Tweede Blad 1
So. 5170 Woensdag 28 Oct.
voor het Land
van Heusden en Altena.
de Langstraat
en de Bommelerwaard.
Een toiletgeheim»
Ingezonden.
BEHOORENDE BIJ HET
Men behoeft niet te zien dat U crème
gebruikt. Want, in tegenstelling met
alle andere crèmes, die min of meer ep
de huid blijven liggen, wordt „Zij"-crème
er geheel in opgenomen. Men ziet dus
niet, dat U het gebruikt, terwijl de huid
er toch zacht en soepel van wordt en
fraai van teint.
Vervolg raadsverslag DE WERKEN
EN SLEEUWIJK.
De heer Gulden heeft niet kun
nen nagaan welk soort werk door het
waterschap wordt beoogd. Spr. heeft
wel gezien, dat de werkzaamheden
in handen zijn gesteld van den Inf-
specteur voor de werkverschaffing en
de uitvoering zal geschieden onder
leiding en toezicht van de Heide
maatschappij. Gaat men evenwel de
gewone schouw van het waterschap
onder werkverschaffing rangschikken,
dan is het voor spr. de vraag, of men
dan met het verleenen van 20 pCt. der
arbeidsloonen uit de gemeentekas, wel
op den goeden weg is. Zal, als men
normale werkzaamheden onder werkver
schaffing gaat rangschikken, dit niet
tot gevolg hebben, dat men lagere loo-
nen gaat krijgen, en daaraan wil spr.
niet meewerken. Hoe staan B. en W.
hier tegenover, vraagt spr., heeft het
college zich hierover zekerheid ver
schaft?
De Voorzitter antwoordt, dat de om
slag van het waterschap f 12.per
H.A. bedraagt, dus geen verhooging
toelaat. De waterlossing is van onvol
doende capiciteit, nu deze door een gas
motor is vervangen, het water kan niet
snel genoeg vloeien. De uit te voeren
werkzaamheden zijn dus niet te be
schouwen als onderhoud. Spr. is het
geheel met den heer Gulden eens, dat
de gemeente geen subsidie mag gaan
geven voor het gewoon onderhoud, hoe
wel het natuurlijk ook altijd nog een
vraag is, waardoor de vervvaarloozing
ontstaan is, is dit het gevolg van on
macht, omdat de finantien het niet toe
laten, dan kan subsidie-verleening als
nood-maatregel worden beschouwd.
Geeft het rijk geen subsidie, dan geeft
de gemeente die ook niet, omdat dan
beschouwd mag worden, dat de werk
zaamheden niet vallen onder werkver
schaffing. Kan de gemeente werk voor
hare werkeloozen vinden, dan dient zij
dit zooveel mogelijk te bevorderen, en
kan zij niet op een goudschaaltje gaan
afwegen of de werkzaamheden die ver
richt worden, een gevolg zijn van ver-
waarloozing. Zijn kleine boertjes niet
bij machte, dan kan dit niet als ver-
waarloozing worden aangemerkt.
De heer Gulden acht het nuttig, nu
'de gemeente dezen stap gaat zetten, dat
men ook zijn meening daarover uit
spreekt, omdat men een precedent gaat
scheppen. Spr. zal de laatste zijn die
niet begrijpt, dat de landbouwende be
volking een ernstige crisis door maakt
en hij hoopt, dat hij niet de eerste zal
behoeven te zijn, deze de helpende
hand toe te steken en dat de eerste stap
daarvoor v. andere zijde zal worden ge
zet, maar 'n feit is 't, dat de waterstaat
kundige dienst zeer verwaarloosd is,
zelfs zoo groot, dat spr. er zich wel
eens over verbaasd heeft. De men-
schen die de waterafvoer hebben
verwaarloosd, hebben zich zelf schade
berokkend. Spr. is niet deskundig op
dit gebied, doch hij heeft de overtui
ging, dat een goede ontwatering in
het belang is van den landbouw, evenals
hij overtuigd is, dat belanghebbenden
in deze schromelijk in verzuim zijn ge
bleven. De landerijen zijn meestal in
het bezit van goed gesitueerde land
eigenaars. Het komt er nu op neer,
dat aan grondbezitters wordt gegeven
wat bedoeld is te geven aan pachters.
