Tweede Blad No. 5155 Vrijdag 4Sept. Wie is de Man NA DE VACANTIE... DUBBEL FOCUS GLAZEN, M. NORT, Gorinchem Bezoekt de HEUSDENSCHE Maandmarkten! De eerste Groote Maand markt van allerlei Kram er ij en zal plaats hebben op DONDERDAG 17 SEPTEMBER a.s. waaraan tevens verschillende attractie's verbonden zijn. voor het Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard. %Qj£cti0eldacfit/ SiiiHiemihriek. FEUILLETON WACHT UW WERK U WEER, DAN HEBT GIJ EEN GOEDEN 3RIL DUBBEL NOODIG. NEEM OOK EENS EEN BRIL MET DAN HEBT GIJ HET BESTE WAT ER IS. Alle nummers in voorraad bij Gediplomeerd Opticien. RugpijnNierenPillen BEHOÖRENDE BIJ HET Een nieraandoening kan uw gezond heid bedreigen zonder dat gij u ervan bewust zijt. En juist die langzame ont wikkeling zonder veel uiterlijke en vaak verkeerd begrepen kenteekenen is zoo te duchten. Maak niet de ernstige fout van waar schuwingen te verwaarloozen als urine- kwalen, rugpijn, rheumatische pijnen, spit, ischias, duizeligheid en hoofdpijn, water zuchtige zwellingen enz. Wees verstandig en neem het middel, dat door duizenden wordt aanbevolen voor het verbeteren hunner gezondheid in dergelijke gevallen. Gebruik Foster's Rugpijn Nieren Pillen, die de kwaal in haar oorsprong aantasten en de nieren versterken en opwekken tot gezonde werk zaamheid. Bij alle drogisten enz. fl.75 p. flacon. Beste jongens en meisjes. De oplossingen der vorige raadsels zijn: 1. Het woord Rotterdam begint met de letter R, het woord „eindigt" begint met de letter E. 2. Winter - Koninkje is winterko ninkje. 3. Al is de leugen nog zoo snel, de waarheid achterhaalt haar wel. De nieuwe raadsels zijn: 1. Neem een plaats in Nederland, die bekend staat wegens boomkwee- kerij, voeg daarbij één letter, dan krijg jeeen theater. 2. Mijn geheel bestaat uit 10 letters en noemt een plaats in Zuid-Hol- i land. 1 2 9 6 is een man, die nooit in de stad, doch altijd op het land woont. 8 7 3 4 6 is een familielid. 3 9 4 5 heeft men noodig voor het bakken. 1 2 4 10 3 9 6 hoort in de keuken thuis en wordt gebruikt om te schrobben. I OOM KAREL'. HET GEHEIM VAN DEN NACHTEGAAL. Zooals jullie weet, was er vroeger in China een keizer, die over het land regeerde. De keizer was een Chinees, en alle menschen die in China zijn, Naar 't Hoog Duitsch M. SCHOEPP. zijn natuurlijk ook Chineezen. De kei zer had een prachtig paleis, zooals er geen tweede in de wereld bestond. Het wras geheel gemaakt van het fijn ste porselein, erg kostbaar, maar te gelijkertijd zóó teer, dat men er heel voorzichtig mee moest omgaan. Als de keizer dan ook moest niezen, moest hij heel gauw naar buiten loopen, omdat anders het heele paleis in elkaar zou vallen. In den tuin waren de prach tigste en zeldzaamste bloemen. De mooi ste daarvan droegen zilveren belletjes om hun klokjes, die voortdurend klin gelden, opdat niemand de bloemen voor bij zou loopen, zonder naar ze te kijken. De tuin was zóó groot, dat zelfs de tuinman niet eens wist, waar de tuin eigenlijk ophield. Als je doorliep, kwam ie aan heerlijke bosschen met groote boomen en diepe meren. Het bosch strekte zich uit tot aan de zee, die heel diep en heel blauw was, en waarop groote schepen zeilden. Onder deze boo men nu leefde een nachtegaal, die zoo verrukkelijk zong, dat zelfs de arme visschers, die het erg druk hadden om een boterham te verdienen, even met visschen ophielden om naar het gezang van den nachtegaal te luisteren. Uit alle landen der wereld kwamen reizigers naar de stad, waar de kei zer woonde, om het paleis en den prach- tigen tuin te bewonderen. Maar zoodra ze den nachtegaal hadden gehoord, zei den ze allemaal: „Dit is het mooiste van alles Als de reizigers thuis kwamen, deden zij lange verhalen over al het moois, dat ze bij den keizer van China gezien hadden en de knapste onder hen schre ven dikke boeken over de stad en den tuin, maar niemand vergat den nachte gaal. Daarover werd