Tweede Blad
No. 5172 Woensdag 4 Not.
voor het Land
van Heusden en Altena,
de Langstraat
en de Bommelerwaard.
vf
FOSTER'S
BEHOORENDE BIJ HET
niet gebruikt.
De Voorzitter zegt, dat er altijd wel
een paar kleine uitgaven voor moeten
geschieden. Spr. zou daarom de post
handhaven.
De heer Hooijkaas wenscht het voor
stel van den heer Kanse'.aar te steunen.
In stemming gebracht wordt het ver
worpen raet 4 tegen 3 stemmen. Voor
stemden de heeren Kanselaar, v. Veen
en Hooijkaas.
De begrooting wordt hierop in ont
vangst en uitgaaf, met een post van
536.voor onvoorziene uitgaven, vast
gesteld op f26106.01.
Bij de rondvraag informeert de heer
v. Veen of al opgeschoten wordt met
de aanschaffing van een lijkwagen.
De Voorzitter antwoordt, dat dit stag
neert op een geschikte plaats. B. en
W. weten niet tot wie zij zich daarvoor
moeten wenden.
De heer Kanselaar merkt op, dat blijkt
dat B. en W. nog niemand gepolsd
hebben om een lijkwagen onder dak
te brengen. Als er moeite voor gedaan
wordt is er toch wel een plaats te vin
den, desnoods zekar in Poederoijen.
De Voorzitter belooft nogeens te zul
len informeeren.
Hierop wordt de vergadering geslo
ten.
Openbare Vergadering van den
Noordbrabantschen Waterschaps
bond in het Zuid-Hollandsch Koffie
huis te Breda, op Dinsdag 27 Oc
tober 1931, namiddag 2 uur.
Vervolg raadsverslag ZUILICHEM.
De Voorzitter geeft toe, dat het ach
teraf bezien beter ware geweest.
De heer v. Dalen zegt, dat toen niet
was te zien, dat de verpachtingen zoo
veel minder zouden opbrengen.
De Voorzitter zegt, dat aan de Boe
renleenbank gevraagd is, om de aflos
sing voor de leening, ten behoeve der
brandspuit van f1000 op f500 terug
te brengen, waarmede deze genoegen
neemt.
De Secretaris geeft hierop toeiich'.ing
op verschillende begrootingsposten. De
opcenten voor de personeele belasting
worden van 60 op 70 gebracht, gehe
ven zullen worden 50 opcenten op de
vermogensbelasting, 80 opcenten op de
fondsbelasting. Hoewel de gemeente er
op teruggaat, gaan de ingezetenen er
op vooruit, deze zullen f1500.min
der aan belasting hebben op te brengen,
als met de vorige gem. ink. belasting.
Opbrengst houtgewas is geraamd op
f600.grasgewas op f700.verder
zijn de uitgaven zoover verlaagd als
maar eenigszins mogelijk was. Op
den kapitaaldienst komt een post voor
groot f500.voor aanleg begraaf
plaats. De schuldenlast bedraagt slechts
f 3068.48 ten behoeve der spuit. B. en
W. zouden de aflossing hiervoor reeds
voor 1931 op f500 willen brengen, om
daardoor het batig slot te verhoogen
of het nadeelig te verlagen.
De heer Hooijkaas vraagt of het niet
mogelijk is, om met het polderbestuur
in overleg te treden voor werkverschaf
fing. Kon men de werkeloozen op die
manier in den polder laten werken, dan
werd nuttig en productief werk ver
richt. Als de polder 50 pCt. betaalde,
de gemeente 25 en het rijk de rest,
dan kostte het voor de gemeente niet
zoo overdreven veel. Spr. acht het wel
moeilijk, nu een groot bedrag daarvoor
op de begrooting te brengen, het was
beter geweest als B. en W. eerst over
leg hadden gepleegd met het polder
bestuur. Spr. vraagt of het niet moge
lijk is f1000 hiervoor op de begrooting
uit te trekken en de opcenten op de
fondsbelasting daartegenover te verhoo
gen.
De Voorzitter zegt, dat B. en W. al
eerder op rijkssteun hebben aangedron
gen, doch de werkeloozen van Zuiii-
chem werden toen niet aangemerkt als
crisis-werkeloozen, daarbij is 't ook de
vraag of de polder er mee accoord zal
gaan.
De heer Hooijkaas zou toch een be
drag, als was het slechts f 250 op de
begrooting willen brengen.
