het onkruid bij een
ander zoekt en het omhoog durft
1 heffen.
Wie den bal kaatst moet hem te
rug ontvangen. Mocht het soms per
soonlijke vete zijn het spijt mij zeer,
maar daar de partij in zijn geheel bij
het hoofd wordt genomen met ge
noemde candidaat geef ik de geach
te inzender toch in het vervolg in
overweging zich niet zoo algemeen
uit te drukken, en als 't ware perso
nen die eerlijke propaganda voeren,
en zich met de minste bedoeling
geven niet te kwetsen. Daar de in
zender mij heelemaal onbekend is
zag ik1 mij genoodzaakt zoo te han
delen, slechts eenmaal, daar ik niet
verder op tegenweer hoop in te gaan.
U Mijnheer de Redacteur nogmaals
dankend.
Uw medelezer,
B. G. KOEKKOEK.
Dussen, 12 Juni 1930.
De tusschenteelt wordt door den
tuinder het meest toegepast in het
vroege voorjaar, als de exemplaren
nog klein zijn, als de planten nog
jong zijn. Vooral nu die planten die
spoedig rijp zijn, en geen weelderig
loof hebben, waardoor ze minder
ruimte innemen, kunnen voor tus
schen planting in aanmerking komen.
Wil men een gedeelte van den
akker in plaats van met gewassen
beplanten, deze zaaien, dan menge
men b.v. radijs-, wortel-, kropslazaad
dooreen en strooie het uit op hetzelf
de stuk land. Na de ontkieming en
vruchtzetting, kan de radijs worden
geoogst, als de wortel plantjes nog
zoo klein zijn, dat ze van de rijpe
radijsexemplaren nog geen last heb
ben. De opkomende kropslaplanten
kunnen later worden verplant. Hier
is dus een combinatie van een drietal
gewassen, die met vrucht kan wor
den toegepast, al zal de combinatie
cultuur zich, als regel, moeten rich
ten naar de vraag van den consu
ment. Voor de kweeker zijn land voor
cultuur in gebruik neemt, maakt hij
eerst een vast plan, volgens hetwelk
hij den bodem wil bezaaien. De op
pervlakte verdeelt hij door enkele tus-
schenpaadjes in verschillende vakken
en beteelt daarna den grond eenige'
jaren achtereen zoodat hij tenslotte
zoo een ruwe berekening kan maken
van de kosten noodig voor zaaizaden,
meststoffen, beschermingsmateriaal,
steunmiddelen enz. Ook kan hij dan
tevens nagaan, hoe groot ongeveer
de oogst zal zijn, als de omstandig
heden tenminste gunstig blijven.
Wanneer toch plotseling koude in
valt, taalt zijn plan.
Gemis aan werkkrachten, kan oor
zaak worden, dat onkruidplanten zoo
sterk vermenigvuldigen* dat ze de
cultuur schaden. Ze ontnemen licht
en gunstige levensvoorwaarden aan
het gewas, dat daardoor verstikt.
Lange, natte perioden, slaan vaak
de pogingen van den tuinder, om den
bodem te zuiveren met vruchteloos
heid, want nauwelijks is het onkruid
verwijderd, of 't wortelt weer aan.
Droogte daarentegen doet het on
kruidplantje spoedig sterven. Bijna
alle tuinders zaaien de producten in
rijen. Ze doen dat, omdat ze dan de
onkruidplanten gemakkelijker kunnen
verwijderen.
Is het langen tijd achtereen droog,
dan moet de tuinder den bodem een
flinke hoeveelheid water geven.
Heeft de grond gier noodig, dan
wachte hij een regenachtigen dag
af, om de dunne oplossing van dezen
mest toe te dienen. Wil men sommi
ge planten geschikt maken voor 't
gebruik, dan is soms bleeking noo
dig. Het zonlicht moet daarbij af
gesloten worden. Andijvie moet te
dien einde worden samen gebonden,
terwijl andere planten overdekt kun
nen worden met stroo.
Vragen op rechtskundig gebied
(Abonné's kunnen in deze rubriek
GRATIS vragen stellen.)
Ik bso wethouder. Nu zyn er in de
eerste drie maanden van 1980 geen ver
gaderingen van Burgemeester en Wethou
ders gehouden. Miju salaris bedraagt f 50
per jaar. Hoeveel kryg ik nu over de drie
bedoelde maanden uitbetaald
N. Een wethouder.
Ik heb een jong paard, dat dezen winter
op stal iets krampachtig was, doch tu in
de wei kan ik er niets aan bespeuren.
Kan ik nu zoo een paard voor eerlijk ver-
koopen, of hoe lang kan kooper indien
ik het niet zeg my aansprakelijk stellen
A.