Als alles goed in orde is gemaakt,
stijgt het land in waarde en zullen de
pachters waarschijnlijk een hoogere
pacht moeten betalen. Spr. wil dit even
zeggen, om den buitenkant te laten
zien, dat als dit het gevolg mocht zijn,
men de bedoeling dóór heeft. Wij ver-
kteren, aldus spr., in een noodtoestand
en zullen als gemeentelijke overheid
de helpende hand moeten reiken, In
de eerste plaats aan de arbeidersklasse,
maar ook aan het andere deel der in
gezetenen, dat hulp behoeft, daarom
wil spr. zijn stem aan het voorstel van
B. en W. geven.
De Voorzitter gelooft, dat de leden
het in dezen grootendeels met den heer
Gulden eens zullen zijn, misschien is
het daarom wel goed, deze riestrictie
te maken, dat de toeslag alleen zal gel
den voor eigenaars die minder Üan 5
H.A. land in het waterschap hebben
liggen.
Gulden. En die niet in de vermogens
belasting zijn aangeslagen.
Voorzitter. Dit is moeilijk, ook de
bepaling van 5 H.A. is moei.ijk, omdat
deze zwaar verhypotheekt kunnen zijn.
Gaat men bovendien te veel bepalingen
maken, dan gaat het waterschap er
misschien niet op in.
De heer van Straten zegt, dat bij
B. en W. heeft voorgezeten om met
hun voorstel te komen, de arbeiders
werk te verschaffen. Spr. acht zich
gelukkig als dit mogelijk zal zijn, daar
om zou hij niet te veel voorwaarden
gaan stellen, want dan komt er mis
schien niets van.
De heer Gulden krijgt den indruk,
dat B. en W. deze kwestie niet tot
in alle finesses hebben bezien. Nu
komt het waterschap, straks komen mis
schien andere, de gemeente gaat nu
werkzaamheden subsidieeren, om een
jarenlange achterstand en vervvaarloo
zing in te halea In de provinciale sta
ten heeft spr. op de buitengewone ver-
waarloozing gewezea De gemeente zit
evenwel met de moeilijkheid, de ar
beiders werk te verschaffen, doch aan
den anderen kant, is het een vervvaar
loozing van landeigenaren die het zelf
heel goed betalen kunnen.
De heer Straten merkt op, dat
men eenmaal in deze omstandigheden
zit.
De Voorzitter meent, dat er wel iets
in de bezwaren van den heer Gulden
zit. Men geeft subsidie voor iets wat
verwaarloosd is. Doch nu is het de
vraag, is dit werkelijk vervvaarloozing
in den juisten zin van het woord of
spruit deze voort uit onmacht
Gulden. Dat is het nu.
v. Straten. B. en W. hebben te oor-
deelen naar dit oogenbiik.
De Voorzitter wijst er op, dat, door
nu alle werk te doen verrichten, het
gevaar ontstaat, dat als de economische
toestand beter wordt, er dan geen werk
meer te verrichten valt, terwijl in het
omgekeerde geval er dan volop werk is en
daardoor de loonen hooger zullen zijn.
Spr. vraagt zich af of het niet wen-
schelijk is, het waterschap te schrijven,
dat de 20 pCt. toeslag alleen gegeven
zal worden voor de eigenaren die niet
in de vermogensbelasting zijn aange
slagen.
L>e heer Dekker vreest, dat als te
veel bezwaren worden geopperd, ervan
de werkverschaffing niets zal komen,
het waterschap kan ook niet doen wat
het wil, dit is ook afhankelijk van de
De hee Jv^moBd rieeft daar straks
ook den Sleeuwijkschen polder hooren
noemen. Deze heeft het vorig jaar la
ten werken en zal dit ook weer dezen
winter doen. Aleen als de gemeente
toeslag geeft, kan dit waterschap er
echter mee accoord gaan, om alleen wer
keloozen uit deze gemeente te nemen.
Zou zij ook personen buiten de ge
meente de gelegenheid geven om in te
schrijven, dan krijgt het zijn werkzaam
heden veel goedkooper gedaan. Er is
niets onbillijks in, dat de gemeente
toeslag geeft, als zij verlangt dat wer
keloozen uit de gemeente worden ge
nomen. Worden de werkzaamheden aan
besteed, dan zijn het altijd personen
uit Almkerk of Nieuwendijk die aan
nemers worden, dit is een bewijs, dat
men hier niet goedkoop is.
De heer v. 'tSant voelt wel het be
zwaar van de verwaarloozing, hierop
is reeds meermalen ook door spr. ge
wezen. Spr. meent, dat men de zaak
van gemeentewege nu evenwel alleen
heeft te beschouwen uit een oogpunt,
dat een object voor werkverschaffing
lis gevonden. B. en W. hebben gemeend,
dit met beide handen te moeten aangrij
pen. Gaat men nu te veel bezwaren
maken, dan vreest spr., dat er niet
veel van zal komen.
