Tweede Blad yieftwsfeiad Ho. 5151 Vrijdag 21 Augustus 0STER' Wie is de Man Bezoekt de Hi£ÜSDENSGHE Maandmarkten De eerste Groote Maandmarkt van WAtmtmMkns allerlei Kramer ij en zal plaats hebben op DONDERDAG 17 SEPTEMBER a.s. waaraan tevens verschillende attractie's verbonden zijn, CREME -Zil voor het Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard. RugpijnNierenPilIen iHigfJemihriek. FEUILLETON iitiltesilaiifL BEHOORENDE BIJ HET Het lot van een nierlijder is vaak ellendigdikwijls is hij niet in staat om zijn werk te doen. Bij elke beweging schieten scherpe, stekende pijnen door zijn lendenen Nare urinekwalen, water zuchtige zwellingen, hoofdpijn en duizelig heid kunnen zijn leven nog onaangenamer maken. En den volgenden dag is het weder juist hetzelfde nieraandoeningen worden niet van zelf beter. Gebruik onmiddellijk Foster's Rugpijn Nieren Pillen. Uitstel kan leiden tot rheumatiek, spit, ischias, blaasontsteking, nierwaterzucht, nierzand en -gruis enz. Foster's Pillen geven aan de nieren juist de hulp, die zij noodig hebben, en wek ken ze op tot hernieuwde werkzaamheid. Zij werken uitsluitend op de nieren en blaas en kunnen vol vertrouwen en veilig gebruikt worden. Bij alle drogisten enz. fl.75 p. flacon. Beste jongens en meisjes. Hier heb ik weer een paar aardige raadsels. Maar ze zijn moeilijk, hoor! Je beste beentje dus voorgezet. Daar gaan we: 1. Als ik een boom vel, dan krijg ik.... Sommige kinderen noemen hun moeder Als je eiken dag twee uur naar school moet loopen, dan wDon je... Op deze manier heb je nu 3 woor den gekregen, die samen 9 let- ters tellen. Gooi die 9 letters door elkaair en maak er iets van, dat je in bijna iedere kruideniers- of grutterswinkel kunt koopen. 2. Zoek vier woorden, elk van vier letters. Het eerste woord is een kleur (en rood is het niethet tweede is een jongensnaam (de middelste twee letters zijn de zelfde, en de eerste en de laatste ook,( het derde is een deel van een huis, het vierde is een deel van een voet. Als je deze vier woorden gevon den hebt, zet je ze onder elkaar. De beginletters, van boven naar beneden gelezen, vormen den naam van een meelspijs. OOM KAREL'. JORIS DOMOOR. Er was eens een jongen, die Joris M. SCHOEPP. 5.) „Zie me nu zoo'n jongen eens aan," zegt zij knorrig met schitterende oogen, „komt hij me in die brandende hitte aandraven wat zie je er weet uit, mijn hartedief; van de latijnsche school naar 't schoven binden En heb ik je niet gezegd, dat er thuis een pannetje met heerlijke zure melk staat? Heb jel misschien gedacht, dat moeder haar jongen vergeten heeft? Je bent een mooie jongen. Schaam je je niet? Schaam je je niet een klein beetje.?" Maar hij lacht en laat zijn sterke ge zonde tanden zien; en toen lacht ze ook en schudt hem in haar vreugd heen en iweer en neemt een punt van haar boe zelaar en veegt hem teeder, steeds brommend, het natte voorhoofd af en wrijft daarna zelf met den rug van haar hand over 't vochtig gezicht. „Ja, als men zoo'n slungel heeft, zoo'n Karei heeft zijn ransel bij een aman delboom neergelegd en daarover zijn blouse gegooid. „Zoo nu zal ik mijn moedertje hel pen, tot de vesper, is dat goed? Dan wacht Frits op mij op den Galgen- berg." heette, en die met zijn moeder in een heel klein huisje woonde. Want ze wa ren erg arm. Maar het ergste was, dat Joris verschrikkelijk lui en bovendien nog heel erg dom was, zoodat iedereen hem Joris Domoor noemde. Omdat Jo ris zoo lui was, moest zijn moeder el- ken dag uit werken gaan, om een broodje te verdienen en een beetje aardappelen en een stukje vleesch. On- dertusschen zat Joris maa|r lui in een leunstal of lag