Tweede Blad
Ho. 5171 Vrijdag 30 Oct
QSTER'
Zisïssmarf.
I
voor het Land
van Heusden en Altena
de Langstraat
en de Bommelerwaard
ZSjfèeti
RugpijnNieren Pillen
Kinderrubriek
FEUILLETON,
BEHOORENDE BIJ HET
Zorgen dragen het hunne bij tot ont
wikkeling van nierkwalen. De nieren
hebben toch reeds genoeg te doen met
hnn taak om het bloed te filtreeren van
de erin voorkomende onzuiverheden. Als
deze organen overbelast worden, is het
derhalve geen wonder, als zij hun werk
niet meer behoorlijk doen waardoor een
overmaat van urinezuur zich in het li
chaam kan ophoopen.
Dit urinezuur kan zich in den vorm
van scherp gekante kristallen afzetten en
rheumatiek, spit of ischias veroorzaken.
Soms vormt zich niergruis en vaak doen
zich urine- of blaasstoornissen voor.
Maak bijtijds gebruik van Foster's
Rugpijn Nieren Pillen. Deze kunnen trage
nieren weder opwekken en versterken,
het overtollig urinezuur afvoeren en een
einde maken aan uw kwalen
Bij alle drogisten enz. fl.75 p. flacon
den meer moeite dan de kleine Stumps,
om door het dichte struikgewas heen
te dringen, doch toen ze eindelijk op
de plek aangekomen waren, waar
Stumps, luid blaffend, naar beneden
keek, keken ze hun oogen uit. Want,
daar beneien in den kaidie half met
water en d .rre takken gevuld was, zat,
zachtjes jankend.... een klein bruin
beertje Teen het beertje, dat hoog
stens een half jaar oud was de kin
deren ontdekte, begon het nog luider
te piepen en jankende geluiden te ma
ken, alsof het om hulp vroeg. De kin
deren zagen, dat het beertje vergeef-
sche pogingen aanwendde om tegen
de steile rotsblokken op te klimmen,
zoodat het hier waarschijnlijk nog heel
lang had moeten blijven en erge honger
had moeten 1 Ijden, als de kinderen hun
eigen wil gevolgd hadden en niet op de
dringende waarschuwing van Stumps
hadden gelet. Achteraf waren ze nu
erg Blij, dat ze met Stumps waren mee
gegaan en hun eigen plezier hadden
opgegeven. Ze maakten een stevig dik
touw, dat Tom als een echte padvinder
over zijn schouder gedragen had, stevig
aan een rotsblok vast, waarna Tom
voorzichtig in de diepe kuil naar be
neden klauterde en zich daarbij vast
hield aan het touw. Het beertje kwam
met koddige onbeholpen bewegingen
naar Tom geklauterd en het leek wel,
of het zijn vreugde over zijn redding
wilde betuigen door zijn kleine zwarte
vochtige neus in Tom's hand te duwen.
Het beertje liet zich gewillig door
Tom oppakken en legde z.jn harige dik
ke pooten om Tom's hals. Heel voor
zichtig klauterde Tom met zijn zware
last, zich met één hand aan het touw
vasthoudend, weer omhoog. Toen hij
eindelijk weer behouden op den be-
ganen grond stond en het beertje had
neergezet, riep Margaret uit: O Tom,
ik heb nog iets lekkers voor het beer
tje. Tante heeft me een handjevol klon
tjes van het ontbijt meegegeven
Margaret haalde de klontjes te voor
schijn en het kleine beertje, dat heele-
maal geen aanstalten maakte om weg
te loopen, doch net als een mensch,
op zijn achterste pooten bleef zitten, en
met zijn kleine schrandere oogjes al
hun bewegingen volgde, hapte gulzig
een klontje op en likte zich de iippen
af. Stumps, die eerst wat om het beer
tje had heengeloopen en luid had ge
blaft, bleef stokstijf staan en keek de
kinderen aan, alsof hij zeggen wilde:
„Hoe heb ik het nu? Krijg ik niets?"