De Voorzitter merkt op, dat de, op
centen op de fondsbelasting reeds op
80 zijn gebracht, alleen in zeer bijzon
dere gevallen mag daarboven worden
gegaan, het is de vraag of de gemeente
Zuilichem daarvoor toestemming zal
krijgen, bovendien vreest spr., dat geen
lïjksuitkeering zal worden verkregen.
Het eenige is, dat de opcenten voor de
personeele belasting omhoog worden
gebracht.
De heer v. Veen acht het idee voor
den polder wel doenbaar of men even
wel in dezen zin zal willen meewerken,
is een vraag, meent spr.
De heer Hooijkaas meent, dat met
wat goeden wil best wat gedaan kan
worden.
De heer Van Veen vreest, dat
wel wat gedaan zal moeten worden,
de aangegeven weg lijkt spr. voor de
gemeente het goedkoopst.
De heer v. Dalen zou, als het voor
den polder was, er wel voor zijn, doch
nu gaat men werk verrichten voor groo-
te landeigenaars.
De heer v. Veen geeft dit toe, maar
in de eerste plaats profiteeren daarvan
toch de ingezetenen. Na 1916 is er aan
de slooten niets meer gedaan.
Besloten wordt een bedrag van f250
op de begrooting te brengen, waarvoor
de opcenten voor de personeele be
lasting met 10 verhoogd zuien werden
en de raming van kwade posten met
f100 zullen worden verminderd.
De heer Kanselaar zou de f 10.voor
de Burgerwacht schrappen. Spr. acht
deze post niet noodig, hij wordt toch
Vervolg en slot.
Een tweede taak waar spr. op wijst,
is een taak van socialen aard. Er is
groote werkeloosheid, zegt spr., en de
zorg daarvoor ligt volgens ons Staats
bestuur bij den staat en de gemeenten,
de waterschappen hebben dien zorg niet,
doch is het een groot sociaal belang,
als de waterschappen zich hiermede
gaan bemoeien, door objecten van werk
verschaffing te verkrijgen, er zal dan
wel een offer van de inge'anlen wor
den gevraagd, doch dat is betrekkelijk
gering, immers zou men in gewone
omstandigheden bij uit te voeren wer
ken 100 pCt. moeten betalen, thans
is dat door subsidie's terug te brengen
tot 40 pCtl. a 50 pCt. Spr. deelt mede,
dat door den Bond een commissie voor
werkverschaffing en werkverruiming is
ingesteld, welke doof hem is geïnstal
leerd en waarvan de werkwijze door
de dagbladen reeds uitvoerig is mede
gedeeld. Hij eindigt zijn openingsrede,
door op samenwerking onderling aan
te dringen.
Hierna krijgt de heer Ir. Kriigers het
woord, die behandelt het onderwerp:
„De ontwatering van Noordbrabant,
wenschen en bezwaren."
Spr. zegt, dat ongeveer 2 jaar gele
den dit onderwerp is behandeld door
Ir. Bongearts, doch meer bezien uit
een rivierkundig oogpunt, doch thans
wil hij het behandelen uit een cultuur
technisch oogpunt. Wanneer men
spreekt over Brabant stelt men zich
voor heide en ontginniiigen, met over
het algemeen een slechte ontwatering,
en inderdaad moet Brabant bij andere
provincies worden achtergesteld, wat
de ontwatering betreft.
Pas na de crisis van 1893 constateert
men een opbloei van de landbouwwe
tenschap. Toen leerde men kennen het
doelmatige gebruik van de kunstmest
stoffen en ging men betere cultuur
maatregelen toepassen, maar wilden de
ze nieuwe inzichten het hoogste ef
fect sorteeren, dan was betere ontwa
tering noodzakelijk. Gelukkig valt ook
in Brabant waatf te nemen, dat men
afwijkt van het oude stelsel van betee-
ling en behandeling der gronden.
Wanneer men een lijn trekt van Ber
gen op ZoomWouwDrongelsche ka
naal, liggen ten Noorden daarvan de
lage gronden en ten Zuiden de hooger
gelegen terreinen met een tweetal Peel-
ruggen vanaf Neer in Westelijke rich
ting naar Schayck zich afvlakkend en
verbreedend tot Oss. De Oostelijke rug
begint in België, zich voortzettend over
Tilburg naar de Loonsc'ne en Drunen-
sche duinen. De Peeldam, zijnde een
dijk tusschen Grave en Velp, dient om
bij aanvoer van de veel Peelwater te
beletten, dat de lage polders van den
Maaskant onderstroomen.