buiten in de zon te sla pen. Nu, jelui begrijpt, dat dit moeder danig begon te vervelen. En toen dan ook de tijd gekomen was, dat Joris groot en sterk was geworden, zoodat hij makkelijk zijn eigen kost kon ver dienen, sprak zijn moeder op zekeren dag tot hem: Joris, domkop, ik moet eens een woordje met je spreken. Je bent nu groot en sterk en je moet voortaan voor je zelf zorgen. Als je nu niet je handen uit de mouwen steekt, krijg je morgenochtend geen karnemelk- sche pap met stroop en moet je het huis uit, om er nooit meer in te komen. Ga dus werk zoeken en kom niet zonder geld Thuis 1 Nu, Joris vond dat heelemaal niet prettig. Want hij hield zoo veel van karnemelksche pap en vooral metstroop. En de herfst was nabij, zoodat het buiten al tamelijk koud begon te wor den. Er zat dus niets anders op, dan werk te zoeken. Hij ging naar een boer en werkte daar den geheelen dag en toen kreeg hij een kwartje. Maar Joris had nog nooit geld gehad en toen hij naar huis ging en over een sloot sprong, verloor hij het kwartje Wat ben je toch een domkop, Joris, zei zijn moeder boos, je had dat kwart je in je zak moeten stoppen Goed, moeder, zei Joris, den volgenden keer zal ik dat vast en zeker doen. Maar den volgenden dag gaf de boer hem als loon een kan heerlijke melk met room En wat deed die vreeselijk domme Joris? Hij stopte de kan met melk in zijn zak En toen hij thuis kwam was alle melk weggeloopen en zijn broek was heelemaal nat. Lamme- tjes-pap-met-krenten riep zijn moeder wanhopig uit. Wat ben je toch een domkop, Joris, je had die kan op je hoofd moeten dragen Goed, moeder, zei Joris, den volgenden keer zal ik dat vast en zeker doen. Weer den volgenden dag kreeg Joris een groote klomp boter van den boer. En wat deed Joris? Hij legde de kluit boter op zijn hoofd en wandelde zoo naa rhuis, in de heete zonneschijn Ik hoef je zeker niet te zeggen, wat er nu weer gebeurde? Alle boter smolt en de olie liep in zijn haar en langs zijn hals O, o, wat ben je toch een verschrikkelijke ezel, zei zijn moeder. Je had die boter voorzichtig in je han den moeten dragen Goed, moeder, zei die domoor van een Joris, ik zal; het den volgenden keer vast en zeker doen. Maar Joris had er genoeg van voor den boer te werken en ging nu den bak ker helpen brood bakken. De bakker wilde hem echter niets anders als loon geven dan e en groote zwarte kat. Joris nam dus de kat en begon die voorzich tig in zijn handen te dragen. Maar dat wilde de poes niet. Die krabde hem over gezicht en handen en vluchtte weg. (Wordt vervolgd). y.T.T.T.T.T.T.T.V.T.T.T.'V.T.T.T.T.T.T jï voor huidverfraaiing De gerestaureerde en verbeterde Oosterkade te Utrecht is over een groot gedeelte geheel afgewerkt, waardoor de scheepvaart een ruimer water en een beteren aanleg heelt gekregen. Maar tevens heeft het aspect der omgeving aan schoonheid gewonnen. „Helpen? Jij helpen? Niets in 't lijf, den geheelen dag geleerd en dan nog helpen binden. Neen, jongen, daar komt niets van. Ik zou wel een ravenmoeder zijn, ja zeker een ravenmoeder." „Maar ik ga niet naar huis, en als u hier is, kan ik er ook wezen. Ik heb mij er reeds op verheugd op 't binden en dag Jochem, dag Greta, ik ben hier gekomen om te helpen binden, kun nen jullie me niet gebruiken?" De knecht duwt zijn kort pijpje naar den hoek van den mond, drukt de pet vaster op 't oor en zegt grijnzend „ja a a" en de oude Greta ver trekt haar perkamentachtig gezicht in ontelbare plooien en schudt hevig met het hoofd. Al heeft ze 't ook aan nie mand gezegd, Karei is haar lieveling. Zij had ook eens een eenigen jongen, die Karei heette, die rust nu achter den kerkhofmuur. „Nu