De Voorzitter acht het wel de moeite
waard, het waterschapsbestuur te vra-
i gen of het genoegen wil nemen met
de bepaling, dat de toeslag niet zal
gelden voor de landerijen van hen die
in de vermogensbelasting zijn aange
slagen. Men voorkomt dan ook het
verwijt, dat maar voetstoots geld uit
de gemeentekas wordt gegeven, aan
menschen die het niet noodig hebben.
De heer v. Arkel noemt het ontwa'e-
ringsvraagstuk zeer moeilijk. Spr. is
niet bekend met de iigging van het
waterschap het Niemvland van Altena,
doch hij kan zich wel voorste len, dat
er eigenaren zijn, die hun land goed
in orde hebben, doch er niets mede op
schieten, omdat een ander, die verder
opligt zijn slooten niet bijhoudt, waar
door eerstgenoemde landerijen niet be
hoorlijk kunnen afwateren. Kan het wa
terschap de uitvoering zelf ter hand
nemen, dan zou een heele verbetering
worden verkregen.
De heer Gulden heeft het altijd on
juist gevonden, dat de gemeente sub
sidie verleent in werkzaamheden, waar
in het niets te zeggen heeft Spr. zooi
tegelijk bepalen, dat de gemeente me
dezeggingschap krijgt.
De Voorzitter kan hierop niet ingaan,
de heer Gulden zou dit schriftelijk mce-
ten omschrijven. De waterschapsbestu
ren zijn reeds van 1600 af schipper op
eigen schip en zullen geen vreemde in
menging dulden.
De heer Gulden acht de zaak heel
eenvoudig. Als een werkcomité werd
gevormd, waarin ook een vertegenwoor
diger van de gemeente zitting had.
De Voorzitter verstaat daaronder nog
geen medezeggingschap voor de ge
meente. Spr. zal het voorstel van B.
en W., aangevuld met de bepaling, dat
het waterschap gevraagd zal worden,
of het genoegen wil nemen, dat de
toeslag alleen zal gelden voor eige
naren die niet in de vermogensbelasting
zijn aangeslagen, in omvraag brengen.
Dit voorstel wordt met algemeene
stemmen aangenomen.
Verzoek van de Gewestelijke Land
stormcommissie om subsidie. B. en W.
stellen voor, afwijzend op dit verzoek
te beschikken, omdat het college de
Vrijwillige Landstorm 'n rijkszaak acht.
Dit voorstel wordt aangenomen.
De raad besluit, om de rente voor
de waarborgsom voor de U.L.O. school
te verlagen oip 4 pCt.
Verzoek van mej. Paats, onderwijzeres
aan de openbare lagere school, om eer
vol ontslag als zoodanig, wegens hare
benoeming in gelijke betrekking te
Vlaardinger-ambacht. Op voorstel van
B. en W. wordt dit ontslag eervol ver
leend.
De heer Gulden verlaat met toestem
ming van den Voorzitter de vergade
ring.
Schrijven van den Minister, dat de
rijksbijdrage voor de werkverschaffing
gedurende de maanden Mei en juni
van dit jaar slechts 25 pCt. zal bedra
gen.
De Voorzitter zegt, dat toen dit schrij
ven werd ontvangen, het voor B. en
W. een groote teleurstelling was. Voor
al in de maand Mei zijn er nogal groo
te uitgaven geweest. B. en W. hebben
hierover nog gecorrespondeerd. Toen
de werkzaamheden zijn aangevangen, is
het rijk begonnen met 40 pCt. bij te
dragen, die nu tijdens den duur van
het werk zijn terug gebracht tot 25
pCt. De beschikking blijft evenwel ge
handhaafd. Met 't bedrag van f4109.
geeft dit 'n aanmerkelijk verschil, waar
bij dan nog komt het toezicht van de
Heidemaatschappij, zoodat het voor de
gemeente een groote strop is.
Schrijven van den gewesteLjken raad
van S.D.A.P. en N.V.V., waarbij de re
solutie van dezen raad ter kennis van
het gemeentebestuur wordt gebracht.
Het voorstel van B. en W. om deze
resolutie voor kennisgeving aan te ne
men, wordt aangenomen.
Verzoek van de Burgerwacht te Slee
wijk om een subsidie van f50.uit
de gemeentekas.
B. en W. stellen voor, deze subsidie
toe te staan.
De heer v. Rosmalen zegt, dat in
het begin van de vergadering, toen het
ging over werkelooze arbeiders, gewe
zen werd op de slechte financieele toe
stand der gemeente en nu wordt voor
gesteld een suhsidie te verleenen, aan
een instelling die tot niets dient. Spr.
zou ook dit verzoek willen afwijzen.