Nu, het duurde niet lang of Stumps had
ook zijn klontje beet.
Toen Tom zich gereed maakte om
het touw, dat nog steeds in den kuil
hing op te trekken in zich daartoe over
den rand van den kuil heenboog, gaf
hij plotseling een schreeuw en riep
uit: „Kijk eens Margaret, er zit nog iets
in den kuil
Margaret kwam aangeloopen en keek
in de richting, die Tom met z'jn vin
ger aanwees. Op de plek, waar het
beertje gezeten had, stond geen water.
Er was daar een kleine verhooging van
den bodem en daar, verscholen onder
een paar takken, zagen de kinderen iets
wonderlijks. Er lag een half-vergane
lap van z.g. wasdoek. Blijkbaar was
het een pakje geweest, dat waarschijn
lijk wel door de bewegingen var» het
beertje was open gegaan. En toen de
kinderen goed keken, zagen ze, dat er
een paar groote stukken van een vreem
de gele, dofglanzende steen in zat. Ten
minste, zoo leek het uit de verte ge
zien.
„Dat lijkt wel gouderts riep Tom
uit, ,rals het geen nuggets zijn (Nug
gets zijn klompjes zuiver goud.) Wacht
ik zal naar beneden gaan en het pakje
ophalen Voor de tweede keer daa'ae
Tom nu in den kuil af en even later
klauterde hij weer naar boven met het
pakje met de „steenen" zorgvuldig in
zijn bloes gestopt. Boven bekeken de
kinderen onder ademlooze spanning hun
vondst. In totaal waren er 6 groote en
kleine „steenen, waarvan de grootste
wel bijna een kilo woog. „Ik geloof
vast, dat het goud is," riep Tom uit,
„het heeft zoo'n eigenaardige kleur,
dat vergissing haast onmogelijk is. La
ten we maar gauw naar huis terug
gaan
(Wordt vervolgd).
Vervolg Raadsversiag WIJK.
De heer v. d. Velden merkt op, dat
in de vorige vergadering is gezegd,
dat B. en W. over deze kwestie niet
tot overeenstemming konden komen.
De monteur heeft een salaris van
f 600, als hij in een maand 2 weken
3 dagen per week voor het bedrijf
werkt en 2 weken 2 dagen, dan komt
hij aan 10 dagen in de maand, dus
120 dagen in het jaar en verdient
dan een daggeld van f 5,De ad
ministrateur heeft f350, werkt deze
8 dagen per maand voor het bedrijf,
dan komt hij aan 90 dagen per jaar
en komt dus nog niet aan f 4.per
dag. Spr. zou de vraag willen stellen
Beste jongens en meisjes.
De oplossingen der vorige raadsels
zijn:
1. Museum, Barend, ster Uden.
2. Boek, neem daaruit de e weg, dan
is het Bok.
De nieuwe raadsels zijn:
1. Wie kan van de volgende letters
een plaats in Noordbrabant ma
ken? BDEEEEGGINRRRTU.
2. Welke paarden eten geen haver,
worden nooit bereden of beslagen
o fvoor een kar gespannen en zijn
in het water in hun element?
3. Wat breekt er nu eerder: een kop
je dat van de tafel valt, of een
glas, dat boven van een hoogen
toren naar beneden op de keien
valt?
OOM KAREL'.
IV.
Eigenlijk was hei geen echt hol, het t
was een kuil, waarom heen een aantal j
groote ruwe rotsblokken lagen. Stumps
was het eerste door het boschje heen-
gedrongen en stond nu aan den rand j
van den kuil en keek naar beneden, i
terwijl hij luid kefte. De kinderen had-
De Toren van het Stadhuis te
's Hertogenbosch wordt thans
geëvenaard door het in aanbouw
zijnde gebouw van de Firma
Vroom Dreesmann.