B.
Het is mogelyk, dat het paard, volgens
een veearts, geheel genezen is en dan kunt
U het gerust als eerlyk verkoopen. Is
echter het paard alleen 's winters op stal
krampachtig en niet in de wei (dus niet
genezen), dan blyft U aansprakelijk tot
diep in den staltijd, omdat het dier reeds
by U 's winters op stal krampachtig was
en de kwaal U bekend was.
Ik ben huurder van eene bouwmans
woning met daarby behoorend wei- en
hooiland. Mag ik nu de mest der beesten
verkoopen of ben ik verplicht, die op het
land te gebruiken In het huurcontract
is daaromtrent niets bepaald.
W. Een huurder.
Indien eene bouwmanswoning met wei
en hooiland als één geheel is verhuurd,
is de huurder naar dè wet en den aard
der overeenkomst verplicht, de landeryen
van de tot beweiding noodzakelijke beesten
te voorzien en ten opzichte van het gebruik
van het gehuurde als een goed huisvader
te handelen, hetgeen medebrengt, dat de
van het vee verkregen mest moet worden
aangewend tot de vruchtbaarmaking van
den grond en niet weggevoerd en verkocht
mag worden.
Ik ben in het bezit eener schuldbeken
tenis, waarin staat, dat de onderteekenaar
zich verbindt het schuldig erkende terug
te betalen. Nu zeggen sommigen, dat
zoodanige schuldbekentenis niet rechtsgeldig
zou zijn. Waarom zij dat zeggen, weet
ik niet, maar nu vraag ik, of bun be
wering juist is
H. K. v. d. H.
De vermelding in de schuldbekentenis,
dat de onderteekenaar zich verbindt het
schuldig erkende terug te betalen, wijst
op het ontvangen hebben van het geld ter
leen, zoodat de oorzaak der verbintenis in
de akte is uitgedrukt. De schuldbekentenis
is dus rechtsgeldig.
Moet voor het opvoeren eener variété-
vertooning tjjdens eene bioscoopvoorstelling
eene afzonderlijke vergunning van den
Burgemeester worden verleend
Z. Een bioscoop ondernemer.
Het doen opvoeren eener variété vertoo
ning tijdens de bioscoopvoorstelling, valt
onder de exploitatie van het bioscoopbedrijf,
zoodat er dus geen afzonderlyke vergunning
voor noodig is.
Mag in eene plaatselijke politieverorde
ning worden verboden om hondeo, welke
als bewakingshonden zyn aangegeven, op
den weg te laten loopen?
E, J. D. M.
Het verbod, om honden, welke als waak
honden voor de belasting zyn aangegeven,
op den weg los te laten loopen, strekt niet
tot bescherming van openbare orde en veilig
heid, maar heeft ten doel, belastingontdui
king tegen te gaan, zoodat zoodanig verbod
niet in de politieverordening mag worden
opgenomen.
Ik ben oud en niet meer in staat om in
myn onderhoud te voorzien. Nu heb ik
nog een jongen, die ook niet bekwaam is
om zyu kost te verdienen. Verder heb ik
twee gehuwde zonen en nog een onge
huwde, die buitenaf werken en goed geld
verdienen. Kan ik deze nu verplichten om
bij te dragen voor myn levensonderhoud.
Hoe in deze te handelen
Een abooné.
De kinderen zyn wetteljjk verplicht, hunne
ouders, wanneer deze behoeftig zyn, te
onderhouden. Het onderhoud zal worden
geregeld naar evenredigheid der behoeften
van dengenen, die het vordert en het in
komen van dengenen, die tot dat onder
houd verplicht is. 't Best is, dat U door
den rechter laat bepalen, of uw financieele
toestand zoodanig is, dat U onderhoud van
uw kinderen kunt vorderen en zoo ja, hoe
veel zy dan wekelyks of maandelyks voer
U hebben te betalen. Wend U tot een
advocaat-procureur of een deurwaarder.
In onze gemeente is onlangs een ver
ordening in het leven geroepen, wat met
algemeene stemmen door de gemeenteraad
is goedgekeurd, dat in water, dat als drink
water wordt gebruikt geen eenden mogen
rondzwemmen. Nu gebeurt het nog heel
dikwjjls, dat er van verschillende eigenaars
eenden in dat drinkwater rondzwemmen en
daardoor het water erg bevailen. Is hier
tegen niets te doen
Vallen ook ganzen onder dezelfde be
palingen
E. X.
Op uw eerste vraag geven wij een be
vestigend antwoord. Immers kunt U met
twee personen naar de politie gaan en een
proces-verbaal op klachten laten opmaken
tegen den eigenaar der eenden, d. w. z.
als beide personen gezien hebben, dat de
eenden in het water waren. Ook kunt U
de politie vragen, een oogje in het zeil te
willen houden en proces-verbaal te willen
opmaken, wanneer zy eenden in het water
bespeurt. Natuurlyk moet men zeker weten,
wie eigenaar der eenden is.