blijf dan," zegt zijn moeder. Maar eerst moet hij haar brood eten en de helft van de koffie uit het blik ken keteltje drinken. En zij staat voor hem, de handen op de breede heupen leunend, verheugt zich over zijn ge zonden eetlust en hoort oplettend, wat hij haar van Frits Bellermann en van Wenzel vertelt. „En Frits zal weggejaagd worden, moeder." „Wat? weg „Ja, weggejaagd; hij mag niet meer op school komen." „Die arme jongen „Ja, niet waar? Hij kan het toch niet helpen. En nu zeggen alle jongens, dat hij alleen schuld heeft, en Secu- rius zegt het ook „Zegt die 't ook? Dat moet zoo'n geleerde heer toch niet doen; neen dan zou je grootvader anders gehandeld hebben. „Wat", zou hij gezegd heb ben, „jullie hebben alle meegedaan, jij, en jij en jij allemaal een uur school blijven, drie strafsommen maken en een psalm van buiten leeren." Dat zou hij gedaan hebben. Ja, je grootvader was een verstandig man." „En dan heeft Wenzel gezegd daarvoor heeft hij eigenlijk slaag ge kregen dat Frits geen vader had, dat zijn moeder had gezeten „Wat, dat heeft hij zoo'n kwa jongen, zoo'n Laat hij eens hier komen Rood van ergernis gaat zij achteruit en wordt eerst weder kalmer, als zij ziet, hoe ijverig haar jongen aan het werk is. Tegen verspertijd drong zij hem te gaan. „Frits moet niet wachten. Den ran sel zal ik wel naar huis brengen." Hij strijkt het natte haar van het voor hoofd weg. „U gaat spoedig, moeder?" „Binnen een uur." „Als er geluid wordt?" „Ja, als er geluid wordt." „Tot straks, moedertje „God behoede je mijn jongen." Hij drukt een hartelijken kus op haar mond 'en ontmoet nog eens hare mooie teedere oogen. En daarna loopt hij langs 't weiland naar den boschrijken Galgenberg. Herhaaldelijk ziet hij om, en telkens ziet hij, dat de vrouw hem nog naziet, de oogen beschaduwd door de hand. „Zij is toch verheugd, dat ik gekomen ben," denkt hij en werpt ju belend zijn muts hoog in de lucht. EEN ROOVERHOOFDMAN VOOR HET GERECHT. Voor de Rechtbank te Olmütz, die precies vier jaar geleden, in Augustus 1927, den beruchten Moravischen roo- verhoofdman Lecian ter dood veroor deeld heeft, staat thans Niccolaas Ko- lenko terecht, de schrik van Prui sisch Silezië en van het mijngebied van Ostrau. De man heeft zich te verant woorden voor tallooze misdrijven, waar op volgens de militaire strafwet de doodstraf staat. Kolenko, die nog maar 24 jaar oud is, is n.l. in 1929 uit het Tsjechoslowaksche leger gedeserteerd en naar Duitschland gevlucht. Hij heeft ook in België en Nederland vertoefd en is daarop naar Tsjechoslowakije te- ruggekeerd, waar hij aangehouden werd en weer bij het leger werd ingelijfcL Na een poging tot moord van een: meerdere, vluchtte hij naar Pruisische Silezië. Hier stichtte hij een roover bende. Dit zijn hoofdkwartier onder- 1 nam hij strooptochten naar Hultschin* Teschen en de streek van Ostrau en i brandschatte zijn heele operatiegebied. Een heel regiment gendarmen maakte jacht op hem, maar evenals Lecian wist: hij zich altijd met de browning een. weg naar de vrijheid te banen. In zijn. vrijen tijd was hij een kostelijk jager. In de Duitsche rijksbosschen en op de goederen van Rothschild heeft Ko lenko de laatste paar jaar meer clair duizend fazanten en heel wat hazen, herten en zwijnen geschoten. Verletten a jaar December ontdekte de Tsjecchi3ch 5 gendarmerie Kolenko in een verlaten schacht van een steenkoolmijn in het district Ostrau. Een sterk cordon gen darmen zette den toegang af en men eischte Kolenko's overgave. Daar dit geen resultaat had, drong een troep gendarmen, met stalen schilden be-' schermd, de mijn binnen om Kolenko te ontwapenen. Deze