Naar het Franscb.
tn m nr-
I>
11.
Hij vraagt aan Josette:
Waar is mama?
Mevrouw is in het vertrek van
mijnheer. Mijnheer wilde uw mama
spreken.
Gerard verbaast zich, doch een glim
lach van vreugde verspreidt zich over
zijn aangezicht.
Hij snelt naar de kamer van zijn va
der. De deur staat half open; hij stoot
haar geheel open, wil binnentreden,
doch slaakt eensklaps een hartverscheu-
renden kreet.
En met beide handen voor de oogen
om niets meer behoeven te zien, deinst
hij terug en roept:
Josette Josette; Help» Help;
Josette heeft het gehoord. Zij snelt
toe. Maar reeds heeft Gerard zich her
steld.
Hij knielt bij zijn vader neer en ter
wijl hij hem betast, bedekken zijn be
vende handen zich met bloed. Beau-
preault geeft geen teken van leven
meer.
Moeder Moedert 'tls verschrikke
lijk Mijn God! Mijn God!
Josette snelde haastig toe.
1
Gerard lag bij zijn vader neerge-
I knield die geen teeken van leven meer
I gaf-
Eensklaps stond hij op, ging naar
i zijn moeder en riep op hartverscheu-
renden toon: moeder J moeder:
f Hij nam haar in zijn armen; zij open
de de oogen en zag hem aan; hij uitte
een kreet van vreugd.
Mijnheer Collivet, mijnheer Collivet,
riep zij, toen zij hem zag.
Hij keert zich om.
Wat is er Josette? Wat deert je?
i Met doffe stem zeide zij: mijnheer j
is vermoordmevrouw sterft
'tWas of Collivet door een adder ge
beten werd. Hij had Josette niet goed
1 verstaan, of 't arme meisje was krank-
zinnig geworden.
Met doodsbleek gelaat volgt hij haar.
i Margaretha is intusschen weer tot
I zich zelf gekomen.
i Met strakken blik staart zij op 'tlijk
van haar echtgenoot.
Is 'twaar? Is het geen zinsbedrog?
Leeft zij dan werkelijk of droomt zij?
Gerard ligt weer geknield bij hetont-
I zield iichaam, Josette roept haar mees
ter voortdurend toe, doch te vergeefs.
Mijnheer isdood, zegt ze. Wij
moeten de justitie waarschuwen.
Collivet blrft zwijgend staan: 'tis ot
dat droef tooneel op hem geen indruk
maakt.
Dicht bij het lijk ligt de revolver,
waarmee de misdaad of de zelfmoord
begaan is. Josette, zegt hij eindelijk op
kalmen toon, raak 't lichaam niet aan,
laat de revolver op dezelfde plaats lig
gen de justitie wil dat; soms is een
voor ons onbeduidende kleinigheid voor
hen een leiddraad, om alles aan het
licht te brengen. Heb je dat begrepen,
Josette?
Ja mijnheerik zal uw raad
stipt volgen.
Ik ga naar den commissaris, en
zorg jij, dat mevrouw naar haar
kamer gaat.
Collivet vertrok met de meeste be
daardheid; aan den hoek der straat
stapte hij in een rijtuig.
Eenige minuten later traden de com
missaris en een inspecteur het huis van
Beaupreault binnen.
Margaretha was met Gerard in haar
kamer; Josette had ze weggezonden.
Ze leed verschrikkelijk.
Haar man was een schurk, een op
lichtereen slecht mensch.Maar
gaf dat haar het recht, zijn bloed te
vergieten? Zij had hem vermoord
Een stem in haar binnenste, die zij
niet tot zwijgen kon brengen, riep haar
voortdurend toe:
Je hebt hem vermoord... vermoord...
En 'tis de vader van je zoon
Zij bedekte haar oogen met de han
den, om 't afschuwelijk schouwspel niet
te zien, 't uitgestrekte lichaam, badende
in bloed.