in alle boeken ge schreven. Op een goeden dag nu kreeg de keizer van China zoo'n boek in han den. Hij zat op zijn gouden troon en las aan één stuk door en knikte met zijn hoofd toen hij al dat moois las over zijn stad en het paleis en den tuin. „Maar de nachtegaal is het mooi ste van alles las hij. „Sapperdemallemosterdpotzei de keizer, „wat moet dat beteekenen? De nachtegaal? Wel heb ik van mijn leven, daar weet ik niets van Is het waar, dar er zoo'n vogel in mijn rijk bestaat en dat ik daar nooit van gehoord heb? Moet ik dat uit een boek leeren?" De keizer was erg boos en riep zijn kamerheer, die zóó deftig was, dat wan neer een ondergeschikte tot hem het woord richtte, hij alleen maar placht te antwoorden „Hatsji wat heele- maal niets beteekende. „Ze zeggen, dat er een prachtige vo gel, nachtegaal genaamd, in mijn tuin moet zijn sprak de keizer, „ze zeg gen, dat deze vogel het mooiste is van alles in mijn rijk. Waarom is mij daar nooit iets van verteld? o „Ik heb er nog nooit van gehoord zei de kamerheer. „Dan beveel ik, dat de nachtegaal vanavond bij mij aan het hof verschijnt, om voor mij te zingen," sprak de kei zer streng, „de heele wereld weet wat ik bezit en ik weet er niets van." „Ik heb er nog nooit van gehoord zei de kamerheer, „maar ik zal hem zoeken en ik zal hem vinden ook 1". Maar waar was de nachtegaal te vin den? De kamerheer rende van boven naar beneden, doorzocht alle kamers en gangen, keek in alle hoeken en gaten en in oude stoffige doozen, doch niemand had ooit iets van den nachte gaal gehoord, daarom rende de kamer heer weer naar den keizer terug en zei, dat het vast een verzinsel moest zijn van die schrijvers van dat boek. De keizer moest niet alles gelooven wat er in die boeken stond, zei hij. (Wordt vervolgd). Vergadering van den Raad der ge meente ALMKERK, op Dinsdag I Sept., ,nm. 3 uur. VoorzitterEdelachtb. heer E. A. Blok. 'SecretarisWeled. heer C. J. v. d. Wiel. Aanwezig k 11e leden. De Voorzitter opent de vergade ring, als naar gewoonte met gebed. Waarna de leden de voorgeschre ven eeden in handen van de Voorzit ter afleggen. Hierna worden de notulen der vo rige vergadering voorgelezen, en on veranderd goedgekeurd. De Voorzitter spreekt hierna een enkel woord tot de nieuwe leden, voordat zij hunne werkzaamheden aanvangen. Geachte Heeren, Nu door U de vereischte eeden zijn afgelegd en gij bii vernieuwing of voor het eerst hebt zitting geno men als lid van den raad dezer ge meente, wil ik U met dit feit van harte geluk wenschen. Gij hebt met het aanvaarden yan dit lidmaatschap een zekere (mate van verantwoorde lijkheid op U genomen en wel die van het richtig bestuur der gemeen te. Het arbeidsveld van den Raad wordt met het voortschrijden van den tijd steeds uitgebreider. Naarmate de ontwikkeling op allerlei gebied voortgaat, doet de wenschelijkheid tot regeling van de daaruit voort vloeiende, of de daarmede in ver band staande zaken zich gevoeleït Verschillende onderwerpen hebben de laatste jaren de aandacht der regee ring getrokken en zijn of zullen wet telijk worden geregeld. De staat die zich vroeger in hoofdzaak op po litioneel gebied bewoog zag zich,, door den drang der omstandighe den, allengs meer geplaatst voor het oplossen van sociale en economische problemen. En nu is het regel dat de Rijkswetgever, ter wille van de uniformiteit de groote lijnen aan geeft in een wet en of algemeene maatregel van bestuur en de nadere uitwerking opdraagt aan lagere or ganen, als provincie gemeente en wa terschap, het iz.g. zelfbestuur. Het ïs duidelijk dat daardoor de autonomie^ de zelfregeering, de bevoegdheid der lagere besturen om een of ander- onderwerp zelfstandig te rege len, heeft .ingeboet. Öf dit in het belang, djan wel in het nadeel Ss voor een gemeente valt niet gemak kelijk te Izeggen, dit zal veel afhan gen van de positie waarin de ge meente ten opzichte van het geheel verkeert. Voor (mijzelf geloof ik, dat deze uniforme regelen, mits zij finan cieel geen of niet te zware lasten smet zich brengen, voor de samenleving van belang zijn. Ik moge U in (dit verband wijzen op de velerhande ver keersregelingen die er in ons land bestaan, waardoor het den meest wei willenden burger welhaast onmogelijk? wordt om uit handen der politie te blijven en waardoor de veiligheid vart den weg 'zeer in gevaar wordt (ge bracht. Een uniforme regeling oj> dit gebied is, zou ik zeggen, eisch Vao» den tijd. Hebben in iden laatsten tijd naast de invoering van nieuwe wetten voor de gemeenten van belang, andere eetr min of meer ingrijpende wijziging ondergaan, zoo (wil ik U hier in [het bijzonder wijzen op de voor de .ge meenten allerbelangrijkste wet, de ge meentewet. Deze wet is dit jaar )op verschillende punten 'gewijzigd. Eéit der wijzigingen voor de gemeente besturen van igroot belang, waarop ik even [de aandacht wil vestigen, is dat betreffende de samenwerking tus- schen de 'gemeenten. Deze 'is, voor- wat betreft de administratieve pro cedure, zeer vereenvoudigdterwijl iegen onwillige gemeentebest urerr dwingend kan Worden opgetreden- Het is te hopen dat met ideze wij ziging mag Worden bereikt, wat de wetgever zich heeft voorgesteML 8.) „Ik geloof dat hij ziek is," prevelt hij, „zoo is hij vroeger nooit geweest." .Treurig verricht hij zijn boodschap. Een uur later staat hij voor 't huis van Bellermann. Hoe uitgestorven ligt het daar. Mijnheer Bellermann is als gewoonlijk op het bureau en de dienst bode is mee naar het land gegaan. Bij zoo'n rijken oogst wordt iedere arbeids kracht gebruikt. Hij stapt op den wit geschuurden vloer en jaagt daardoor de gele kat, die op de onderste trap zit uit haar middagslaapje op. Giftig fonkelende phosfoorachtige oogen. Wat kan ze boos kijken. En nu vliegt zij met groote sprongen de plaats op. Een oogenblik draalt Karei. Toen drukt hij de klink der huiskamerdeur naar beneden. Hij is hier zoo goed als thuis. De kamer is leeg. Maar daar naast in de slaapkamer is dat niet juffrouw Bellermann en Frits? Zij hebben hem niet gehoord. Bijna keeren zij hem den rug toe. En Karei is als vastgenageld. Hij waagt het niet te naderen. Waagt niet zich te verwij deren, te ademen Frits knielt op den grond voor zijn stiefmoeder, het hoofd in haar schoot. En zij heeft zich tot hem voorover gebogen en hare kleine blanke han den rusten op zijn blonde lokken. „Mijn jongen, mijn lieve jongen zegt zij. „Och, 't was ook zoo vreeselijk, moe der, mijn hart was als vastgeschroefd en zij leek toch zooveel op u zooveel maar 't is zoo niet. 'tWas een zonde zoo iets te denken en u is niet boos op mij? O, als u eens wist, hoe ik hem haat en als het waar was geweest, ik had hem gewurgd vermoord. Ja, dat had ik." Karei siddert voor den woesten blik van zijn vriend. „Frits roept de vrouw ontzet. „Maar 't is niet waar en u is niet boos op mij Hij drukt zich vaster tegen haar aan. En zij neemt het blonde hoofd tusschen hare handen en kust hem op het voorhoofd. „Domme jongen En daarna trekt zij zich terug en ziet hem ernstig aan. „Hoor. Frits, ik verlang een belofte van je. Die ben je mij schuldig." „Wat u wilt, moeder." „Je weet nu hoe 't met dat gedicht is, dat hij mij zond. Ik heb hem harte lijk uitgelachen. Zoo'n arme gouver nante als ik en de eenige zoon van den rijken Securius neen ik trouwde dus met je vader ik heb hem dat alles verteld maar toch moet je mij beloven, vast beloven, dat je er nooit over spreekt. Wil je dat?" „Ja, dat wil ik." „Zweer me, dat je er nooit met hem over spreken zult," zeide zij ernstig. „Ik zweer u, dat ik er nooit met hem „Jk zweer u, dat ik er nooit met hem vasten toon. Een plechtige stilte volgt. En toen heft zij met beide handen het hoofd van den jongeling tot zich op, en kust hem op de oogen en de lippen. En roerloos knielt hij voor de mooie vrouw, de armen vast om haar