Bij de bestudeering van de afwatering
van geheel Noordbrabant, is een plan
overwogen een groot kanaal te graven
van Oost naar West, dit plan zou vol
gens spr. in principe juist zijn, doch
levert vele moeilijkheden, omdat het
kanaal zou gaan door hooge en lage
gronden. Een andere gedachte was om
de bestaande scheepvaartkanalen als de
Zuid-Willemsvaart en Wiihelminakanaal
als afwateringskanaal te gebruiken en
wel de Zuid-Wi:lemsvaart voor afwate
ring van de Dommel en het Wilh.
kanaal voor de afwatering van de Aa,
zonder overlast aan de scheepvaart te
bezorgen. De Zuid-Willemsvaart ligt ook
gunstig voor de Aa en daarom zijn
bij Beek en Stipdonk afvoerleidingen
aangebracht. Te ver doorgevoerde ont
watering is,volgens spr., vooral voor
veenachtige gronden niet wenschelijk,
daa rdie gronden dan te veel uitdrogen
en hun goede structuur verliezen. Spr.
wijst er ook nog op, dat vroeger de
gronden werden bevloeid, om de ach
ter gebleven slip als bemesting te be
nutten, thans zijn die inzichten geheel
gewijzigd, daair het gebruik van hulp
meststoffen alleen succes kan hebben,
indien goede ontwatering is tot stand
gebracht
Spr. zegt verder, thans in dezen cri
sistijd, verlaat men helaas te veel het
pad der intensiveering van den land
bouw, en blijven noodzakelijke ontwa-
teringswerken achterwege, door de kos
ten, maar, zegt spr., men mag niet bij
de pakken neer gaan zitten en her
innert aan het Fransche spreekwoord
„gouverner c'est prevoir". Ook de wa
terschappen hebben vooruit te zien,
want zeer zeker komt na dezen tijd,
weer een betere tijd, en dan moeten
de gronden in goede conditie zijn, doch
volgens spr. moeten de uit te voeren
werken in werkverschaffing economisch
te verantwoorden zijn. In 1920 is door
het ingenieursbureau Bongaerts een rap
port uitgebracht over de ontwatering
over de ontwerpen van de Peelstreek,
doch dit plan, waarvoor kostbare ka
nalen en werken tot stand moesten ko
men, waarvoor 65 millioen gulden noo
dig was, kon geen goedkeuring beko
men ,de vermeerdering der cultuurwaar
de werd gesteld op ongeveer 40 mil
lioen gulden, hetgeen echter door spr.
sterk in twijfel werd getrokken, volgens
zijne meening verdreven plannen tot
doel hebbende partieele aanbeveling.
Thans is voor de Peel een nieuw
plan ontworpen door de Heide Mij.
en spr. is van meening, dat men thans
op de goede weg is om een behoorlijk
geheel te verkrijgen. Spr. wijst nog
op de werken, welke in verband met de
Peel worden ondernomen door het Wa
terschap de Maaskant, welke ongetwij
feld tot verbetering zullen leiden. Ook
de Limburgsche beken zullen worden
verbeterd, welke kosten ongeveer 403
duizend gulden zullen bedragen. Als
beste oplossing noemde spr. een af
leiding van de verschillende Peelbeken
naar de Maas. De verbetering van de
„Groote Beek" bij Mill acht spr. on
doelmatig. Bij elk ontwateringsobject
moet men hier bedacht zijn op de
werking van de Beersche Overlaat, der
halve kan een ontwateringsplan zich
alleen uitstrekken tot drooglegging in
de zomermaanden, drooglegging in de
wintermaanden is dus uitgesloten.
Voor de afwatering van het stroom
gebied de Dommel en Aa maakt men
gebruik van de Z.W.-vaart en Wilhel-
minakanaal, terwijl men meer water wil
gaan afvoeren naar het Drongelsche
kanaal, doch dan zal dit kanaal aanzien
lijk moeten worden verruimd.