De Voorzitter merkt op, dat men de
ze beide zaken niet met elkaar kan ver
gelijken. Toeslag voor de arbeiders kost
geen f50, maar minstens f500. B. en
W. achten de Burgerwacht wel een nut
tige instelling, de heer Rosmalen en
zijn partij niet. De meeningen van de
menschen zijn nu eenmaal niet altijd
gelijk, wat spr. niet afkeurt, doch te
genover de meening van den heer v.
Rosmalen staat die van B. en W., die
het bedrag niet te groot achten en daar
om zouden willen toestaan.
Met op één na algemeene stemmen
wordt het voorstel van B. en W. aange
nomen, de heer v. Rosmalen stemde
tegen.
Aanbieding gem.-begrooting dienst
1930 en begrooting Burgerlijk Armbe
stuur 1932. Deze worden in handen ge
steld van de commissie, die daarvoor
in de vorige vergadering is aangewezen.
Voorstel van B. en W. tot het aan
gaan van een geldleening ter dekking
van de kosten van den verbouw der
bijz. lagere school alhier, aankoop van
het bestaande schoolgebouw en speel
plaats en aankoop grond P. Ippel.
De Voorzitter zegt, dat B. en W. de
raadsleden de toelichting hebben thuis
gestuurd. Spr. acht het dus overbodig
mondeling nog nadere toelichting te
geven.
De heer Kramer merkt op, dat Za
terdag reeds de aanbesteding heeft
plaats gehad, hoe kan dat, als er nog
besloten moet worden. Spr. vindt het
een eigenaardig iets, als men gaat be
steden, terwijl het nog niet op zijn
pooten staat.
De Voorzitter meent, dat de heer
Kramer zich wel wat sterk uitdrukt.
Wenscht hij inlichtingen, dan is dit
iets anders en zal spr. die gaarne ver
strekken. De kwestie is in den raad ge
weest, deze heeft toegestemd medewer
king t e verleenen, alles gaat dus verder
zijn gewonen gang. Als de heer Kra
mer iets anders wil, dat minder dan
f18000 kost, dan wordt het een an
der geval, doch hij had dit dan eerder
moeten kenbaar maken.
De heer Kramer meent, dat nu toch
het 2de plan wordt uitgevoerd, daarom
was het toch noodig, dat de raad daar
over eerst nog werd gehoord.
De Voorzitter zegt, dat dit niet zoo
is, dan bestaat er bij den heer Kramer
een misverstand. Het tweede plan is
goedgekeurd. B. en W. werden gemach
tigd dit plan met den Inspecteur en het
Schoolbestuur te bespreken.
De heer Kramer zegt, dat hij meende,
dat volgens een ander plan was' aan
besteed. Spr. begrijpt evenmei niet goed,
dat op de oude muren wordt gebouwd,
hij vreest, dat men scheuren zal gaan
krijgen.
De Voorzitter antwoordt, dat aan
besteding geschiedt onder Rijksbouw-
toezicht. Dit heeft advies uitgebracht
er er geen bezwaar tegen gemaakt.
Met algemeene stemmen wordt het
voorstel van B. en W. hierop aange
nomen.
Voorstel van B. en W. tot het op
nieuw vaststellen der schoolgeldveror-
dening vooir het U.L.O. onderwijs.
De Voorzitter licht toe, dat de be
staande regeling door de regeering
slechts was goedgekeurd tot 1 Januari
1932.
B. en W. stellen voor, de bestaande
verordening te handhaven, met welk
voorstel de raad accoord gaat.
Benoeming van een lid der commissie
tot wering van schoolverzuim, afdee'ing
Kille.
De Voorzitter deelt mede, dat deze
benoeming moest plaats hebben, omdat
in de vorige vergadering benoemde,
die benoeming niet heeft aangenomen,
nomen.
De heer v. Driel vraagt, wat de oor
zaak is, dat men aan de Kille geen
lid voor deze commissie kan krijgen.
De Voorzitter zegt, dit niet te we.en.
De heer v. Driel merkt op, dat naar
hij heeft vernomen er niemand te vin
den is, omdat de leden er niets voor
ontvangen.
De Voorzitter zegt, dat de commi$si3
f30.krijgt, ze kan daarover zelf beslis
sen, hoe ze deze f30.wil verdeelen.
De heer v. Driei zegt, dat de leden
niets ontvangen en de secretaris dit
bedrag dus geheel voor zich zelf houdt.
De Voorzitter acht het dan beter de
benoeming ^an te houden, B. en W.
kunnen dan eerst informeeren hoe het
staat met het presentiegeld.