Zij trok de handen van de oogen en
staarde Gerard lang aan.
Haar zelfbeheersching keerde terug,
en zij overlegde wat zij moest doen
in het belang van haar lieveling.
of deze dagge'den als voldoende mo
gen worden beschouwd.
De heer v. d. Moorden meent, dat
de vraag gesteld moet wo den of de
werkzaamheden behoorlijk betaald
worden. Het is waai' de werkzaamhe
den zij 1 beduidend meer lan bij het
begin r unner aans:elling. Om zich op
de hoogte te stellen heeft spr. zich
tot den monteur gewend en heeft de
zen gevraagd hoeveel dagen hij voor
het bedrijf moest werken en deze
zeide, dat hij üaarvoor 3 dagen per
week noodig had. Zoover spr. kon na
gaan had de monteur alles behoorlijk
in orde en kan hij aan de hand van
zijn boeken zijn beweringen staven. De
vraag is nu, is het loon voor het
werk redelijk, spr. zou den administra
teur dezelfde vraag willen stellen, hoe
lang moet deze voor het bedrijf wer
ken
Hier werkt
De heer Bouman administrateur
verklaart, dat hij dit niet zoo ineens
kan zeggen, maar van tweeën een,
zijn salaris is bij de aanstelling te
hoog geweest of het is nu te laag.
De heer v. d. Mooren meent, dat
dit buiten beschouwing kan blijven
de vraag is of het loon nu redelijk is
voor het werk dat er voor moet
worden verricht.
De heer Roza heeft ook een on
derzoek ingesteld en wel bij een
P.N.E.M.-agent in een andere ge
meente waar het bedrijf in handen
van de P.N.E.M. is overgegaan. De
lengte van het net bedraagt in die
gemeente bijna het dubbele van de
lengte in deze gemeente, de monteur
komt in die gemeente niet aan f iooo.
Spr. beeft toen bij zich zelf gemeend,
dat hij niet met 'n voorstel mocht ko
men om het salaris voor den mon
teur hier te verhoogen. Voor den ad
ministrateur kon spr. geen gegevens
krijgen, omdat de administatie door
de P.N.E.M. zelf wordt waargenomen.
De heer Sodderland meent, dat het
niet veel zegt, dat het net uitge
strekter is hoe staat het met de aan
sluitingen.
De heer Roza zegt, dat het aantal
aansluitingen in die gemeente 350
bedraagt.
De hr. v. Wijk acht de werkzaamhe
den v. d. monteur behoorlijk betaald,
als deze 3 dagen per week voor het
bedrijf werkzaam is, dan moet daar
bij niet uit het oog worden verloren,
dat er wel 2 dagen bij zijn, dat een
loopjongen de werkzaamheden ver
richt. Het is spr. zelf overkomen,
dat de monteur een kleine jongen
stuurde, die hij terug stuurde met de
boodschap, dat de monteur zelf moest
komen ot al thans iemand moest stu
ren, die meer mans was. 4 gld. is in te-
genwoordigen tijd, waarin goed of
kwaadschiks, de loonen zullen moe
ten gaan zakken een behoorlijk loon.
De monteur heeft ook de leverantie
voor het bedrijf en heeft daarvan
ook zijn percenten. De algemeene toe
stand leent zich op 't oogenblik slecht
voor loonsverhooging.
De heer v. d. Velden zegt, dat de
heer v. Wijk f 4, een goed loon noemt,
men kan een monteur evenwel niet
felijk stellen met een gewoon arbei-
er.
De heer v. Wijk merkt op, dat de
ze ook slechts f 2 verdient.