Het gebied van de Donge behan
delend, zegt. spr., dat dit de eenige
rivier in Brabant is, welke niet is afge
sloten, zij mondt uit in het beneden-
pand van het Wilhelminakanaal, in dit
gebied is extensieve cultuur en wei
nig akkerbouw, deze geheele streek van
eenige duzenden hectaren is aan den
„waterwolf" overgelaten en vraagt drin
gend om verbetering. De afsluiting van
de Donge is een zeer urgente zaak,
eveneens heeft de plaats van afsluiting,
hetzij aan den mond, hetzij bij deHil-
len langdurige debatten uitgelokt. Af
sluiting bij den mond heeft bezwaren
voor de scheepvaart, terwijl bij afslui
ting bij de Hilien de fabriek van de
P.N.E.M. waterbezwaar zal gaan onder
vinden, ondertusschen blijft het bij on
derzoekingen en maakt zich een revo
lutionaire geest meester van de beiang-
hebben, inmiddels loost Mark en Din-
tel hun overtollig water op de Donge,
hetgeen ook het geval is met het wa
ter van de Dommel, waardoor de toe
stand nog ongunstiger wordt.
Aanbeveling zou het volgens spr. ver
dienen, het Dommelwater van de Don
ge gescheiden te houden, door het Wil
helminakanaal westelijk van Geertrui-
denberg doo rte trekken naar den Amer.
De afsluiting van de Donge houdt nauw
verband met de werken voor afsluiting
van den Biesbosch en 't Oude Maasje.
Het Oude Maasje zegt spr., is de oude
arm van de Bergsche Maas, de over
strooming der gronden aldaar is ge
ring, terwijl afwatering plaats heeftop
het Zuiderafwateringskanaal, met een
Rijksbemaling aan het Keizersveer, uit-
Dit jaar geen catarrh!
wonne u
25, 45 en 65 ets.
gesloten de polders van Baardwijk en
Waalwijk. In het Zuiderafwateringska
naal is de waterstand over het alge
meen te hoog, terwijl spr. overname
der Rijksbemalingen aanbeveelt. Afslui
ting van het Oude Maasje kan uit cul
tuur technisch oogpunt worden aan
bevolen als de sluizen bij lage water
stand geopend blijven. Van de water
schappen kan alleen medewerking wor
den verkregen, als het Zuiderafwate
ringskanaal in Oostelijke richting wordt
doorgetrokken om de polder Baardwijk
en Waalwijk af te wateren. Ten noor
den van de Bergsche Maas heeft men
de groote afwaterings waterschappen
als Noorderafwateringskanaal, Viercan-
schen Boezem, Zevenbanschen Boezem,
de Werkenschen Boezem en den Alm
Boezem. Het Nocrierafwaterings! ana 1
is gegraven bij de graving van de
Bergsche Maas, terwijl een groote Rijks
electrische bemaling werd gesticht. De
ze Rijksbemaling heeft het groote na
deel, dat zij alleen dan gaat werken
als de Maas te Grave een zekere hoogte
heeft bereikt. Dit is met de nieuwere
inzichten van den landbouw in strijd,
men wil immers het water in de pol
ders zoo laag mogelijk houden, hetgeen
op deze wijze niet is te verkrijgen, daar
om verrijzen overal kleinere gemalen,
gesticht door de waterschappen zelf.
Volgens spr. is in deze streek
nog veel te verbeteren, men is
er over het algemeen te vlug tevreden,
terwijl spr. de waterstand in de pol
ders nog te hoog vindt, ook de boe-
zcmgemalen behoeven versterking,
j Bij het gebied van den Biesbosch
zegt spr. is de ontwatering van de
orde, dus de dijken dienen allereerst
de aandacht. Het verdient aanbeve
ling voor dit gebied een dijkwater-
schap op te richten, omvattende alle
gronden, terwijl een doorgaande be
dijking noodzakelijk is. Reeds thans
is volgens spr. gewenscht, dat hier
toe wordt overgegaan, een en an
der zal in overleg met het waterschap
„de Donge" moeten geschieden. Ver-
I volgens behandelt spr. het Westelijk
j deel van Brabant en wel de stroom
gebieden van de Mark en den Vliet.
Men kan dit gebied in 2 deelen schei
den n.l. gebied Boven Breda en Be
neden Breda, het eerste gebied heeft
sterk verval, het tweede gebied klein
verval. De Vliet is verdeeld in twee
panden, terwijl de polders loozen op
het beneden pand. Er is een hoofd-
spuiinrichting bij Dintelsas, hoe men
Z. W. heeft men lagere waterstanden
aan Overstroomingen hebben plaats
in het gebied van „de Haagsche
Beemden".
De Mark en Dintel zijn beide aan
den mond afgesloten. Het beneden
pand heeft vaak te veel water, over
wogen werd een nieuw kanaal te gra
ven naar de Eendracht, doch de oe.s-
tercultuur maakte hiertegen bezwaar,
zoodat een kleine oplossing is gevonden
doo rde bestaande vaarten te verbe
teren.