De raad gaat daarmede accoord
Voorstel tot wijziging der begrooting
1931.
De Voorzitter deelt mede, dat be-
grootingswijziging moet plaats hebben,
omdat de post voor het „heuveltje"
niet voldoende i s gebleken. Deze dient
verhoogd te worden met f1000.
Met algemeene stemmen wordt tot
de voorgestelde wijziging besloten.
Reclames schoolgeld zullen in beslo
ten vergadering worden behandeld
Aangezien geen der leden iets vojor
de rondvraag heeft, wordt de openbare
vergadering door den Voorzitter ge
sloten, waarop de raad overgaat iu ge
heime zitting.
(Buiten verantwoordelijk
heid der Redactie).
'Men seint uit de school.
Het is niet eenvoudig in een dag\
bladartikel de lezers op de hoogte
te brengen, van de verslechtering die
't onderwijs hunner kinderen zal aan
tasten, in geval 't wetsontwerp Terp
stra te kwader ure mocht worden ppn-
genomen. i
In dit ontwerp zijn drie hoofdza
ken, die beknopt kunnen worden toe
gelicht, en die voldoende zijn, omi
het ingediende ontwerp in zijn war
re gedaante te zien.
Daar is ten eerste, wpt er voor
gesteld wordt inzake de opleiding van'
de onderwijzers. De in de wet 1920
geprojecteerde onderwijzersopleiding,
hoezeer ook nog verwijderd, van de
door de Bond van Ned. Ond. 'gte-
wenschte wetenschappelijke opleiding,
zooals de tegenwoordige tijd die
eischt, en zooals die in verschillende
landen reeds verwezenlijkt is, was
in 1920 teen stap in de goede richting.
Zij zou tenminste een einde maken'
aan die toestand, dat achttienjarige
jongelui worden belast met de op
voeding van een klas kinderen, en
maar moeten zien, na die zware
schooltaak zich vierder te ontwikke
len.
Helaas, de befaamde „nood der tij
den" wordt aangegrepen, om die
nieuwe opleiding, die in 1935 v£iir
kracht zou worden, geheel uit die wet
te schrappen. Dapr dit voorstel op
geen enkele wijze in verband te bren
gen is met de huidige crisistijd, be-
teëkent deze slooping van onze eer
ste goede onderwijswet niet anders
dan dat jeen betere opleiding' niet
noodig is, dat het dik in orde isj
wanneer onvoldoende ontwikkelde
achttienjarigen het moeilijke werk
voor de klas te verrichten krijgen.
Het laat doorschemeren hoe ,,in de
hoogere regionen" men zich den on
derwijzer denkt, die voldoende is voor
het onderwijs; 'tbewijst een gebrek
aan inzicht, wat betreft de eischen,
die aan den onderwijzer gesteld moe
ten worden in een cultuurstaat als
ons land stellig geacht wordt, te zijn.
De tweede belangrijke kwestie in'
dit ontwerp, waarover wij wat zeg
gen moeten, is het voorstel, om' de
voorwaarden voor het oprichten vari
bijzondere scholen te wijzigen. Het
betreft de kwestie der z.g.n. handtee-
keningen en der waarborgsom'.
De praktijk heeft geleerd, dat die
handteekeningen vaak lang niet altijd
een betrouwbare zaak was. Geen won
der dus, dat allerwegen stemmen op
gingen, om hierin verbetering te
brengen. Van de Commissie Rutgers
was een minderheid van niet mire
10. In antwoord op een opgewonden kreet
van Rob, daalde de professor neer in de put.
„Dit is werkelijk een wonderbaarlijke ontdek
king," riep hij uit, toen hij alles aanschouwde.
Rob hield de lantaarn voor zich uit en stapte
behoedzaam over de mooie voorwerpen die op
de vloer lagen, heen, naar een schitterend model
van een oud Egyptisch schip, voorzien van een
bemanning van slaven.
11. „We zullen dit stellig meenemen," zei
hij. terwijl hij samen met de professor het mo
del naar de voet van de schacht droeg, waar
een van de inlanders gereed stond, het aan te
pakken en te beuren in de hooger liggende kamer.
Met vele andere voorwerpen gebeurde hetzelfde.
12, De schatten moesten voorzichtig behan
deld worden en het duurde een heele tijd, voor
ze allen weggedragen waren. „Ik hoop, dat we
ze naar Cairo kunnen brengen," zei Rob. „Maar
'tis een heel eind weg en als de Bedouinen er
de lucht van krijgen, zullen ze stellig probeeren
ons te berooven."