Ons antwoord op uwe tweede vraag luidt
ontkennend. Immers spreekt de verorde
ning, zooals U zegt, alleen van xeendenc
en onder veendenc kan men moeilyk ook
yganzenc begrijpen.
Hoever moet een kachel of een fornuis
dat buiten gestookt wordt, van een woon
huis verwyderd staan
E. X.
Hieromtrent bestaat geen bepaling in
de rijkswet. Mogelyk bevat de politiever
ordening uwer gemeente eene betrekkelijke
bepaling. Is zulks niet het geval, dan kunt
U kachel of fornuis zoo dicht bij uw woon
huis plaatsen als U zelf wilt, 't Beste is,
even ter secretarie te informeeren.
AUMKEKK'.
Over de maand Mei.
Geboren; Marinus, z. v. J. Bos en
C. Haspels. Fygje, d. v. A. Versluis en
E. A. van Breugel. Janske, d. v. II. Koek
koek en C. Kant. Cornelia d. v. T. Vink
en J. H. Nultenboch. Zegerina, d. v. C.
Z. Hegblom en W. v. Dyk. Aaltje, d.
v. J. v. Leeuwen en J. Verhoeven. Maria
A., d. v. M. Verlee en S. v. Hoven. Jan-
nigje, d. v. P. Verhoeven en J. de Graaff.
Elizabeth, d. v. P. v. Burgel en C. Braun.'
Huibert, z. v. H. de Graaf en J. de Rade.
Peter G. z. v. G. H. Koekkoek en G. Bra
ver.
Ondertrouwd: H. de Bok 29 j.
met P. Dekker 22 j.
Getrouwd: K. de Boer 25 j. en
M. Vos 22 j. A. v. Breugel 34 j. en J. v.
Helden 30 j. J. C. Roubos 24 j. en J.
Duizer 19 j. J. Klaasse 28 j. en C. Pauli
23 j.
O v e r 1 d e n Jacoba van Ryswyk, wed.
van P. Kuyk, 84 j. Willem Holleman 79 j.
Cornelia Bester veld, echtgen. van G, J.
Heiblom 69 j.
WOUDRICHEM.
Over de maand Mei.
Geboren: Arie Adrianus, z. v. Al
Havelaar en A. G. v. d. PolAdam, z,
v. Y. v. Straten en M. M. HeystekNeeltje,
d. v. P. Smits en A. E. Struik Cornelis,
z. v. H. Kant en A. B. Kant.
Getrouwd: W. Borg, 22 j., met
G. Hartman, 20 j.
Overleden: J. Roomer, echtgen. v.
K. Borg, 64 j.
49. „Ik zal je nu aan mijn wondervogel voorstellen",
zei Sheik. „Hij is volkomen betrouwbaar, alleen een
beetje pedant. Hij staat volkomen tot je dienst. Je hebt
me dapper verdedigd, Aladdin, dat zal ik nooit ver
geten". „Och, dat was maar een kleinigheid", glim
lachte Aladdin, „ik bad U toch zelf in dien toestand
gebracht, en wie weet, krijgt U nu nooit meer Uw
oude gedaante terug." Al pratend kwamen ze bij een
boom. Sheik floot en daar fladderde een groote arend
op zijn schouder neer. „Goeden dag, kleine man," zei
de arend tegen Aladdin, dat heb je knap klaar ge
speeld met die kabouters. Ik zweefde een heel eind
boven je, maar ik zag het best. Ik zie trouwens alles
op de aarde, al ben ik duizend meter hoog. Ik ben
de Wondervogel, en Sheik's vriend".
50. Sheik vertelde den arend Aladdin's geschiedenis
en ook het avontuur met de elfen en de kabouters.
De arend zette zijn kuif rechtop van verontwaardiging
over den streek, die zij zijn ouden vriend gespeeld
hadden. „Kon ik ze maar krijgen", krijschte hij. „Maar
dat volkje komt alleen 's nachts boven den grond, en
dat is voor mij, den koning der dagvogels, niets. Na
tuurlijk zal ik je kleinen makker naar dien bergtop
brengen, Sheik. Drink maar gauw een druppel van je
olie, Aladdin, dan gaan we meteen op weg. Je kunt
wel tusschen mijn veeren zitten."
Jfieiiwsblad
r.