geslagen. „En nu ga, mijn jongen. Je vriend zal er ook wel spoedig zijn. Zijn eten staat in den oven. Kom, ga nu Frits, ik zeide je toch, dat ik het een en an der te doen heb kom ga nu toch domme jongen." Een verstikt gegichel toen zij hem afwerend de handen uitsteekt een weerstreven dat hem nog meer aantrekt. En met haar strijdend, liefkoost en kust hij haar op wilde, hartstochtelijke wij ze, hij is verschrikt over zijn stoutmoe digheid en toch als bedwelmd door haar. „Ik ben zoo gelukkig dat u niet boos is en dat het niet waar is." Onsamenhangend zegt hij dat, en zijn oogen flikkeren en zijn gelaat gloeit, als dat van een beschonkene. „Ik heb u zoo lief zoo lief En nu verbergt hij zijn hoofd in haar schoot en Karei hoort, dat hij weent. „Gekke jongen zegt jufrouw Bel lermann spottend. Karei sluipt de kamer uit en zet zich op de met zand bestrooide trap. Hij siddert. En zijn adem gaat sneller dan anders. Toen hij langzaam met de hand langs het voorhoofd gaat, is zij vochtig van het zweet. En 'tis toch zoo koel in huis. Met de ellebogen op de knie rust zijn hoofd in de handen. Zijn honger heeft hij vergeten. 1 Door de geopende deur tuurt hij naar de plaats. Twee eenden kwaken druk met elkaar. Op de bovenste sport van de kippenladder hokt op een poot de witte hen, die hare eieren steeds in den koestal legt, en slaperig met een oog knipt. En eenige schreden van daar loert de kat. En overal verblin dend wit licht, trillende heete lucht. „Zoo Karei, ben je daar?" Juffrouw Bellerman staat in de post van de deur en steekt hem haar fraaie hand toe, die Karei weifelend aan neemt. Schuw blikt hij haar aan en wordt verlegen, daar zij hem uitlacht, dat hij op de trap zit. „Ga naar binnen, Frits wacht al op je," zegt zij met uitnoodigende bewe ging der hand. Eenige ©ogenblikken later zitten de beide vrienden over elkaar, maar niet zoo genoeglijk als anders. Karei is het niet eens met zich zelf, of hij be kennen zal, dat hij getuige was van het voorgevallene, en Frits zou gaarne zijn hart willen uitstorten, maar voelt, dat de andere hem niet zou begrijpen. Werk tuigelijk ziet hij toe, hoe Karei de soep roert. Hij schijnt haar naar binnen te wurgen, en het is toch heerlijke kersen soep. „Heb je al gewerkt," vraagt Karei. „Neen „Ik wel al is het niet veel. Wil je mijn schrift hebben?" „Neen Ik heb vandaag geen lust. Willen we straks na de zangles naar den Galgenberg gaan?" „Hm „Wij nemen ons brood mee. Vader is op het bureau en moedeer snoet boodschappen doen. 't Is buiten ook veel koeler dan in de stad. Men kan haast niet denken. Heb je dat ook: wel eens, dat je geen lust hebt om te: denken?" „Ja, als ik erg vermoeid ben." „Och, dat meen ik niet. Maar je- begrijpt mij toch niet. Kom, 'tis bid om te gaan." Haastig trekt hij zijn vriend met zicht naar buiten. Toen zij de Lindenstraat inslaan, zien zij op eenigen afstand de hooge gestalte van Dr. Securius In plaats van den gewonen viithoeds dekt een witte stroohoed zijn hoofd ert de lange, gekleede jas is vervangen door een kort jasje. In de rechter hand heeft hij een rieten wandelstok heeft men zoo iets ooit bij den ernstige» leeraar gezien? En met vlugge schre den gaat hij waarheen? „Ik ga hem na," fluistert Frits op eens, en ik ga niet naar school. Ga je mee?" Karei aarzelt. Hij gevoelt, dat Frits; verkeerd handelt en denkt aan de waar schuwende woorden zijner moeder- Maar 'tis hem onmogelijk neen te zeg gen. En Frits heeft zijn arm reeds ge grepen. „Kom, eenmaal zal niet hinderem. Kijk eens, hoe haastig hij loopt. Hi|J is reeds op de markt. Wij moeten hens in het oog houden. En hij trekt hem met zich mede, acf*- ter den snel voortstappenden man, e» spotlacht in jongensachtigen overmoed het veranderde voorkomen van de» leeraar. (Wordt vervolgd.) Nieuwsblad ■WBJÜJHIBIIII BI11III Bim—PMIVIJUI I III I I UW VAN

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1931 | | pagina 5