De heer Roza zegt, dat de monteur
is aangesteld onder voorwaarde, dat
hij het teren en verven der palen ook
moest verrichten. Het gem.-bestuur
heeft dit evenwel van zijn schouders
genomen en voor rekening van het
bedrijf doen verrichten, hierin schuilt
dus ook een loonsverhooging. Zeker
hebben zoowel monteur en administra
Als zij hem de waarheid zeide, dan
onteerde zij den vader tegenover den
zoon. Moest zij hem zeggen, dat zijn
vader een schurk was?
Of moest zij hem in den waan lafen,
dat zijn vader een goed mensch was,
moest zij leugens bedenken, om die
steeds op te disschen tot aan haar
dood?
Zij was reeds voornemens tot hem
te zeggen: ik heb hem gedood, ver
dedig je moeder; maar zij bedacht zich,
neen dat was te verschrikkelijk. Nooit
zou zij daartoe den moed bezitten; haar
geheele leven zou dan een keten van
leugens worden.
Gerard, verwonderd over haar zwij
gen, vroeg:
Waarom zegt u niets moeder?
Omdat ik iets bepeins, omdat ik
mijzelf afvraag, wat ik moet weten.
Weet u niets?
Zeker
Hoe hebt u den dood van vader
ontdekt
Collivet liet mij weten, dat je va
der mij wilde spreken.
Verwonderde u dat niet?
Neen. Want ik had vader reeds ge
sproken en wist, dat hij van middag
terug zou komen. Toen Collivet mij
dus bericht zond ging ik dadelijk naar
het kantoor.
Zij hield op, alles wat zij nog gezegd
had, was de waarheid; maajr nu, nu
moet zij liegen.
En toen moeder?
Meer weet ik niet mijn jongen,
je vader lag op den grond. Bij het zien
van zijn bebloed lichaam duizelde ik,
ik verloof mijn bewustzijn en toen ik
weer tot mijzelf kwam, was jij bij mij,
teur hun werkzaamheden steeds goed
verricht, klachten kwamen daarover
nooit. Ook is het waar, dat het aan-
a! afnemers is '.oegenomen en dat bei
den daarvoor hun best hebben jgie-
daan, doch ook onder andere ambte
naren zouden de aansluitingen zijrt
toegenomen.
De heer Bouman zegt, dat beide
vertrouwde menschen zijn.
De heer Roza zegt, dat dit niets
gieeft, als ambtenaren gappen zijn ze
ook te vertrouwen.
De heer v. d. Velden zegt, dat de
ambtenaren te vertrouwen zijn zoolang
men ze niet kent.
De heer Roza merkt op, dat nie
mand iets ten nadeele, noch van
monteur of administrateur zal zegj-
gen. Als üe rijd anders was zou spr.
zeggen geef beiden salarisverhooging?
doch op dit oogenblik zou het bi»
de ingezetenen in slechte aarde val
len. 1 1' "1
v. Wijk. Dat heb ik ook gezegd.
Roza. Wat u zegt kan ik ook ten
volle onderstrepen.
Voorzitter. Zoolang het net ndet
rendabel is kan mijn inziens niet
over loonsverhooging worden ge
dacht.
Roza. Dat moet mijn inziens bui
ten beschouwing blijven.
v. Wijk. Dat de ambtenaren het
bedrijf hebben opgewerkt, ligt niet
aan de ambtenaren alleen, dat ligt
daarin dat electriciteit een eisch varf
den tijd wordt, evengoed als de ra
dio, ae "menschen kunnen er niet
meer buiten.
De heer v. d. Mooren noemt een
goede bediening een reclame.
De heer Bouman acht wethouder
Roza het beste instaat om de zaak
te beoordeelen, deze is het beste mfet
het bedrijf op de hoogte. Er is vroe
ger eens gesproken om den monteur
in de vergadering te laten komen om!
een en ander toe te lichten,spr.
zou nu den monteur daarvoor hier
laten komen.
De Voorzitter acht dit niet noodig.
De heer Bouman erkent, dat het
op 't oogenblik een slechten tijd is
om over loonsverhooging te begin
nen.