ontwikkelde zoo*tt geducht vuur tegen zijn belagers, dat deze zich terug moesten trekken. Men trachtte toen den misdadiger met be~ S hulp van ammoniakdamp uit te roo- ken. Volle dertig uur hield deze den gasaanval uit. Toen gaf hij zich over. Op de vraag van den rechter of hij schuld bekende antwoordde Kolenko r „Ik kan mij niet ten volle schuldig* erkennen. Ik heb wel geschoten, maar niet om te moorden. Ik schoot steeds op den grond, om rust te hebben.'" De president: „Je hebt evenwel heel 1 Tsjechoslowakije onveilig gemaakt." De beklaagde (trotsch): „O, neen, ik heb alleen in Duitschland gestolen.'" Op de opmerking van den president^ dat hij groote hoeveelheden jam had gestolen en op de vraag waarvoor hij die noodig had, antwoordde Kolenko., „Hier, Karei, hier !i" Frits heeft hem reeds venvacht. Daar staat hij onder den Zilverpopulier en wenkt hem. Zijn blond haar schittert in de zon, en op zijn mooi, openhartig gezicht vertoont zich ongeduld. Hij is geheel anders dan in 't dompige school- vertrek. „Ik dacht, dat je niet kwam Karei," roept hij. „Ben ik te laat gekomen?" ,Neen, maar de tijd werd mij hier lang. Twee uren ben ik reeds hier." „Twee uren „Ja, thuis wilde ik niet blijven. Va der was vreeselijk boos. En zij hij zwijgt en legt zijn arm om den hals van Karei, en beide gaan zwijgend over den mosachtigen boschgrond naar de hoogte. Dicht aan den oever van den vroolijk ruischende molenbeek, achter dichte struiken verborgen, nemen zij hun lievelingsplekje in, Karei op een grooten steen, zoodat zijn voeten over 't water hangen, Frits plat op den grond, het hoofd op de vuisten geleund. On der hen zien zij het schuimende water, ■waarin takken en bloesems in vroo- lijke dwarreling ronddraaiend, en tu- jne zij naar de golven, die overmoedig, met witte koppen naar de afgeknotte !wortelen der eiken huppelen en zich onverschrokken op den oever werpen. 1 En rondom hen, onder het schaduw- vlak der woudreuzen, heerscht vrede, heilige boschvrede, en van het dorp beneden weerklinkt het luiden der j avondklok. „Ja, hij was vandaag vreeselijk kwaad," begint Frit met strakken blik. „Je hebt het hem dus gezegd?" „Wat?" „Van het wegjagen." „O neen dat zou hem niet zoo- erg hinderen. 'tWas weer om haar.'1 Hij ziet Karei veelbeteekenend aan. „Heeft hij haar weer uitgescholden?'^ De twee jongens vertrouwen elkaar steeds alle huise'ijke gebeurtenissen toe. Voor Frits is het een behoefte ziijn hart voor zijn jongen vriend uit te storten- Zoo ook nu. „Uitgescholden? Nu ja, ik heb het door de deur gehoord. Hij heeft ge zegd, hij verdroeg het niet langer en. hij wil zich niet belachelijk maken. Ett zij sprak van laster en dat zij onschuldig?; was." „Onschuldig?" Ja. En toen was het geheel stil. Toen wij aten, zag ik dat zij geweend had» Zij vroeg' mij, waarom ik niet at; toen beet hij haar toe, dat het haar niet aanging. Toen weende zij weer. La ter toen vader naar 't bureau ging* kwam zij bij mij, streelde mij langs, het voorhoofd, en zag mij zoo vrien delijk aan en toen toen heb ik, haar alles verteld." „Van Securius?" Hij lachte. „ZijwïE met hem spreken zij. Dat mocht niet gebeuren zoo erg was het niet» Toen sprak zij weder van vader. Ikr. moest niet boos op hem zijn. Je- weet toch, dat hij mijn pleegvader is> Hij was zoo'n goed man, slechts wat driftig. Heden had hij haar verboden: uit te gaan. En daarbij had zij hoofd pijn. Maar zij moest uitgaan natuur lijk ik moest daar niets van zeggen en toen ik haar dat beloofde toen i (Wordt vervplgd). Naar 't Hoog Duitsch VAN L.V v-/ Vw» V/ V/ W W J TJ m

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1931 | | pagina 5