Overwogen wordt een nieuw afwate
ringskanaal van de Mark over Ter-
heïjden naar de Amer, terwijl sommigen
van meening zijn, dat dit kanaal over
bodig zal zijn als een verbinding komt
van Antwerpen naar Moerdijk. Het is
volgens spr. een billijke wensch van
W. Brabant, dat met de groote ontwa
teringsobjecten rekening wordt gehou
den met de belangen van W. Brabant.
De toestand van de polders aan het
Hollandsch Diep noemde spr. goed.
Vervolgens bezag de heer Krügers
de ontwateringswerken in het licht van
de huidige crisis en werkeloosheid. Hij
is van meening, dat productieve werk
verschaffingsobjecten moeten worden
gezocht.
Op dit gebied is in Brabant nog
heel veel te doen, en hier is voor
den Waterschapsbond nog een mooie
taak weggelegd. Indien waterschap
pen tot ontwateringswerken overgaan,
moet worden toegezien, dat de inge
landen hunne verplichtingen! ten! aan
zien van da slooten nakomen. Ook
de ruilverkaveling! kon bij uitvoering
der werken van belang zijh, terwijl
de oprichting van een N. V., voor een
bepaald gebied, om tot betere toe-
standen te geraken zijn nut kan heb-
i ben.
1 Als tweede spreker trad op de heer
P. J. Smits chef van de afd. War
terstaat van 'de provinciale griffie te
's-Hertogenbosch.
Het administratieve beheer ver
heugt zich steeds meer in een groo-
tere belangstelling. Vroeger waren er
in Brabant slechts twee groote wa
terschappen, n.l. „Mark en Dintel"
en „Roozendaalsche en Steenberg^
sche Vliet". In de laatste jaren zijri
er meerdere groote waterschappen in
het leven geroepen o.a. „de Maas
kant", „de Donge", „Beneden Don-
ge", „de Dommel en Aa" enz., ter
wijl een groot aantal kleinere water
schappen bestaat.
Er is een drang om diei kleine wa
terschappen te vereenigen tot een groot
waterschap, zooals ook het geval is
met de kleinere gemeenten, om die
te brengen tot een groote gemeente,
terwijl in het particuliere leven de vor
ming van trust en kartel op samenvoe
ging wijzen. Bij groote waterschappen
is de moeilijkheid de heffing van den
omslag. Men heeft getracht de inning
gemakkelijker te maken door de ge
meenten in de lasten te laten deelen,,
zoodat ook andere inwoners dan eige
naren van gronden betaalden, en werd
afgeweken van het grondbeginsel, dat
de waterschapslasten kleven op den
grond. Slechts éénmaal is op een der
gelijke maatregel de goedkeuring door.
den Kroon verkregen, doch een vol
gende keer werd door den Minister,
tegen een zoodanige maatregel bezwaar
gemaakt, zijnde administratief en juri
disch niet toelaatbaar.
Uitvoerig bespreekt de heer Smits de
classificatie, waarbij de lagere gronden
zwaarder worden belast dan de hoogere
13. Toen eindelijk de kostbare schatten op
de ruggen van de kameelen geladen waren en
de onderzoekers hun zitplaatsen ingenomen had
den, rezen de kameelen op uit hun geknielde
houding en werd de terugreis door de woestijn
aangevangen.
Ze hadden een eindje afgelegd, toen de zon
verduisterd werd door een mosterdkleurige wolk,
die op hen afjoeg. Ze werden bedreigd door
het verschrikkelijke gevaar der woestijn, de zand
storm.
14. In zenuwachtige haast reden ze naar de
ruïne van een tempel die gelukkig dicht in de
buurt was. Het dwarrelende zand suisde in
hun ooren, terwijl ze zoo snel mogelijk voort-
renden.
15 „Precies op tijd," schreeuwde Rob, toen
hij en z'n metgezellen afstegen en een schuil
plaats zochten tusschen de steenmassa's, die
beschutting boden tegen het dreigende gevaar.
Daar zaten ze, neergehurkt op de grond en keken
naar het dwarrelende zand.
Jtienwjblad
is al te vaak oorzaak
van slechte spijsvertering
en verstopping. Neem
meer beweging en ge-
gebruik Foster's Maag-
pillen, het afdoende
laxeermiddel.
f 0.65 per Flacon.
igzaawaeaswmmr u h naBfeWBr^ramrrapiaigBagMBitiagvy^
neemt.