De Voorzitter zal zijn voorstel om
geen verhooging te geven in oiw-
vraag brengen.
Dit voorstel wordt aangenomen met
vier stemmen voor, de heer Bouman
stemde tegen, terwijl de heer Sodder
land buiten stemming bleef.
De heer v. Wijk zegt, dat de smid
Verzijl hem heeft gesproken over aan
sluiting van een electrische motor^
voor zijn blaasbalg. De admistrateur
zegt, dat deze aanvraag nog in de
vergadering van B. en W. behandeld
moet worden.
Wijziging gemeente-begrooting '31.
Wordt gewijzigd volgens voorstel
van B. en W.
Wijziging begrooting der Ebbe.
B. en W. stellen voor f 1000 van
het batig slot der vorige rekening}
der Ebbe af te nemen en dit bedrag}
over te brengen op de begrooting!
1931. De Ebswoningen zijn geverfd,
welk karweitje is tegen gevallen.
De heer v. Wijk vraagt hoeveel dit
heeft gekost, waarop de Voorzitter
antwoordt van f 80 per woning.
De heer Roza vraagt of het niet
gewenscht is, dat ook nu reeds de
kwestie van de werkeloozenzorg
wordt besproken, of kan dit aan B.
en W. worden overgelaten
De heer v. d. Velden acht het
beter, dat de geheele raad daarin'
wordt gekend, dat deze daarvoor me
de verantwoording draagt.
De heer v. Wijk zegt, dat de kwes
tie van de radiodistributie nog niet
geheel is afgewerkt, de raad heeft wel
toestemming gegeven evenwel onder
voorwaarden nader door B. en W.
in overleg met v. d. Pol vast te stel1-
mijn
jongen.
Maa rmogelijk weet Collivet iets.
Hij heeft vader het laatst gesproken,
hij zal wel iets wetenik ga tot
hemhij heeft u laten weten, dat
vader u wilde sprekenmijn vader
moet kort nadat hij met Collivet sprak,
vermoord zijn.
Zekerfluisterde zij.
Want toen u binnenkwam, was vader
doodO, de justitie zal den geheim-
zinnigen sluier spoedig opheffen.
Je spreekt van een misdaad, Ge
rard, maar er kan ook zelfmoord ge
pleegd zijn.
Daaraan had Gerard in het geheel niet
gedacht.
Met bevende stem vervolgde hij:
Mijn vader zou de hand aan zich
zelf geslagen hebben, en waarom?
Sinds lang knelde mij die gedach
te; sinds lang was vader afgetrokken
ziek naar geest en lichaam. Die toestand
heb ik voor u verborgen gehouden.
Je vader leed in vele ondernemingen
zware verliezen. Concurrenten met meer
energieminder eerlijkdan hij,
voerden een strijd met hem op leven
en doodhet eene verlies volg
de 't anderevader verloor zijn for
tuin, zijn crediet,zijn vrienden lie
ten hem geheel en al aan zijn lot over,...
dat ontmoedigde hemHad hij nu
den storm het hoofd geboden, mis
schien zou hij overwonnen hebben, maar
hij liet den moed zinken. Ik1 wist dat
alles, en toen ik hem bij mijn binnen
treden op den grond zag uitgestrekt,
begreep ik alles
(Wordt vervolgd.)
Nieuwsblad
IV.
Gerard keert van school terug op
het oogenblik, dat dit drama afgespeeld
is.
U leeft, moederu leeft
Josette ijlde b j bet zien van dat vree-
selijk schouwspel naar de kantoren, en
riep om hulp. A'leen Collivet zat nog
achter den lessenaar, geheel verdiept
in zijn werk. Hij scheen noch het roe
pen van Gerard, noch dat van Josette
gehoord te hebben.
het geeft meer weerstand
tegen kouvatten
Doezen i 25, 45 en 65 ets.